direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1884.BPBUITENGEBIEDWEST-VAS1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied West als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1884.BPBUITENGEBIEDWEST-VAS1 van de gemeente Kaag en Braassem.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als functioneel onderdeel van een hoofdgebouw aan te merken is als aangebouwde uitbreiding, die uit architectonisch oogpunt herkenbaar is als afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

de uitoefening van een beroep door de bewoner op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in een woning of bijgebouw, waarbij de woning overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden veehouderij: het, geheel of nagenoeg geheel op open grond, houden van melk- en ander vee, exclusief scharrelpluimvee en -varkens, alsmede het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate is toegestaan;
  • b. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond met uitzondering van bosbouw, sier- en bollenteelt, echter met insluiting van een- en tweejarige sierteeltgewassen op open grond (zoals zonnebloem, asters en papavers);
  • c. glastuinbouw: de teelt van tuinbouw- of siergewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
  • d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond; onder fruitteelt wordt mede verstaan het planten van hagen rondom fruitteeltpercelen;
  • e. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel, of scharrelpluimvee en - varkers;
  • f. sierteelt: de teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen al dan niet met behulp van ondersteunend glas, tijdelijke kweektunnels, recirculatiebassins en planttafels doch zonder groot- of detailhandel in sierteeltgewassen;
  • g. bollenteelt: de teelt van bollen;
  • h. bosbouw: de teelt van bomen voor de houtproductie;
  • i. intensieve kwekerij: het kweken van gewassen of vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht.

1.9 agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij minder dan een halve arbeidskracht.

1.10 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en/of verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.

1.11 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.12 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook de verkoop en/of het leveren – als ondergeschikte nevenactiviteit – van goederen die verband houden met het ambacht zoals een kaasmakerij.

1.13 ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten

het bewerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of vanuit de streek, voor zover deze karakteristiek zijn voor de streek.

1.14 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.15 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.16 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.17 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.18 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.19 bed & breakfast

het verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning en bijbehorende bijgebouwen of het hoofdgebouw.

1.20 bedrijf

een inrichting, onderneming of instelling gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.21 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.22 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

of

een woning die fysiek van oudsher behoort bij het op die bestemming aanwezige complex, zoals een voormalige molenaarswoning, pastorie, zomerwoning of een rustende boer-woning, waarbij het gebruik van de woning als zodanig het functioneren van het bedrijf niet mag belemmeren.

1.23 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmings-plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woning-wet.

1.25 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.29 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.30 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.31 bijgebouw

een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven.

1.32 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.33 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.34 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.35 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.36 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.37 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.38 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.39 buitenrijbaan

niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, al dan niet voorzien van een hekwerk, ten behoeve van het berijden, trainen en/of africhten van paarden.

1.40 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van (kleine) etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.41 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.42 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

1.43 dagrecreatie

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend.

1.44 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst, achter de goothoogte.

1.45 dakopbouw

een uitbreiding van het hoofdgebouw als zijnde vergroting van de bestaande ruimten, niet op de begane grond.

1.46 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake land- en tuinbouw, cultuurhistorie, landschap, natuur en/of archeologie.

1.47 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.48 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstraling.

1.49 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.50 dierenpension

een tijdelijke opvangplaats voor huisdieren, waar het dier na verloop van tijd weer wordt opgehaald door de eigenaren, bijvoorbeeld na vakantie.

1.51 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein.

1.52 evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en/of cultuur.

1.53 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.54 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.55 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.56 geluidszone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.57 gevoelige functies ten opzichte van landbouwbedrijven en kassen

gevoelige functies, zoals opgenomen in artikel 40.4 en 40.5, onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • a. objecten categorie I:
    • 1. bebouwde kom met stedelijk karakter;
    • 2. ziekenhuis, sanatorium en internaat;
    • 3. objecten voor verblijfsrecreatie;
  • b. objecten categorie II:
    • 1. bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving;
    • 2. objecten voor dagrecreatie;
  • c. objecten categorie III:
    • 1. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleend;
  • d. objecten categorie IV:
    • 1. woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer varkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;
  • e. objecten categorie V:
    • 1. woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer varkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn.

1.58 hondenkennel

een bedrijf gericht op het africhten, fokken en verzorgen van honden.

1.59 hobbymatige agrarische activiteiten

het gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van vee en/of telen van agrarische producten, zonder dat sprake is van een agrarisch bedrijf.

1.60 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.61 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.62 horecabedrijf

een bedrijf dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie. In deze voorschriften worden onder horecabedrijf uitsluitend de volgende specifieke vormen daarvan begrepen:

  • 1. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 2. restaurant: een bedrijf gericht op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren alsmede het verstrekken van alcoholische dranken; het accent ligt op het ter plaatse nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren;
  • 3. dagzaak: een bedrijf, dat qua openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan 21:00 uur heeft, zoals een dagcafé, lunchroom, koffieshop en ijssalon;
  • 4. afhaalcentrum: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren; het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren;
  • 5. koffie-/theehuis: een bedrijf gericht op het ter plaatse rechtstreeks aan de verbruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken alsmede de verkoop van niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken;
  • 6. cafetaria/snackbar: een bedrijf gericht op het verstrekken aan de verbruiker van en het al dan niet ter plaatse gebruiken van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren;
  • 7. café, bar, avond- en nachtgelegenheid: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waarvan het sluitingsuur later dan 21:00 uur ligt;
  • 8. dancing/discotheek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 21:00 uur ligt.

1.63 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting, verfraaing en/of het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.64 intensieve veehouderij/kwekerij bij wijze van neventak

intensieve veehouderij/kwekerij waarvan de productieomvang in ondergeschikte mate (minder dan de helft) onderdeel uitmaakt van de totale productieomvang van het grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de intensieve veehouderij/kwekerij in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak van de intensieve veehouderij mag bedragen.

1.65 jachthaven

haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen.

1.66 jachtwerf/scheepsreparatiebedrijf

een bedrijf, primair gericht op reparatie en onderhoudswerkzaamheden van schepen.

1.67 kampeerboerderij

een agrarisch gebouw dat aan zijn oorspronkelijke functie onttrokken is of een nieuw gebouw op een voormalig agrarisch bouwvlak dat geschikt is gemaakt voor recreatief nachtverblijf van groepen.

1.68 kampeermiddelen

een niet als een bouwwerk aan te merken, seizoensgebonden verblijfsrecreatief onderkomen, zoals tenten en toercaravans.

1.69 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.70 kas

bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, met een hoogte van 1,5 m of meer boven het maaiveld, ten behoeve van teelt van gewassen.

1.71 kinderboerderij

een voorziening waar ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

1.72 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.73 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.74 kleinschalig kamperen/kamperen bij de boer

een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen.

1.75 kleinschalige natuurontwikkeling

de aanleg van kleine elementen zoals rietlandjes, schraallanden, moerasjes, plas-draszones, open water en bosschages van een zeer beperkte omvang ten behoeve van de natuur.

1.76 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, waterhuishouding, terreinvormen, levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wederzijdse beïnvloeding.

1.77 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.78 mestvergisting

een afgesloten systeem van tanken/silo's dat gebruikt wordt voor de productie van energie uit dierlijke mest.

1.79 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

1.80 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.81 niet-agrarische neventak

onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.

1.82 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.83 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.84 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.85 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een (overwegend) gesloten dak.

1.86 paardenbak/buitenrijbaan

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining ten behoeve van het berijden, trainen en/of africhten van paarden.

1.87 paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.

1.88 paardenpension/paardenstalling

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen, te berijden en te weiden; onder paardenpension/paardenstalling worden geen maneges verstaan.

1.89 paardrijschool

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, eventueel in combinatie met een duidelijk ondergeschikte paardenstalling/pension.

1.90 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.91 partycentrum

een gebouw met meerdere zalen, die hoofdzakelijk gebruikt en/of verhuurd worden ten behoeve van feesten, partijen, discoavonden en dergelijke met de daarbij behorende faciliteiten zoals toiletten, een kleine horecagelegenheid etc.

1.92 peil
  • a. ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.93 perceel

gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij hetzelfde bedrijf, dezelfde woning of instelling behoren.

1.94 pleziervaartuig

elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water.

1.95 poldersport

dagrecreatieve activiteiten op agrarische gronden met vaste voorzieningen, zoals hindernisbanen en teambuilding.

1.96 praktijkuitoefening

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.97 recreatief medegebruik

gebruik van gronden gericht op (extensieve) dagrecreatie waarbij het gebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de gronden.

1.98 recreatieseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.99 recreatiewoning/zomerhuis

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.100 recreatief nachtverblijf

het exploiteren van recreatieve verblijven/appartementen binnen de bedrijfsgebouwen.

1.101 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht, met aannemelijk perspectief op volwaardigheid.

1.102 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.103 rooilijn
  • a. de grens tussen de het bouwvlak en het bestemmingsvlak;
  • b. in overige gevallen; de lijn evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de voorgevel van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen dan wel (indien de voorgevel niet evenwijdig is aan de weg) de lijn evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van zij- en voorgevel van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen.

1.104 ruwvoedergewassen

gewassen, zoals olifantengras, maïs, voederbieten, luzerne, die in de volle grond worden geteeld en waarvan de opbrengst is bestemd als voer voor landbouwhuisdieren, niet zijnde weidegras.

