3.3 Gemeentelijk beleid
Bestemmingsplan Broeksterwâld
Omdat het bestemmingsplan Jagerswei 1 een wijziging betreft van een plangebied gelegen binnen het bestemmingsplan Broeksterwâld, zal aansluiting moeten worden gezocht bij de bouwregels die in dit bestemmingsplan staan vermeld. Er is met name aansluiting gezocht bij artikel 15.2 sub g onder 2:
'De gezamenlijke oppervlakte van de ondergeschikte bebouwing per hoofdgebouw bedraagt bij een bouwperceel met een oppervlakte van meer dan 1000 m² niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, tot een maximum van 200 m² dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is'.
Voor het totale oppervlak aan bebouwing is als uitgangspunt genomen het bestaande oppervlak van de bebouwing zoals die op de luchtfoto uit 2014 zichtbaar is op het woonperceel Jagerswei 1. De oppervlakte van deze bebouwing is berekend op 540 m². De gezamenlijke oppervlakte van het nieuwe hoofdgebouw en de bijgebouwen blijft binnen dit berekende oppervlak.
Woonvisie Dantumadiel
Dantumadiel maakt deel uit van de woonregio Noord-Oost Fryslân en heeft haar doelstellingen samen met de gemeenten Dongeradeel, Kollumerland c.a. en Achtkarspelen neergelegd in de strategische Woonvisie Nofa. Deze Nofa-woonvisie is doorvertaald naar de gemeentelijke “Woonvisie Dantumadiel, maken van heldere keuzes tegen de achtergrond van krimp". In de gemeentelijke woonvisie zijn de volgende speerpunten opgenomen:
Maatwerk en diversiteit in de dorpen
Om de dorpen in de gemeente Dantumadiel levendig te houden is het belangrijk dat het voor inwoners aantrekkelijk is en blijft om in het dorp te wonen. Ook als er steeds minder voorzieningen zijn. Daarom is een divers woningaanbod van belang zodat de bewoners hun (veranderende) woonwensen kunnen vervullen en tegelijkertijd in hun eigen dorp kunnen blijven wonen, ook als ze ouder worden en zorg nodig hebben. Belangrijke doelgroepen zijn senioren en starters. Voor het woningaanbod geldt de volgende volgorde:
- herstructurering (opwaardering kwaliteit bestaande woningvoorraad);
- inbreiding (uitbreiden binnen dorpskom);
- uitbreiding (nieuwe uitbreidingsplannen).
Een uitbreiding moet zoveel mogelijk in het landschap worden ingepast en zal hoofdzakelijk plaatsvinden in Damwâld, Feanwâlden en De Westereen. Ook in de kleine dorpen blijft beperkt ruimte voor uitbreiding.
Kwaliteit van het wonen
Het inwonersaantal in de gemeente Dantumadiel krimpt al een aantal jaren. De verwachting is dat dit in toekomst nog meer plaats gaat vinden. Krimp biedt kansen en kan benut worden als aanjager van een kwaliteitsverbetering.
De bestaande woningvoorraad moet zo worden aangepast dat de woningen ook in de toekomst voldoen aan de woonwensen van de consument. Daarnaast moet de leefomgeving aantrekkelijk worden gehouden.
Woonwensen centraal
Huidige en toekomstige inwoners van Dantumadiel moeten zoveel mogelijk vastgehouden worden door een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. Om dit te bereiken worden er producten ontwikkeld die de consumenten in staat stellen om zijn of haar woonwensen te vervullen. Het gaat bij dit speerpunt om de volgende aspecten:
- Senioren: integreren wonen, welzijn en zorg en bevordering doorstroming op de woningmarkt;
- Starterslening beter bereikbaar maken;
- Vergroten van betaalbaar huursegment voor de lagere inkomens;
- Vergroten zeggenschap bewoners in de woonomgeving;
- Zelfbouw faciliteren door het uitgeven van vrije kavels.
In het onderhavig bestemmingsplan is sprake van herstructurering. Er wordt ingespeeld op de wens dat ook in de toekomst woningen moeten voldoen aan de woonwensen van de consument. De bestaande woning is in die zin niet meer geschikt voor bewoning. De initiatiefnemer zal de nieuwe woning en bijgebouwen zelf gaan bouwen, waarmee de zeggenschap op de eigen woonomgeving daadwerkelijk handen en voeten wordt gegeven.
