direct naar inhoud van 4.3 Milieuaspecten
Plan: Aansluiting A20 Moordrecht, reparatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BPA20reparatie-Va01

4.3 Milieuaspecten

In het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' zijn diverse milieuonderzoeken uitgevoerd. De belangrijkste conclusies, die ook gelden voor de gronden die deel uitmaken van het thans voorliggende bestemmingsplan, worden in deze paragraaf vermeld.

4.3.1 Bodem

Er is binnen het plangebied 'Aansluiting A20 Moordrecht' een milieukundig vooronderzoek uitgevoerd (Milieukundig vooronderzoek project locatie A20 te Moordrecht, IDDS, 07058806/CB/rap1, d.d. 31 oktober 2007). Daarbij is onderzocht of het voormalige, dan wel huidige, gebruik van de locatie mogelijk heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat het grootste deel van het plangebied kan worden beschouwd als 'onverdacht'. Er zijn wel enkele aandachtspunten voor vervolgonderzoek zoals de gedempte en te dempen sloten in het gebied.

4.3.2 Water

Gedurende het proces van planvorming van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is op een aantal momenten overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Vervolgens is watertoetsoverleg gevoerd tussen de provincie Zuid-Holland, de gemeente Moordrecht en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De randvoorwaarden vanuit het waterbeheer voor het verplaatsen van de aansluiting van de N456 op de A20 zijn hierbij afgestemd. Met deze randvoorwaarden wordt bij het realiseren van de nieuwe aansluiting rekening gehouden.

4.3.3 Geluid

In het kader van het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' is een geluidsonderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er geen sprake is van reconstructiesituaties in de zin van de Wet geluidhinder op de gevels van de woningen binnen de geluidszones van de onderzochte wegen. Wel is voor een aantal woningen een hogere waardeprocedure doorlopen. Met inachtneming hiervan voldoet het bestemmingsplan 'Aansluiting A20 Moordrecht' aan de eisen van de Wet geluidhinder.

Bestemmingsplan Westergouwe

Het bestemmingsplan Westergouwe is bij besluit van 8 oktober 2008 vastgesteld. Binnen de geluidszone van de A20 is de bestemming Wonen- Uit te werken opgenomen. In het akoestisch onderzoek dat ten behoeve van de Aansluiting A20 Moordrecht is uitgevoerd (rapport Akoestisch onderzoek en onderzoek luchtkwaliteit d.d. 14 december 2007) is geen rekening gehouden met de eventuele bouw van woningen in Westergouwe, die gelegen zijn binnen de geluidszone van de A20. Om inzicht te krijgen in de gevolgen van de verplaatsing van de aansluiting van de A20 voor de geluidsbelasting op de gevels van de binnen Westergouwe geprojecteerde woningen is aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Toetsingskader

Het toetsingskader voor geluid wordt gevormd door de Wet geluidhinder (Wgh). In het onderzoek uit 2007 is onderscheid gemaakt in zogenaamde 'reconstructiesituaties' en 'nieuwe situaties' ingevolge de regelgeving van de Wet geluidhinder. Gezien de ligging van de geprojecteerde woningen ten opzichte van de beoogde infrastructurele ingrepen, zijn voor de woningen binnen Westergouwe de wijzigingen aan de A20 (inclusief op- en afritten) en de wijzigingen aan de N456 direct ten zuidwesten van de woningbouwlocatie relevant. Berekend is of sprake is van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder. “Nieuwe situaties” zijn niet aan de orde.

Als voorkeursgrenswaarde bij reconstructie dient de geluidsbelasting te worden aangehouden van de situatie één jaar voor reconstructie. Indien deze geluidsbelasting lager is dan 48 dB, bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Wanneer een hogere waarde is vastgesteld, geldt de laagste van de volgende waarden als voorkeursgrenswaarde:

  • de heersende geluidsbelasting;
  • de eerder vastgestelde hogere waarde (Voor de woningen binnen Westergouwe zijn in het kader van het bestemmingsplan Westergouwe hogere waarden vastgesteld van 53 dB voor de A20 en 63 dB voor de N456).

In eerste instantie geldt bij de beoordeling van de optredende geluidsbelasting, dat gestreefd wordt naar een 'status quo'-situatie waarbij de geluidsbelasting toeneemt met niet meer dan (afgerond) 1 dB ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde. In dat geval is er ingevolge de Wet geluidhinder geen sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden met 2 dB of meer (boven de voorkeursgrenswaarde), is sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder en dienen maatregelen te worden onderzocht om de geluidstoename te beperken tot 1 dB of minder. Hebben geluidsreducerende maatregelen onvoldoende effect of zijn deze ongewenst, dan kan door het bevoegd gezag, onder bepaalde voorwaarden een hogere waarde worden vastgesteld met een toename van 2 tot 5 dB, met dien verstande dat deze de uiterste vast te stellen grenswaarde niet te boven mag gaan.

