Plan: | Paraplubestemmingsplan kleine windturbines gemeente Dantumadiel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1891.BpKleinewindmolens-VA01 |
Provinciale Staten van de provincie Fryslân hebben in hun vergadering van 1 juli 2020 de Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014 (windturbines) gewijzigd vastgesteld. Door deze wijziging bestaan er in de provincie nu mogelijkheden om onder voorwaarden windturbines bij agrarische bouwpercelen te realiseren. Windturbines kunnen geregeld worden in een paraplubestemmingsplan door middel van een afwijkingsmogelijkheid gebaseerd op een aantal voorwaarden. Een aanvraag moet aan de provincie worden voorgelegd. Deze wijziging in de provinciale verordening heeft ertoe geleid dat ook in de gemeente Dantumadiel diverse initiatieven zijn ingediend voor het plaatsen van kleine turbines. De geldende bestemmingsplannen zijn gebaseerd op verouderd provinciaal beleid en faciliteren deze kleine windturbines echter (nog) niet. Dat betekent dat voor elke aanvraag een uitgebreide vergunningprocedure nodig, die tijdrovend en kostbaar is. De gemeente Dantumadiel wil daarom naar aanleiding van deze beleidswijziging een gemeentedekkende planologische regeling opstellen met daarin een eensluidende regeling voor windturbines bij agrarische bouwpercelen. Het voorliggende paraplubestemmingsplan voorziet daarin.
Hoewel de provincie ruimte biedt tot drie windturbines op of aansluitend op een agrarisch erf, heeft de Raad van State geconcludeerd dat er een plan-MER ten grondslag had moeten liggen aan de windturbinenormen uit het Activiteitenbesluit en –regeling. Nu de minister dit heeft nagelaten, is er per windpark een milieubeoordeling nodig. Er is sprake van een windpark bij drie of meer windturbines.
De gemeente Dantumadiel wil wel ruimte bieden voor projecten met drie windturbines, maar wil tegelijk de realisatie van projecten met één of twee turbines niet onnodig vertragen. Daarvoor is in dit paraplubestemmingsplan een afwijkingsregel opgenomen, die het mogelijk maakt om op of aansluitend op een boerenerf één of twee windturbines met een reguliere procedure omgevingsvergunning te verlenen. Voor plannen met drie turbines biedt dit plan geen ruimte, maar kan met een uitgebreide procedure worden aangevraagd.
Het is mogelijk om meerdere bestemmingsplannen tegelijkertijd op één of meerdere thema's of onderdelen te wijzigen zodat ze weer zijn voorzien van een goede regeling. Dit kan in de vorm van een zogenaamd paraplubestemmingsplan dat thema's of onderdelen regelt voor de bestemmingsplannen die zijn genoemd in het paraplubestemmingsplan. Omdat de regeling overkoepelend geldt voor een aantal bestemmingsplannen wordt het een paraplubestemmingsplan genoemd. Het voorliggende paraplubestemmingsplan is daarmee een aanvullende regeling voor het onderwerp windturbines bij agrarische bouwpercelen en herziet de bestaande bestemmingsplannen op dit onderdeel. Het paraplubestemmingsplan voorziet in een regeling om onder (de door de provincie gestelde) voorwaarden windturbines op of aangrenzend aan een agrarisch bouwperceel toe te staan. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde binnenplanse afwijkingsprocedure.
Het paraplubestemmingsplan heeft betrekking op alle gronden binnen geldende bestemmingsplannen waar agrarische bouwpercelen aanwezig zijn en op gronden direct grenzend aan agrarische bouwpercelen. Het plangebied behelst derhalve een groot deel van het grondgebied van de gemeente Dantumadiel. Het plangebied betreft het landelijk gebied waarin agrarische bedrijven zijn gelegen, dit in verband met de relatie van de plaatsing van windturbines met het agrarische bedrijf i.c. het bouwvlak. Het plangebied betreft in ieder geval de plangebieden van de volgende bestemmingsplannen:
In de bovenstaande bestemmingsplannen komt in ieder geval één agrarisch bouwvlak voor. Daarnaast zijn een aantal andere bestemmingsplannen in het onderhavige paraplubestemmingsplan meegenomen, omdat daar agrarische gronden aanwezig zijn die grenzen aan agrarische bouwpercelen. In bijlage 1 van de regels zijn alle bestemmingsplannen opgenomen die met dit paraplubestemmingsplan worden herzien.
Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Op rijksniveau is dit onder andere de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Deze beleidsnota geeft geen specifieke uitgangspunten voor het plangebied. Verder zijn op basis van rijksbeleid diverse thema's op het plangebied van toepassing. Hierbij worden uitsluitend regels gesteld ten aanzien van ontwikkelingen. Omdat geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, zijn deze thema's niet van belang. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en met name een verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het plangebied.
Geconcludeerd kan worden dat er met onderhavig paraplubestemmingsplan voor kleine windturbines bij agrarische bedrijven geen strijdigheden optreden met het rijksbeleid.
Op provinciaal niveau geldt de Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele, dat verder is uitgewerkt in de Verordening Romte Fryslân. Voor het onderhavige paraplubestemmingsplan is de Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014 (windturbines) van belang. Deze wijziging voorziet in mogelijkheden om onder de volgende voorwaarden maximaal 3 windturbines op of direct grenzend aan het bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf te realiseren:
Het onderhavige paraplubestemmingsplan voorziet in een regeling om onder (de door de provincie gestelde) voorwaarden twee windturbines op of aangrenzend aan een agrarisch bouwperceel toe te staan.
In het 'Bestuursakkoord coalitie 2018-2022 gemeente Dantumadiel' wordt ten aanzien van duurzaamheid onder meer het volgende vermeld:
Geconcludeerd kan worden dat het voornemen om kleinschalige windturbines bij agrarisch bedrijven door middel van een paraplubestemmingsplan planologisch te faciliteren passend is binnen het gemeentelijk beleid.
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting op een ruimtelijk plan inzicht verkregen moet worden in de uitvoerbaarheid van het plan in relatie tot een aantal kwaliteitseisen uit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Met andere woorden, er moet sprake zijn van een goede omgevingssituatie.
De windturbine moet voldoen aan de van toepassing zijnde eisen van het Activiteitenbesluit, waaronder de normen voor slagschaduw. In het Activiteitenbesluit is beschreven op welke manier getoetst wordt voor slagschaduw. Als er sprake is van hinder door slagschaduw bij een gevoelig object, dan is men verplicht om een automatische stilstand voorziening aan te brengen bij de windturbine (artikel 3.12 lid 1 van de Activiteitenregeling).
De windturbine moet voldoen aan de van toepassing zijnde eisen van het Activiteitenbesluit, waaronder de normen voor geluidhinder. Het totale geluidniveau wat een inrichting maximaal mag produceren op de gevel van omwonenden en andere geluidgevoelige objecten is opgenomen in het Activiteitenbesluit. Voor een kleine windturbine met een rotordiameter van 2 meter of meer is een melding Activiteitenbesluit milieubeheer verplicht. Bij de melding moet een akoestisch onderzoek worden gevoegd.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op 27 oktober 2004 zijn het Bevi en de Regeling externe veiligheid inrichtingen van kracht geworden. In het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot inrichtingen met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaarcontour (die als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaarcontour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Onderzoek
Uit de risicokaart blijkt dat binnen het plangebied waarop dit paraplubestemmingsplan van toepassing is, verscheidene hogedruk aardgastransportleidingen en andere risicobronnen liggen. Gebieden kunnen op voorhand niet worden getoetst op de mogelijkheid van de bouw van een windturbine met een ashoogte van maximaal 15 meter. Deze toetsing wordt uitgevoerd bij een aanvraag omgevingsvergunning. In de juridische regeling is om die reden een regel opgenomen die de afstand van windturbines tot risicobronnen borgt.