Met dit bestemmingsplan zal de bouw van een vervangende woning met bijgebouwen mogelijk worden gemaakt. Hierdoor wordt aangesloten op de kwalitatieve woningbehoefte en uitgangspunten zoals genoemd in de Woonvisie Dantumadiel.
Woonprogramma
Op 24 april 2012 heeft de gemeenteraad het Woonprogramma 2010–2020 vastgesteld.
In dit Woonprogramma is aangegeven hoeveel woningen via inbreiding en uitbreiding per kern, gefaseerd over de periode tot en met 2015 en de periode 2016–2020, gerealiseerd worden in de gemeente Dantumadiel.
Omdat hier sprake is van vervanging van een bestaande woning, heeft dit bestemmingsplan geen invloed op het aantal woningen in de gemeente Dantumadiel.
4.1 Stedenbouw
De locatie waar de nieuwe woning en bijgebouwen zal worden gebouwd, behoort tot de heideontginningen.
Deze zijn vrij jong (eind 19e, begin 20e eeuw) en komen met name voor langs de drogere randen van het Drentse plateau en op de hogere gronden langs de middenloop van de beekdalen. Door verschillend grondgebruik hebben deze gebieden zich zeer verschillend ontwikkeld.
De heideontginningen in de Noordelijke Wouden zijn dicht bebouwd. Deze karakteristieke dorpsstructuur wordt heidedorpen genoemd. Deze dorpen worden gekenmerkt door een verspreide bebouwing in blokvormige structuren en lintbebouwing zoals bij Broeksterwâld. Het grondgebruik bestaat naast erven en paardenweidtjes hoofdzakelijk uit grasland, veelal begrensd door elzensingels. In onderhavig geval vindt de nieuwbouw van de woning plaats binnen de bestaande landschappelijke structuren.
Door het vervangen van het woudboederijtje en de vele hokken door een nieuw woonhuis met garage en loods neemt de oppervlakte aan bebouwing af van 540 m² naar circa 500 m². De woning is gesitueerd op een groot perceel ongeveer 200 meter uit de as van de Meekmastrjitte die een onderdeel vormt van het rastervormig wegennet van het dorp. De Jagerswei sloot als puinreed aan op deze hoofdontsluiting. Ook in de nieuwe situatie zal de Jagerswei als ontsluiting worden gebruikt.
Daarnaast is er rekening gehouden met de korrelgrootte van de bebouwing, passende naar aard en schaal van de directe omgeving. De maximale maatvoering van het hoofdgebouw is bepaald op 150 m². De woning zal bestaan uit één bouwlaag met kap. Hierbij wordt aangesloten bij het bebouwingsbeeld die kenmerkend is voor het gebied ten noorden van de Kavelwei. Het aantal vierkante meters aan bijgebouwen dat resteert is 350 m². De te bouwen loods is 300 m² en de aangebouwde garage met plat dak bedraagt ongeveer 50 m².
Het ruimtelijke contrast tussen het plangebied en de belendende nieuwbouwwijk behorende bij het komgebied van Broeksterwâld is groot. Broeksterwâld behoort van oorsprong tot het type heidedorp. Heidedorpen ontstonden in afgelegen hoogveen- en heidestreken. Men vestigde zich vaak lukraak verspreid over de heide. De nederzettingsstructuur van een heidedorp kenmerkt zich door een individueel, open en extensief bebouwingspatroon met een verspringende rooilijn en groene erven, kampen. De bebouwing is gericht op weg of pad. De dorpsrand is vaag en gaat geleidelijk in verspreide bebouwing over. De komvorming treedt pas in de twintigste eeuw op.
Broeksterwâld laat zich in ruimtelijk opzicht karakteriseren door vrijstaande bebouwing, hoofdzakelijk gesitueerd langs een rastervormig wegennet. Percelen weiland afgewisseld door bosschages bepalen de ruimten achter de woningen en geven het dorp een groen karakter. Door de open gebieden binnen de dorpsbebouwing is er een sterke relatie met het buiten het dorp gelegen grootschalige agrarische gebied. In mindere mate binnen het dorpsgebied, maar in ruimere mate in een overgangsgebied rond de dorpskom, is verspreide woon- en kleinschalige agrarische bebouwing aanwezig. Aan dit duidelijk aan de ontstaansgeschiedenis gerelateerde beeld, dat de eigenheid van Broeksterwâld bepaald, zijn door naoorlogse nieuwbouwclusters en bedrijvigheid, elementen toegevoegd met niet gebiedsspecifieke, maar meer algemene kenmerken.
