Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Jagerswei 1 Broeksterwâld
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1891.bpBWjagerswei-0401

Toelichting

1 Inleiding

1.1 Algemeen

Aan de Jagerswei 1 te Broeksterwâld is momenteel een keuterboerderijtje met vele bijgebouwen gesitueerd. De gebouwen bevinden zich in een desolate toestand, die enorme afbreuk doen aan de directe omgeving. 

De eigenaar van het terrein heeft het plan opgevat om alle bestaande gebouwen te verwijderen en een nieuwe woning met bijgebouwen hiervoor in de plaats te bouwen. De nieuw te bouwen woning zal iets zuidelijker worden gebouwd. Echter de vigerende bestemming 'Agrarisch' staat op deze nieuwe locatie de bouw van een woning niet toe. De gemeente Dantumadiel wil in principe meewerken aan deze ontwikkeling.
Omdat de bouw van de woning buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' is gesitueerd, past deze niet binnen de regels van het bestemmingsplan Broeksterwâld. Derhalve is de onderhavige partiële herziening opgesteld.

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, waarbinnen de gewenste functies mogelijk zijn.

1.2 Ligging

Het plangebied maakt deel uit van het buitengebied van de gemeente Dantumadiel en wordt aan de oost- west- en zuidzijde begrensd door grasland. Het perceel wordt middels de Jagerswei, een zandpad, ontsloten op de Meekmastrjitte. Ten noorden van de nieuwe woning bevinden zich de woningen Westerloane 15 tot en met 27. Het plangebied is in figuur 1. aangegeven met het gele bestemmingsvlak inclusief de bestemming 'Tuin' dat groen gekleurd is.
Figuur 1: De ligging van het plangebied.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

De woning met bijgebouwen maken deel uit van het perceel Jagerswei 1, kadastraal bekend gemeente Akkerwoude, sectie O, nummer 770. Dit perceel ligt in het bestemmingsplan Broeksterwâld, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 25 september 2012 en deels is bestemd als 'Wonen' en 'Agrarisch'. De toegangsweg is bestemd als 'Verkeer' en een klein gedeelte als 'Tuin' (zie figuur 2).

Figuur 2.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk van deze toelichting wordt een beschrijving van het plan gegeven. Daarna volgt in hoofdstuk 3 het beleidskader dat relevant is voor het plan. Er wordt ingegaan op het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid. Vervolgens volgt in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regelingen. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Op het perceel kadastraal bekend gemeente Akkerwoude, sectie O, nummer 700 - groot 3.85.45 hectare - plaatselijk bekend Jagerswei 1 te Broeksterwâld zijn op het westelijke deel momenteel een keuterboerderijtje met diverse bijgebouwen aanwezig. De totale oppervlakte van de bestaande gebouwen bedraagt 540 m2. De gebouwen, die zich in een desolate bouwvallige toestand bevinden, zijn ongeveer 200 meter van de Meekmastrjitte gelegen. Middels de Jagerswei wordt dit voormalige woonperceel ontsloten op de Meekmastrjitte. Grotendeels bestaat het onderhavige perceel uit landbouwgronden. De Jagerswei maakt onderdeel uit van het bovengenoemde kadastrale perceel.

2.2 Gewenste ontwikkeling

De aanvrager wil alle bestaande gebouwen die op het westelijk deel van het perceel zich bevinden verwijderen en een nieuwe woning met een loods hiervoor in de plaats bouwen. De gronden met daarop de bestaande gebouwen hebben de bestemming 'Wonen'. De nieuwe woning met loods is iets zuidelijker op het onderhavige perceel gesitueerd. Het bestemmingsvlak zal worden verdeeld in twee vlakken. Het deel dat gelegen is voor de woning zal de bestemming 'Tuin' krijgen. Het vigerend bestemmingsvlak 'Wonen' zal vergroot worden (zie figuur 3).
 
De nieuw te bouwen loods zal deels dienen voor het stallen van vee, materialen en materieel voor het hobbymatig houden van vee. Daarmee zal het grootste deel van het perceel behorende bij Jagerswei 1, bijna 4 hectare groot, beheerd worden. Daarnaast zal deze loods dienen voor opslag voor het montagebedrijf van de aanvrager. De werkzaamheden behorende bij het bedrijf vinden op locatie plaats en zullen dus niet in deze loods plaatsvinden.
 
Figuur 3.

