Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch - Woudenlandschap
Artikel 7 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1
Artikel 8 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Herinrichting Haadwei De Falom met identificatienummer NL.IMRO.1891.bpFAherinrihaadwei-0401 van de gemeente Dantumadiel;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologische waarde:
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingsbeeld:
de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;
1.8 bestaande:
bestaand en legaal aanwezig of legaal realiseerbaar op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;
1.11 boom- en sierteelt:
de teelt van kwekerijgewassen;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.13 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.14 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig, dan wel hobbymatig in gebruik zijn;
1.15 extensieve dagrecreatie:
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang, met daarbij behorende voorzieningen zoals picknickplaatsen, bewegwijzerings- en informatieborden;
1.16 fruitteelt:
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
1.17 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.18 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
1.19 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.20 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.21 omgevingsvergunning:
een vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.22 peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
-
indien de onder a tot en met c geoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
-
voor lengten in meters (m);
-
voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
-
voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
-
voor verhoudingen in procenten (%)
-
voor hoeken/hellingen in graden (o).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Woudenlandschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Woudenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarisch gebruik, met uitzondering van boom- en sierteelt, houtteelt en bollenteelt;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden zoals die tot uitdrukking komen in de volgende kenmerken:
-
de grote mate van beslotenheid als gevolg van de langgerekte strokenverkaveling met houtwallen en elzensingels op de kavelgrenzen;
-
streekdorpen/bebouwingslinten op de oost-west lopende zandruggen;
-
halepaden;
-
het behoud, het herstel en de bescherming van dobben en pingoruïnes;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers langs watergangen;
-
fiets-, wandel- en ruiterpaden en extensieve dagrecreatie;
-
de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
-
bouwwerken;
-
werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
met dien verstande dat:
-
mestopslagvoorzieningen en voeropslagvoorzieningen niet zijn toegestaan;
-
teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan;
-
paardenbakken niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch - Woudenlandschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels;
-
gebouwen zijn niet toegestaan;
-
de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveilgheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
-
het wijzigen van de verkavelingsstructuur, die mede wordt bepaald door het slotenpatroon;
-
het gebruik als tuin;
-
het graven, dempen, uitdiepen en wijzigen van dobben en pingoruïnes.
3.4.2 Toegestaan gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend:
-
het aanleggen en aanplanten van houtsingels;
-
het aanbrengen van ondergeschikte aanpassingen in de infrastructuur met het oog op de verkeersveiligheid, zoals het aanleggen van passeerhavens of daarmee te vergelijken ingrepen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 3.1 ten behoeve van boom- en sierteelt, fruitteelt, houtteelt of bollenteelt, mits de landschappelijke waarden van de gronden niet onevenredig wordt aangetast;
-
lid 3.1 en kan een mestopslag worden toegestaan, mits:
-
de capaciteit van de mest opslagvoorziening niet meer bedraagt dan 2.500 m3;
-
op het erf van het bedrijf de opslag van mest niet op een doelmatige wijze kan worden gerealiseerd, gelet op een doelmatige bedrijfsvoering en/of de milieusituatie;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden zoals bedoeld in lid 3.1 onder b.
3.5.2 Afwegingskader
Een in lid 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmgoelijkheden van nabijgelegen gronden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het wijzigen van de verkavelingsstructuur, die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door houtsingels, waarbij onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en/of het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;
-
het dempen, aanleggen en wijzigen van watergangen, sloten en vaarten langs houtsingels;
-
het aanleggen en wijzigen van beschoeiingen, kaden en dijken;
-
het graven, dempen of wijzigen van waterpartijen zoals vijvers;
-
het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden meer dan 50 cm;
-
het aanleggen, verwijderen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en bijbehorende voorzieningen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
3.6.2 Uitzonderingen op verbod
Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
-
werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
-
werken en werkzaamheden die krachtens het herinrichtingsplan van de Haadwei mogen worden uitgevoerd;
-
ten aanzien van het wijzigen van de verkavelingstructuur: het realiseren van ten hoogste 2 dammen in iedere lange zijde van een perceel, met een breedte van ten hoogste 10 m per dam, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam(men) ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert;
-
ten aanzien van het wijzigen van de verkavelingstructuur: het realiseren van ten hoogste 1 dam in iedere korte zijde van een perceel, met een breedte van ten hoogste 10 m per dam, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert;
3.6.3 Strijd met de bestemming
Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van:
-
de landschappelijke waarden van deze gronden als bedoeld in lid 3.1 onder b;
-
de aanwezige dobben en pingoruïnes als bedoeld in lid 3.1 onder c.