Figuur : Uitsnede risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)
Hoogspanningsleidingen
De eigenaar van de hoogspanningsleidingen, TenneT, bepaalt de afstand die moet worden aangehouden tussen eigendommen van TenneT en windturbines op basis van het 'Handboek Risicozonering Windturbines'. Omdat geen eis voor certificering is opgenomen en omdat de veiligheidsmaatregelen bij windturbines met een ashoogte van maximaal 15 meter afwijken van de grote exemplaren, heeft TenneT rekening gehouden met de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental waarbij de mogelijkheid wordt geboden dat kan worden volstaan met een kortere afstand. De gemeente Dantumadiel heeft in de regels bepaald dat de aan te houden afstand van een windturbine tot hoogspanningsleidingen op zijn minst de maximale werpafstand bij twee keer het maximale toerental bedraagt. Deze maximale werpafstand is de afstand die een rotorblad kan afleggen bij het losschieten van de windturbine als deze twee keer zo snel draait dan maximaal mogelijk (nominaal toerental). Het toetsingskader wordt toegepast bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een windturbine, zoals door dit bestemmingsplan geboden. Het plan voldoet hiermee aan de gestelde eisen.
In onderstaande figuur wordt de ligging van hoogspanningsverbindingen die door de gemeente Dantumadiel lopen weergegeven.
Figuur : Uitsnede HoogspanningsNet Netkaart (bron: hoogspanningsnet.com)
Conclusie
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van een windturbine met een ashoogte van maximaal 15 meter moet beoordeeld worden of op grond van het aspect externe veiligheid de omgevingsvergunning kan worden verleend. Eventueel kunnen in het kader van externe veiligheid voorwaarden worden gesteld. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Door de plaatsing van windturbines kunnen ecologische belangen worden geschaad. Het gaat daarbij met name om effecten voor (beschermde) vogels of vleermuizen. Dit is op voorhand niet direct duidelijk en afhankelijk van de locatie. Bij elke aanvraag zal getoetst moeten worden aan de natuurbelangen. Dit kan in de vorm van een quickscan. Met een natuurtoets (quickscan) moet worden onderzocht welk effect de windturbine heeft. Worden beschermde soorten verstoord, verwond of zelfs gedood? Dan kan het reden zijn om de windturbine niet toe te staan. Bij elke aanvraag voor plaatsing van een kleinschalige windturbine wordt per locatie gekeken of de Flora- en Faunawet van toepassing is. Wanneer dit het geval is, zal de initiatiefnemer een ontheffing moeten aanvragen. In de regels is hiertoe een bepaling opgenomen.
Windturbines zijn door hun hoogte en de noodzaak van vrije ruimte voor windvang goed zichtbaar vanuit de omgeving. En als zij draaien worden zij juist door die beweging nog eens extra benadrukt. Daarnaast zijn dergelijke bouwwerken van recente oorsprong en daarom worden zij in het algemeen niet ervaren als passend bij het traditionele landschap. Om die reden wordt de impact van windturbines nogal eens als negatief beoordeeld. Al snel kan een turbine beschouwd worden als afbreuk van het landschap. Om die afbreuk op de landschappelijke kwaliteit te beperken kan een landschappelijke inpassing verlangd worden. Daartoe wordt een plan opgesteld. Initiatiefnemer en gemeente komen in een dergelijk plan overeen waar de turbine geplaatst wordt en welke aanvullende maatregelen genomen worden. Hierbij valt te denken aan beplanting, positionering maar mogelijk ook sloop of kap. Om de impact op het landschap te beperken moet de turbine een ruimtelijke eenheid vormen met de overige bebouwing en beplanting op het perceel. Voor een initiatief dient een landschappelijk inpassingsplan opgesteld te worden. Dit gebeurt in overleg met: initiatiefnemer, de gemeentelijke stedenbouwkundige, de welstandscommissie Hûs en Hiem en de provincie. Maatwerk is belangrijk en mogelijk. Elke locatie, elk project is anders. Vroegtijdig overleg bij de start van het initiatief met alle betrokken partijen wordt daarom sterk aanbevolen. In een gezamenlijk overleg met initiatiefnemer, gemeente en Hûs en Hiem kan het voorstel dan worden besproken en kunnen de landschappelijke inpassing en de welstandsaspecten (uiterlijke verschijningsvorm) beoordeeld worden.
