Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Zuideinde 99
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.WPZuideinde99-VAS1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
Het wijzigingsplan Zuideinde 99 met identificatienummer NL.IMRO.1884.WPZuideinde99-VAS1 van de Gemeente Kaag en Braassem.
 
1.2 geldend bestemmingsplan
het bestemmingsplan 'Roelofarendsveen Zuid' zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Kaag en Braassem op 26 September 2016.
1.3 geschakelde woning
een woning, waarvan het hoofdgebouw, eventueel door middel van een bijbehorend bouwwerk, verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
 
1.4 horeca
een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;
1.5 peil
  • Voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatste van die hoofdtoegang;
  • voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld voor het begin van de bouw;
  • voor een gebouw of bouwwerk, welke direct grenst aan het water: het gemiddelde waterpeil verhoogd met 1,0 m.
1.6 recreatieve activiteitenruimte
accommodatieruimte ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten, bijvoorbeeld ontbijtvoorzieningen voor bed & breakfast en bijeenkomstruimte voor groepsactiviteiten, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder nachtverblijf en waartoe tevens horeca ten dienste van deze voorziening wordt gerekend;
 
1.7 verblijfsrecreatie
recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
 
1.8 verblijfsrecreatieve appartementen
het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijke gemeubileerde woongelegenheid in een groter gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor verblijfsrecreatie als beschreven in 1.6;
 
1.9 overige begrippen
voor de overige begripsbepalingen wordt verwezen naar artikel 1 van de regels van het geldende bestemmingsplan 'Roelofarendsveen Zuid'.
 
Artikel 2 Wijze van meten
voor de wijze van meten wordt verwezen naar artikel 2 van de regels van het geldende bestemmingsplan 'Roelofarendsveen Zuid'.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Recreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
 De op de verbeelding voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van activiteiten gericht op watersport en dagrecreatie;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bed en breakfast en verblijfsrecreatieve appartementen' maximaal 6 kamers ten dienste van een Bed & Breakfast en maximaal 2 verblijfsrecreatieve appartementen;
  3. aanlegfaciliteiten voor boten;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieve activiteitenruimte': uitsluitend voor een accommodatieruimte zoals genoemd in artikel 1.6 recreatieve activiteitenruimte
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieve activiteitenruimte' is ondergeschikt aan de recreatieve functie, horeca toegestaan in de categorie 'horeca tot en met categorie 2' van de Staat van horeca activiteiten;
met daaraan ondergeschikt:
  1. evenementen;
  2. tuinen, erven en terreinen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. wegen, paden en bermen;
  6. waterlopen en waterpartijen; 
  7. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,0 m;
  2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6,0 m;
  3. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt maximaal 100 m².
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,0 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1,0 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
3.2.4 Overkappingen
Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
  1. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3,0 m. 
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. ondergeschikte bijbehorende voorzieningen zoals een receptie en wasruimte, waarbij het totale vloeroppervlak niet meer dan 35 m² mag bedragen;  
  3. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep; 
met daarbij behorende:
  1. tuinen en erven;
  2. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:  
  1. wegen, paden en bermen;
  2. waterlopen en waterpartijen; 
  3. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. indien geen aanduiding is opgenomen mogen uitsluitend geschakelde woningen worden gebouwd;
  3. voor zover is aangegeven mogen uitsluitend de woningtypen worden gebouwd:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', voor vrijstaande woningen;
  4. het aantal woningen bedraagt:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': maximaal 1;
    2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden': het aantal woningen wat is aangeduid;
  5. de afstand tussen gebouwen bedraagt:
    1. bij geschakelde woningen 3,0 m aan één zijde;
    2. bij vrijstaande woningen 3,0 m;
  6. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  7. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of op het achtererfgebied;
  2. niet meer dan 50% van het achtererfgebied mag worden bebouwd;  
  3. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  4. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  5. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw van het hoofdgebouw minus 3 m, waarbij de bouwhoogte minimaal 3 meter mag bedragen;
  6. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  7. aanvullend aan het bepaalde in sub b. bedraagt de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen:
totale oppervlakte per bouwperceelmaximale gezamenlijke oppervlakte
tot 300 m²50 m²
van 300 tot 500 m²70 m²
van 500 tot 700 m²90 m²
van 700 tot 1000 m²130 m³
van 1000 tot 1500 m²170 m²
vanaf 1500 m²250 m²
  1. in afwijking van het bepaalde onder sub a en sub b zijn aangebouwde bijbehorende bouwwerken (erkers) voor de voorgevel van de woning toegestaan mits:
    1. de voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw met maximaal 1 meter wordt overschreden;
    2. de breedte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van het hoofdgebouw;
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,0 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1,0 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.2.4 Overkappingen
Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
  1. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3,0 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Algemeen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  2. bewoning als afhankelijke woonruimte.
4.3.2 Aan-huis-verbonden-beroep
Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten hoogste 40 % van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² wordt gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
  2. degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  4. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.4.1 Omgevingsvergunning bedrijf aan huis
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub b voor het gebruik van ruimten binnen de woning en op het erf voor aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten hoogste 40 % van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor het aan- huis-verbonden bedrijf;
  2. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  4. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  5. voor de activiteit is geen omgevingsvergunning milieu benodigd;
  6. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn de regels van artikel 15 van het bestemmingsplan 'Roelofarendsveen Zuid', voor zover relevant, van toepassing.
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Voor de anti-dubbeltelregeling wordt verwezen naar artikel 16 van de regels van het geldende bestemmingsplan 'Roelofarendsveen Zuid'.
Artikel 7 Algemene bouwregels
Voor de algemene bouwregels wordt, voor zover relevant, verwezen naar artikel 17 van het bestemmingsplan 'Roelofarendsveen Zuid'.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Voor de algemene afwijkingsregels wordt, voor zover relevant, verwezen naar artikel 18 van het bestemmingsplan 'Roelofarendsveen Zuid'.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Voor de algemene wijzigingsregels wordt, voor zover relevant, verwezen naar artikel 19 van het bestemmingsplan 'Roelofarendsveen Zuid'. 
Artikel 10 Gebruiksregels
Voor de gebruiksregels wordt verwezen naar artikel 20 van het bestemmingsplan 'Roelofarendsveen Zuid'.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11 lid 1 sub a onder 1 van dit artikel met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde in artikel 11 lid 1 sub a van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in artikel 11 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Zuideinde 99' van de Gemeente Kaag en Braassem