3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is vastgesteld op 13 maart 2012. In deze visie geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden belangrijke andere accenten geplaatst op het brede gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent voor de ruimtelijke ordening in brede zin een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid. In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid van het Rijk om algemene regels te stellen zal worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, en Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken.

In het Barro staan die regels, die als nationaal belang in de SVIR worden herbevestigd en die instemming van de Tweede Kamer heeft gekregen. De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen die juridische borging vragen, zijn neergelegd in een aanvulling van het Barro.

Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân
In het Streekplan Fryslân 2007 (vastgesteld door Provinciale Staten op 13 december 2006) wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie aangegeven. Centraal staan de relaties tussen stad en platteland, waarbij sprake is van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland.
 
Met dit plan wordt wonen geconcentreerd, er is sprake van herstructurering. Het plan past binnen het provinciaal beleid.
     
Verordening Romte 2014
Op 25 juni 2014 heeft de provincie de Verordening Romte 2014 vastgesteld. In deze verordening worden regels gesteld, onder andere aan wonen. Uitgangspunt is zorgvuldig ruimtegebruik.
 
Er is hier sprake van vernieuwing van bestaande bouw en revalisatie van de locatie. De bestaande gebouwen worden afgebroken. Hiervoor in plaats komen minder gebouwen, die meer geconcentreerd op het perceel worden gebouwd. 
 
Omdat in het kader van de verordening Romte het bestaand stedelijk gebied is begrensd, is daaraan ook de afspraak over ‘plafondloos bouwen’ gekoppeld. Dit houdt in dat de binnenstedelijke plannen niet zijn gebonden aan een maximum capaciteit. Met deze afspraak wordt het binnenstedelijke bouwen gestimuleerd. Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het stedelijk gebied.
 
Aangezien onderhavig plan een herstructureringsplan is, waarbij zorgvuldig ruimtegebruik het uitgangspunt is, voldoet het hieraan. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Broeksterwâld
Omdat het bestemmingsplan Jagerswei 1 een wijziging betreft van een plangebied gelegen binnen het bestemmingsplan Broeksterwâld, zal aansluiting moeten worden gezocht bij de bouwregels die in dit bestemmingsplan staan vermeld. Er is met name aansluiting gezocht bij artikel 15.2 sub g onder 2:
 
'De gezamenlijke oppervlakte van de ondergeschikte bebouwing per hoofdgebouw bedraagt bij een bouwperceel met een oppervlakte van meer dan 1000 m² niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, tot een maximum van 200 m² dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is'.
 
Voor het totale oppervlak aan bebouwing is als uitgangspunt genomen het bestaande oppervlak van de bebouwing zoals die op de luchtfoto uit 2014 zichtbaar is op het woonperceel Jagerswei 1. De oppervlakte van deze bebouwing is berekend op 540 m². De gezamenlijke oppervlakte van het nieuwe hoofdgebouw en de bijgebouwen blijft binnen dit berekende oppervlak.
 
Woonvisie Dantumadiel
Dantumadiel maakt deel uit van de woonregio Noord-Oost Fryslân en heeft haar doelstellingen samen met de gemeenten Dongeradeel, Kollumerland c.a. en Achtkarspelen neergelegd in de strategische Woonvisie Nofa. Deze Nofa-woonvisie is doorvertaald naar de gemeentelijke “Woonvisie Dantumadiel, maken van heldere keuzes tegen de achtergrond van krimp". In de gemeentelijke woonvisie zijn de volgende speerpunten opgenomen:

Maatwerk en diversiteit in de dorpen
Om de dorpen in de gemeente Dantumadiel levendig te houden is het belangrijk dat het voor inwoners aantrekkelijk is en blijft om in het dorp te wonen. Ook als er steeds minder voorzieningen zijn. Daarom is een divers woningaanbod van belang zodat de bewoners hun (veranderende) woonwensen kunnen vervullen en tegelijkertijd in hun eigen dorp kunnen blijven wonen, ook als ze ouder worden en zorg nodig hebben. Belangrijke doelgroepen zijn senioren en starters. Voor het woningaanbod geldt de volgende volgorde:
  1. herstructurering (opwaardering kwaliteit bestaande woningvoorraad);
  2. inbreiding (uitbreiden binnen dorpskom);
  3. uitbreiding (nieuwe uitbreidingsplannen).
Een uitbreiding moet zoveel mogelijk in het landschap worden ingepast en zal hoofdzakelijk plaatsvinden in Damwâld, Feanwâlden en De Westereen. Ook in de kleine dorpen blijft beperkt ruimte voor uitbreiding.