1.105 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.106 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.107 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.108 steiger

bouwwerk in en boven het water bedoeld als aanlegplaats voor vaartuigen (aanlegsteiger) of als kleinschalige dagrecreatieve voorziening, zoals zwem- of vissteiger.

1.109 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en/of de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.110 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.111 verblijfsrecreatief onderkomen

een onderkomen bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf van personen die elders hun hoofdverblijf hebben; hieronder vallen onder andere kampeermiddelen, stacaravans, chalets en recreatiewoningen. De verblijfsrecreatieve onderkomens worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • a. categorie 1: een kampeermiddel, geen gebouw zijnde (bijv. tenten of caravans op seizoensplaatsen);
  • b. categorie 2: een verblijfsrecreatief hoofdgebouw inclusief bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken tot 36 m² (bijv. stacaravans, trekkershutten);
  • c. categorie 3: een verblijfsrecreatief hoofdgebouw inclusief bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken tot 60 m² (bijv. stacaravans, chalets, recreatiewoningen op daarvoor bestemde terreinen);
  • d. categorie 4: een verblijfsrecreatieve hoofdgebouw inclusief bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken tot 90 m² (bijv. vrijstaande recreatiewoningen).

1.112 verkoop streekeigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.113 vervolgfunctie

de nieuwe bestemming van het bouwperceel indien het aldaar gevestigde agrarische bedrijf opgeheven is.

1.114 vloeroppervlak voor (neven)activiteiten

de totale oppervlakte van een (neven)activiteit, zoals een aan-huis-gebonden beroep, een ambachtelijke of nijverheidsactiviteit, een kapper-aan-huis, lesinstituut of (kleinschalige) horecagelegenheid met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, keukens, toiletten en overige dienstruimten.

 

1.115 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.116 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste één volledige arbeidskracht.

1.117 voorgevel

de naar de weg of waterweg gekeerde zijde van een gebouw; indien meerdere gevels naar de weg of waterweg zijn gekeerd: de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, zoals verbeeld in Bijlage 3.

1.118 voorgevelrooilijn

de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg is gelegen, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meegerekend.

1.119 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.120 woonschip

elk vaar- of drijftuig, dat is afgemeerd op een vaste plaats en dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor dan wel blijkens zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemdals zijnde woning of zijnde verblijfsrecreatief onderkomen.

1.121 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.122 zorgboerderij

bedrijf met als hoofd- of nevenactiviteit het verlenen van zorg en begeleiding middels dag- en/of nachtopvang aan mensen waarbij het meewerken aan agrarische activiteiten in, bij en rond het bedrijf een wezenlijk onderdeel kan zijn van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, mits de goot niet meer dan 75 cm loodrecht uitsteekt ten opzichte van de gevel.

2.5 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 breedte van een woonschip

de breedte wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het breedst is, inclusief gangboorden en balkons.

2.7 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.8 lengte van een woonschip

de lengte wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het langst is, inclusief gangboorden en balkons, ondergeschikte buiten de romp uitstekende delen zoals rondhouten en roerbladen niet meegerekend.

2.9 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 inhoud overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken

vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie, waarbij overstekken tot 0,75 meter niet worden meegeteld bij de berekening van de inhoud.

afbeelding "i_NL.IMRO.1884.BPBUITENGEBIEDWEST-VAS1_0039.png"

2.11 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenwerkse maten van de draagconstructie, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden of de uiterste randen van gangboorden en/of balkons, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.13 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2.14 breedte, lengte en diepte van een steiger

Breedte: de afstand tussen de uiteinden van de steiger op het kortste deel;

Lengte: de afstand tussen de uiteinden van de steiger op het langste deel, bij meerdere steigeronderdelen, het totaal van de verschillende lengten;

Diepte: de afstand van de oever tot het uiterste punt van de steiger, gemeten loodrecht op de oever.

afbeelding "i_NL.IMRO.1884.BPBUITENGEBIEDWEST-VAS1_0040.png"

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals genoemd in lid 1.8 onder a;
  • b. het behoud en herstel van het karakteristieke en cultuurhistorische open weidelandschap, dat gevormd wordt door het nagenoeg ontbreken van bebouwing in de polders;
  • c. een intensieve kwekerij als ondergeschikte productietak;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur': uitsluitend veldschuren;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3': uitsluitend een terrein voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.111 onder c;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': de uitoefening van een sierteeltbedrijf zoals genoemd in lid 1.8 onder f en/of een hoveniersbedrijf waarbij eigen kweek aanwezig dient te zijn;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' het uitoefenen van een intensieve veehouderij uitsluitend bij wijze van neventak;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zwemwater': gronden behorende bij zwemwater met sanitaire voorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning': maximaal één bedrijfswoning die tevens bewoond mag worden door derden;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': tevens een paardenbak;
  • l. het hobbymatig houden van vee;

met daaraan ondergeschikt:

  • m. wandel- en fietspaden;
  • n. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • o. de in tabel 3.1 genoemde nevenfuncties met de daarbij behorende maximaal te bouwen/gebruiken vloeroppervlaktes aan gronden en gebouwen; bij een combinatie van nevenfuncties mag ten hoogste 400 m2 aan gebouwen worden gebouwd/gebruikt;
  • p. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, bruggen, dammen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water;

met dien verstande dat:

  • q. erfontsluitingswegen ten behoeve van gronden anders dan gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden, tevens zijn toegestaan, doch uitsluitend met een zo kort mogelijke lengte, met zo min mogelijk doorsnijding van het landschap.

Tabel 3.1 Toegestane nevenfuncties

nevenfunctie   max. oppervlak grond te gebruiken voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
veehandelsbedrijven; africhtingsbedrijven voor paarden   -   400 m²  
veearts; hoefsmederij   -   400 m²  
paardenhouderij   binnen het bouwvlak: een paardenbak met een afmeting van 1.200 m2   500 m²  
paardenstalling/paardenpension   binnen het bouwvlak: een paardenbak met een afmeting van 1.200 m2   500 m2  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   -   400 m²  
verkoop streekeigen producten, boerderijwinkel   -   100 m²  
kinderboerderij   -   400 m²  
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur   -   400 m²  
kleinschalig kamperen   2.500 m² binnen het bouwvlak   50 m2, uitsluitend ten behoeve van sanitair/opslag  
recreatief nachtverblijf (bed & breakfast)   -   200 m²  
kampeerboerderij   -   400 m²  
kleinschalige horecagelegenheid, zoals bedoeld in artikel 1.57, 3e of 5e lid   -   100 m²  
museum/tentoonstellingsruimte   -   100 m²  
kunst- of antiekhandel   -   400 m²  
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en windmolens ten behoeve van de waterhuishouding mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het gestelde onder b, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - waterbassins' waterbassins buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • c. bouwvlakken mogen geheel bebouwd worden;
  • d. in afwijking op het gestelde onder c geldt bij bouwvlakken met de aanduiding 'sierteelt' dat met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven hoeveel m² aan kassen en bedrijfsgebouwen (exclusief de bedrijfswoning) en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de bebouwing ten behoeve van de productietak intensieve veehouderij niet worden uitgebreid;
  • f. per bouwvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangeduid;
  • g. in afwijking op het gestelde onder g is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zwemwater' mogen sanitaire voorzieningen worden gebouwd met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 10 m² ;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3' is met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal recreatieve onderkomens' het toegestane maximum aantal verblijfsrecreatieve onderkomens aangeduid;
  • j. overigens geldt het volgende;
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m3     6 m   10 m (12 m bij inpandige bedrijfs- woning)  
* aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
* vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
bedrijfsgebouwen       6 m   12 m  
silo's         12 m  
verblijfsrecreatieve onderkomens in categorie 3     60 m² (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)     2,5 m   3,3 m  
veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'       3 m   5 m  
erf- en terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten het bouwvlak
- elders  
     
1 m
1,5 m
2 m  
- windturbine
- windmolen buiten het bouwvlak, ten behoeve van waterhuishouding  
      12 m
6 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (geen erf- of terreinafscheidingen)         3 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overschrijden bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2 onder a ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften of aan regelgeving met betrekking tot dierwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig en aan één zijde met niet meer dan 10 m worden overschreden;
  • c. van de bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. de overschrijding van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden;
  • e. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder d wordt voldaan.

3.3.2 Woningsplitsing monumenten

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de bouwaanduiding 'cultuurhistorische waarden' bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2 onder f teneinde het aantal wooneenheden in het hoofdgebouw te vermeerderen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • b. de totale inhoud van het hoofdgebouw dat gebruikt wordt voor de woningsplitsing dient ten minste 1.000 m³ te bedragen;
  • c. na splitsing bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 3;
  • d. het gebouw dient na woningsplitsing door één aaneengesloten dak afgedekt te blijven;
  • e. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
  • f. de splitsing mag niet leiden tot beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

3.3.3 Ten behoeve van extra woonruimte

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 900 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht of een rustende boer, met inachtneming van het volgende:

  • a. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat er sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en of de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een rustende boer;
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt is of geschikt te maken is;
  • c. indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, vindt uitbreiding van de woning plaats door gebruik te maken van ruimten binnen dat grotere gebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw of, indien ook dat niet mogelijk is, door gebruik van een (deel van een) ander gebouw;
  • d. indien de ruimte van 150 m³ wordt gerealiseerd in een ander gebouw dan de woning, is de afwijking voor bewoning strikt persoonsgebonden;
  • e. de extra woonruimte dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • f. ter plaatse van de extra woonruimte dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

3.3.4 Ten behoeve van een tweede bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder f ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf met een bedrijfsgrootte groot genoeg voor tenminste 2 volledige arbeidskrachten (wat betreft levende have) en waar permanente toezicht vereist is;
  • b. de tweede bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder tweede bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • c. het bedrijf mag niet eerder over een tweede agrarische bedrijfswoning beschikt hebben;
  • d. de initiatiefnemer dient met een schriftelijke advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • e. de bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • f. de bedrijfswoning dient aan de wegzijde gesitueerd te worden;
  • g. de bedrijfswoning dient binnen een afstand van 25 m van de bedrijfsbebouwing gesitueerd te worden.