3.6.4 Inrichtingsplan
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 onder a wordt uitsluitend verleend op basis van een inrichtingsplan:
-
dat een bijdrage levert aan de landschappelijke waarden als bedoeld in lid 3.1 onder b;
-
waaruit blijkt dat de gemiddelde oppervlakte van percelen cultuurgrond die behoren tot het bedrijf van aanvrager, na het uitvoeren van het inrichtingsplan zich bevindt tussen de maximale en de minimale kavelmaat die in bijlage 2 Richtlijnen voor de inrichting van houtsingels is opgenomen in de kolom 'voorstelbaar' voor het singellandschap en het jongeheideontginningslandschap, zoals aangegeven in bijlage 1 Houtsingelkaart (voor de bijlagen 1 en 2 wordt verwezen naar de bijlagen bij de regels van het bestemmingsplan Butengebiet Dantumadiel);
-
waaruit blijkt dat de verhouding tussen de breedte en de lengte van ieder in de herinrichting betrokken perceel zich na de herinrichting bevindt tussen de maximale en minimale kavelverhouding die in bijlage 2 Richtlijnen voor de inrichting van houtsingels is opgenomen in de kolom 'voorstelbaar' voor het singellandschap en het jongeheideontginningslandschap, zoals aangegeven in bijlage 1 Houtsingelkaart (voor de bijlagen 1 en 2 wordt verwezen naar de bijlagen bij de regels van het bestemmingsplan Butengebiet Dantumadiel).
-
waaruit blijkt dat verlies aan oppervlaktewater wordt gecompenseerd.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
groenvoorzieningen, waaronder begrepen wegbegeleidende beplanting;
-
parkeervoorzieningen;
-
geluidwerende voorzieningen;
-
al dan niet gelijkvloerse kruisingen met (spoor)wegen en water;
-
de waterhuishouding;
-
nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
-
gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
werken, geen bouwwerk zijnde.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de inhoud van gebouwen, zoals gebouwen ten behoeve van de verkeerswaarneming, wegenonderhoud, bediening van kunstwerken, gemalen en wachthuisjes voor het openbaar vervoer en toiletgebouwen, mag niet meer bedragen dan 20 m3;
-
de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 15 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveilgheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt gerekend het inrichten van wegen met meer dan 2 x 1 rijstrook. Invoeg-, uitvoeg- en voorsorteerstroken worden niet beschouwd als rijstrook.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sloten;
-
waterhuishouding;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurvriendeljke oevers in en langs watergangen;
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
werken, geen bouwwerk zijnde.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden;
-
de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
Artikel 6 Leiding - Gas
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hogedruk gastransportleiding, die is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn - leiding - gas';
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde;
-
werken geen bouwwerk zijnde;
waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 voor het bouwen ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:
-
de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
-
vooraf advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder;
-
geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
het permanent opslaan van goederen;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
6.4.2 Uitzonderingen op verbod
Het in 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
-
zijnde graafwerkzaamhedenals bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netwerken;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.4.3 Advies
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de integriteit en werking van de buisleiding niet wordt geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
6.4.4 Strijd met de bestemming
Uitvoering van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van de integriteit en werking van de buisleiding.
Artikel 7 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:
-
de bestemming 'Leiding - Gas' van ondergeschikte betekenis is;
-
andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming:
-
met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
-
met een oppervlakte van meer dan 500 m2, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heefft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de resultaten zijn neergelegd van een waarderend onderzoek, op basis van welk onderzoeksrapport aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden kunnen worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m.
7.3.2 Uitzonderingen op verbod
Het in 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
-
in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits vericht door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
-
die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
-
die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet.
7.3.3 Onderzoek
De aanvrager overlegt een onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waarin de resultaten zijn vermeld van waarderend onderzoek.
7.3.4 Strijd met de bestemming
Uitvoering van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1':
-
verwijderen, indien geconstateerde afwezigheid van archeologische waarden of verandering in regelgeving daartoe aanleiding geeft;
-
geheel of gedeeltelijk wijzigen in een andere dubbelbestemming betreffende archeologie, indien geconstateerde aanwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.
Artikel 8 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:
-
andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming:
-
met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
-
met een oppervlakte van meer dan 500 m2, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heefft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de resultaten zijn neergelegd van een waarderend onderzoek dan wel van een karterend onderzoek met minimaal 6 boringen per hectare en minimaal 6 boringen per bouwlplanlocatie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de archeologische waarden voldoende zijn vastgesteld, op basis van welk onderzoeksrapport aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden kunnen worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m.
8.3.2 Uitzonderingen op verbod
Het in 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
-
in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits vericht door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
-
die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
-
die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet.
8.3.3 Onderzoek
De aanvrager overlegt een onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waarin de resultaten zijn vermeld van karterend onderzoek met minimaal 6 boringen per hectare en minimaal 6 boringen per grondbewerkingslocatie.
8.3.4 Strijd met de bestemming
Uitvoering van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2':
-
verwijderen, indien geconstateerde afwezigheid van archeologische waarden of verandering in regelgeving daartoe aanleiding geeft;
-
geheel of gedeeltelijk wijzigen in een andere dubbelbestemming betreffende archeologie, indien geconstateerde aanwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Vrijwaringszone - radar
10.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming van de functionele bruikbaarheid van het radarstation.
10.1.2 Bouwregels
De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht Bouwen
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen geschiedt binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 74/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de intandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijden van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan 'Herinrichting Haadwei De Falom' .
Vastgesteld door de raad d.d. 4 juli 2016