Voor het landschappelijk inpassingsplan dient gebruik te worden gemaakt van de handvatten die zijn aangereikt door Hûs en Hiem in de notitie 'Kleine windturbines in Fryslân'. Deze notitie is opgenomen als bijlage 2 van de regels. Voor de op te stellen inpassingsplannen en de randvoorwaarden per landschapstype kan eveneens gebruik gemaakt worden van het Landschapsbeleidsplan gemeente Dantumadeel (d.d. 11 november 2003), de Structuurvisie Buitengebied Dantumadiel&Kollumerland c.a. 2010-2020 d.d. 11 -02 2011) en de 'Nota ruimtelijke beleid buitengebied Dantumadiel 2010-2020' (juli 2011). Ook dient bij een aanvraag rekening te worden gehouden met de beschermde waarden zoals die zijn opgenomen in de onderliggende bestemmingsplannen ('moederplannen'). Het kan daarbij gaan om archeologische-, cultuurhistorische-, landschappelijke- en geomorfologische waarden.
Landschappelijk inpassingsplan
Als er meerdere vrijstaande turbines worden geplaatst (maximaal 3), dan is het belangrijk de opstelling te plaatsen op een manier die past bij de landschappelijke structuren rondom het erf. Als daar geen aandacht voor zou zijn, kan een erg rommelig of onlogisch beeld ontstaan Voor elk initiatief dient daarom een landschappelijk inpassingsplan opgesteld te worden. Het landschappelijk inpassingsplan omvat in ieder geval:
Het paraplubestemmingsplan is gebaseerd op het behouden van de juridisch-planologische ruimte zoals deze is opgenomen in de geldende bestemmingsplannen. Het paraplubestemmingsplan vormt het juridisch-planologische regime voor het onder voorwaarden mogelijk maken van windturbines op en aangrenzend aan agrarische bouwpercelen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde binnenplanse afwijkingsprocedure.
De opbouw van de regels is als volgt:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Dit hoofdstuk bestaat uit de inhoudelijke begripsbepalingen die van belang zijn voor de toepassing van het paraplubestemmingsplan. Deze regeling heeft zijn eigen begrippen. Deze begrippen worden daarom toegevoegd of vervangen de bestaande begrippen uit de geldende bestemmingsplannen. Het begrip 'windturbine' is toegevoegd om aan te geven wat hieronder valt. Het begrip sluit aan op het begrip uit de Verordening Romte 2014. Het begrip 'risicovolle inrichting' is opgenomen omdat moet worden voldaan aan bepaalde richtafstanden tot aardgastransportleidingen en hoogspanningsverbindingen. Verder is, om duidelijk te maken wat onder het gebruik van gronden voor kleinschalige duurzame energiewinning wordt verstaan, het begrip 'kleinschalige duurzame energiewinning 'toegevoegd.
Artikel 2 Wijze van meten
Teneinde interpretatieverschillen over het bepalen van de hoogte van een windturbine te voorkomen, wordt gemeten vanaf de ashoogte (zijnde het grondpeil tot het middelpunt van de rotorbladen). Tevens is een meetvoorschrift voor de tiphoogte en rotordiameter van een windturbine opgenomen. Bij de wijze van meten is aangegeven wat hieronder wordt verstaan.