3.3.5 Uitbreiding intensieve veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2 onder e, teneinde de uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de productietak intensieve veehouderij toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding dient noodzakelijk te zijn om aan milieuvoorschriften of aan regelgeving met betrekking tot dierwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. de uitbreiding mag niet leiden tot een mogelijk significant negatief effect op Natura-2000 gebieden;
  • c. de uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. de productietak intensieve veehouderij dient ten alle tijde een neventak te blijven.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de teelt van maïs ten dienste van het eigen bedrijf is toegestaan voor maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak, met uitzondering van gronden voorzien van de gebiedsaanduiding 'milieuzone-ruwvoeder zoals genoemd in artikel 42.3, met dien verstande dat maïs uitsluitend op een afstand van minimaal 2 m van de weg moet worden gesitueerd;
  • b. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak', waarbij ten behoeve van paardenbakken tevens de volgende regels gelden:
    • 1. per bouwvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
    • 2. de afmeting van de paardenbak bedraagt maximaal 20 bij 40 m;
    • 3. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • c. ten behoeve van de in tabel 3.1 en 3.2 genoemde nevenfuncties gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
    • 2. voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen gelden de volgende regels:
      • kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst gedurende het recreatieseizoen;
      • het aantal kampeermiddelen mag ten hoogste 25 bedragen;
      • het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
    • 3. opslag van stoffen en producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren, is in geen geval toegestaan;
    • 4. buitenopslag buiten het bouwvlak is in geen geval toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder o, ten behoeve van het toestaan van de in tabel 3.2 genoemde niet-agrarische nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 3.1 onder b, in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. voor de in tabel 3.2 genoemde nevenfuncties mogen de in de tabel genoemde maximale vloeroppervlaktes aan gronden en gebouwen gebouwd/in gebruik genomen worden; bij een combinatie van nevenfuncties mag ten hoogste 400 m2 aan gebouwen worden gebouwd/gebruikt;
  • e. een buitenrijbaan of een uitloop is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • g. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien de nevenfunctie geen onevenredig grote verkeersaantrekkende werking heeft en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • i. de nevenfuncties dierenpension is uitsluitend toegestaan indien de afstand van de nevenfunctie tot woningen van derden ten minste 100 m bedraagt;
  • j. de bodem dient geschikt te zijn voor de voorgenomen nevenfunctie.

Tabel 3.2 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning

nevenfunctie   max. oppervlak grond te gebruiken voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 t/m 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   500 m², uitsluitend in bestaande gebouwen  
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m², uitsluitend in bestaande gebouwen  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m², uitsluitend in bestaande gebouwen (niet zijnde kassen)  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m², uitsluitend in bestaande gebouwen  
mestvergisting   1.800 m²   400 m²  
poldersport   buiten, maar aansluitend aan het bouwvlak 2 ha   400 m²  
verhuur/gebruik van ruimten voor sociaal maatschappelijke activiteiten, zoals workshops, verenigingen en ateliers   -   100 m²  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)   -   400 m²  
dierenpension   -   400 m²  

3.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijking ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de typen nevenfuncties zoals genoemd in tabel 3.1 en 3.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 3.1 en 3.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.5.1.

3.5.3 Verhuur tweede bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gebruik van de tweede bedrijfswoning als zodanig, met inachtneming van het volgende:

  • a. van het gebruik van de woning als tweede bedrijfswoning mag worden afgeweken voor de volgende activiteiten;
    • 1. verhuur aan derden ten behoeve van permanente bewoning voor maximaal 5 jaar;
    • 2. verhuur aan derden ten behoeve van verblijfsrecreatie;
    • 3. verhuur als groepsaccommodatie;
  • b. uitsluitend de tweede bedrijfswoning mag verhuurd worden;
  • c. het verhuur dient een nevenactiviteit te betreffen bij de bestaande agrarische bedrijfsvoering;
  • d. het verhuur dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van het verhuur dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren (>50 cm);
  • b. dempen, graven, vergroten of herprofileren van waterlopen;
  • c. aanbrengen opgaande beplantingen;
  • d. aanleg van verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden en (half)verhardingen > 50 m² (niet zijnde kavelpaden).

3.6.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • b. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • e. het dempen van dwarssloten (breedtesloten) betreffen;
  • f. de aanleg van dammen en onderbemaling betreffen.

3.6.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 3.1 onder b, in de directe omgeving niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de aanvrager aangetoond dient te worden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het agrarische bouwvlak te vergroten tot maximaal 2 ha, met inachtneming van het volgende;

  • a. uitbreiding is alleen toegestaan indien het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding dient door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarische deskundige aangetoond te worden;
  • c. de uitbreiding van het agrarische bedrijf dient milieu-hygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 3.1 onder b, in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • f. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder e wordt voldaan.

3.7.2 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zodanig te wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – de in tabel 3.3 genoemde vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • d. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, de huidige bebouwing gesloopt mag worden en maximaal 50% van het gesloopte bebouwingsoppervlak mag worden teruggebouwd tot een maximum van 200 m² in totaal;
  • f. na de bestemmingswijziging dient de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf' te worden opgenomen;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag;
  • h. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 3.1 onder b, in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • i. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder h wordt voldaan;
  • j. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • k. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • l. het aantal woningen niet mag toenemen;

Tabel 3.3 Toegestane vervolgfuncties 

vervolgfuncties  
wonen, hobbyboerachtige activiteiten  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden  
hoefsmederij, veearts  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten  
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
opslag/stalling van goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bestaande gebouwen, niet zijnde kassen  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (onder andere aannemersbedrijf, schildersbedrijf, meubelstoffeerderij, pottenbakkerij)  
jachtwerf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
watersportbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
recreatiebedrijven, horeca (zoals bedoeld in lid 1.62 lid 1 t/m 6), verblijfsrecreatie  
kinderboerderij  
manege  
paardenstalling, paardrijactiviteiten  
verblijfsrecreatieve appartementen  
kampeerboerderij  
sociale vervolgfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum, tentoonstellingsruimte  
kunst- of antiekhandel  

3.7.3 Algemene bevoegdheid tot afwijking ten behoeve van vervolgfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de typen vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 3.3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 3.3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.7.2.

3.7.4 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' op te nemen, teneinde het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik is als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak ontstaat geen mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 3.2 blijven van toepassing op de plattelandswoning;
  • e. de wijziging mag niet toegepast worden ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'.

3.7.5 Ruimte voor Ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van de bouw van een extra woning in ruil voor de sloop van alle op het bouwvlak aanwezige bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen, 5000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, of een combinatie naar rato daarvan, mag één compensatiewoning worden gebouwd;
  • b. het aantal compensatiewoningen mag maximaal drie bedragen;
  • c. de te slopen gebouwen of kassen dienen opgericht te zijn voor de peildatum van 1 januari 2007;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dient duurzaam verbeterd te worden;
  • e. de nieuwe woningen dienen voorzien te worden van een goede landschappelijke inpassing;
  • f. de nieuwe woningen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

3.7.6 Nieuwe landgoederen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden te wijzigingen in de bestemming Wonen en Natuur ten behoeve van de realisatie van een nieuw landgoed, met inachtneming van het volgende:

  • a. de realisatie is uitgesloten in de Ecologische Hoofdstructuur en gerealiseerde recreatiegebieden, zoals opgenomen in de Provinciale Verordening Zuid-Holland;
  • b. in nog niet gerealiseerde ecologische verbindingen van de Ecologische Hoofdstructuur is realisatie alleen toegestaan als het huiskavel buiten de verbinding wordt gerealiseerd;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt duurzaam verbeterd;
  • d. het landgoed wordt minimaal 5 ha groot en is nagenoeg aaneengesloten;
  • e. minimaal 90% van het gebied is voor het publiek toegankelijk;
  • f. maximaal 10% van het gebied behoort tot het private deel, deze huiskavel mag voor maximaal 20% worden bebouwd, waarbij 1 landhuis met maximaal 3 wooneenheden is toegestaan;
  • g. het gebied genoemd onder e mag niet worden bebouwd en dient ingericht te worden met groene en/of blauwe functies die aansluiten bij het bij het gebied passende natuurdoeltype;
  • h. het landgoed dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

3.7.7 Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 3' de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden te wijzigingen in de bestemming Recreatie - Dagrecreatie met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-watersport' ten behoeve van voorzieningen voor de watersport, met inachtneming van het volgende:

