direct naar inhoud van Regels
Plan: Knibbelweg 73-75, Zevenhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpKnibbelweg7375-Va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Knibbelweg 73-75, Zevenhuizen ' met identificatienummer NL.IMRO.1892.BpKnibbelweg7375-Va01 van de gemeente Zuidplas;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroepen:

het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning;

1.7 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijf:

een onderneming waar bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd conform de Lijst van bedrijfsactiviteiten;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.11 bedrijfsmatige activiteiten:

activiteiten, behorende bij een bedrijf, dat ter plaatse toegelaten wordt;

1.12 bestaand:

bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;

bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 dienstverlening:

dienstverlening met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/ telegraaf-/ telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige activiteiten;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 hoofdmassa:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.25 kantoor:

een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/of het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi)overheidsinstellingen, al dan niet met een publieksgerichte baliefunctie;

1.26 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met maximaal één gesloten wand;

1.28 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.29 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 voorgevel:

een naar de openbare weg toegekeerde gevel van een hoofdmassa;

1.31 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, zoals gewijzigd bij de Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007, 271 (grondexploitatie), inclusief de door de Tweede Kamer op 1 januari 2008 aanvaarde wijzigingen in het kader van de Invoeringswet (TK 2007-2008, 30 938, A).

1.32 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.33 Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.5 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opslag en transport, behorende bij een bedrijf zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten Functiemenging (categorie A en B) ;
  • b. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten Functiemenging (categorie A en B), met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” (bw) uitsluitend een bedrijfswoning in combinatie met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m2, is toegestaan;

alsmede voor:

  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen en erven;
  • g. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
  • h. duikers;
  • i. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten van brandstoffen.
3.2 Bouwregels
3.2.1

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd, met dien verstande, dat de verschillende bedrijfsunits een oppervlakte mogen hebben van maximaal 300 m2.
3.2.2

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • b. de minimaal aan te houden afstand van bedrijfsgebouwen tot de doorgetrokken achtergevel van de bedrijfswoning bedraagt 2,5 meter.
3.2.3

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen van 10 meter;
  • d. de minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 meter;
  • e. de maximale inhoud bedraagt 750 m3.
3.2.4

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter tot een absoluut maximum van 4 meter;
  • b. de bouwwerken moeten worden gebouwd in het bouwvlak of op het bij de woning behorende erf op minimaal 3 meter achter de (verlengde) voorgevel(rooilijn) van de woning.
3.2.5

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale goothoogte voor bijgebouwen bedraagt 3,5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte voor bijgebouwen bedraagt 5,5 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overkappingen bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt 70 m2;
  • e. de bijgebouwen moeten worden gebouwd in het bouwvlak of op het bij de bedrijfswoning behorende erf op minimaal 3 meter achter de (verlengde) voorgevel(rooilijn).
3.2.6

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen en damwanden mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak of op het bij de bedrijfswoning behorende erf;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot 3 meter achter de (verlengde) voorgevel(rooilijn) maximaal 1 meter;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 1 meter;
  • e. de bouwhoogte van damwanden bedraagt maximaal 1,50 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van detailhandel en dienstverlening (zoals kantoren, horeca, administratieve en publieksgerichte dienstverlening), een beroepsmatige activiteit in een woning daaronder niet begrepen als bedoeld in 3.1 sub b;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. risicovolle inrichtingen;
  • e. opslag en verkoop van vuurwerk;
  • f. wonen, met uitzondering van een bedrijfswoning als bedoeld in 3.1;
  • g. het uitvoeren van productieactiviteiten en/of laad- en losactiviteiten tussen 19.00 en 7.00 uur;
  • h. buitenopslag;
  • i. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van de omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1, sub b, ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1, sub b, niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten, Functiemenging worden genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Om dit te kunnen beoordelen wordt voorafgaande aan het afwijken advies ingewonnen bij de Omgevingsdienst.