Kwaliteit van het wonen
Het inwonersaantal in de gemeente Dantumadiel krimpt al een aantal jaren. De verwachting is dat dit in toekomst nog meer plaats gaat vinden. Krimp biedt kansen en kan benut worden als aanjager van een kwaliteitsverbetering.
De bestaande woningvoorraad moet zo worden aangepast dat de woningen ook in de toekomst voldoen aan de woonwensen van de consument. Daarnaast moet de leefomgeving aantrekkelijk worden gehouden.

Woonwensen centraal
Huidige en toekomstige inwoners van Dantumadiel moeten zoveel mogelijk vastgehouden worden door een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. Om dit te bereiken worden er producten ontwikkeld die de consumenten in staat stellen om zijn of haar woonwensen te vervullen. Het gaat bij dit speerpunt om de volgende aspecten:
  1. Senioren: integreren wonen, welzijn en zorg en bevordering doorstroming op de woningmarkt;
  2. Starterslening beter bereikbaar maken;
  3. Vergroten van betaalbaar huursegment voor de lagere inkomens;
  4. Vergroten zeggenschap bewoners in de woonomgeving;
  5. Zelfbouw faciliteren door het uitgeven van vrije kavels.
In het onderhavig bestemmingsplan is sprake van herstructurering. Er wordt ingespeeld op de wens dat ook in de toekomst woningen moeten voldoen aan de woonwensen van de consument. De bestaande woning is in die zin niet meer geschikt voor bewoning. De initiatiefnemer zal de nieuwe woning en bijgebouwen zelf gaan bouwen, waarmee de zeggenschap op de eigen woonomgeving daadwerkelijk handen en voeten wordt gegeven.
Met dit bestemmingsplan zal de bouw van een vervangende woning met bijgebouwen mogelijk worden gemaakt. Hierdoor wordt aangesloten op de kwalitatieve woningbehoefte en uitgangspunten zoals genoemd in de Woonvisie Dantumadiel.
 
Woonprogramma
Op 24 april 2012 heeft de gemeenteraad het Woonprogramma 2010–2020 vastgesteld.
In dit Woonprogramma is aangegeven hoeveel woningen via inbreiding en uitbreiding per kern, gefaseerd over de periode tot en met 2015 en de periode 2016–2020, gerealiseerd worden in de gemeente Dantumadiel.
Omdat hier sprake is van vervanging van een bestaande woning, heeft dit bestemmingsplan geen invloed op het aantal woningen in de gemeente Dantumadiel.

4 Onderzoek

4.1 Stedenbouw

De locatie waar de nieuwe woning en bijgebouwen zal worden gebouwd, behoort tot de heideontginningen.
Deze zijn vrij jong (eind 19e, begin 20e eeuw) en komen met name voor langs de drogere randen van het Drentse plateau en op de hogere gronden langs de middenloop van de beekdalen. Door verschillend grondgebruik hebben deze gebieden zich zeer verschillend ontwikkeld.

De heideontginningen in de Noordelijke Wouden zijn dicht bebouwd. Deze karakteristieke dorpsstructuur wordt heidedorpen genoemd. Deze dorpen worden gekenmerkt door een verspreide bebouwing in blokvormige structuren en lintbebouwing zoals bij Broeksterwâld. Het grondgebruik bestaat naast erven en paardenweidtjes hoofdzakelijk uit grasland, veelal begrensd door elzensingels. In onderhavig geval vindt de nieuwbouw van de woning plaats binnen de bestaande landschappelijke structuren.

Door het vervangen van het woudboederijtje en de vele hokken door een nieuw woonhuis met garage en loods neemt de oppervlakte aan bebouwing af van 540 m² naar circa 500 m². De woning is gesitueerd op een groot perceel ongeveer 200 meter uit de as van de Meekmastrjitte die een onderdeel vormt van het rastervormig wegennet van het dorp. De Jagerswei sloot als puinreed aan op deze hoofdontsluiting. Ook in de nieuwe situatie zal de Jagerswei als ontsluiting worden gebruikt.
 
Daarnaast is er rekening gehouden met de korrelgrootte van de bebouwing, passende naar aard en schaal van de directe omgeving. De maximale maatvoering van het hoofdgebouw is bepaald op 150 m². De woning zal bestaan uit één bouwlaag met kap. Hierbij wordt aangesloten bij het bebouwingsbeeld die kenmerkend is voor het gebied ten noorden van de Kavelwei. Het aantal vierkante meters aan bijgebouwen dat resteert is 350 m². De te bouwen loods is 300 m² en de aangebouwde garage met plat dak bedraagt ongeveer 50 m².