  • a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd, alsmede ten hoogste één gebouw voor opslag en/of logies met een oppervlak van ten hoogste 100 m2 en een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • b. de uitbreiding mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van de locatie mag door de uitbreiding niet onevenredig worden vergroot en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein gerealiseerd wordt.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals genoemd in lid 1.8 onder a en b;
  • b. behoud en herstel van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, bestaande uit de openheid, het verkavelingspatroon, de aanwezigheid van weidevogels en kenmerkende oever- en slootvegetaties;
  • c. een intensieve kwekerij als ondergeschikte productietak;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur': uitsluitend veldschuren;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 1': uitsluitend een kampeerterrein voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.111 onder a;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3': uitsluitend een terrein voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.111 onder c;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 4': uitsluitend een terrein voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.111 onder d;

alsmede voor:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': de uitoefening van een sierteeltbedrijf zoals genoemd in lid 1.8 onder f en/of een hoveniersbedrijf waarbij eigen kweek aanwezig dient te zijn;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' het uitoefenen van een intensieve veehouderij bij wijze van neventak;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': tevens een paardenbak;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning': maximaal één bedrijfswoning die tevens bewoond mag worden door derden;
  • m. het hobbymatig houden van vee;

met daaraan ondergeschikt:

  • n. wandel- en fietspaden;
  • o. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • p. de in tabel 4.1 genoemde nevenfuncties met de daarbij behorende maximaal te bouwen/gebruiken vloeroppervlaktes aan gronden en gebouwen; bij een combinatie van nevenfuncties mag ten hoogste 400 m2 aan gebouwen worden gebouwd/gebruikt;
  • q. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en voet- en fietspaden, bruggen, dammen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water;

met dien verstande dat:

  • r. erfontsluitingswegen ten behoeve van gronden anders dan gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden tevens zijn toegestaan, doch uitsluitend met een zo kort mogelijke lengte, met zo min mogelijk doorsnijding van het landschap.

Tabel 4.1 Toegestane nevenfuncties

nevenfuncties   max. oppervlak grond te gebruiken voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
veearts, hoefsmederij   -   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   -   400 m²  
verkoop streekeigen producten, boerenwinkel   -   100 m²  
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur   -   400 m²  
recreatief nachtverblijf (bed & breakfast)   -   200 m²  
kleinschalige horecagelegenheid, zoals bedoeld in artikel 1.62, 3e of 5e lid   -   100 m²  
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en windmolens ten behoeve van de waterhuishouding mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwvlakken mogen geheel bebouwd worden;
  • c. in afwijking op het gestelde onder b, geldt bij bouwvlakken met de aanduiding 'sierteelt' dat met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven hoeveel m² aan kassen en bedrijfsgebouwen (exclusief de bedrijfswoning) en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de bebouwing ten behoeve van de productietak intensieve veehouderij niet worden uitgebreid;
  • e. per bouwvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangeduid;
  • f. in afwijking op het gestelde onder e is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3' en 'specifieke vorm van recreatie - categorie 4' is met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal recreatieve onderkomens' het toegestane maximum aantal verblijfsrecreatieve onderkomens aangeduid;
  • h. overigens geldt het volgende;
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m3     6 m   10 m (12m bij inpandige bedrijfs- woning)  
* aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
* vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
bedrijfsgebouwen       6 m   12 m  
silo's         12 m  
verblijfsrecreatieve onderkomens in categorie 3     60 m² (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   2,5 m   3,3 m  
verblijfsrecreatieve onderkomens in categorie 4     90 m² (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   3 m   5 m  
veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'       3 m   5 m  
erf- en terrein- afscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- buiten het bouwvlak
- elders  
     
1 m
1,5 m
2 m  
- windturbine
- windmolen buiten het bouwvlak, ten behoeve van waterhuishouding  
      12 m
6 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (geen erf- of terreinafscheidingen)         3 m  
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Overschrijden bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2 onder a ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften of aan regelgeving met betrekking tot dierwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig en aan een zijde met niet meer dan 10 m worden overschreden;
  • c. van de bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. de overschrijding van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden;
  • e. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder d wordt voldaan.

4.3.2 Woningsplitsing monumenten

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de bouwaanduiding 'cultuurhistorische waarden' bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2 onder e teneinde het aantal wooneenheden in het hoofdgebouw te vermeerderen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • b. de totale inhoud van het hoofdgebouw dat gebruikt wordt voor de woningsplitsing dient ten minste 1.000 m³ te bedragen;
  • c. na splitsing bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 3;
  • d. het gebouw dient na woningsplitsing door één aaneengesloten dak afgedekt te blijven;
  • e. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
  • f. de splitsing mag niet leiden tot beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

4.3.3 Ten behoeve van extra woonruimte

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de inhoud van de woning te vergroten tot 900 m³, zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht of een rustende boer met inachtneming van het volgende:

  • a. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat er sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en of de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een rustende boer;
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt is of geschikt te maken is;
  • c. indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, vindt uitbreiding van de woning plaats door gebruik te maken van ruimten binnen dat grotere gebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw of, indien ook dat niet mogelijk is, door gebruik van een (deel van een) ander gebouw;
  • d. indien de ruimte van 150 m³ wordt gerealiseerd in een ander gebouw dan de woning, is de afwijking voor bewoning strikt persoonsgebonden;
  • e. de extra woonruimte dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • f. ter plaatse van de extra woonruimte dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.3.4 Ten behoeve van een tweede bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder e ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf met een bedrijfsgrootte groot genoeg voor tenminste 2 volledige arbeidskrachten (wat betreft levende have) en waar permanente toezicht vereist is;
  • b. de tweede bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder tweede bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • c. het bedrijf mag niet eerder over een tweede agrarische bedrijfswoning beschikt hebben;
  • d. de initiatiefnemer dient met een schriftelijke advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • e. de bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • f. de bedrijfswoning dient aan de wegzijde gesitueerd te worden;
  • g. de bedrijfswoning dient binnen een afstand van 25 m van de bedrijfsbebouwing gesitueerd te worden.

4.3.5 Uitbreiding intensieve veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2 onder d, teneinde de uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de productietak intensieve veehouderij toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding dient noodzakelijk te zijn om aan milieuvoorschriften of aan regelgeving met betrekking tot dierwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. de uitbreiding mag niet leiden tot een mogelijk significant negatief effect op Natura-2000 gebieden;
  • c. de uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. de productietak intensieve veehouderij dient ten alle tijde een neventak te blijven.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de teelt van maïs ten dienste van het eigen bedrijf is toegestaan voor maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak, met uitzondering van gronden voorzien van de gebiedsaanduiding 'milieuzone-ruwvoeder' zoals genoemd in artikel 42.3, met dien verstande dat maïs uitsluitend op een afstand van minimaal 2 m van de weg moet worden gesitueerd;
  • b. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak', waarbij ten behoeve van paardenbakken tevens de volgende regels gelden:
    • 1. per bouwvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
    • 2. de afmeting van de paardenbak bedraagt maximaal 20 bij 40 m;
    • 3. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • c. ten behoeve van de in tabel 4.1 en 4.2 genoemde nevenfuncties gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
    • 2. voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen gelden de volgende regels:
      • kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst gedurende het recreatieseizoen;
      • het aantal kampeermiddelen mag ten hoogste 25 bedragen;
      • het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan.
    • 3. opslag van stoffen en producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren, is in geen geval toegestaan;
    • 4. buitenopslag buiten het bouwvlak is in geen geval toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder p, ten behoeve van het toestaan van de in tabel 4.2 genoemde niet-agrarische nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, zoals bedoeld in 4.1 onder b, in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. voor de in tabel 4.2 genoemde nevenfuncties mogen de in de tabel genoemde maximale vloeroppervlaktes aan gronden en gebouwen gebouwd/in gebruik genomen worden; bij een combinatie van nevenfuncties mag ten hoogste 400 m2 aan gebouwen worden gebouwd/gebruikt;
  • e. een buitenrijbaan of een uitloop is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • g. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien de nevenfunctie geen onevenredig grote verkeersaantrekkende werking heeft en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • i. de nevenfuncties dierenpension zijn uitsluitend toegestaan indien de afstand van de nevenfunctie tot woningen van derden ten minste 100 m bedraagt;
  • j. de bodem dient geschikt te zijn voor de voorgenomen nevenfunctie.

Tabel 4.2 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning

nevenfunctie   max. oppervlak grond te gebruiken voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden   -   400 m², uitsluitend in bestaande gebouwen  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bestaande gebouwen   -   400 m², uitsluitend in bestaande gebouwen (niet zijnde kassen)  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m2, uitsluitend in bestaande gebouwen  
mestvergisting   1.800 m2   400 m2  
paardenhouderij   binnen het bouwvlak: een paardenbak met een omvang van 1.200 m2    500 m2  
paardenstalling   binnen het bouwvlak: een paardenbak met een afmeting van 1.200 m²    500 m²  
kinderboerderij   -   400 m2  
kleinschalig kamperen   2.500 m² binnen het bouwvlak   50 m2, uitsluitend ten behoeve van sanitair/opslag  
kampeerboerderij   -   400 m²  
verhuur/gebruik van ruimten voor sociaal maatschappelijke activiteiten, zoals workshops, verenigingen en ateliers   -   100 m²  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)   -   400 m²  
museum, tentoonstelling   -   100 m²  
kunst- of antiekhandel   -   400 m²  
dierenpension   -   400 m²  

4.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijking ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de typen nevenfuncties zoals genoemd in tabel 4.1 en 4.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 4.1 en 4.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 4.5.1.

