Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Leidseweg naast 36d Oud Ade
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.BPLEIDSEWEG36-VAS1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
Het bestemmingsplan Leidseweg naast 36d Oud Ade met identificatienummer NL.IMRO.1884.BPLEIDSEWEG36-VAS1 van de gemeente Kaag en Braassem.
 
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.6 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
Legale afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die op het tijdstip van in werking treden van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.7 bestaande bouwwerken
Bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan zijn of (mogen) worden gebouwd krachtens een rechtsgeldig verleende omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel een bouwvergunning.
 
1.8 bestaand gebruik
Het op het tijdstip van het in werking treden van het plan legaal aanwezige en/of vergunde gebruik.
 
1.9 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.10 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.11 bijbehorende bouwwerken
Hieronder worden begrepen:
 
aanbouw/uitbouw:
een aan een hoofgebouw aangebouwd gebouw dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden en door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt; 
 
bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
   
1.12 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.13 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.14 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
 
1.15 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.16 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
 
1.17 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.18 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.19 camper
Een al dan niet uitklapbaar motorvoertuig zoals een kampeerauto, kampeerwagen, mobilhome, zwerfwagen of motorhome, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen elders en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op verkeerswegen te worden voortbewogen.
 
1.20 caravan
Een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen elders en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op verkeerswegen achter een personenauto te worden voortbewogen.
 
1.21 chalet
Een permanent aanwezig gebouw, geen recreatiewoning of stacaravan zijnde, in één bouwlaag, grotendeels uitgevoerd in hout, bestemd om uitsluitend door één huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar recreatief bewoond te worden.
 
1.22 dagrecreatie
Activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd buiten de eigen woning zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder nachtverblijf en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend.
 
1.23 (dag)recreatief medegebruik
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
 
1.24 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.25 hoofdgebouw
Een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.26 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een (overwegend) gesloten dak.
 
1.27 perceel
Gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij hetzelfde bedrijf, dezelfde woning of dezelfde instelling behoren.
 
1.28 peil
  1. ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.29 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.30 stacaravan
Een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.
 
1.31 tent
Een constructie van (flexibele) stokken met daaroverheen gespannen doek waarin verbleven kan worden.
 
1.32 verbeelding
De digitale of analoge tekening van het bestemmingsplan.
 
1.33 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
 
1.34 verblijfsrecreatief onderkomen
Onderkomens bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf van personen die elders hun hoofdverblijf hebben; hieronder vallen kampeermiddelen, stacaravans, chalets, recreatiewoningen en zomerwoningen. De verblijfsrecreatieve onderkomens worden onderverdeeld in de volgende categorieën:
  1. categorie 1: kampeermiddelen, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld tenten of caravans (niet zijnde stacaravans) op seizoensplaatsen);
  2. categorie 2: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 36 m² (bijvoorbeeld (sta)caravans of trekkershutten);
  3. categorie 3: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 60 m² inclusief bijbehorende bouwwerken (bijvoorbeeld (sta)caravans, chalets, recreatie- of zomerwoningen op daarvoor bestemde terreinen);
  4. categorie 4: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 90 m² inclusief bijbehorende bouwwerken (bijvoorbeeld vrijstaande recreatiewoningen).
1.35 voorgevel
Tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
 
1.36 voorgevelrooilijn
Een denkbeeldige lijn die direct langs een voorgevel van een gebouw en in het verlengde ervan, ten opzichte van de voorgevels van bestaande hoofdgebouwen op de naast gelegen bouwpercelen, getrokken kan worden. Indien meerdere zijden van een gebouw naar de (water)weg gekeerd zijn of indien de voorgevel niet in de nabijheid van een weg gelegen is, wijst het bevoegd gezag een voorgevel/ meerdere voorgevellijn(en) aan.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel.
 
2.2 De afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen zowel haaks als evenwijdig gepositioneerd.
 
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde
Bij een bouwwerk op vlak maaiveld:
  • tussen de bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het peil.
Bij bouwwerken op een talud of een dijk:
  • de bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein.
2.4 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of hart van scheidsmuren, gemeten 1,0 m boven peil.
 
2.5 De bouwhoogte van een gebouw
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.6 Het bebouwingspercentage
Een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. Hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
 
2.7 De goothoogte van een bouwwerk
Bij een bouwwerk op vlak maaiveld:
  • de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het peil.
Bij bouwwerken op een talud of een dijk:
  • de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein.
2.8 De oppervlakte van een gebouw
Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren op 1,0 m boven peil.
 