Het ruimtelijke contrast tussen het plangebied en de belendende nieuwbouwwijk behorende bij het komgebied van Broeksterwâld is groot. Broeksterwâld behoort van oorsprong tot het type heidedorp. Heidedorpen ontstonden in afgelegen hoogveen- en heidestreken. Men vestigde zich vaak lukraak verspreid over de heide. De nederzettingsstructuur van een heidedorp kenmerkt zich door een individueel, open en extensief bebouwingspatroon met een verspringende rooilijn en groene erven, kampen. De bebouwing is gericht op weg of pad. De dorpsrand is vaag en gaat geleidelijk in verspreide bebouwing over. De komvorming treedt pas in de twintigste eeuw op.
 
Broeksterwâld laat zich in ruimtelijk opzicht karakteriseren door vrijstaande bebouwing, hoofdzakelijk gesitueerd langs een rastervormig wegennet. Percelen weiland afgewisseld door bosschages bepalen de ruimten achter de woningen en geven het dorp een groen karakter. Door de open gebieden binnen de dorpsbebouwing is er een sterke relatie met het buiten het dorp gelegen grootschalige agrarische gebied. In mindere mate binnen het dorpsgebied, maar in ruimere mate in een overgangsgebied rond de dorpskom, is verspreide woon- en kleinschalige agrarische bebouwing aanwezig. Aan dit duidelijk aan de ontstaansgeschiedenis gerelateerde beeld, dat de eigenheid van Broeksterwâld bepaald, zijn door naoorlogse nieuwbouwclusters en bedrijvigheid, elementen toegevoegd met niet gebiedsspecifieke, maar meer algemene kenmerken.
 
Conclusie
De nieuw te bouwen woning met bijgebouwen laat zich stedenbouwkundig goed inpassen in de ruimtelijke structuren passend bij het gebied.
     

4.2 Cultuurhistorie

De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een wijziging van het Bro geleid. Ieder ruimtelijk plan dient nu tevens een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Zover hier sprake van is, dient daarnaast aangegeven te worden op welke wijze met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hierbij dient tevens de historische (stede)bouwkunde en historische geografie te worden meegenomen in de belangenafweging. Aangegeven dient te worden welke conclusies aan de geanalyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze zijn geborgd in het plan.
  
Op de Cultuurhistorische Kaart Fryslân 2 (CHK 2) van de provincie Fryslân is informatie opgenomen over cultuurhistorische waarden. Uit de CHK 2 blijkt dat in het plangebied slechts één bijzondere cultuurhistorische waarde aanwezig is (zie figuur 5). 
 
Figuur 5.
  
Het betreft het volgende element: Oude paden, nieuwe wegen. De Jagerswei is aangeduid als puinreed, zonder verdere historische betekenis. Deze puinreed vormt een onderdeel van het rastervormig wegennet, dat kenmerkend is voor Broeksterwâld. Middels deze puinreed wordt het perceel ontsloten op de Meekmastrjitte, die als hoofdontsluiting kan worden aangemerkt. Het plan leidt niet tot aantasting van deze puinreed.
 
Conclusie
Gelet op het voorgaande, past dit plan in het beleid met betrekking tot het behoud van cultuurhistorische waarden.

4.3 Milieuzonering

Ter bescherming van de leefkwaliteit is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies noodzakelijk. Om die reden moet worden onderzocht of in de directe omgeving van het perceel milieugevoelige functies aanwezig zijn en in welke mate de activiteiten, die vanuit het plangebied worden uitgeoefend, hinderlijk zijn voor deze (gevoelige) functies.

Conclusie
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen milieubelastende bedrijven gevestigd. Het plan is uitvoerbaar en kan voldoen aan de gestelde afstandseisen tot derden.
 

4.4 Waterhuishouding / watertoets

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is uitdrukkelijk bepaald dat in de toelichting bij bestemmingsplannen inzicht verkregen moet worden in de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De waterbeheerder in het plangebied is Wetterskip Fryslân. Voor het overleg op grond van artikel 3.1.1. van het Bro wordt Wetterskip Fryslân gevraagd het voorliggende bestemmingsplan te beoordelen en een advies voor de watertoets te geven. Voor deze beoordeling is als format de digitale watertoets ontwikkeld. Met de digitale watertoets kunnen watertoetsen worden aangevraagd voor alle ruimtelijke plannen. De digitale watertoets (zie Bijlage 1: watertoets) bepaalt welke procedure moet worden doorlopen voor de watertoets.
De initiatiefnemer heeft Wetterskip Fryslan geïnformeerd over het plan Bestemmingsplan Jagerswei 1 Broeksterwâld via de digitale watertoets. Hiermee is bepaald dat het plan een zodanige invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen dat kan worden volstaan met een standaard wateradvies.
 