4.5.3 Verhuur tweede bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gebruik van de tweede bedrijfswoning als zodanig, met inachtneming van het volgende:

  • a. van het gebruik van de woning als tweede bedrijfswoning mag worden afgeweken voor de volgende activiteiten;
    • 1. verhuur aan derden ten behoeve van permanente bewoning voor maximaal 5 jaar;
    • 2. verhuur aan derden ten behoeve van verblijfsrecreatie;
    • 3. verhuur als groepsaccommodatie;
  • b. uitsluitend de tweede bedrijfswoning mag verhuurd worden;
  • c. het verhuur dient een nevenactiviteit te betreffen bij de bestaande agrarische bedrijfsvoering;
  • d. het verhuur dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van het verhuur dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren (>50 cm);
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen opgaande beplantingen;
  • d. verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien van houtopstanden;
  • e. aanleg van verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden, kavelpaden en overige (half-)verhardingen > 50 m²;
  • f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • h. aanleg oeverbeschoeiingen.

4.6.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • b. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • e. de aanleg van dammen en onderbemaling betreffen.

4.6.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning
  • a. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 4.1 onder b, in de directe omgeving niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de aanvrager aangetoond dient te worden.
  • b. Voor het dempen van (lengte)sloten geldt bovendien dat dit alleen mogelijk is als sprake is van een groot maatschappelijk belang en het veenweideverkavelingspatroon niet in onevenredige mate wordt aangetast.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het agrarische bouwvlak te vergroten tot maximaal 2 ha, met inachtneming van het volgende;

  • a. uitbreiding is alleen toegestaan indien het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding dient met een schriftelijk advies van een agrarische deskundige aangetoond te worden;
  • c. de uitbreiding van het agrarische bedrijf dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, zoals bedoeld in lid 4.1 onder b, in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • f. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder f wordt voldaan.

4.7.2 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' zodanig te wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – de in tabel 4.3 genoemde vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • d. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen. niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, de huidige bebouwing gesloopt mag worden, waarbij geldt dat maximaal 50% van het gesloopte bebouwingsoppervlak mag worden teruggebouwd tot een maximum van 200 m² in totaal;
  • f. na de bestemmingswijziging dient de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-voormalig agrarisch bedrijf' te worden opgenomen;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de bebouwing plaatsvinden;
  • h. bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, zoals bedoeld in lid 4.1 onder b, in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • i. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder h wordt voldaan;
  • j. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • k. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • l. het aantal woningen niet mag toenemen.

Tabel 4.3 Toegestane vervolgfuncties 

Vervolgfuncties  
wonen, hobbyboerachtige activiteiten  
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden  
hoefsmederij, veearts  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (onder andere aannemersbedrijf, schildersbedrijf, meubelstoffeerderij, pottenbakkerij)  
jachtwerf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
watersportbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
recreatiebedrijven, horeca (zoals bedoeld in lid 1.62 lid 1 t/m 6), verblijfsrecreatie  
kinderboerderij  
paardenstalling, paardrijactiviteiten  
verblijfsrecreatieve appartementen  
kampeerboerderij  
sociale vervolgfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum, tentoonstellingsruimte  
kunst- of antiekhandel  

4.7.3 Algemene bevoegdheid tot afwijking ten behoeve van vervolgfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de typen vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 4.3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 4.3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 4.7.2.

4.7.4 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' op te nemen, teneinde het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik is als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak ontstaat geen mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 4.2 blijven van toepassing op de plattelandswoning;
  • e. de wijziging mag niet toegepast worden ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'.

4.7.5 Ruimte voor Ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van de bouw van een extra woning in ruil voor de sloop van alle op het bouwvlak aanwezige bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen, 5000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, of een combinatie naar rato daarvan, mag één compensatiewoning worden gebouwd;
  • b. het aantal compensatiewoningen mag maximaal drie bedragen;
  • c. de te slopen gebouwen of kassen dienen opgericht te zijn voor de peildatum van 1 januari 2007;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dient duurzaam verbeterd te worden;
  • e. de nieuwe woningen dienen voorzien te worden van een goede landschappelijke inpassing;
  • f. de nieuwe woningen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

4.7.6 Nieuwe landgoederen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigingen in de bestemming Wonen en Natuur ten behoeve van de realisatie van een nieuw landgoed, met inachtneming van het volgende:

  • a. de realisatie is uitgesloten in de Ecologische Hoofdstructuur en gerealiseerde recreatiegebieden, zoals opgenomen in de Provinciale Verordening Zuid-Holland;
  • b. in nog niet gerealiseerde ecologische verbindingen van de Ecologische Hoofdstructuur is realisatie alleen toegestaan als het huiskavel buiten de verbinding wordt gerealiseerd;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt duurzaam verbeterd;
  • d. het landgoed wordt minimaal 5 ha groot en is nagenoeg aaneengesloten;
  • e. minimaal 90% van het gebied is voor het publiek toegankelijk;
  • f. maximaal 10% van het gebied behoort tot het private deel, deze huiskavel mag voor maximaal 20% worden bebouwd, waarbij 1 landhuis met maximaal 3 wooneenheden is toegestaan;
  • g. het gebied genoemd onder e mag niet worden bebouwd en dient ingericht te worden met groene en/of blauwe functies die aansluiten bij het bij het gebied passende natuurdoeltype;
  • h. het landgoed dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

4.7.7 Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1' te wijzigen in de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie met aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' ten behoeve van het realiseren van een groepsaccommodatie, met inachtneming van het volgende:

  • a. de realisatie van de groepsaccommodatie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast voor de realisatie van afzonderlijke recreatiewoningen;
  • c. het oppervlak van de nieuwe bebouwing mag ten hoogste 600 m2 bedragen, met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 en 8 m;
  • d. er mag geen bedrijfswoning gerealiseerd worden;
  • e. de nieuwe functie en de bijbehorende bebouwing dienen landschappelijk te worden ingepast; er mag in de directe omgeving geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden, zoals bedoeld in lid 4.1 onder b;
  • f. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat aan het gestelde onder e wordt voldaan;
  • g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van de locatie mag door de uitbreiding niet onevenredig worden vergroot en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • h. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': uitsluitend een brandweerkazerne;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': uitsluitend een gemaal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation': uitsluitend een gasontvangstation;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': uitsluitend een waterzuiveringsinstallatie;

alsmede voor:

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': een caravanstalling;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer': detailhandel in volumineuze goederen (tegels en tuinmaterialen);
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een hobbymatige paardenhouderij;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens een loon- en aannemersbedrijf;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemings- en transportbedrijf': tevens een aannemers- en transportbedrijf;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autostallings- en reparatiebedrijf': tevens een autostallings- en reparatiebedrijf;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteringsbedrijf': tevens een composteringsbedrijf;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': tevens een garagebedrijf gericht op het uitvoeren van reparaties en onderhoudswerkzaamheden aan motorvoertuigen, verkoop van motorvoertuigen en onderdelen;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': tevens een transportbedrijf;
  • q. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven hoeveel m² aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen, mag het gehele bouwvlak bebouwd worden;
  • c. in aanvulling op hetgeen gesteld onder b, mag het opgenomen bebouwingsoppervlak binnen het bouwvlak met 10% worden uitgebreid;
  • d. per bouwvlak mag één bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) gebouwd worden, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is weergegeven;
  • e. overigens geldt het volgende, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum goothoogte' en/of 'maximum bouwhoogte' anders is aangeduid:
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)

inpandige bedrijfswoning  
750 m3     6 m




6 m  
8 m




gelijk aan bedrijfsgebouwen  
* aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
* vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
bedrijfsgebouwen en overkappingen       4 m   8 m  
antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'         36 m  
erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduidingen 'nutsvoorziening' en 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation'         3 m  
overige erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
     

1 m
2 m  
windturbine         12 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde         6 m  

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Woningsplitsing monumenten

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de bouwaanduiding 'cultuurhistorische waarden' bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 5.2 onder d teneinde het aantal wooneenheden in het hoofdgebouw te vermeerderen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • b. de totale inhoud van het hoofdgebouw dat gebruikt wordt voor de woningsplitsing dient ten minste 1.000 m³ te bedragen;
  • c. na splitsing bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 2;
  • d. het gebouw dient na woningsplitsing door één aaneengesloten dak afgedekt te blijven;
  • e. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. nieuwe Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen is buiten het bouwvlak toegestaan met een totale stapelhoogte van maximaal 4 m;
  • e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • f. uitsluitend ondergeschikte detailhandel behorende bij de bedrijfsactiviteiten is toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer'.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Ten behoeve van de wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden aangewezen als 'Bedrijf' geen bedrijf meer kan worden gevestigd, de bestemming van de gronden wijzigen in 'Wonen', met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. de wijziging mag het leidingbelang niet onevenredig schaden, alvorens de wijziging wordt toegepast, wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • c. de bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en het desbetreffende bouwvlak behorende bij de bestemming 'Bedrijf' wordt verwijderd;
  • d. het deel van het perceel waarop de bedrijfsgebouwen en woonruimten aanwezig zijn, wordt aangewezen als 'Wonen' en de overige gronden krijgen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' of 'Agrarisch met waarden' - Natuur- en landschapswaarden';
  • e. de bestaande bebouwing wordt na wijziging aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig bedrijfscomplex';
  • f. het bepaalde in artikel 3 of 4 en artikel 24 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Bedrijf - Opstijgpunt