Artikel 3 Van toepassing verklaring
Dit artikel geeft aan op welke gebieden het paraplubestemmingsplan betrekking heeft. De regels in dit bestemmingsplan zijn van toepassing op de in bijlage Lijst van toepassing zijnde bestemmingsplannen opgenomen bestemmingsplannen. In deze bestemmingsplannen wordt met de nieuwe regeling binnen de van toepassing zijnde agrarische bestemmingen het plaatsen van windturbines via een afwijkingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. De overige regels binnen de vigerende bestemmingsplannen blijven onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 2 Regels windturbines
Artikel 4 Algemene bouwregels
In dit artikel is de afwijkingsbevoegdheid opgenomen om windturbines te bouwen bij of aangrenzend aan een agrarisch bouwperceel. De voorwaarden die de provincie aan het toestaan van windturbines stelt, zijn als toetsingskader aan de afwijking met een omgevingsvergunning opgenomen. Voor de toetsing aan de onderdelen b en c van lid 5 Algemene gebruiksregels kan de toelichting van de provincie als leidraad worden genomen:
4.1.b. Eigen behoefte:
Uit landschappelijke overwegingen is het van belang dat het aantal windturbines beperkt blijft en dat extra druk op het net zoveel mogelijk wordt voorkomen. Om deze redenen mogen alleen bij agrarische bedrijven windturbines worden geplaatst als het opgestelde vermogen van de te plaatsen windturbine(s) is gericht op de eigen behoefte van het agrarisch bedrijf. Voor het bepalen van het eigen gebruik kan het gemiddelde energieverbruik van de afgelopen drie jaar als leidraad aangehouden worden. Voor een berekeningsmethode van deze eigen behoefte in relatie tot de opbrengst van de windturbine kan worden verwezen naar de landelijke Windviewer SDE ++. Wanneer gekozen wordt voor een combinatie met zonnepanelen of een mestvergister is het bijna niet te vermijden dat op enig moment toch sprake is van teruglevering aan het net. Dit mag, zolang gebruik gemaakt kan worden van de bestaande eigen netaansluiting van het agrarische bedrijf. Maatwerk blijft ook hier echter mogelijk. In uitzonderingsgevallen kan gemotiveerd worden dat door omstandigheden een netverzwaring toch nodig is om in de eigen behoefte te kunnen voorzien.
4.1.c. Landschappelijke inpassing
Het is verder van belang om de windturbines goed in te passen en daarbij de tevens mogelijkheden voor zon op dak te verkennen. Maatwerk is belangrijk. Vroegtijdig overleg met alle betrokken partijen bij de start van het initiatief wordt daarom sterk aanbevolen. Zie verder paragraaf 3.5. Wanneer zon op dak een reële optie is voor het bedrijf dan moet zorgvuldig worden afgewogen of vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit het plaatsen van zon op dak dan niet de betere manier is om te voorzien in de eigen energiebehoefte.
Met betrekking tot de voorwaarde dat de windturbines zorgvuldig worden ingepast in de landschappelijke- en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het landschapstype, zal de beoordeling plaatsvinden aan de hand van het in paragraaf 3.5 geschetste kader alsmede aan de hand van de Notitie Kleine windturbines in Fryslân zoals opgenomen als bijlage 2 bij de regels.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Het is mogelijk dat in een aantal geldende bestemmingsplannen windturbines niet zijn toegestaan en/of het gebruik van de gronden voor (kleinschalige) duurzame energiewinning planologisch niet mogelijk is op agrarische bouwpercelen en de daarbij behorende agrarische gronden. Indien hiervan sprake is, dient in combinatie met het bouwen ook het gebruik mogelijk te worden gemaakt. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die in dat geval in combinatie met artikel 4 lid 5 moet worden toegepast. In artikel 5.1, afwijken van de gebruiksregels is opgenomen dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor het gebruik van de gronden voor kleinschalige duurzame energiewinning in de vorm van zonne- en windenergie. De provincie geeft in haar beleid aan dat voorafgaand aan het toelaten van windturbines vooraf ook naar de mogelijkheden moet worden gekeken om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen. Het plaatsen van zonnepanelen op dak is grotendeels wel vergunningsvrij, maar niet altijd. Indien het niet vergunningsvrij is, moet de bestemming het wel toelaten. De verbreding van het gebruik -zoals verwoord in artikel 5.1- is uitsluitend toegespitst op kleinschalige duurzame energiewinning, hetgeen perceelgebonden is (zie begrip) en is niet van toepassing op de ontwikkeling van zonneparken. De Verordening Romte Fryslân geeft daarnaast aan dat opstellingen voor zonne-energie, mits voor eigen energieverbruik, alleen zijn toegestaan op het bestaande bouwperceel. De regeling in artikel 5.1 is hier op afgestemd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels en hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
De overige artikelen in dit paraplubestemmingsplan zijn opgenomen omdat dat op basis van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht is. De anti-dubbeltelregeling in hoofdstuk 3, artikel 6 is bedoeld om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw zou kunnen worden gebruik gemaakt. Tenslotte is in hoofdstuk 4 een standaardbepaling voor het overgangsrecht opgenomen (artikel Overgangsrecht) en een slotregel (artikel Slotregel).