In dit advies staan de maatregelen die Wetterskip Fryslân adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Het is een standaard advies dat voor alle kleine plannen wordt gegeven. Hierdoor kan het voorkomen dat niet alle punten gelden voor het plan bestemmingsplan Jagerswei 1 Broeksterwâld.

Probeer regenwater langzaam weg te laten lopen
Regenwater dat op een verhard oppervlak valt, gaat sneller naar het riool of een sloot dan regenwater dat op onverhard oppervlak valt (zoals gras of een groenstrook). Wanneer opeens veel water in de riolen en sloten komt kan dit wateroverlast geven. Het is daarom belangrijk dat het regenwater langzaam wegloopt. Dit kan op verschillende manieren. Geadviseerd wordt om het regenwater eerst in een regenton op te vangen, gebruik te maken van grasstenen ('open bestrating') voor de bestrating en niet het hele perceel te bestraten, maar stukken op te laten met gras of andere beplanting.

Regenwater niet op het riool lozen
Wetterskip Fryslân adviseert om regenwater direct op een sloot te lozen en niet op het vuilwaterriool. De rioolwaterzuivering wordt dan niet onnodig belast met schoon regenwater. Dit is uiteraard alleen mogelijk als er een sloot dicht bij het perceel ligt.

Gebruik schone bouwmaterialen, gebruik geen chemische onkruidbestrijding
Regenwater dat op het plangebied valt, komt uiteindelijk altijd in het grondwater of in het oppervlaktewater. Voorkom watervervuiling door geen uitlogende bouwmaterialen zoals zink, koper en lood te gebruiken. Deze materialen zijn een belangrijke bron voor de vervuiling van ons water. Ook adviseert Wetterskip Fryslân om geen chemische middelen voor onkruidbestrijding te gebruiken.

Vloeren minimaal een meter boven het grondwater
Wetterskip Fryslân adviseert om het vloerpeil (bovenkant vloer) van woningen en andere bouwwerken minimaal een meter boven het grondwaterpeil aan te leggen. Hierdoor wordt grondwateroverlast voorkomen.

Vergunningen die bij het waterschap moeten worden aangevraagd
Voor sommige werkzaamheden of activiteiten is een watervergunning van het waterschap nodig of moet een melding worden gedaan. Voorbeelden zijn:
  • het onttrekken en/of lozen van grondwater (bijvoorbeeld bronneringen);
  • het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater;
  • het toepassen van grond in een watergang;
  • het graven of dempen van sloten;
  • de aanleg van dammen of duikers.
Koude- en warmteopslag
Als sprake is van koude- en warmteopslag in de bodem dient de aanvrager hiervoor contact op te nemen met de provincie Fryslân.
 
Conclusie
Alle aspecten met betrekking tot water in dit plangebied zijn beschreven in deze paragraaf. De conclusie is dat water geen belemmerende factor is voor het voorliggende bestemmingsplan met de daarin opgenomen bestemmingen en regels.

4.5 Geluid

De Wet geluidhinder bepaalt dat de geluidsbelasting op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm. In veel gevallen is dit 48 dB. In de wet is aangegeven wanneer een weg zoneplichtig is. Elke weg heeft in principe een zone, behoudens:
  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.
Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) worden gerealiseerd moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder wordt voldaan. Voor de Meekmastrjitte geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur. Het betreft een zoneplichtige
weg. De nieuwe bebouwing betreft een woonfunctie, en is een geluidsgevoelig object. De afstand van het dichtstbijzijnde punt van de nieuwbouw tot de as van de weg Meekmaststrjitte is bij benadering 195 meter. De nieuwbouw ligt daarmee binnen de geluidszone van de weg de Meekmastrjitte (die 250 meter bedraagt).
Akoestisch onderzoek is daarmee noodzakelijk. Het aspect wegverkeerslawaai is nader bekeken.