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opstijgpunt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een installatie ten behoeve van de overgang tussen een ondergrondse en een bovengrondse hoogspanningsverbinding;
  • b. groenvoorzieningen en water;
  • c. watergangen;
  • d. wegen, paden en verhardingen;

met de daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw of overkappingen mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. per bestemmingsvlak mogen ten hoogste twee gebouwen of overkappingen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 20 m bedragen.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, bescherming en beheer van het aanwezige bosgebied;
  • b. dagrecreatie;
  • c. wandel-, hardloop, fiets-, mountainbike- en ruiterpaden;
  • d. speel-/picknickweiden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, zoals picknicktafels, speelvoorzieningen en informatieborden, worden gebouwd;
  • b. voor dagrecreatieve voorzieningen geldt een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • c. voor terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 2 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 7.2, teneinde de bouw van een kleinschalige horecagelegenheid (zoals bedoeld in lid 1.62 lid 3, 5 of 6) toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mag één kleinschalige horecagelegenheid/theehuis gebouwd worden;
  • b. het gezamenlijk oppervlak van de bebouwing (inclusief bijgebouwen en overkappingen) mag ten hoogste 200 m² bedragen;
  • c. het hoofdgebouw mag maximaal uit 1 laag en een kap bestaan;
  • d. het oppervlak van de buitenruimte behorende bij de kleinschalige horecagelegenheid/theehuis (terras, tuin) mag ten hoogste 500 m² bedragen;
  • e. de bebouwing dient op ten minste 20 m afstand gebouwd te worden van de bestemming Wonen.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend een tuincentrum;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven hoeveel m² aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen, mag het gehele bouwvlak bebouwd worden;
  • c. in aanvulling op hetgeen gesteld onder b, mag het opgenomen bebouwingsoppervlak met 10% worden uitgebreid, binnen het bouwvlak;
  • d. per bouwvlak mag één bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) gebouwd worden;
  • e. overigens geldt het volgende;
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m3     6 m   10 m  
* aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
* vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
bedrijfsgebouwen       4 m   8 m  
windturbines         12 m  
erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
     
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde         3 m  

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. een manege;
  • c. een zorgboerderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' het uitoefenen van een intensieve veehouderij bij wijze van neventak;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag één bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) gebouwd worden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de bebouwing ten behoeve van de productietak intensieve veehouderij niet worden uitgebreid;
  • d. overigens geldt het volgende;
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m3     6 m   10 m  
* aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
* vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
bedrijfsgebouwen       6 m   12 m  
silo's         12 m  
windturbines         12 m  
erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
     
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde         3 m  

9.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen ten behoeve van landschappelijke inpassing;

met daarin:

  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nader eisen te stellen aan speelvoorzieningen en voet- en fietspaden ten einde te waarborgen dat deze geen afbreuk doen aan de landschappelijke inpassing van de recreatieve voorzieningen die met de groenvoorzieningen is beoogd.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming Groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien van houtopstanden.

10.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 10.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

10.4.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke inpassing niet onevenredig wordt aangetast, hetgeen door de aanvrager aangetoond dient te worden.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant': uitsluitend een horecabedrijf, zoals bedoeld in lid 1.62 onder sub 2, 3 of 5 of een partycentrum in ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - snackbar': uitsluitend een horecabedrijf, zoals bedoeld in lid 1.62 onder sub 4 of 6 in ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein ten behoeve van de nabijgelegen horecavestiging;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen;
  • e. met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven hoeveel m² aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen mag het gehele bouwvlak bebouwd worden;
  • c. in aanvulling op hetgeen gesteld onder b, mag het opgenomen bebouwingsoppervlak met 10% worden uitgebreid, binnen het bouwvlak;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m3     6 m   8 m  
* aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
* vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning     50 m2   3 m   5 m  
overige gebouwen en overkappingen       4 m   8 m  
erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
     
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde         3 m  

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen;
  • c. met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven hoeveel m² aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen mag het gehele bouwvlak bebouwd worden;
  • c. in aanvulling op hetgeen gesteld onder b, mag het opgenomen bebouwingsoppervlak met 10% worden uitgebreid, binnen het bouwvlak;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. goothoogte   max. bouwhoogte  
hoofdgebouwen   4 m   8 m  
bijgebouwen en overkappingen   3 m   5 m  
erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
 
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m  

Artikel 13 Molen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van een molen;

alsmede voor:

  • b. het wonen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en monumenten;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals educatieve voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, dienen binnen het bouwvlak gelegen te zijn;
  • b. er mogen uitsluitend nieuwe gebouwen worden gebouwd ter instandhouding van de molen met aanhorigheden;
  • c. per molen is één woning toegestaan, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangeduid;
  • d. de woning mag zowel in de molen als daarbuiten aanwezig zijn, met dien verstande dat indien de woning in de molen aanwezig is, er geen woning opgericht mag worden buiten de molen;
  • e. uitsluitend indien de woning reeds buiten de molen aanwezig is, mag de inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning en molen) ten hoogste 550 m³ bedragen met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 6 m en respectievelijk 3 m en 5 m voor bijgebouwen en overkappingen;
  • f. indien de woning in de molen aanwezig is of als geen woning is toegestaan, mogen bijgebouwen en overkappingen gebouwd worden met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m² met een maximale goothoogte van 3 m en een maximale nokhoogte van 5 m;
  • g. er mogen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m.

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, bescherming en beheer van aanwezige natuurwaarden;
  • b. water, plassen en oevers;
  • c. (recreatie)vaart;
  • d. bruggen en dammen;
  • e. recreatieve wandelpaden binnen het gemeentelijk wandelpadennetwerk;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch': tevens (extensief) agrarisch gebruik;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': extensieve dagrecreatie met kleinschalige dagrecreatie voorzieningen, waar tevens tijdens het recreatieseizoen niet-bedrijfsmatige overnachtingen op een pleziervaartuig zijn toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 1': uitsluitend een kampeerterrein voor verblijfsrecreatie onderkomens zoals genoemd in lid 1.111 onder a;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - insteekhaven': tevens een insteekhaven met oeverbeschoeiing.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en overkappingen worden gebouwd met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m² ten behoeve van sanitaire voorzieningen, educatie en opslag met een maximale goot- en bouwhoogte van 3 en 4 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1 m.

14.2.2 Ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie'

Ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' gelden in afwijking en in aanvulling op het gestelde in lid 14.2.1 de volgende bouwregels:

  • a. buiten het bouwvlak mogen kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen gebouwd worden;
  • b. gedurende het recreatieseizoen mogen binnen het bouwvlak vaste ligplaats(en) worden ingenomen van maximaal 60 m2 in totaal, maximale nokhoogte 4 m en maximaal 1 bouwlaag ten behoeve van drijvende sanitaire voorzieningen en/of horeca, zoals bedoeld in lid 1.62 onder 3, 4, 5 of 6;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' is tijdens het recreatieseizoen niet-bedrijfsmatige overnachting op pleziervaartuigen toegestaan.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende bepalingen:

  • a. de volgende werken en werkzaamheden zijn niet toegestaan:
    • 1. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren dieper of hoger dan 50 cm;
    • 2. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
    • 3. aanbrengen van opgaande beplantingen (met uitzondering van erfbeplanting);
    • 4. verwijderen van opgaande beplantingen, vellen of rooien van houtopstanden;
    • 5. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
    • 6. aanleggen van buitenrijbanen.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • d. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting;
  • f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. aanleg oeverbeschoeiingen.