Uitgangspunten

Op basis van de situatie in 2011 (1 jaar voor reconstructie) en 2023 (10 jaar na reconstructie) is berekend of op de gevels van de geprojecteerde woningen sprake is van een reconstructiesituatie. Daarbij is gebruikgemaakt van het rekenmodel dat ook voor het onderzoek uit 2007 is gebruikt (zie bijlage 2). Alleen de woningen in de uiterste oosthoek van het gebied Westergouwe zijn relevant. De overige woningen liggen buiten de geluidszone van de te wijzigen wegvakken. Voor de situering van de woningen is aangesloten bij het akoestisch onderzoek dat in het kader van het bestemmingsplan Westergouwe is uitgevoerd (Arcadis, Woningbouwlocatie Westergouwe, geluid vanwege wegverkeers- en railverkeerslawaai, 110623/CE8/0C8/000437, d.d. 14 februari 2008). Dat wil zeggen dat alleen de eerstelijns bebouwing is gemodelleerd. Aan de zijde van de N456 hebben de bouwblokken een hoogte van 18 meter. De bouwblokken die daar haaks op staan hebben een hoogte van 9 meter. De bouwblokken zijn op een aantal maatgevende punten voorzien van waarneempunten. Per waarneempunt wordt de geluidbelasting op verschillende hoogtes berekend (1,5 / 4,5 / 7,5 / 10,5 / 13,5 / 16,5 meter). In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de ligging van de waarneempunten.

Alle uitgangspunten voor de berekening (verkeersprognoses, snelheden, wegdekverhardingen etc.) zijn ongewijzigd ten opzichte van het onderzoek uit 2007. Voor een overzicht van deze uitgangspunten wordt verwezen naar het betreffende onderzoek.

Resultaten

A20

Voor de woningen is in het kader van het bestemmingsplan Westergouwe een hogere waarde vastgesteld van 53 dB voor de A20. Uit de resultaten zoals opgenomen in bijlage 3 blijkt dat geluidbelasting in 2011 in alle gevallen lager is dan 53 dB. In gevallen waarin de huidige geluidsbelasting (één jaar voor reconstructie) hoger is dan 48 dB bedraagt huidige geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde. Bijlage 3 geeft een overzicht van de geluidsbelastingen in 2011 en 2023. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat ten gevolge van de wijzigingen aan de A20 sprake is van een beperkte toename van de geluidbelasting op de gevels van de geprojecteerde woningen. De toename boven de voorkeursgrenswaarde bedraagt in alle gevallen minder dan 1,50 dB. In geen van de onderzochte gevallen is sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder. De berekende geluidsbelastingen zijn lager dan de vastgestelde hogere waarde van 53 dB.

N456

Voor de woningen is in het kader van het bestemmingsplan Westergouwe een hogere waarde vastgesteld van 63 dB voor de N456. Uit de resultaten zoals opgenomen in bijlage 4 blijkt dat de geluidbelasting in 2011 in alle gevallen lager is dan 63 dB. In gevallen waarin de huidige geluidsbelasting (één jaar voor reconstructie) hoger is dan 48 dB bedraagt huidige geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde. Bijlage 3 geeft een overzicht van de geluidsbelastingen in 2011 en 2023. Bijlage 4 geeft een overzicht van de geluidsbelastingen in 2011 en 2023. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat ten gevolge van de wijzigingen aan de N456 sprake is van een beperkte toename van de geluidbelasting op de gevels van de geprojecteerde woningen. De toename boven de voorkeursgrenswaarde bedraagt in alle gevallen minder dan 1,50 dB. In geen van de onderzochte gevallen is sprake van een reconstructiesituatie.

Conclusie

Op basis van de berekende geluidsbelastingen op de gevels van de woningen binnen het gebied Westergouwe wordt geconcludeerd dat voor de wijzigingen aan de A20 en N456 geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.

