direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Falom - Haadwei naast 24
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1891.BpFaHaadweiN24-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Falom wordt grotendeels gevormd door een aantal ruim opgezette bebouwingslinten, waaronder langs de Haadwei. In dit bebouwingslint liggen enkele open plekken. Eén van deze kavels ligt ter hoogte van de Achterwei. De initiatiefnemer wil de mogelijkheid om op deze kavel, tussen nummers 22 en 24, een nieuwe woning te realiseren, teneinde het perceel uit te geven als bouwkavel. Het betreffende perceel heeft een agrarische bestemming waar het bouwen van een woning niet mogelijk is. De gemeente heeft op basis van het Sletten Romte Belied medewerking verleend aan het initiatief. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de woning mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt in De Falom, ten zuiden van Broeksterwâld. Het perceel ligt aan de Haadwei. Het omvat een kavel grasland die tussen huisnummer 22 en 24 ligt. De begrenzing is afgestemd op het geldende bestemmingsplan en de kadastrale perceelsgrenzen. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1 en 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadweiN24-VA01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadweiN24-VA01_0002.png"

Figuur 1.2: Plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

De bestemming van het plangebied is vastgelegd in bestemmingsplan Butengebiet Dantumadiel vastgesteld op 2 juli 2013 en de herziening bestemmingsplan Bûtengebiet Dantumadiel, die is vastgesteld op 4 juli 2016. Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch - Woudenlandschap'. Het bouwen van woningen is niet voorzien binnen deze bestemming. Hiernaast heeft het de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar'.

In figuur 1.3 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadweiN24-VA01_0003.png"

Figuur 1.3: Uitsnede bestemmingsplan Butengebiet Dantumadiel

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze toelichting is aandacht besteed aan de functionele en ruimtelijke structuur in de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridische aspecten aan bod, in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een open plek in een bebouwingslint aan de Haadwei in De Falom. Tot de aanleg van de Centrale As was deze weg een belangrijke noord-zuid verbinding voor Damwâld en Dokkum. Nu is het een rustige weg die alleen dienst doet voor lokaal verkeer. Het woonmilieu in het lint langs de weg is hiermee verbeterd. Dit biedt nu mogelijkheden voor fraai en rustig landelijk wonen, met goede ontsluitingen richting Dokkum en Drachten.

Het plangebied betreft een kavel grasland aan de westzijde van de Haadwei, ter hoogte van de aansluiting van de Achterwei. Aan de noordkant van het plangebied ligt het perceel van Haadwei 22. Dit perceel heeft een bedrijfsbestemming met een bedrijfswoning. Op dit perceel is Wijbenga Productpresentaties (voorheen Wijbenga Stand- en Tentoonstellingbouw B.V.) gevestigd. Momenteel worden naast productpresentaties ook andere activiteiten ontwikkeld, Wijbenga Homespot, gericht op de productie van thuiswerkplekken op maat. Deze producten worden volledig op de locatie Haadwei 22 gemaakt in de bestaande werkplaats. Hiervoor wordt nog een aantal nieuwe machines geplaatst, zoals een afkortzaag en een platenzaag.

De lawaaiproducerende werkzaamheden vinden voornamelijk plaats in de centrale werkplaats, met daarin diverse houtbewerkingsmachines. Daarnaast is er een decoratieruimte, een schilderswerkplaats, opslagruimten, kantoorruimten en een kantine. De houtafzuiging van de werkplaats is gesitueerd in een gesloten uitbouw tegen de zuidgevel van de werkplaats. De afgezogen lucht wordt volledig gerecirculeerd (geen uitlaat naar buiten). Ten zuiden van het perceel is een woonperceel aanwezig. Ook de rest van het lint bestaat uit woonpercelen.

Een aanzicht op het plangebied is weergegeven in figuur 2.1. Hierin ligt links het woonperceel van de initiatiefnemer en rechts het bedrijfsperceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadweiN24-VA01_0004.png"

Figuur 2.1: Aanzicht plangebied (bron: Google Maps)

2.2 Voorgestelde ontwikkeling

Het initiatief omvat de transformatie van het perceel tot woonkavel voor de realisatie van één woonhuis. Er wordt uitgegaan van een vrijstaande woning, opgebouwd uit één bouwlaag met kap. Er is geen bouwplan voor deze kavel. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de mogelijkheden die voor de andere woningen in het lint gelden. Het bouwvlak is, zoals de verbeelding laat zien, afgestemd op de aanwezigheid van de noordelijk van de planlocatie gelegen bedrijfswoning en op de rooilijn van de zuidelijk gelegen woning. De woning is vastgelegd binnen genoemd bouwvlak. Bijgebouwen mogen achter de voorgevel van de woning. worden gebouwd. Een indicatieve inrichting op basis van de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadweiN24-VA01_0005.png"

Figuur 2.2: Indicatieve voorbeeldinrichting

2.3 Ruimtelijke kwaliteit

Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in de Noordelijke Wouden. Dit kenmerkende coulisselandschap ligt globaal tussen Leeuwarden, Dokkum en Drachten. Het is aangewezen als een Nationaal Landschap. Voor het gebied zijn een aantal kernkwaliteiten bepaald, die de provincie van provinciaal belang acht. In eerste plaats is de kleinschaligheid van het gebied van belang, met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen die richting geven aan het landschap met grensbeplanting van houtwallen en elzensingels. Daarin ligt een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur, verspreide bebouwing of dun bebouwde linten.