Conclusie
De nieuw te bouwen woning met bijgebouwen laat zich stedenbouwkundig goed inpassen in de ruimtelijke structuren passend bij het gebied.
4.4 Waterhuishouding / watertoets
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is uitdrukkelijk bepaald dat in de toelichting bij bestemmingsplannen inzicht verkregen moet worden in de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De waterbeheerder in het plangebied is Wetterskip Fryslân. Voor het overleg op grond van artikel 3.1.1. van het Bro wordt Wetterskip Fryslân gevraagd het voorliggende bestemmingsplan te beoordelen en een advies voor de watertoets te geven. Voor deze beoordeling is als format de digitale watertoets ontwikkeld. Met de digitale watertoets kunnen watertoetsen worden aangevraagd voor alle ruimtelijke plannen. De digitale watertoets (zie Bijlage 1:
watertoets) bepaalt welke procedure moet worden doorlopen voor de watertoets.
De initiatiefnemer heeft Wetterskip Fryslan geïnformeerd over het plan Bestemmingsplan Jagerswei 1 Broeksterwâld via de digitale watertoets. Hiermee is bepaald dat het plan een zodanige invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen dat kan worden volstaan met een standaard wateradvies.
In dit advies staan de maatregelen die Wetterskip Fryslân adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Het is een standaard advies dat voor alle kleine plannen wordt gegeven. Hierdoor kan het voorkomen dat niet alle punten gelden voor het plan bestemmingsplan Jagerswei 1 Broeksterwâld.
Probeer regenwater langzaam weg te laten lopen
Regenwater dat op een verhard oppervlak valt, gaat sneller naar het riool of een sloot dan regenwater dat op onverhard oppervlak valt (zoals gras of een groenstrook). Wanneer opeens veel water in de riolen en sloten komt kan dit wateroverlast geven. Het is daarom belangrijk dat het regenwater langzaam wegloopt. Dit kan op verschillende manieren. Geadviseerd wordt om het regenwater eerst in een regenton op te vangen, gebruik te maken van grasstenen ('open bestrating') voor de bestrating en niet het hele perceel te bestraten, maar stukken op te laten met gras of andere beplanting.
Regenwater niet op het riool lozenWetterskip Fryslân adviseert om regenwater direct op een sloot te lozen en niet op het vuilwaterriool. De rioolwaterzuivering wordt dan niet onnodig belast met schoon regenwater. Dit is uiteraard alleen mogelijk als er een sloot dicht bij het perceel ligt.
Gebruik schone bouwmaterialen, gebruik geen chemische onkruidbestrijdingRegenwater dat op het plangebied valt, komt uiteindelijk altijd in het grondwater of in het oppervlaktewater. Voorkom watervervuiling door geen uitlogende bouwmaterialen zoals zink, koper en lood te gebruiken. Deze materialen zijn een belangrijke bron voor de vervuiling van ons water. Ook adviseert Wetterskip Fryslân om geen chemische middelen voor onkruidbestrijding te gebruiken.
Vloeren minimaal een meter boven het grondwater
Wetterskip Fryslân adviseert om het vloerpeil (bovenkant vloer) van woningen en andere bouwwerken minimaal een meter boven het grondwaterpeil aan te leggen. Hierdoor wordt grondwateroverlast voorkomen.
Vergunningen die bij het waterschap moeten worden aangevraagdVoor sommige werkzaamheden of activiteiten is een watervergunning van het waterschap nodig of moet een melding worden gedaan. Voorbeelden zijn:
- het onttrekken en/of lozen van grondwater (bijvoorbeeld bronneringen);
- het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater;
- het toepassen van grond in een watergang;
- het graven of dempen van sloten;
- de aanleg van dammen of duikers.
Koude- en warmteopslag
Als sprake is van koude- en warmteopslag in de bodem dient de aanvrager hiervoor contact op te nemen met de provincie Fryslân.
ConclusieAlle aspecten met betrekking tot water in dit plangebied zijn beschreven in deze paragraaf. De conclusie is dat water geen belemmerende factor is voor het voorliggende bestemmingsplan met de daarin opgenomen bestemmingen en regels.
4.5 Geluid
De Wet geluidhinder bepaalt dat de geluidsbelasting op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm. In veel gevallen is dit 48 dB. In de wet is aangegeven wanneer een weg zoneplichtig is. Elke weg heeft in principe een zone, behoudens:
- wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied;
- wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.
Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) worden gerealiseerd moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder wordt voldaan. Voor de Meekmastrjitte geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur. Het betreft een zoneplichtige
weg. De nieuwe bebouwing betreft een woonfunctie, en is een geluidsgevoelig object. De afstand van het dichtstbijzijnde punt van de nieuwbouw tot de as van de weg Meekmaststrjitte is bij benadering 195 meter. De nieuwbouw ligt daarmee binnen de geluidszone van de weg de Meekmastrjitte (die 250 meter bedraagt).
Akoestisch onderzoek is daarmee noodzakelijk. Het aspect wegverkeerslawaai is nader bekeken.
Uit onderzoek d.d. 12 januari 2009 van Akoestisch Adviesbureau Vrancken is gebleken dat onder andere de Meekmastrjitte een voor geluidsproductie niet relevante weg betreft. Dit omdat het een weg betreft met een weekdaggemiddelde verkeersintensiteit lager dan 800 motorvoertuigen. Bij dergelijke wegen zal op 10
meter van het midden van de weg de voorkeurswaarde van 48 dB niet worden overschreden.
De verkeerssituatie is sinds 2009 niet noemenswaard gewijzigd, zodat nu nog steeds van de constateringen in het hierboven genoemde onderzoek kan worden uitgegaan. Dit betekent dat de gevraagde nieuwbouw op de betreffende locatie niet door geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai wordt belemmerd.
Conclusie
De ontwikkelingen in het plangebied zijn op dit punt uitvoerbaar.
4.6 Archeologie
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg is het noodzakelijk in ruimtelijke plannen aandacht te besteden aan mogelijk aanwezige archeologische waarden in het betreffende plangebied. De provincie heeft op haar website een kaart (Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra, FAMKE) geplaatst, waarop staat aangegeven in welke gebieden een bepaald soort onderzoek dient te worden uitgevoerd en in welke gevallen dit onderzoek achterwege kan blijven.
Op de FAMKE is het plangebied wat betreft mogelijke archeologische waarden uit de steentijd-bronstijd aangeduid als quicksan (zie figuur 6).
Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000 m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over worden gegaan op een karterend onderzoek 2 (6 boringen per hectare). Tevens dient te worden nagegaan of er zich bekende vuursteenvindplaatsen en dobben in het gebied bevinden. Deze locaties moeten dan vervolgens door middel van een archeologisch onderzoek worden gewaardeerd (zie advies ‘waarderend onderzoek vuursteenvindplaatsen' en ‘waarderend onderzoek dobben') . De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.
Figuur 6. Fragment van de Famke, steentijd-bronstijd.
Wat betreft mogelijke archeologische waarden uit de ijzertijd-middeleeuwen is het plangebied op de FAMKE aangeduid als karterend onderzoek 3 (zie figuur 7).
In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Mochten er, als gevolg van het karterend archeologisch onderzoek, een of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats, en de strategie van onderzoek dient te worden bepaald door het desbetreffende onderzoeksbureau. Indien de vindplaats een nieuw aangetroffen terp betreft, geldt het advies: ‘waarderend onderzoek op terpen'. De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden. Mocht het plangebied een bebouwde kom betreffen, dan dient in de onderzoeksstrategie rekening te worden gehouden met recente verstoringen die zich kunnen hebben voorgedaan.
Figuur 7. Fragment van de Famke, ijzertijd-middeleeuwen.
Conclusie
In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt van meer dan 5000 m². De voorgestelde onderzoeken zijn dan ook niet noodzakelijk. De bouw van de woning en loods op de betreffende gronden worden niet door archeologische waarden binnen het plangebied belemmerd.
4.7 Flora en fauna
De aanwezige bebouwing op de planlocatie heeft aanleiding gegeven tot een gericht onderzoek naar het voorkomen van uilen (specifiek de kerkuil) en vleermuizen (specifiek de gewone dwergvleermuis). Deze onderzoeken zijn als bijlage 2
verklaring kerkuil en bijlage 3
quicksan vleermuizen toegevoegd. Het resultaat van het onderzoek is dat geen individuele uilen, braakballen of uitwerpselen zijn aangetroffen en dat ten aanzien van vleermuizen geen verblijfplaatsen of goede vliegroutes zijn aangetroffen. Bij het verwijderen van de huidige bebouwing zijn er voldoende alternatieve fouragemogelijkheden in de directe omgeving aanwezig. In ruimer verband bestaat het plangebied uit beweid grasland met alleen algemene dier- en plantensoorten. Gezien de situering van het perceel in een culturele omgeving van woningen met grote tuinen is het niet aannemelijk dat zich hier andere dan alleen algemeen voorkomende diersoorten bevinden. Buiten de broedtijd zullen activiteiten die betrekking hebben op de uitvoering van het bouwplan geen verstorende invloed hebben.