 

Artikel 4 Wonen - Lintzone

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Lintzone' aangewezen gronden zijn bestemd voor lintbebouwing ten behoeve van:

  • a. bestaande burgerwoningen:
    • 1. met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen/ (open) erven, brandgangen, in- en uitritten;
    • 2. in combinatie met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m2;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de waardevolle openheid en structuur van de lintzone (laanstructuur);

alsmede voor:

  • c. toegangs- en ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
  • d. (boven- en ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • e. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterpartijen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en verkooppunten voor motorbrandstoffen;

met de daarbij behorende:

  • i. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. verhardingen;
  • k. bermen, bermsloten en greppels;
  • l. (boom)beplanting, oeverbeschoeiingen en overig groen;
  • m. straatmeubilair;
  • n. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers, overige kunstwerken, (infiltratie)voorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.
4.2 Bouwregels
4.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd.
4.2.2

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van de woning bedraagt, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, maximaal 750 m3;
  • b. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • c. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen van 10 meter;
  • d. de minimale afstand van de woning tot zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 meter;
4.2.3

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter tot een absoluut maximum van 4 meter;
  • b. de bouwwerken moeten worden gebouwd in het bouwvlak.
4.2.4

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale goothoogte voor bijgebouwen bedraagt 3,5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte voor bijgebouwen bedraagt 5,5 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overkappingen bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt 70 m2;
  • e. de bijgebouwen moeten worden gebouwd in het bouwvlak of op het bij de woning behorende erf op minimaal 3 meter achter de (verlengde) voorgevel(rooilijn).
4.2.5

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot 3 meter achter de (verlengde) voorgevel(rooilijn) maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 1 meter;
  • d. de bouwhoogte van damwanden bedraagt maximaal 1,50 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van detailhandel en dienstverlening (zoals kantoren, horeca, administratieve en publieksgerichte dienstverlening), een beroepsmatige activiteit in een woning daaronder niet begrepen als bedoeld in 4.1. sub a;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. risicovolle inrichtingen;
  • e. opslag en verkoop van vuurwerk;
  • f. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1

De voor 'Waarde - Archeologie', aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende (potentiële) archeologische waarden.

5.1.2

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met Waarde - Archeologie aangewezen gronden is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het voor zover zulks, gehoord de archeologisch deskundige, verenigbaar is met het belang van het archeologisch belang.

5.2 Bouwregels
5.2.1

Alvorens in het als (potentieel) archeologisch waardevol gebied een omgevingsvergunning wordt verleend, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport van archeologisch onderzoek over te leggen waaruit, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, blijkt dat het archeologisch belang in het gebied van het (bouw)plan niet wordt geschaad, dan wel op welke wijze dit belang kan worden gewaarborgd bij de uitvoering van het bouwplan. Het overleggen van een rapport van archeologisch onderzoek is echter niet vereist:

  • a. indien er naar het oordeel van burgemeester en wethouders al voldoende onderzoeksresultaat beschikbaar is;
  • b. indien met de bouw geen bodemingreep gepaard gaat;
  • c. indien de met de bouw (eventueel) gepaard gaande bodemingrepen in totaal een oppervlak van niet meer dan 50 m2 beslaan;
  • d. indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
5.2.2

In verband hiermee kunnen voorts nadere eisen of ontheffingen dan wel wijzigingen als bedoeld in de uit te werken bestemming of bij de uitwerking daarvan worden toegepast.

5.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de andere bouwwerken.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van verhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding meer bedraagt dan 10 m2;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • e. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
5.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien is gebleken dat de daar genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

5.3.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.3.4 Voorwaarden

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 5.1 genoemde doeleinden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de archeologisch deskundige.
5.3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' (geheel of gedeeltelijk) vervalt, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd dient vooraf een advies verkregen te zijn van de archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%.

8.2

Afwijking als bedoeld in artikel 8.1 is slechts toegestaan, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 9.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3 Uitzondering

Artikel 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 Uitzondering

Artikel 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Knibbelweg 73-75, Zevenhuizen'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 november 2013.

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………