In de omgeving van het plangebied is de overgang van dichte, gerichte verkavelingsstructuren van elzensingels en houtwallen op de zandgronden naar het open kleigebied van belang. Het behoud en de versterking van de geleidelijke overgang (dunner wordende singels) tussen twee contrasterende gebieden geldt hier als uitgangspunt. De houtwallen bevinden zich op de hogere zandgronden en vormen samen een landschappelijke structuur die van belang is in stand te houden. De elzensingels bevinden zich voornamelijk langs de sloten en bepalen het huidige beeld van het gebied in samenhang met de verkaveling. Versterken en ontwikkelen deze structuur van wegen en sloten is uitgangspunt.

Op de schaal van de voorgenomen ontwikkeling worden in de structuurvisie weinig uitspraken gedaan. De nieuwe woning voegt zich in het bestaande lint aan de Haadwei. Deze wordt hier goed ingepast in de bestaande landschappelijke en groenstructuren. Gezien de woonverkaveling langs de Haadwei is het logisch de woonbestemming te beperken tot de diepte van de woonbestemming van het naastgelegen woonperceel. De woonbestemming sluit dan ook aan op de woonsfeer van de bedrijfswoning die noordelijk is gelegen. De woonkavel krijgt daarmee een oppervlakte van ongeveer 1.100 m2.


Gelet op de breedte van het perceel (circa 23 meter), wordt een langwerpige hoofdvorm van maximaal 8,5 bij 15 meter voorgesteld. Daarmee wordt een relatief bescheiden woning mogelijk gemaakt, die goed past bij de maat van het bestaande lint. De woning wordt aan de zuidzijde van het perceel geprojecteerd. Vanuit milieuzonering (zie paragraaf 4.9) is ook gewenst. Bovendien blijft enige ruimte tot de tuin en de bedrijfswoning op dit perceel bestaan. Daarmee wordt vrij zicht vanuit deze woning zoveel mogelijk gehandhaafd.

De toevoeging van de kavel rond het bebouwingslint aan de Haadwei af en doet geen afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten. De kavel leidt daarmee tot een landschappelijk aanvaardbare verdichting. Dit is conform het doel van een zorgvuldig ruimtegebruik waardoor een goede afstemming wordt bewerkstelligd met het provinciale beleid.

Parkeren kan plaatsvinden op eigen erf. De parkeerbehoefte is bepaald op basis van de parkeerkentallen zoals opgenomen in de CROW publicatie 317. De behoefte is op basis hiervan bepaald op 1,9 tot 2,7 parkeerplaatsen per woning. Het perceel is groot genoeg om in deze behoefte te voorzien. In de regels van dit bestemmingsplan is een bepaling opgenomen waarmee gewaarborgd is dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Een algemeen belang in de SVIR is het proces van duurzame verstedelijking, hiervoor is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), deze houdt in het kort in dat in geval van nieuwe verstedelijking eerst moet worden beoordeeld of hier regionale behoefte voor is en vervolgens of deze behoefte binnen stedelijk gebied opgevangen kan worden. Indien dit niet mogelijk is, moet een locatie worden gezocht die passend multimodaal ontsloten is.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De 14 nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn juridisch geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.

3.1.3 Duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. De toelichting van een bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op basis van vaste jurisprudentie geldt dat het toevoegen van één woning niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro. Dit plan hoeft daarom niet getoetst te worden aan artikel 3.1.6 Bro. Overigens is in deze toelichting wel een onderbouwing gegeven van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Verordening Romte 2014

In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor dit plan is het volgende artikel uit de verordening relevant:

Bundeling van stedelijke functies

Het plangebied ligt volgens de kaarten bij de verordening buiten het 'bestaand stedelijk gebied'. Binnen dit gebied mogen in beginsel geen bouw- en gebruiksmogelijkheden voor stedelijke functies, zoals wonen, worden geboden. Wel biedt de verordening ruimte voor nieuwe stedelijke functie in of aansluitend op een bestaand bebouwingslint. Voorwaarde is dat de nieuwe stedelijke functie leidt tot een landschappelijk aanvaardbare afronding of verdichting van een bebouwingslint of bebouwingscluster en geen afbreuk aan de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten doet. Hierop wordt in paragraaf 2.3 ingegaan.

In geval van woningbouw moet het gaan om één of enkele woningen, waarvan de oppervlakte per woning inclusief bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m². De regels zijn hierop afgestemd.

