Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zuideinde 22 A te Roelofarendsveen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.BPZUIDEINDE22A2010-VAS1

4.4 Externe veiligheid

Het BEVI is in oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal  (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. De mogelijke risico’s van het optreden van een milieucalamiteit moeten bij het vaststellen van ruimtelijke plannen (Wro-procedures) inzichtelijk gemaakt worden. In het kader van dit plan wordt het aspect externe veiligheid nader onderzocht door de situatie externe veiligheid van de locatie te beoordelen aan de hand van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI).
4.4.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI)
Door de provincie Zuid-Holland wordt, in het kader van externe veiligheid, aangesloten op het landelijke beleid. De regelgeving omtrent externe veiligheid is geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Op 8 september 2004 is een ministeriële regeling in werking getreden waarin onder meer veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn aangegeven. Vervolgens is op 27 oktober 2004 het BEVI inwerking getreden. Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het BEVI is opgesteld om de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden.
 
Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen, met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving, met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand te bewaren tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen, kan worden voldaan aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd.
 
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het besluit). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstelling en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.
 
Naast het onderscheid in kwetsbaar en beperkt kwetsbaar wordt er ook onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Bij groepsrisico is het ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp.
 
Voor groepsrisico is er geen grenswaarde, maar een richtwaarde. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is deze verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen. Er zal zoveel mogelijk rekening moeten worden gehouden met deze richtwaarde. Afwijken van de richtwaarde zal grondig moeten worden gemotiveerd.
 
In het geval van onderhavig plan is er sprake van de ontwikkeling van een kwetsbaar object in het kader van het BEVI, te weten woningen. De mogelijk aanwezige veiligheidscontouren kunnen hinder veroorzaken voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling. De provincie Zuid-Holland beschikt net als elke andere provincie over een risicokaart. Door de kaart te raadplegen kan voor de betreffende locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen zijn die in het kader van de externe veiligheid beschikken over een externe veiligheidscontour. Uit raadpleging van de risicokaart (zie onderstaande afbeelding) van de provincie Zuid-Holland blijken er zich in de nabije omgeving van het betreffende plangebied geen risicovolle objecten te bevinden.
 
 
Uitsnede risicokaart Zuid-Holland
 
Afgezien van het feit dat er in de omgeving geen risicovolle bedrijvigheid aanwezig is, die de externe veilig-heid van de ruimtelijke ontwikkeling in gevaar brengt, dient er ook gekeken te worden naar de mogelijke gevaren die de ontwikkeling zelf kan veroorzaken. In het kader van onderhavig plan zal er woningbouw worden gerealiseerd. De beoogde activiteiten zullen in het kader van het BEVI niet worden beoordeeld als een risicovolle activiteit.
 
Conclusie
Aan de hand van de resultaten, verkregen middels het raadplegen van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland, blijkt dat er in de directe nabijheid van de planlocatie geen risicovolle bedrijven zijn aangegeven. Er kan worden vastgesteld dat er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle activiteiten plaatsvinden. Daarnaast zullen er in de toekomstige situatie in het plangebied zelf ook geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd die de externe veiligheid van omliggende kwetsbare objecten in gevaar brengen. Geconcludeerd kan worden dat er in het kader van het aspect externe veiligheid geen belemmering wordt verwacht.
4.4.2 Buisleidingen
In Nederland ligt ongeveer 18.000 kilometer aan ondergrondse leiding die gevaarlijke stoffen transporteren. Het gaat daarbij in het bijzonder om aardgas en om brandbare vloeistoffen. De manier van transport is veilig en betrouwbaar. Het kost weinig ruimte en het is nog snel ook. De aanleg van een nieuwe leiding is echter niet goedkoop. Ze zijn moeilijk te verleggen of aan te passen.
De wet- en regelgeving omtrent het transport middels buisleiding schiet op veel punten tekort en dient te worden aangepast.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen wordt nieuw beleid ontwikkeld, dat zich in een vergevorderd stadium bevindt. Het huidige ruimtelijke beleid is beschreven in het Structuurschema buisleidingen (1985) en in twee circulaires (voor hoge druk aardgasleidingen in 1984 en voor brandbare vloeistoffen in 1991).
 
Op 9 februari 2007 heeft het kabinet ingestemd met een nieuwe aanpak van het beleid ten aanzien van buisleidingen. Zo is men bezig met de ontwikkeling van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Buisleidingen. In de AMvB worden regels gesteld ten aanzien van:
  • risico's en zonering langs buisleidingen;
  • het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen;
  • technische eisen;
  • het aanwijzen van een toezichthouder;
  • melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen.
 
Het ontwerp besluit van de AMvB is op 19 augustus 2009 naar de Eerste en Tweede kamer gestuurd.
 
Conclusie
Uit raadpleging van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van de planlocatie geen buisleidingen lopen. Buisleidingen vormen geen gevaar voor de beoogde woningbouw.
4.4.3 Transport
Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Gemeenten mo-gen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. Voorwaarde is wel, dat een door een gemeente aangewezen weg aansluit op het rijks- of provincialewegennet, waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan.
 
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor, heeft het Rijk normen vastgesteld in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Deze normen hebben nog geen wettelijke status. In een gezamenlijke circulaire met dezelfde titel van de ministeries VROM, V&W en BZK wordt de nota verder uitgewerkt.
 
Conclusie
Uit raadpleging van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving geen sprake is van een risicovolle transportroute. Er is geen sprake van risicovolle activiteiten die een belemmering veroorzaken voor de realisatie van de woningbouw.
4.4.4 Conclusie externe veiligheid
Aan de hand van de resultaten, verkregen middels het raadplegen van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland, blijkt dat er in de directe nabijheid van de planlocatie geen risicovolle bedrijven of transportroutes zijn aangegeven. Er kan worden vastgesteld dat er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle activiteiten plaatsvinden. Daarnaast zullen er in de toekomstige situatie in het plangebied zelf ook geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd die de externe veiligheid van omliggende kwetsbare objecten in gevaar brengen. Geconcludeerd kan worden dat er in het kader van het aspect BEVI geen belemmering wordt verwacht.