14.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 14.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. de aanleg van natuurvriendelijke oevers;
  • b. werken of werkzaamheden die binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • c. werken of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • d. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

14.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 15 Recreatie - Dagrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': uitsluitend een jachthaven met bijbehorende voorzieningen zoals een clubgebouw, een restaurant, slaapaccommodaties, sanitaire voorzieningen en bijbehorend gebruik zoals verhuur van boten, winterstalling en ondergeschikte detailhandel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': uitsluitend een hobbymatige paardenhouderij;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend volkstuinen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': de 2e bedrijfswoning van de naastgelegen jachthaven in de vorm van een woonschip;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension met logies': uitsluitend een paardenpension met logies;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension': uitsluitend een paardenpension;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersport': uitsluitend voorzieningen ten behoeve van de watersport, inclusief logiesgebouwen, aanlegsteigers en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' buiten het bouwvlak tevens schuurtjes en kasjes gebouwd worden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt, dat op gronden voorzien van de aanduiding 'jachthaven' buiten het bouwvlak tevens aanlegsteigers, golfbrekers, lichtmasten, vlaggenmasten, trailerhellingen en maximaal 2 hijskranen zijn toegestaan, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt, dat op gronden voorzien van de aanduiding 'watersport' buiten het bouwvlak tevens aanlegsteigers en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a geldt, dat op gronden voorzien van de aanduiding 'paardenhouderij', 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension' en 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension met logies' buiten het bouwvlak tevens lichtmasten van maximaal 6 m hoogte, paardenbakken en uitlopen zijn toegestaan;
  • f. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven hoeveel m² aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen, mag het gehele bouwvlak bebouwd worden;
  • g. in aanvulling op hetgeen gesteld onder f, mag het opgenomen bebouwingsoppervlak met 10% worden uitgebreid, binnen het bouwvlak;
  • h. per bouwvlak mag één bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) gebouwd worden, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is weergegeven;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' gelden de volgende regels:
    • 1. ter plaatse is ten hoogste 1 woonschip toegestaan, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal recreatieve onderkomens' anders is weergegeven;
    • 2. dakterrassen alsmede hekwerken, omheiningen, balustrades, windschermen en soortgelijke objecten op het dak niet zijn toegestaan;
    • 3. het woonschip mag ten hoogste 22 m lang, 5,5 m breed en 4 m hoog zijn;
  • j. overigens geldt het volgende:
  max. inhoud   max. aantal   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
schuurtjes en kasjes ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'     1 per volkstuin   5 m2   2,5    
bedrijfswoningen, niet zijnde woonschepen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m3       6 m   8 m  
* aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de bedrijfswoning         de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
* vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de bedrijfswoning       50 m2   3 m   5 m  
overige gebouwen en overkappingen         4 m   8 m  
erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- buiten het bouwvlak
- elders  
       

1 m
1,5 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Sanitaire voorzieningen en bergingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 15.2 onder f, ten behoeve van de realisatie van sanitaire voorzieningen bergingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersport', met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering dient de realisatie van de gebouwen noodzakelijk maken;
  • b. het gezamenlijk oppervlak mag ten hoogste 40 m2 bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag ten hoogste 3 en 4 m bedragen;
  • d. de gebouwen dienen voorzien te worden van een goede landschappelijke inpassing.

15.3.2 Erf- en terreinafscheiding

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in lid 15.2 onder j, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding buiten het bouwvlak mag verhoogd worden tot maximaal 2 m;
  • b. de omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de hogere bouwhoogte landschappelijk aanvaardbaar is.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersport' is tijdens het recreatieseizoen niet-bedrijfsmatige overnachting op pleziervaartuigen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersport' mogen gedurende het recreatieseizoen buiten het bouwvlak vaste ligplaats(en) worden ingenomen ten behoeve van drijvende sanitaire voorzieningen en/of horeca (zoals bedoeld in lid 1.62 onder sub 3, 4, 5 of 6) zonder terras, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2, een bouwhoogte van ten hoogste 4 m en maximaal 1 bouwlaag;
  • c. slaap- en overnachtingsaccommodaties en logiesvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' mogen niet groter zijn dan 50% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen tot een maximum van 400 m2;
  • d. het is niet toegestaan om de verblijfsrecreatieve onderkomens dan wel andere gebouwen te gebruiken voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoningen;
  • e. voor detailhandel geldt een vloeroppervlakte van ten hoogste 50 m2.

Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 1': uitsluitend een kampeerterrein voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.111 onder a;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3': uitsluitend een terrein voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.111 onder c;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - categorie 4': uitsluitend een terrein voor verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.111 onder d;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': uitsluitend een woonschepenligplaats;
  • e. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf: drijvende tenten;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, steigers en insteekhavens en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  • g. met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag 1 insteekhaven met steiger gebouwd worden, waarbij voor de steiger de volgende maatvoering geldt: maximale breedte 1 m, maximale lengte 5 m en maximale diepte 3 m;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - categorie 3' en 'specifieke vorm van recreatie - categorie 4' is met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal recreatieve onderkomens' het toegestane maximum aantal verblijfsrecreatieve onderkomens aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' gelden de volgende regels:
    • 1. ter plaatse is ten hoogste 1 woonschip toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal recreatieve onderkomens' anders is aangeduid;
    • 2. dakterrassen alsmede hekwerken, omheiningen, balustrades, windschermen en soortgelijke objecten op het dak niet zijn toegestaan;
    • 3. het woonschip mag ten hoogste 18 m lang, 5,5 m breed en 4 m hoog zijn;
    • 4. tussen twee woonschepen dient minimaal 5 m afstand te zijn;
  • e. overigens geldt het volgende, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte' en/of 'maximum bouwhoogte' anders is aangeduid:
  max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
sanitaire voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie- categorie 1'   60 m2 in totaal   2,5 m    
verblijfsrecreatieve onderkomens ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie-categorie 3'   60 m² (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)    3 m   4 m  
verblijfsrecreatieve onderkomens ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - categorie 4'   90 m² (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)    3,5 m   6 m  
bijgebouwen bij verblijfsrecreatieve onderkomens (niet zijnde categorie 1 of woonboot)   50% van het hoofdgebouw   3 m   gelijk aan of lager dan het hoofdgebouw, tot maximaal 5 m  
overkappingen       3 m  
schuurtjes en overkappingen bij een woonschip   12 m2   3 m    
erf- of terreinafscheidingen
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen  
   
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde       3 m  

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Lengte woonschepen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gestelde lengtemaat voor woonschepen in lid 16.2 onder d sub 3, met inachtneming van het volgende:

  • a. de lengtemaat mag vergroot worden naar ten hoogste 22 m;
  • b. er dient een tussenafstand van ten minste 5 m aangehouden te worden.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het is verboden woonschepen en verblijfsrecreatieve onderkomens dan wel andere gebouwen te gebruiken voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoningen.

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Wijde Aa

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie - Wijde Aa' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve onderkomens zoals genoemd in lid 1.111 onder d;
  • b. trekkershutten en kampeermiddelen;
  • c. overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van groepsaccommodatie en ten behoeve van beheer, onderhoud en exploitatie van het terrein;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen en paden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, steigers en insteekhavens en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  • e. met dien verstande dat twee bedrijfswoningen zijn toegestaan.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag 1 insteekhaven met steiger gebouwd worden, waarbij voor de steiger de volgende maatvoering geldt: maximale breedte 1 m, maximale lengte 5 m en maximale diepte 3 m;
  • c. in afwijking van het gestelde onder c geldt dat, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouw- en goothoogte' de goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 6 m en 10 m mogen bedragen.
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak   max. aantal   max. inhoud   max. goot- hoogte   max. bouw- hoogte  
verblijfsrecreatieve onderkomens   90 m² (incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)    144     3,5 m   6 m  
bijgebouwen bij verblijfsrecreatieve onderkomens (niet zijnde categorie 1 of woonboot)   50% van het hoofdgebouw       3 m   gelijk of lager dan het hoofdgebouw, tot maximaal 5 m  
overige gebouwen, waaronder trekkershutten en bedrijfswoningen (incl. aan- en bijgebouwen en overkappingen)   gezamenlijk oppervlak max. 1100 m2, waarvan max. oppervlak per gebouw (geen bedrijfswoning zijnde) 250 m2    max. 2 bedrijfswoningen   750 m³ per bedrijfswoning (inclusief aan- en bijgebouwen)   4,5 m   8 m  
* aan- en bijgebouwen en overkappingen         3,5 m   4,5 m  
* trekkershutten   maximaal 9 m2 per stuk         4, 5 m  
* paardenstal   90 m2   1     3,5 m   4,5 m  
erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
       
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

17.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het is verboden verblijfsrecreatieve onderkomens dan wel andere gebouwen te gebruiken voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoningen;
  • b. het is verboden te bouwen ten behoeve van de bestemming zonder realisatie en instandhouding van de bestemming Groen rondom de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - Wijde Aa.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden voor buitensporten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege': uitsluitend een manege;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen;
  • d. met dien verstande dat ter plaatse geen bedrijfswoningen zijn toegestaan, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven hoeveel m² aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak gebouwd mag worden, indien geen aanduiding is opgenomen, mag het gehele bouwvlak bebouwd worden;
  • c. in aanvulling op hetgeen gesteld onder b, mag het opgenomen bebouwingsoppervlak met 10% worden uitgebreid, binnen het bouwvlak;
  • d. paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'manege' mogen ten hoogste 1.200 m² bedragen met terreinafscheiding van ten hoogste 2,5 m hoog;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. goothoogte   max. bouwhoogte  
gebouwen en overkappingen   4 m   8 m  
lichtmasten en ballenvangers     5 m  
erf- en terreinafscheidingen     2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m  

18.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak.

Artikel 19 Tuin

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, met uitzondering van toegangspoorten, mag ten hoogste 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van toegangspoorten en overige erfafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zonder aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt op gronden zonder aanduiding ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van wegmeubilair bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 21 Verkeer - A4

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - A4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de rijksweg A4;
  • b. duikers, viaducten en bruggen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, bruggen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zonder aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt op gronden zonder aanduiding ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van wegmeubilair bedraagt ten hoogste 18 m.