Ruimtelijke kwaliteit

Hoofdstuk 2 van de verordening houdt regels ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Hierin is opgenomen dat in een ruimtelijke plan voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf opgenomen moet worden, waarin voor zover nodig wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies, op grond van een analyse van de samenhang van de ondergrond, netwerken en nederzettingspatronen en hoe het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte. De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is verwoord in paragraaf 2.3. Het plan voldoet hiermee aan de voorwaarden uit hoofdstuk 2 van de verordening.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De toelichting bij een ruimtelijk plan dat voorziet in een nieuwe stedelijke functie buiten bestaand stedelijk gebied moet een verantwoording bevatten, waaruit blijkt dat toepassing is gegeven van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waaruit in ieder geval blijkt waarom die functie redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Met dit project wordt één woning toegevoegd in het landelijk gebied. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het specifiek beleid van zowel provincie als gemeente, waarmee het toevoegen van een woning als verbetering van een lint mogelijk is. Er wordt een toevoeging op een bijzonder landelijk woonmilieu voorgesteld. Een dergelijk onderscheidend woonmilieu kan redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd.

Wonen

Voor woningbouw geldt dat dit is toegestaan wanneer de aantallen en kwaliteit ervan in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. De gemeente is op het moment van schrijven nog in het proces om te komen tot nieuwe afspraken met de provincie over het woningbouwprogramma. De verordening biedt in artikel 3.1.2 echter een algemene afwijkbepaling voor een woningbouwproject dat niet past in een woonplan. Voorwaarde bij deze algemene afwijkbepaling is dat geen inbreuk wordt gemaakt op de regionale woningbouwprogramma’s en op de kernenstructuur, dat wil zeggen dat aantallen en kwaliteit van de woningbouw dienen aan te sluiten bij de aard en schaal van de kern. Dit laatste betekent onder andere dat een overige kern niet de regionale behoefte van een regionaal centrum en niet de (boven)regionale behoefte en taakstelling van een stedelijk centrum kan opvangen. Zoals verwoord onder het gemeentelijk beleid (paragraaf 3.3) is daarvan in dit geval geen sprake. Er wordt gebouwd voor bewoning door de aanvrager van de bestemmingswijziging. In dit geval loopt de planvorming vooruit op de regionale afspraken met de provincie.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Verordening Romte 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Sletten romte Belied (2009)

Het “Sletten Romte Belied” bevat een toetsingskader waar een potentiële locatie aan moet voldoen om in aanmerking te komen voor het doorlopen van een bestemmingsplanprocedure die moet leiden tot de bouw van één woning binnen een lintbebouwing. Het beleid geeft toetsingscriteria waaraan open plekken moeten voldoen:

  • a. invulling van een open gat met één woning alleen indien een gevelrij sluitend wordt gemaakt;
  • b. logische aansluiting bij het bestaande bebouwingsbeeld, de ruimtelijke karakteristiek en bebouwingsstructuur mag door de toe te stane bebouwing niet worden verstoord;
  • c. gelegen aan een verharde openbare weg;
  • d. nutsvoorzieningen aanwezig (gas, water, elektriciteit);
  • e. geen grensverleggende werking tot gevolg hebben en;
  • f. landschappelijke waarden (waterlopen, boomsingel, beplantingen) worden niet aangetast;
  • g. de ruimte tussen de bouwvlakken van de woningen is minimaal 15 meter en maximaal 50 meter breed;
  • h. invulling op hoekpercelen wordt per geval beoordeeld maar moeten minimaal voldoen aan onderdeel g.

Het plangebied past binnen de toetsingscriteria. Er is in dit geval geen bouwvlak aangegeven, waarmee de bouwregels dit bepalen. De ruimte tussen de bestemmingsvlakken is circa 22 meter en tussen de bebouwing circa 35 meter. Daarmee valt het perceel mooi binnen de marge (15-50 meter). De invulling van de locatie maakt de gevelrij sluitend, in die zin dat het ritme van het overige lint wordt voortgezet. Er is zodoende ook een logische aansluiting bij het bestaande bebouwingsbeeld.

3.3.2 Beleidsvisie Wonen 2016 - 2020

De ambtelijke fusie van de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. heeft geleid tot gezamenlijk beleid. De gemeenten hebben de Beleidsvisie Wonen opgesteld. Hierin zijn aangescherpte beleidsuitgangspunten op basis van de actuele economische en demografische ontwikkelingen opgenomen. De beleidsvisie vormt het gezamenlijk vertrekpunt voor de af te sluiten raamovereenkomst tussen de gemeenten, de huurdersorganisatie en de woningcorporaties en de jaarlijks te sluiten prestatieafspraken in het kader van de nieuwe Woningwet.