Uit onderzoek d.d. 12 januari 2009 van Akoestisch Adviesbureau Vrancken is gebleken dat onder andere de Meekmastrjitte een voor geluidsproductie niet relevante weg betreft. Dit omdat het een weg betreft met een weekdaggemiddelde verkeersintensiteit lager dan 800 motorvoertuigen. Bij dergelijke wegen zal op 10
meter van het midden van de weg de voorkeurswaarde van 48 dB niet worden overschreden.
De verkeerssituatie is sinds 2009 niet noemenswaard gewijzigd, zodat nu nog steeds van de constateringen in het hierboven genoemde onderzoek kan worden uitgegaan. Dit betekent dat de gevraagde nieuwbouw op de betreffende locatie niet door geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai wordt belemmerd.

Conclusie
De ontwikkelingen in het plangebied zijn op dit punt uitvoerbaar.

4.6 Archeologie

Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg is het noodzakelijk in ruimtelijke plannen aandacht te besteden aan mogelijk aanwezige archeologische waarden in het betreffende plangebied. De provincie heeft op haar website een kaart (Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra, FAMKE) geplaatst, waarop staat aangegeven in welke gebieden een bepaald soort onderzoek dient te worden uitgevoerd en in welke gevallen dit onderzoek achterwege kan blijven.

Op de FAMKE is het plangebied wat betreft mogelijke archeologische waarden uit de steentijd-bronstijd aangeduid als quicksan (zie figuur 6).
Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000 m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over worden gegaan op een karterend onderzoek 2 (6 boringen per hectare). Tevens dient te worden nagegaan of er zich bekende vuursteenvindplaatsen en dobben in het gebied bevinden. Deze locaties moeten dan vervolgens door middel van een archeologisch onderzoek worden gewaardeerd (zie advies ‘waarderend onderzoek vuursteenvindplaatsen' en ‘waarderend onderzoek dobben') . De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.
 
Figuur 6. Fragment van de Famke, steentijd-bronstijd.

Wat betreft mogelijke archeologische waarden uit de ijzertijd-middeleeuwen is het plangebied op de FAMKE aangeduid als karterend onderzoek 3 (zie figuur 7).
In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Mochten er, als gevolg van het karterend archeologisch onderzoek, een of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats, en de strategie van onderzoek dient te worden bepaald door het desbetreffende onderzoeksbureau. Indien de vindplaats een nieuw aangetroffen terp betreft, geldt het advies: ‘waarderend onderzoek op terpen'. De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden. Mocht het plangebied een bebouwde kom betreffen, dan dient in de onderzoeksstrategie rekening te worden gehouden met recente verstoringen die zich kunnen hebben voorgedaan.
Figuur 7. Fragment van de Famke, ijzertijd-middeleeuwen.
 
Conclusie
In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt van meer dan 5000 m². De voorgestelde onderzoeken zijn dan ook niet noodzakelijk. De bouw van de woning en loods op de betreffende gronden worden niet door archeologische waarden binnen het plangebied belemmerd.
 

4.7 Flora en fauna

De aanwezige bebouwing op de planlocatie heeft aanleiding gegeven tot een gericht onderzoek naar het voorkomen van uilen (specifiek de kerkuil) en vleermuizen (specifiek de gewone dwergvleermuis). Deze onderzoeken zijn als bijlage 2 verklaring kerkuil en bijlage 3 quicksan vleermuizen toegevoegd. Het resultaat van het onderzoek is dat geen individuele uilen, braakballen of uitwerpselen zijn aangetroffen en dat ten aanzien van vleermuizen geen verblijfplaatsen of goede vliegroutes zijn aangetroffen. Bij het verwijderen van de huidige bebouwing zijn er voldoende alternatieve fouragemogelijkheden in de directe omgeving aanwezig. In ruimer verband bestaat het plangebied uit beweid grasland met alleen algemene dier- en plantensoorten. Gezien de situering van het perceel in een culturele omgeving van woningen met grote tuinen is het niet aannemelijk dat zich hier andere dan alleen algemeen voorkomende diersoorten bevinden. Buiten de broedtijd zullen activiteiten die betrekking hebben op de uitvoering van het bouwplan geen verstorende invloed hebben.

De verwachting is dat mede door de huidige inrichting en de geringe omvang van de ingreep geen negatieve gevolgen zullen ontstaan voor natuurwaarden in het gebied.

