Type plan: | bestemmingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Gouwe Park e.o. |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.1892.BpGouwepark-Va01 |
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | agrarische bedrijven in de vorm van veehouderijbedrijven; |
b | bedrijfswoningen; |
c. | behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke opbouw in de vorm van de bestaande karakteristiek van het gebied bestaande uit een kenmerkende afwisseling van parallel lopende weidepercelen met schei- en kavelsloten; |
d. | (dag)recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen, varen en vissen; |
met daarbij behorend(e): | |
e. | wegen en paden; |
f. | parkeervoorzieningen; |
g. | voorzieningen van openbaar nut; |
h. | groenvoorzieningen; |
i. | water en waterhuishoudkundige voorzieningen; |
j. | tuinen, erven en terreinen. |
met dien verstande dat: | |
k. | kassen niet zijn toegestaan. |
3.2 | Bouwregels |
3.2.1 | Algemeen |
Op of in de tot 'Agrarisch' aangewezen gronden gelden de volgende algemene bouwregels: | |
a. | gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd; |
b. | per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf toegestaan; |
c. | per agrarisch bedrijf is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan. |
3.2.2 | Gebouwen |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bouwregels: | |
a. | de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven. |
3.2.3 | Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken |
Voor het bouwen van een bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken gelden bovendien de volgende regels: | |
a. | de inhoud van een bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken, niet zijnde bedrijfsgebouwen, mag niet meer dan 750 m3 bedragen; |
b. | de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 respectievelijk 10 meter bedragen; |
c. | de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste volledige bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m, tot een maximum van 4 meter; |
d. | de goot- en bouwhoogte van bijbehorende vrijstaande bouwwerken mag niet meer dan 3 respectievelijk 5,5 meter bedragen. |
3.2.4 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels: | |
a. | de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
|
b. | de hoogte van hooibergen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoedersilo'smag niet meer dan 15 meter bedragen; |
c. | paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat:
|
d. | de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. |
3.3 | Nadere eisen |
Ter uitvoering en met inachtneming van het bepaalde in 3.2 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd bij de toepassing van de in dit artikel opgenomen bouwregels – mits een doelmatig gebruik niet onevenredig wordt geschaad – nadere eisen te stellen, ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke situering (bebouwings- en verkavelingkarakteristiek) van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het landschap te verzekeren. Deze nadere eisen mogen uitsluitend betrekking hebben op: | |
a. | de situering van nieuw op te richten bebouwing; |
b. | de nokrichting van de kappen van gebouwen. |
3.4 | Afwijking van de bouwregels |
3.4.1 | Afwijking realisatie schuilgelegenheid, melkstal of berging |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a en toestaan dat buiten het bouwvlak een schuilgelegenheid, melkstal of berging wordt opgericht, met dien verstande dat: | |
a. | de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen; |
b. | het grondoppervlak niet meer dan 50 m2 mag bedragen. |
3.4.2 | Afwijking bouwen buiten bouwvlak |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat: | |
a. | een doelmatige bedrijfsvoering een overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maakt; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuregels of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn te kunnen voldoen; |
b. | het bouwvlak niet verder mag worden overschreden dan vanwege milieuregels of dierenwelzijn noodzakelijk is; indien overschrijding om andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak aan één zijde met niet meer dan 500 m² worden overschreden; |
c. | de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt; |
d. | het leefmilieu van nabij gelegen woningen niet onevenredig wordt aangetast; |
e. | een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid ter toetsing wordt voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a en c van deze regel wordt voldaan. |
3.4.3 | Afwijking oprichten sanitaire voorzieningen |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder d, voor oprichten van sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie als bedoeld in 3.5.1 onder b, met dien verstande dat: | |
a. | de goot- en bouwhoogte niet meer dan 3 respectievelijk 4,5 meter mag bedragen; |
b. | de gezamenlijke grondoppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen. |
3.4.4 | Afwijking mantelzorg |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder a, voor het overschrijden van de maximaal toegestane inhoudsmaat, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat: | |
a. | het college tevens afwijkt van de gebruiksregels, zoals bedoeld in 3.6.1; |
b. | geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt; |
c. | de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt; |
d. | per woning niet meer dan één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend; |
e. | de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt en wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit. |
3.5 | Specifieke gebruiksregels |
3.5.1 | Toegestaan gebruik |
Onverminderd het bepaalde in artikel 15 is binnen de agrarische bouwvlakken het gebruik van gronden en bouwwerken toegestaan, indien het betreft: | |
a. | de verkoop aan huis van agrarische producten die binnen het bedrijf zijn voortgebracht, met dien verstande dat:
|
b. | kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
|
3.6 | Afwijking van de gebruiksregels |
3.6.1 | Afwijking mantelzorg |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15 onder h teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat: | |
a. | met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond; |
b. | aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is; |
c. | de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt; |
d. | geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt; |
e. | de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt; |
f. | per woning niet meer dan één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend. |
3.7 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
3.7.1 | Verbod |
Het is verboden op of in de gronden, vallend buiten het bouwvlak, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: | |
a. | het scheuren of frezen van grasland ten behoeve van andere gewassen dan gras- en voedergewassen voor gebruik op het bedrijf waar deze voedergewassen worden geteeld; |
b. | het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; |
c. | het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, tenzij het kavelpaden betreft ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering; |
d. | het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds; |
e. | het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; |
f. | het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant; |
g. | het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen, voor zover gelegen in de lengterichting van de kavels (dus geen dwarssloten). |
3.7.2 | Uitzondering |
Het verbod als bedoeld in 3.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: | |
a. | betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; |
b. | reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; |
c. | mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. |
3.7.3 | Voorwaarden en advies |
De in 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien: | |
a. | de cultuurhistorische, landschaps- en/of natuurwaarden hierdoor niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig wordt of kan worden verkleind; |
b. | vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een landschapsdeskundige. |
3.8 | Wijzigingsbevoegdheden |
3.8.1 | Wijziging vorm / oppervlak agrarisch bouwvlak |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde de vorm en/of het oppervlak van het agrarisch bouwvlak te veranderen vanuit een oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling, met dien verstande dat: | |
a. | een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling een verandering van vorm of oppervlakte van het bouwvlak noodzakelijk maakt; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuregels of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn te kunnen voldoen; |
b. | de oppervlakte met niet meer dan 20% mag worden vergroot, tenzij vanwege milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn een groter oppervlak noodzakelijk is; |
c. | geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied; |
d. | de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden beperkt; |
e. | een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ter toetsing wordt voorgelegd aan een agrarisch deskundige. |
3.8.2 | Wijziging bestemming na bedrijfsbeëindiging |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde de bestemming van een agrarisch bouwvlak na algehele bedrijfsbeëindiging van het ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf, te wijzigen, met dien verstande dat: | |
a. | wijziging ten behoeve van een van de volgende functies is toegestaan:
al dan niet in combinatie met wonen; |
b. | ingeval wijziging naar woonfunctie plaatsvindt, wijziging alleen is toegestaan met inachtneming van het volgende:
een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de (agrarisch) deskundige omtrent de vraag of aan het hier gestelde wordt voldaan; |
c. | ingeval wijziging naar een van de in 3.8.2. onder a genoemde functies plaatsvindt, met uitzondering van de functie wonen, wijziging alleen is toegestaan met inachtneming van het volgende:
|
d. | in aanvulling op het bepaalde in 3.8.2 onder b punt twee is het oprichten van nieuwe bebouwing toegestaan, indien de aanwezige bebouwing in een zodanig slechte staat verkeert, dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd of van de aanwezige bebouwing geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt, met dien verstande dat:
|