Het doel van het woonbeleid is om een toekomstbestendige gedifferentieerde woningvoorraad te ontwikkelen die is afgestemd op de woonwensen van de inwoners. De focus van het woonbeleid richt zich op de kwaliteit van het bestaand stedelijk gebied en het opwaarderen van de bestaande woningvoorraad. Er moet selectief worden omgegaan met het toevoegen van nieuwe woningen. Nieuwbouw moet complementair zijn. Dit betekent dat in de nieuwbouwgebieden (binnen of buitenstedelijk) bij voorkeur de marktsegmenten worden bediend die binnen de bestaande voorraad onvoldoende aanwezig zijn of beschikbaar komen. Tot 2020 worden in geringe mate netto toevoegingen gedaan aan de woningvoorraad, onder de voorwaarde dat de behoefte kan worden aangetoond (of het bestaande nieuwbouwplannen betreft).

De nieuwe woning binnen het plangebied wordt op basis van het Sletten Romte Belied opgenomen in het woonprogramma. De behoefte aan bijzondere woonmilieus, waaronder het landelijk wonen, is evident. Dit is ook al gebleken uit de grote belangstelling die er voor de bouwkavel kenbaar is gemaakt.

3.3.3 Welstandsnota Dantumadiel (herziening 2016)

Het welstandsbeleid van de gemeente Dantumadiel is vastgelegd in de Welstandsnota. Het plangebied is gelegen in een welstandsvrij gebied. Hier wordt geen welstandstoets uitgevoerd. Algemeen uitgangspunt is dat de nieuwe woning moet passen binnen het ter plaatse aanwezige bebouwingsbeeld. Het plan maakt het via een afwijkingsbevoegdheid mogelijk om een woning met een plat dak te realiseren. Een dergelijke bouwvorm is mogelijk op deze plek, mits dit met respect voor het bestaande bebouwingsbeeld wordt ontworpen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije mer-beoordeling

Bij het doorlopen van een ruimtelijke procedure moet rekening worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlage bij het Besluit m.e.r. is vastgelegd wanneer een milieueffectrapportage (onderdeel C) of een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) moet plaatsvinden. Hierbij gelden drempelwaarden. In onderdeel D (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Qua oppervlakte ligt de drempelwaarde op 100 hectare. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen.

Met dit project wordt één woning binnen de bestaande stedelijke structuur mogelijk gemaakt. Er hoeven geen andere ontwikkelingen plaats te vinden, zoals de aanleg van nieuwe infrastructuur. Daarnaast is slechts sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling die geen relatie heeft met andere percelen of andere functies in de omgeving, waarbij geen sprake is van een complex project, waar meerdere woningen, winkels of bedrijven worden gevestigd dan wel op stedelijke voorzieningen die een betekenis hebben voor het dorp. Op basis hiervan kan het project niet als stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. worden aangemerkt. Een m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde. Overigens blijkt uit de beoordeling in de navolgende paragrafen dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden.

4.2 Archeologie

De regels ten aanzien van de omgang met archeologische waarden zijn opgenomen in de Erfgoedwet. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor de gemeente Dantumadiel wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat er in het plangebied een kleine kans is op het aantreffen van archeologische resten. Voor de periode ijzertijd - middeleeuwen is geen archeologisch onderzoek nodig. Voor als de periode steentijd - bronstijd geldt dat bij ingrepen groter dan 5.000 m2 wordt geadviseerd een archeologisch onderzoek uit te voeren.

De oppervlakte van het plangebied van dit bestemmingsplan is ongeveer 1.700 m2. Er worden dan ook geen ingrepen groter dan 5.000 m2 mogelijk worden gemaakt. Er is daarom op basis van het archeologiebeleid geen noodzaak tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Voor de uitvoering van het plan blijft de meldingsplicht van kracht. Indien onverhoopt archeologische resten worden aangetroffen, dan moet dit bij het bevoegd gezag worden gemeld.

4.3 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het plangebied heeft op zichzelf geen bijzondere cultuurhistorische waarde. De structuren en kenmerken van het Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden zijn ter plaatse wel herkenbaar en behoudenswaardig. Volgens de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) is de Haadwei een historische route. Daarnaast maakt het plangebied deel uit van een historische boerderijplaats.

Het plan wordt ingepast binnen de bestaande landschappelijke structuur en de aanwezige kenmerkende singels. Aan de beleefbaarheid van de Haadwei wordt geen afbreuk gedaan. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Gebiedsbescherming gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn alle Natura 2000-gebieden opgenomen waar ten minste één stikstofgevoelig habitat voorkomt dat te maken heeft met overbelasting door stikstof. Ook kleinschalige initiatieven kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie en moeten om die reden daarop worden beoordeeld. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine projecten waarvan op voorhand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen (significant) negatief effect is op de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Het plangebied ligt op circa 7,5 kilometer van het Natura 2000-gebied Groote Wielen. Op basis de handreiking Woningbouw en AERIUS van de rijksoverheid zou zelfs een programma van 50 woningen op deze afstand geen effect hebben. Gezien de aard en schaal van het plan is een stikstofonderzoek niet noodzakelijk. De bouw en het gebruik van één woning heeft op een dergelijke afstand geen enkel effect.