Aanbeveling
Zodra wordt begonnen met de feitelijke werkzaamheden tot bouwrijp maken van het plangebied moet de gebruikelijke zorgvuldigheid in acht worden genomen om onnodige verstoring en schade van dieren en planten te voorkomen. Bij werkzaamheden moet volgens de Flora- en faunawet rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Deze verstoring kan worden voorkomen door de werkzaamheden buiten de broedperiode te starten, dus buiten de periode van half maart tot half juli.
 
Conclusie
Vanuit het oogpunt van ecologie mag het plan uitvoerbaar worden geacht.

4.8 Bodem

Algemeen
In opdracht van Marinus Beheer B.V. heeft MUG Ingenieursbureau een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een deel van de locatie Jagerswei 1 te Broeksterwâld (zie bijlage 4: bodemonderzoek).

De aanleiding voor de uitvoering van het verkennend bodemonderzoek is de aanvraag van een bestemmingswijziging voor het bouwen van een woning met bijgebouwen. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater ter plaatse van de locatie. Tevens is aan de hand van de analyseresultaten van de grond de toepasbaarheid van de grond indicatief bepaald.

Onderzoeksresultaten

Vooronderzoek
Op basis van het vooronderzoek is de locatie niet als verdacht beschouwd op het voorkomen van een bodemverontreiniging.
 
Veldwerk
Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de opgeboorde grond zijn geen bijzonderheden waargenomen die duiden op een bodemverontreiniging.
 
Analyseresultaten grond
Uit de analyseresultaten blijkt dat in de onderzochte bovengrondmonsters verhoogde gehalten met koper, zink en kwik zijn aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde.
In de onderzochte ondergrondmonsters zijn geen verhoogde gehalten aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde.
 
Analyseresultaten grondwater
In het grondwater zijn verhoogde concentraties aan barium en zink gemeten boven de streefwaarde.
 
Conclusie
De resultaten zijn in tegenspraak met de vooraf gestelde hypothese dat de locatie niet verdacht is. De gemeten concentraties aan barium en zink in het grondwater betreffen waarschijnlijk van nature verhoogde achtergrondwaarden, die geen gevaar vormen voor de volksgezondheid en het milieu. De aangetoonde gehalten in de grond met koper, zink en kwik zijn dermate, dat de onderzoeksresultaten geen aanleiding vormen tot de uitvoering van een nader bodemonderzoek. De resultaten vormen geen belemmering voor de voorgenomen nieuwbouw van een woning met bijgebouwen.
 
De indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit is de onderzochte bovengrond beoordeeld als kwaliteitsklasse 'Klasse industrie' en de ondergrond als kwaliteitsklasse 'Altijd toepasbaar'. Indien grond vanaf de locatie wordt afgevoerd, is bij hergebruik elders het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Voor toepassing van de grond elders dient toestemming te worden verkregen van het bevoegd gezag en kan onderzoek conform het Besluit bodemkwaliteit gevraagd worden.
 
Tot slot dient opgemerkt te worden dat de conclusie is gebaseerd op het vooronderzoek en de onderzoeksresultaten van dit onderzoek. Dit verkennend bodemonderzoek schets een algemeen beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Bij eventueel grondverzet dient men rekening te houden met mogelijk plaatselijk voorkomende (zintuiglijke) afwijking.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij de herinrichting van een gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dient het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.

Plaatsgebonden risico
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.

Groepsgebonden risico
Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord. 
Figuur 8. Fragment van de risicokaart.

Conclusie
De provinciale risicokaart wijst uit dat zich binnen een relevante afstand van het plangebied geen risicobronnen bevinden.

4.10 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 μg/m 3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.
Voor kleinere ruimtelijke plannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool (mei 2014) ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

Conclusie
In het onderhavige geval zal er echter geen sprake van een toename van vervoersbewegingen. Er is namelijk sprake van verplaatsen van een woning met bijgebouwen.

5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

Wat is een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. De grondgebruiker kan niet worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar de grondgebruiker mag ook geen andere functies uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Er wordt bij het onderhavige bestemmingsplan zo veel als mogelijk aangesloten bij de uitgangspunten zoals deze zijn geformuleerd in het kader van het nieuwe bestemmingsplan Broeksterwâld. Echter het verschil blijft wel dat de bestemmingen in het bestemmingsplan Broeksterwâld iets ruimer zijn opgezet doordat deze zijn afgestemd op een ander schaalniveau.

Waaruit bestaat een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit:
  • De verbeelding (voorheen plankaart);
  • De regels (voorheen voorschriften);
  • De toelichting.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied. In de toelichting paragraaf 5.2 volgt een toelichting op de regels.