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Als er sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, moeten deze kosten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. De kosten die worden gemaakt voor het opstellen van voorliggende paraplubestemmingsplan worden gefinancierd uit de gemeentelijke middelen.
Grondexploitatieplan
De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten om bij ontwikkelplannen een exploitatieplan op te stellen, tenzij het kostenverhaal anderzijds is verzekerd. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. Het oprichten van kleinschalige windturbines is alleen toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bestemmingsregels. De kosten voor de gemeente betreffen het beoordelen van deze aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. De economische uitvoerbaarheid ligt in de handen van initiatiefnemers. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.
Vooroverleg en inspraak
In artikel 3.1.1. Bro is bepaald dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gepleegd met de voor het onderwerp betrokken overheden of instanties. Er is een vooroverlegreactie binnen gekomen van de provincie Fryslân, de FUMO, Brandweer Fryslân, Wetterskip Fryslân en Tennet. Wetterskip Fryslân en Tennet kunnen zich vinden in het bestemmingsplan. De overige vooroverlegreacties worden hieronder kort weergegeven. De vooroverlegreacties zijn als bijlage 1 opgenomen bij de toelichting.
Provincie Fryslân
De Provincie ziet graag de afweging zon op dak terugkomen in de regels. Hier is gehoor aan gegeven door bij artikel 4.1. als afzonderlijk subnummer toe te voegen: 'vooraf eerst de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend'.
FUMO
De FUMO draagt de volgende punten aan:
Brandweer Fryslân
Brandweer Fryslân voorziet in het plangebied een aandachtspunt met betrekking tot de externe veiligheid. Brandweer Fryslân adviseert daarom om, naast de aardgasleiding, ook aandacht te besteden aan veiligheidsafstanden voor andere (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen. Ook wordt geadviseerd rekening te houden met andere risicovolle objecten die niet onder het Bevi vallen, zoals kleinere opslagen met gevaarlijke stoffen. Dit zou ondervangen kunnen worden middels de EV-beoordeling (bij het verlenen van de omgevingsvergunning). Het advies is dan ook om de EV-beoordeling via de regels in artikel 4.1 (afwijken van de bouwregels) van het bestemmingsplan geborgd te hebben.
Aan dit advies wordt gehoor gegeven. In artikel 4.1 sub e zal 'externe veiligheid' expliciet worden genoemd. Op deze manier is zekergesteld dat de EV beoordeling terugkomt bij de omgevingsvergunningaanvraag.
Zienswijzen
Nadat de reacties uit vooroverleg zijn beantwoord en eventuele aanpassingen in het plan zijn verwerkt, wordt het ontwerp-paraplubestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn kan eenieder een zienswijzen indienen.
Vaststelling
Nadat de ingekomen zienswijzen zijn beantwoord, wordt het paraplubestemmingsplan – al dan niet gewijzigd – ter vaststelling aangeboden aan de raad. Na publicatie start de beroepstermijn van zes weken. Het vaststellingsbesluit staat open voor beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.