Ten aanzien van het NNN mag een plan geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. NNN-gebieden liggen op ruim 100 meter afstand. Het bouwen van een woning in het plangebied heeft geen effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

Soortenbescherming

De bouwkavel wordt binnen de bestaande structuur van singels en watergangen mogelijk gemaakt. De ingrepen in deze opgaande beplantingen is minimaal. Mogelijk komen in de invloedsfeer van de plannen broedvogels en licht beschermde soorten voor. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren kunnen conflicten met de Wet natuurbescherming ten aanzien van vogels worden voorkomen. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Voor alle soorten geldt dat de zorgplicht in acht moet worden genomen, wat betekent dat aanwezige dieren de gelegenheid krijgen zich te verplaatsen.

Conclusie

De conclusie luidt dat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt uitvoerbaar is binnen de kaders van de Wet natuurbescherming en het beleid ten aanzien van het NNN.

4.5 Geluid

Algemeen

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging.

Voor de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Bestemmingen met een binnenstedelijke ligging, maar binnen de geluidzone van een autosnelweg, worden bij het bepalen van de geluidzone voor die autosnelweg gerekend tot buitenstedelijk gebied.

Het plangebied ligt binnen binnen de zone van de Haadwei (50 km-weg). De voorkeursgrenswaarde op basis van de Wet geluidhinder bedraagt Lden = 48 dB. De maximale ontheffingswaarde bedraagt Lden = 63 dB (binnenstedelijke ligging van het plangebied).

Aftrek op basis van artikel 110g Wgh

De in de Wgh genoemde grenswaarden gelden inclusief de standaard aftrek op basis van artikel 110g van de Wgh. Dit artikel houdt in dat een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het verkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/u geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of hoger geldt de volgende aftrek:

  • 4 dB voor situaties dat de geluidbelasting zonder aftrek artikel 3.4 RMG 2012 57 dB bedraagt;
  • 3 dB voor situaties dat de geluidbelasting zonder aftrek artikel 3.4 RMG2012 56 dB bedraagt;
  • 2 dB voor andere waarden van de geluidbelasting.

Berekening met akoestisch rekenmodel

Op basis van de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (RMG 2012) is een overdrachtsmodel opgesteld in het softwareprogramma Geomilieu, versie 2020.2 van dgmr-software, waarbij de omgevingskenmerken zijn gebaseerd op PDOK-gegevens (gebouwen en bodemvlakken).

Voor wat betreft de verkeersgegevens is uitgegaan van door de gemeente aangeleverde verkeerstellingen (1092 mvt/etmaal in 2019). Op basis van 1% autonome groei per jaar is voor 2031 (10 aar na plandatum) uitgegaan van een etmaalintensiteit van 1.230 mvt/etmaal. Voor wat betreft de voertuig- en etmaalverdeling is eveneens uitgegaan van de gegevens uit de verkeerstellingen. Het rijvlak van de Haadwei is voorzien van standaard asfalt. Daarbij opgemerkt dat de hoofrijbaan bestaat uit asfalt, met daarnaast klinkerstrookjes (fietsstroken). Uitgegaan is van de situatie dat het merendeel van de auto's over het asfalt rijdt; de asfaltstrook heeft hiervoor voldoende breedte.

Een overzicht van het akoestisch rekenmodel is gegeven in figuur 4.1, samen met de berekende geluidbelasting op de nieuwe woning. Uit de berekening blijkt dat de geluidbelasting niet meer bedraagt dan Lden = 48 dB (inclusief 5 dB aftrek art. 110g Wgh), zodat aan de voorkeursgrenswaade van de Wgh wordt voldaan. Er is geen hogere waarde nodig. In bijlage 2 zijn de rekenresultaten opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadweiN24-VA01_0006.png"

Figuur 4.1: overzicht akoestisch rekenmodel

Conclusie

De woning kan zonder hogere waarde procedure worden gerealiseerd binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder.

4.6 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 woningen is dit het geval.

Uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) blijkt dat in de omgeving van het plangebied sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit. Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Het realiseren van kleine woningbouwlocaties valt hier ook onder. Het plan heeft geen significant effect op de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Er zijn er geen belemmeringen voor het plan vanuit dit aspect.

4.7 Bodemkwaliteit

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Het plangebied betreft een kavel grasland. Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat op deze locatie geen bebouwing aanwezig is geweest. Het gebruik in de voor bodemverontreiniging relevante periode is altijd agrarisch geweest. Er is zodoende geen sprake van een verdachte locatie. Op voorhand wordt aangenomen dat de bodemkwaliteit toereikend is voor het voorgenomen gebruikt. In het kader van de vergunningverlening is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Hiermee is gewaarborgd dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan.

4.8 Water

Een belangrijk onderdeel van de planvorming is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Het projectgebied is gelegen in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater. De ontwikkeling is op 18 januari 2021 aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets. Uit deze digitale watertoets blijkt dat voor dit project de korte procedure gevolgd moet worden.