4.3.4 Luchtkwaliteit

Op basis van berekeningen met het GeoSTACKS-model, zijn de concentraties stikstofdioxide en fijn stof op een aantal maatgevende punten langs de omliggende wegvakken bepaald (op maximaal 5 m uit de rand van de weg). De beoogde verplaatsing van de aansluiting leidt niet tot grote wijzigingen in de verkeersintensiteiten op de omliggende wegvakken en heeft daarmee ook geen grote gevolgen voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs deze wegvakken.

In 2013 (het jaar van realisatie) worden geen jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide overschreden langs de nieuw aan te leggen en de omliggende wegvakken. Dit is ook het geval in 2020. De verplaatsing van de aansluiting leidt derhalve niet tot een overschrijding van grenswaarden.

Langs wegen is de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide maatgevend. De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide bedraagt 200 µg/m³. Deze mag per jaar maximaal 18 keer (uur) worden overschreden. Uit de statistische relatie blijkt dat in het algemeen een overschrijding van de uurgemiddelde grenswaarde pas plaatsvindt bij een jaargemiddelde NO2-concentratie van 82 µg/m³ of hoger. In de praktijk komen dergelijke hoge concentraties NO2 in Nederland vrijwel niet voor. In 2013 (jaar van realisatie) liggen de concentraties ter hoogte van de nieuwe aansluiting voor de A20 onder de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m³. Uit de resultaten blijkt dat op alle berekeningspunten uit het onderzoek de uurgemiddelde grenswaarde 0 keer wordt overschreden.

Samenvattend wordt geconcludeerd dat de Wet luchtkwaliteit de uitvoering van het project niet in de weg staat.

4.3.5 Externe veiligheid

Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan zijn geen inrichtingen gelegen die uit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn. In het plangebied ligt de A20 en het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Tevens liggen een aardgasleiding en een brandstofleiding in het plangebied. Er is geen sprake van vaarwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen.

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat in de huidige en toekomstige situatie ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden van het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde van het groepsrisico (GR).

4.3.6 Archeologie

Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande verplaatsing van de aansluiting A20 Moordrecht (Archeologisch bureauonderzoek Becker & Van de Graaf, projectnummer 04920507, d.d. 9 oktober 2007). Daarbij is geconstateerd dat het plangebied waarschijnlijk op de Gouderak-stroomgordel ligt. Op deze stroomgordel zijn in de omgeving van het plangebied op verschillende plaatsen concentraties van houtskool aangetroffen. Deze houtskoolconcentraties liggen op een diepte van ongeveer 3 tot 3,5 m -mv en zijn mogelijk een aanwijzing voor antropogene activiteiten uit het mesolithicum. Aangenomen wordt dat er ook in het plangebied dergelijke houtskoolconcentraties kunnen voorkomen en dat deze archeologische vindplaatsen bedreigd worden. De ingrepen die zullen worden uitgevoerd in verband met de bouw van nieuwe op- en afritten van de A20 kunnen mogelijk aanwezige vindplaatsen verstoren. Er wordt om deze reden archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd.

4.3.7 Ecologie

De Natuurbeschermingswet staat de voorgenomen realisering van de nieuwe aansluiting niet in de weg. Ook de nabijgelegen beoogde verbindingszones van de PEHS worden door de ingreep niet beïnvloed.

Voor de Flora- en faunawet (Ffw) geldt dat de aanlegwerkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) opgestart dienen te worden.

Voor de kleine modderkruiper (categorie 2) dient ontheffing in het kader van de Ffw te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV, tenzij de initiatiefnemer beschikt over een door het Ministerie goedgekeurde gedragscode.

Voor de zwaar beschermde ringslang (categorie 3) kan niet volstaan worden met een goedgekeurde gedragscode en dient ontheffing te worden aangevraagd.

Aantasting van het leefgebied van de ringslang en van groeiplaatsen van plantensoorten van de Rode Lijst dient gecompenseerd te worden.

Met inachtneming van de genoemde maatregelen en voorwaarden zal de Ffw de uitvoering niet in de weg staan.

4.3.8 Kabels en leidingen

Het plangebied wordt in het noordoosten doorkruist door een brandstofleiding van Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO).

Daarnaast wordt het plangebied doorsneden door een hoofdwatertransportleiding (duinwaterleiding) van waterbedrijf Oasen en een rivierwatertransportleiding van Dunea Duin en Water.

Op de plankaart, die deel uitmaakt van dit bestemmingsplan, zijn deze planologisch relevante leidingen en de vrijwaringszone opgenomen. Er wordt voldaan aan de vrijwaringzone die voor deze leidingen geldt. Geconcludeerd wordt dat de bovengenoemde leidingen geen belemmering vormen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.