5.2 Toelichting op de regels

Toelichting op regels
In het eerste hoofdstuk zijn de inleidende regels opgenomen. De inleidende regels bevatten de begripsbepalingen en de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
In hoofdstuk 2 zijn de regels van de verschillende bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels en daarna eventuele wijzigingsbevoegdheden. Hiermee wordt flexibiliteit geboden.
In hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan, zoals algemene afwijkings- en wijzigingsregels en overige regels.
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk overgangs- en slotregels opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Uitleg bestemmingen
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent.

Agrarisch
Ten oosten, westen en zuiden van de bestemmingsvlakken 'Wonen' en 'Tuin' liggen landbouwgronden. Middels de bestemming 'Agrarisch' kunnen deze gronden worden gebruikt voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Door het ontbreken van een bouwvlak mogen op deze gronden geen gebouwen worden opgericht.

Tuin
Het voorerf van de woning krijgt de bestemming 'Tuin'. Dit betreft het deel van het erf bij de woning waar geen gebouwen zijn toegestaan. De reden hiervan is dat de woning vanaf de openbare weg (Meekmastrjitte) zichtbaar moet zijn. Wel zijn onder voorwaarden erkers mogelijk.
 
Verkeer - Verblijf
Het gedeelte van de Jagerswei binnen het plangebied is bestemd als 'Verkeer - Verblijf'. Deze bestemming waarborgt de functie van de deze historische puinreed als ontsluiting van het plangebied.

Wonen
De woning en de daaraan ondergeschikte bebouwing zijn geregeld binnen de bestemming 'Wonen'. Het hoofdgebouw (woning) is vastgelegd binnen een bouwvlak dat is afgestemd op de in paragraaf 2.2 beschreven situatie. Binnen dit bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan. Voor de woning geldt een goot- en nokhoogte van ten hoogste 3,5 en 9 meter. Naast het wonen is in beperkte mate ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.
Buiten het bouwvlak bestaat de mogelijkheid voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing. Hieronder valt de aangebouwde garage en de te bouwen loods. Deze loods zal deels dienen voor het stallen van vee, materialen en materieel voor het hobbymatig houden van vee en voor opslag voor het montagebedrijf van de aanvrager. De werkzaamheden behorende bij het bedrijf vinden op locatie plaats en zullen dus niet in deze loods plaatsvinden. 

6 Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Exploitatieplan
Op grond van het bepaalde in Afdeling 6.4 Wro is de gemeente verplicht om ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid de kosten voor het in exploitatie brengen van de gronden te verhalen op de ondernemer en daartoe op basis van artikel 6.12 eerste lid Wro in beginsel een exploitatieplan vast te stellen.
In dit geval behoeft de gemeente geen exploitatieplan vast te stellen, omdat het plan een particulier initiatief is. Dit betekent, dat de kosten volledig door de initiatiefnemer worden gedragen. Er kan met voldoende zekerheid worden gesteld, dat de initiatiefnemer over de financiële middelen beschikt om het plan te realiseren. De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

Planschade
Een bestemmingsplan is één van de oorzaken waardoor schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan ontstaan. Door deze planschade kan de economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan in het geding komen.
Om de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te waarborgen, zal daarom door de gemeente Dantumadiel een planschadeovereenkomst worden afgesloten met de initiatiefnemer. Op basis hiervan komt de eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer.
 

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ontwerp bestemmingsplan
In het kader van de bestemmingsplanprocedure, zoals bepaald in de Wet ruimtelijke ordening, ligt het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage. Binnen deze termijn kan een ieder zijn/haar zienswijze over het bestemmingsplan geven. Dan zal duidelijk worden hoe men tegen het plan aankijkt.

Bestemmingsplan
Indien noodzakelijk wordt het bestemmingsplan aangepast aan de zienswijzen. Vervolgens wordt het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.

Overleg
Volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarover overleg met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn. Versnelling van besluitvormingsprocedures is één van de doelstellingen van de Wet ruimtelijke ordening. Als mogelijke vertrager in de procedure is het vooroverleg genoemd. Het overleg dient dan ook beperkt te blijven tot die overheidsinstanties waarmee overleg werkelijk noodzakelijk is om te voorkomen dat de taak of verantwoordelijkheid van het andere overheidsorgaan ontoelaatbaar wordt beperkt, of dat het door dat orgaan te behartigen belangen wordt benadeeld.

Het plan is voor het overleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening verzonden aan Wetterskip Fryslân en provincie Fryslân.