Veilig

Naast de verdedigingswerken moet worden ingezet op aanpassingen in de ruimtelijke ordening en calamiteitenbeheersing. Er is in dit verband sprake van meerlaagse veiligheid, dit staat voor Veiligheid in drie lagen. In het kader van ruimtelijke ordening is vooral laag 2 van belang. Het gaat er dan om dat de ruimte op een duurzame manier wordt ingericht. Bijvoorbeeld door geen gevoelige functies te realiseren op plekken die kunnen overstromen. In dit plan worden geen gevoelige functies zoals bedoeld door het waterschap voorgesteld. Bovendien ligt het maaiveld in het plangebied boven het maatgevend waterpeil. Het doorbreken van de regionale waterkering heeft geen overstroming van het plangebied tot gevolg.

Voldoende

Klimaatadaptie

In het kader van klimaatadaptie adviseert het waterschap om bij de inrichting van het plangebied te anticiperen op hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en mogelijk overstroming door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Het planbied ligt in een voldoende groene omgeving. Ook is er voldoende waterberging aanwezig.

Compensatie

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van water en/of watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 1.500 m2 in het landelijk gebied en 200 m2 in het stedelijk gebied.

Het waterschap gaat in de 'algemene regels bij de Keur' ruim om met het begrip 'stedelijk gebied'. In principe valt elke bebouwde kom hieronder, met dien verstande dat er wel sprake moet zijn van een kern met een stedelijk watersysteem. Lintbebouwing wordt in principe niet als stedelijk gebied aangemerkt. De afwatering is hier diffuus verspreid over grotere oppervlakten, waardoor de hoeveelheid aan en af te voeren water per watergang gering is. Gebieden die binnen de bebouwingscontour volgens het bestemmingsplan een agrarische bestemming hebben zijn per definitie géén stedelijk gebied.

Op basis van het voorgaande valt het plangebied voor de Keur van het waterschap in het landelijk gebied. Er is sprake van een agrarische bestemming en een diffuse afvoer van water vanuit het lint. Omdat er minder dan 1.500 m2 aan verharding wordt toegevoegd (het zal om 400 à 500 m2 gaan) is het realiseren van compensatie niet nodig.

Peilbeheer

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van de bebouwing. Naar verwachting voldoet de maaiveldhoogte aan de droogleggingsnorm.

Grondwateronttrekking

Voor het (tijdelijk) onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook op het lozen van onttrokken grondwater is de meldingsplicht van toepassing.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. Het uitgangspunt is dat het perceel wordt aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel. Afstromend hemelwater vanaf de verhardingen kunnen infiltreren of worden afgevoerd op de naastgelegen watergangen.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure

Dit bestemmingsplan wordt in het kader het vooroverleg gecommuniceerd met Wetterskip Fryslân.

4.9 Bedrijven- en milieuzonering

Algemeen

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen in het kader van een goede ruimtelijke

ordening alle aspecten en belangen betrokken te worden en zorgvuldig te worden afgewogen. Bij milieuzonering gaat het om de belangenafweging van milieubelastende en

milieugevoelige functies. Uitgangspunt hierbij is dat enerzijds ter plaatse van de nieuwe

gevoelige functies sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Anderzijds dienen de bestaande bedrijven hun huidige activiteiten binnen de bestaande

milieuregelgeving en planologie voor te kunnen zetten en niet te worden beperkt.

Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en bedrijvigheid te kunnen maken, wordt in het algemeen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden en milieunormen die gehanteerd worden voor gevoelige functies (woningen). Indien aan de richtafstanden wordt voldaan is er op voorhand sprake van goede ruimtelijke ordening.

Beoordeling van de situatie

Rondom het plangebied zijn vrijwel alleen woningen aanwezig. Naast het plangebied is één bedrijf aanwezig, namelijk Wijbenga Productpresenaties (voorheen Wijbenga Stand- en Tentoonstellingsgebouw). Verder ligt langs de Haadwei een woonlint, waar geringe agrarische bedrijvigheid plaatsvindt. Daarbij komt dat door de realisatie van de Centrale As de Haadwei niet als hoofdinfrastructuur worden gezien. Het gebied/omgeving kan dan ook worden gezien als “rustige woonwijk/rustig buitengebied”.

De bedrijfsactiviteiten van Wijbenga zijn vergelijkbaar met een timmerwerkplaats, vallend onder milieucategorie 2. Het bestemmingsplan maakt ook andere bedrijven in deze categorie mogelijk. De richtafstand bedraagt daarmee 30 meter. De afstand van de nieuwe woning in het plangebied tot de bedrijfsgebouwen bedraagt circa 15 meter, waarmee niet aan de richtafstand wordt voldaan. Om die reden is een akoestisch onderzoek gedaan naar de geluidemissie vanwege Wijbenag Productpresentaties, teneinde na te gaan of, ondanks dat niet kan worden voldaan aan de richtafstand, er wel kan worden voldaan aan de richtwaarden voor geluid, in dit geval 45 dB(A) als etmaalwaarde voor een “rustige woonwijk/rustig buitengebied”.