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met inbegrip van de buitenste verticale projecties van overkappingen.
 
2.10 Het vloeroppervlak van een gebouw
Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.
 
2.11 De inhoud van een gebouw
Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken, met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen en dakkapellen.
 
2.12 De inhoud van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde aan de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.13 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzicht van het horizontale vlak.
 
2.14 De breedte van een steiger
De diepte gemeten parallel of evenwijdig aan de oever van het water.
 
2.15 De lengte van een steiger
De diepte, gemeten loodrecht op de oever tussen de boveninsteek van het water en het deel van de steiger dat daar het verst gelegen is.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Dagrecreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': ligplaatsen voor boten;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, steigers, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op gronden voorzien van de aanduiding 'jachthaven' zijn aanlegsteigers, trailerhellingen, golfbrekers, lichtmasten en vlaggenmasten  toegestaan, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan;
  2. overigens geldt het volgende:
 maximale bouwhoogte
erf- of terreinafscheidingen
2,0 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3,0 m
 
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3' uitsluitend verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in artikel 1.32 onder c;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een bijgebouw;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, paden, bermen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  4. met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het toegestane maximum aantal verblijfsrecreatieve onderkomens bedraagt zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal verblijfsrecreatieve onderkomens' is aangeduid;
  3. indien de gebouwen niet aaneen worden gebouwd dient de afstand tussen de gebouwen ten minste 3,0 m te bedragen;
  4. overigens geldt het volgende, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' anders is aangeduid:
 maximum oppervlakmax. goothoogtemax. bouwhoogte
verblijfsrecreatieve onderkomens ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3'
60 m² (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)
3,0 m4,0 m
bijgebouwen bij verblijfsrecreatieve onderkomens50 % van het hoofdgebouw3,0 mgelijk aan of lager dan het hoofdgebouw, tot maximaal 5,0 m
bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'50 m²2,5 m3,5 m
erf- of terreinafscheidingen
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen
   
1,0 m
2,0 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
   
3,0 m
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Landschappelijke inpassing
Het toepassen van de gebruiks-en bouwmogelijkheden opgenomen in dit bestemmingsplan is enkel mogelijk indien een landschappelijke inpassing wordt getroffen en in stand gehouden, een en ander conform de als bijlagen bij de regels bijgevoegde notitie 'Landschappelijk inpassing'.
 
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - primair bestemd voor waterkeringen.
 
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Dubbelbestemming
Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in artikel 5 lid 1 bedoeld, geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
 
5.2.2 Primaire bestemming
Voor het bouwen op deze gronden ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd conform een schriftelijke toestemming danwel een watervergunning van het hoogheemraadschap van Rijnland.
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Ten behoeve van de genoemde bestemming
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5 lid 2.1, voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijn, die noodzakelijk zijn in het kader van waterstaatsbelang.
 
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen:
  1. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren;
  2. aanbrengen opgaande beplantingen;
  3. aanleg van verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden en (half-)verhardingen >50 m² (niet zijnde kavelpaden);
  4. dempen, graven, vergroten of herprofileren van waterlopen. 
5.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van artikel 5 lid 4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
 
5.4.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor het waterkeringsbelang, zoals bedoeld in artikel 5 lid 1, niet onevenredig wordt of kan worden aangetast; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van het hoogheemraadschap aan te leveren.
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Algemeen
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
7.2 Ondergronds bouwen
Ondergrondse bouwwerken zijn, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, niet toegestaan.
 
7.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
7.4 Bestaande afstanden en maten
  1. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  3. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  2. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  4. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen op de niet daarvoor aangegeven percelen;
  5. het gebruik van grond en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting of escortbedrijf;
  6. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  7. het gebruik van recreatieve onderkomens voor permanente woondoeleinden.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken is - met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de maximum overschrijding bedraagt 3,0 m en het bouwvlak mag met ten hoogste 10 % worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Overige regels
10.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  1. Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het wijzigen van het bestaande gebruik en/of het bouwen op grond van de regels in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen 2018', of de rechtsopvolger(s) daarvan.
  2. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
  3. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Leidseweg naast 36d Oud Ade'.