De verwachting is dat mede door de huidige inrichting en de geringe omvang van de ingreep geen negatieve gevolgen zullen ontstaan voor natuurwaarden in het gebied.
Aanbeveling
Zodra wordt begonnen met de feitelijke werkzaamheden tot bouwrijp maken van het plangebied moet de gebruikelijke zorgvuldigheid in acht worden genomen om onnodige verstoring en schade van dieren en planten te voorkomen. Bij werkzaamheden moet volgens de Flora- en faunawet rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Deze verstoring kan worden voorkomen door de werkzaamheden buiten de broedperiode te starten, dus buiten de periode van half maart tot half juli.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van ecologie mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
4.8 Bodem
AlgemeenIn opdracht van Marinus Beheer B.V. heeft MUG Ingenieursbureau een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een deel van de locatie Jagerswei 1 te Broeksterwâld (zie bijlage 4:
bodemonderzoek).
De aanleiding voor de uitvoering van het verkennend bodemonderzoek is de aanvraag van een bestemmingswijziging voor het bouwen van een woning met bijgebouwen. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater ter plaatse van de locatie. Tevens is aan de hand van de analyseresultaten van de grond de toepasbaarheid van de grond indicatief bepaald.
Onderzoeksresultaten
Vooronderzoek
Op basis van het vooronderzoek is de locatie niet als verdacht beschouwd op het voorkomen van een bodemverontreiniging.
Veldwerk
Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de opgeboorde grond zijn geen bijzonderheden waargenomen die duiden op een bodemverontreiniging.
Analyseresultaten grond
Uit de analyseresultaten blijkt dat in de onderzochte bovengrondmonsters verhoogde gehalten met koper, zink en kwik zijn aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde.
In de onderzochte ondergrondmonsters zijn geen verhoogde gehalten aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde.
Analyseresultaten grondwater
In het grondwater zijn verhoogde concentraties aan barium en zink gemeten boven de streefwaarde.
Conclusie
De resultaten zijn in tegenspraak met de vooraf gestelde hypothese dat de locatie niet verdacht is. De gemeten concentraties aan barium en zink in het grondwater betreffen waarschijnlijk van nature verhoogde achtergrondwaarden, die geen gevaar vormen voor de volksgezondheid en het milieu. De aangetoonde gehalten in de grond met koper, zink en kwik zijn dermate, dat de onderzoeksresultaten geen aanleiding vormen tot de uitvoering van een nader bodemonderzoek. De resultaten vormen geen belemmering voor de voorgenomen nieuwbouw van een woning met bijgebouwen.
De indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit is de onderzochte bovengrond beoordeeld als kwaliteitsklasse 'Klasse industrie' en de ondergrond als kwaliteitsklasse 'Altijd toepasbaar'. Indien grond vanaf de locatie wordt afgevoerd, is bij hergebruik elders het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Voor toepassing van de grond elders dient toestemming te worden verkregen van het bevoegd gezag en kan onderzoek conform het Besluit bodemkwaliteit gevraagd worden.
Tot slot dient opgemerkt te worden dat de conclusie is gebaseerd op het vooronderzoek en de onderzoeksresultaten van dit onderzoek. Dit verkennend bodemonderzoek schets een algemeen beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Bij eventueel grondverzet dient men rekening te houden met mogelijk plaatselijk voorkomende (zintuiglijke) afwijking.
5.1 Inleiding
Wat is een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. De grondgebruiker kan niet worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar de grondgebruiker mag ook geen andere functies uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Er wordt bij het onderhavige bestemmingsplan zo veel als mogelijk aangesloten bij de uitgangspunten zoals deze zijn geformuleerd in het kader van het nieuwe bestemmingsplan Broeksterwâld. Echter het verschil blijft wel dat de bestemmingen in het bestemmingsplan Broeksterwâld iets ruimer zijn opgezet doordat deze zijn afgestemd op een ander schaalniveau.
Waaruit bestaat een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit:
- De verbeelding (voorheen plankaart);
- De regels (voorheen voorschriften);
- De toelichting.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied. In de
toelichting paragraaf 5.2 volgt een toelichting op de regels.