Akoestisch onderzoek

Het akoestisch onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 3. De bedrijfsactiviteiten van Wijbenga vinden voornamelijk plaats in de centrale werkplaats, met daarin diverse houtbewerkingsmachines. Daarnaast is er een decoratieruimte, een schilderswerkplaats, opslagruimten, kantoorruimten en een kantine. De houtafzuiging van de werkplaats is gesitueerd in een gesloten uitbouw tegen de zuidgevel van de werkplaats. De afgezogen lucht wordt volledig gerecirculeerd (geen uitlaat naar buiten). Voor een volledige beschrijving van de representatieve bedrijfssituatie, de uitgangspunten en berekeningen wordt verwezen naar bijlage 3.

Op basis van geluidmetingen ter plaatse en akoestische modelberekeningen blijkt dat ter plaatse van het bouwvlak kan worden voldaan aan de VNG-richtwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Planologisch gezien is de woning/bouwvlak daarmee inpasbaar. Omdat Wijbenga onder het Activiteitenbesluit valt, geldt vanuit de milieubenadering een grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde, waaraan ruimschoots wordt voldaan.

Voor wat betreft de maximale geluidniveaus geldt dat de VNG-richtwaarden van 65/60/55 dB(A) worden overschreden, maar dat de algemene grenswaarden in het kader van “stap 3” van 70/65/60 dB(A) niet worden overschreden. Zowel ruimtelijk is daarmee de situatie inpasbaar en vanuit het Activiteitenbesluit is daarmee geen belemmering in de bedrijfsvoering van Wijbenga. De grenswaarden van 70/65/60 dB(A) zijn algemeen aanvaard als toetsingskader in het kader van milieu/ruimtelijke ordening.

Opgemerkt dient te worden dat de representatieve bedrijfssituatie en bedrijfsvoering worst-case is aangehouden, dat wil zeggen in de dagperiode 10 uur lang houtbewerking en 2 uur in de avondperiode. Daarnaast alle verkeersbewegingen maximaal op één dag. Verder blijkt dat voor de beoordeling van de geluidsituatie de bestaande woning Haadwei 20 maatgevend is omdat daar de hoogste geluidniveaus worden berekend. Van enige belemmering van Wijbenga door de nieuwe ontwikkeling/woning is geen sprake.

Conclusie

Samenvattend kan worden gesteld dat het realiseren van een woning op het perceel tussen Haadwei 22 en 24 ruimtelijk inpasbaar is en geen enkele belemmering vormt in de bedrijfsvoering van Wijbenga. Voor wat betreft de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus is er nog 5 dB geluidruimte over ten opzichte van de grenswaarde van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit. Voor wat betreft maximale geluidniveaus wordt voldaan aan de algemeen aanvaarde grenswaarden van 70/65/60 dB(A). Deze komen overeen met VNG stap 3 en algemene milieuregelgeving. Het bedrijf wordt niet belemmerd in de bedrijfsvoering door de aanwezigheid van de nieuwe woning.

4.10 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Risicobronnen zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart. Het plangebied ligt niet binnen een invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en transportroutes met vervoer van gevaarlijke stoffen. Wel ligt het binnen het invloedsgebied en de 100% letaliteitscontour van een buisleiding.

Langs de Haadwei ligt een hogedruk aardgastransportleiding. Het gaat om een relatief kleine leiding (4 inch, 40 bar). De woning wordt buiten de belemmeringsstrook van deze leiding gebouwd. Daarnaast heeft deze leiding een invloedsgebied van 45 meter. De woning is op ongeveer 13 meter vanaf de leiding geprojecteerd en valt daarmee binnen het invloedsgebied en komt daarmee binnen de 100% letaliteitscontour van de leiding. Dit is noodzakelijk om de woning goed te continueren in het plangebied. Bovendien wordt het risico aanvaard omdat er sprake is van een woningtekort deze locatie wordt beschouwd als een geschikte locatie voor de bouw van een woning. Een breuk in de gasleiding voor het perceel, bijvoorbeeld als gevolg van (graaf)werkzaamheden, zorgt ervoor dat het aardgas onder hoge druk uitstroomt. Het brandbare gas ontsteekt waardoor een fakkelbrand optreedt. De effecten van een fakkelbrand zijn warmtestraling en rook. Hierdoor kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving ontstaan. De ligging in de 100% letaliteitscontour betekent dat in geval van een fakkelbrand iedereen, zowel binnen- als buitenshuis, komt te overlijden. Dit betekent dat het groepsrisico moet worden verantwoord. Daarom is in het kader van het vooroverleg advies ingewonnen bij de Brandweer en de Fumo. Omdat het onderhavige plan de realisatie van een woning mogelijk maakt is een beperkte verantwoording van het groepsrisico voldoende.

Beknopte verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de gasleiding dient op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van invalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie "Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid".


Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt in zuidelijke richting ontsloten via de Haadwei op De Sânjes die vervolgens aansluit op de N356. Deze route kan gebruikt worden als vluchtroute voor de aanwezige personen. Hiermee kunnen zij van de bron af vluchten. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.


Zelfredzaamheid
Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen binnen het plangebied zelfredzaam zullen zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als minder zelfredzame personen. Er wordt uitgegaan van het feit dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kan het hulpsysteem 'Hartveilig Wonen' gehanteerd worden waarbij vrijwilligers opgeroepen kunnen worden om iemand te reanimeren in afwachting van een ambulance. Gelet op bovenstaande is de zelfredzaamheid goed te noemen.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een KLIC-melding in kaart gebracht.

De gasleiding die langs de oostzijde van het plangebied loopt is beschermd door middel van een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerzijden van de leiding. Deze strook loopt net over het plangebied en is voorzien van een dubbelbestemming.

Verder is er sprake van een beschermingszone van een radarstation. Er mag hier niet hoger dan 75 meter gebouwd worden. De bestemming staat dit niet toe. Daarom is gekozen de vrijwaringszone niet op te nemen. De bescherming van het radarstation is voldoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

De bestemmingsregels zijn zoveel mogelijk afgestemd op de regels van het geldende bestemmingsplan, waarmee de bouw- en gebruiksmogelijkheden overeen komen met die voor andere woonpercelen in de kernen van de gemeente Dantumadiel. In het plan komen de volgende bestemmingen en gebiedsaanduidingen voor:

Wonen

De nieuwe woning en bijbehorend erf is geregeld in de bestemming 'Wonen'. De woning is vastgelegd in een bouwvlak dat is gebaseerd op de in hoofdstuk 2 beschreven uitgangspunten. Er mag één woning worden gebouwd. Hierbij is op basis van de regeling voor grote erven (groter dan 1.000 m2) 200 m2 aan bijgebouwen mogelijk. Naast het wonen is er in beperkte mate de mogelijkheid voor aan huis verbonden beroepen of bedrijven.

Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2

Op het plangebied ligt de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2. Hoewel het plangebied 1.700 m2 bedraagt, maakt onderhavig bestemmingsplan niet meer dan 200 m2 aan bijgebouwen mogelijk en een woning die past binnen het bouwvlak. Daarmee wordt de grenswaarde voor archeologisch onderzoek van 500 m2 niet overschreden. Hierdoor is archeologisch onderzoek niet nodig. Mocht er in de toekomst sprake zijn van bebouwing van meer dan 500 m2 zal dit noodzakelijk zijn. De regels hiervoor zijn opgenomen in de bestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde procedure. Alleereest vindt er een vooroverleg plaats met verschillende instanties, daarna wordt het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Burgers en belanghebbende kunnen dan hun zienswijze op het plan kenbaar maken. Hierna volgt nog de beroepsprocedure.

Overleg

Het bestemmingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. De ingekomen reacties worden voorzien van een gemeentelijke reactie en kunnen leiden tot wijzigingen in het bestemmingsplan, deze zijn verwoord in de beantwoording op de ingekomen reacties en weergegeven in deze toelichting. Het voorontwerp bestemmingsplan wordt niet voor inspraak ter inzage gelegd.

Tijdens het vooroverleg is een reactie binnengekomen van de Fumo. In deze reactie gaat zij in op de richtafstand ten opzichte van verderop gevestigde bedrijf. De paragraaf Bedrijven- en milieuzonering is hierop aangepast. Daarnaast is het hoofdstuk Externe veiligheid aangevuld aan de hand van de opmerkingen van de Fumo.

Ook is er een reactie binnen gekomen van de provincie Fryslân. Daarbij heeft zij aangegeven dat de dubbelbestemming voor de archeologische verwachtingswaarde toegevoegd moet worden. De regels, toelichting en verbeelding zijn hierop aangepast.

Tot slot is er een overlegreactie binnengekomen van brandweer Fryslân. In deze reactie gaat zij in op het aspect externe veiligheid. Als gevolg hiervan is de paragraaf externe veiligheid aangepast en in overeenstemming gebracht met de overlegreactie.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Eenieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen.

Op het bestemmingsplan zijn twee zienswijzen ingediend. In Bijlage 4 is de beantwoording van de zienswijze terug te vinden. Naar aanleiding van de zienswijze is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Op basis daarvan is beoordeeld dat de geluidsbelasting voldoet aan de richtwaarde voor een woning in een rustig buitengebied en ruimschoots aan de geluidsnormen waaraan het bedrijf moet voldoen. Hiermee is aangetoond dat het bedrijf niet wordt belemmerd in de bedrijfsvoering.

Vaststellingsfase

De zienswijzen zijn beoordeeld en het akoestisch onderzoek is verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan. Deze wijzigen hebben geen betrekking op het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. Het vaststellingsbesluit is opgenomen in de bijlage Vaststellingsbesluit. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. Het perceel is reeds in eigendom van de aanvrager. De plan- en procedurekosten en de kosten voor de uitvoering van het plan zijn voor rekening van de aanvrager. De financiële haalbaarheid van het plan is niet in het geding.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Dit bestemmingsplan maakt bouwplannen in de zin van het Bro mogelijk. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin is onder andere het planschadeverhaal geregeld. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.