Artikel 22 Verkeer - HSL

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - HSL' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, viaducten, tunnels, taluds en spoorwegovergangen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - a4': tevens de rijksweg A4;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
22.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 8 m.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. (recreatie)verkeer te water;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': tevens extensieve dagrecreatie met kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zwemwater': uitsluitend zwemwater;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - skischans': tevens een skischans ten behoeve van watersporten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - opslag pleziervaartuigen': tevens aanlegplaatsen voor pleziervaartuigen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': tevens een aanlegsteiger;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': tevens gebruik als en voorzieningen ten behoeve van een (aangrenzende) jachthaven;
  • j. ondergeschikt groen;
  • k. bruggen, dammen en duikers ten behoeve van (langzaam) verkeer;
  • l. beschoeiingen;
  • m. steigers;
  • n. beroepsvisserij.
23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de waterbeheersing en scheepvaartbegeleiding met een hoogte van maximaal 3 m;
  • b. voor (natuurvriendelijke) oeverbeschoeiingen geldt een maximale hoogte van 30 cm;
  • c. bruggen, dammen en duikers mogen alleen worden gebouwd bij kruisingen met wegen en watergangen of indien noodzakelijk voor de ontsluiting van een (agrarisch) perceel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - opslag pleziervaartuigen' mogen uitsluitend steigers met een maximale breedte van 1,2 m en een maximale diepte van 5 m worden gebouwd ten behoeve van het afmeren van pleziervaartuigen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' mag uitsluitend een steiger worden gebouwd met een maximale breedte van 1,2 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de (aangrenzende) jachthaven, zoals aanlegsteigers, golfbrekers, lichtmasten, vlaggenmasten, trailerhellingen en hijskranen, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan en de maximale bouwhoogte 10 m is;
  • g. voor de bouw van steigers in de bestemming Water zonder aanduiding 'jachthaven', 'specifieke vorm van recreatie - opslag pleziervaartuigen' of 'aanlegsteiger' gelden de volgende regels:
    • 1. per (bedrijfs)woning of recreatieonderkomen, waarvan het bouwvlak aansluit op de bestemming Water, mag maximaal 1 steiger gebouwd worden;
    • 2. de breedte van de steiger mag ten hoogste 1,2 m bedragen;
    • 3. de lengte van de steiger mag ten hoogste 7 m bedragen;
    • 4. de steiger mag niet meer dan 5 m vanaf de kade het water insteken;
    • 5. de steiger dient aan te sluiten op het bouwvlak van de betreffende woning/verblijfsrecreatief onderkomen.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Maatvoering steigers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 23.2 onder g, ten behoeve van een andere maatvoering voor steigers, met inachtneming van het volgende:

  • a. de lente mag vergroot worden tot ten hoogste 15 m;
  • b. de diepte mag vergroot worden tot ten hoogste 7 m;
  • c. de steiger mag geen afbreuk doen aan de bestaande landschaps- en natuurwaarden;
  • d. de doorvaarbaarheid mag niet in het geding zijn.

23.3.2 Locatie steigers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 23.2 onder g, 1e en 5e lid, ten behoeve van steigers voor bouwvlakken, waarbij het bouwvlak niet aansluit op de bestemming Water, maar gescheiden is van het water door een weg en/of een dijklichaam, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor het overige gelden de voorwaarden van artikel 23.2 onder g.
  • b. de steiger dient in het verlengde van het bouwvlak gebouwd te worden;
  • c. de steiger mag de landschappelijke en natuurlijke waarden van de oevers en de aangrenzende gronden niet onevenredig aantasten;
  • d. de steiger of het gebruik ervan mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  • e. de doorvaarbaarheid mag niet in het geding zijn.
23.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. een steiger mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van het gebruik op de aangrenzende gronden;
  • b. het afmeren/aanleggen van (plezier)vaartuigen bij wijze van opslag langer dan 1 week is niet toegestaan, met uitzondering van ten hoogste 2 vaartuigen per (bedrijfs)woning of recreatieonderkomen aangrenzend aan het betreffende perceel;
  • c. het gestelde onder b is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' en 'specifieke vorm van recreatie - opslag pleziervaartuigen';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' is overnachting op pleziervaartuigen toegestaan.
23.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 23.4 onder b, teneinde het afmeren/aanleggen van (plezier)vaartuigen bij agrariërs en openbare recreatieve doeleinden toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het afmeren/aanleggen betreft een nevenactiviteit bij de bestaande hoofdfunctie;
  • b. het afmeren/aanleggen mag geen onevenredige negatieve effecten hebben op het water/recreatieverkeer;
  • c. er mogen ten hoogste 15 (plezier)vaartuigen afmeren/aanleggen aan 1 of meerdere steigers;
  • d. parkeren ten behoeve van het gebruik van de afmeerplaatsen vindt plaatst op eigen terrein;
  • e. de steiger mag uitsluitend parallel aan de oever gerealiseerd worden;
  • f. het afmeren/aanleggen mag de landschappelijke en natuurlijke waarden van de oevers en de aangrenzende gronden niet onevenredig aantasten.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2' de bestemming Water te wijzigen naar de bestemming Water met de aanduiding 'jachthaven', met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding van de jachthaven dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. de uitbreiding mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de bestaande natuurwaarden;
  • c. de initiatiefnemer aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. met de uitbreiding mag de jachthaven de drempelwaarden uit de D-lijst bij het Besluit m.e.r. niet overschrijden;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van de locatie mag door de uitbreiding niet onevenredig worden vergroot en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. er dienen voldoende parkeerplaatsen te zijn;
  • g. na planwijziging gelden ter plaatse de regels van artikel 23.

Artikel 24 Wonen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf': bebouwing behorende bij een voormalig agrarisch bedrijfscomplex, waarbij tevens de in tabel 24.1 genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. in tabel 24.1 is aangegeven tot welk oppervlak de gronden en de bebouwing ten hoogste mag worden gebruikt ten behoeve van de nevenfunctie;
    • 2. bij een combinatie van nevenfuncties ten hoogste een oppervlak van 400 m² aan bebouwing worden gebruikt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': uitsluitend een woonschepenligplaats;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': uitsluitend zorgwoningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartementengebouw': uitsluitend wonen in de vorm van appartementen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, steigers en insteekhavens, toegangswegen en paardenbakken.

Tabel 24.1 Toegestane nevenfuncties

Nevenfunctie   max. oppervlak gronden in gebruik voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
veehandelsbedrijven; africhtingsbedrijven voor paarden   -   400 m²  
veearts; hoefsmederij   -   400 m²   
recreatieve paardenhouderij   1.200 m² voor een paardenbak binnen het bouwvlak   400 m²   
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   -   400 m²  
verkoop streekeigen producten, boerderijwinkel   -   100 m²  
kinderboerderij   -   400 m²  
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur   -   400 m²  
kleinschalig kamperen   2.500 m² binnen het bouwvlak   50 m2, uitsluitend ten behoeve van sanitair/opslag  
recreatief nachtverblijf (bed & breakfast)   -   200 m²  
kampeerboerderij   -   400 m²  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100 m²  
museum/tentoonstellingsruimte   -   100 m²  
kunst- of antiekhandel   -   400 m²  

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal toegestane woningen per bestemmingsvlak bedraagt één, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' zijn max. 18 zorgwoningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' gelden de volgende regels:
    • 1. ter plaatse is ten hoogste 1 woonschip toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal recreatieve onderkomens' anders is aangeduid;
    • 2. dakterrassen alsmede hekwerken, omheiningen, balustrades, windschermen en soortgelijke objecten op het dak niet zijn toegestaan;
    • 3. het woonschip mag ten hoogste 22 m lang, 5,5 m breed en 4 m hoog zijn;
    • 4. tussen twee woonschepen dient minimaal 5 m afstand te zijn;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
woningen, niet zijnde woonschepen (inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen)   750 m³,
tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum volume' anders is aangeduid  
  6 m   10 m  
* aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen behorende bij de woning     50 m2   de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m   5 m  
* vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen behorende bij de woning
 
    3 m   5 m  
appartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-appartementengebouw'         12 m  
schuurtjes en overkappingen bij een woonschip     12 m2     3 m  
gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig agrarisch bedrijf'   bestaand   bestaand   bestaand   bestaand  
erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- elders  
     
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde         3 m  

met dien verstande dat:

  • f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' geldt dat in afwijking van het gestelde in 24.2 onder e:
    • 1. de maximum inhoud van de woning inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen 650 m3 is;
    • 2. de maximum oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen 310 m2 is;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarisch bedrijf' het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen, niet zijnde een hobbykas, is in geen geval toegestaan;
    • 4. van het bepaalde onder 2 kan worden afgeweken indien bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m²;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoningen' geldt het volgende:
    • 1. de bouwvlakken mogen 100% bebouwd worden met een maximale goothoogte van 4,5 m en een maximale bouwhoogte van 10 m;
    • 2. buiten het bouwvlak mogen, minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn, maximaal 100 m2 aan bijgebouwen/aanbouwen/uitbouwen en overkappingen worden opgericht, met een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartementengebouw' geldt het volgende:
    • 1. appartementen mogen samengevoegd worden tot 1 woning;
    • 2. uitsluitend in het verleden samengevoegde appartementen mogen gesplitst worden tot maximaal het aantal appartementen voor die samenvoeging;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Woningsplitsing monumenten

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de bouwaanduiding 'cultuurhistorische waarden' bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 24.2 onder b teneinde het aantal wooneenheden in het hoofdgebouw te vermeerderen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • b. de totale inhoud van het hoofdgebouw dat gebruikt wordt voor de woningsplitsing dient ten minste 1.000 m³ te bedragen;
  • c. na splitsing bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 2;
  • d. het gebouw dient na woningsplitsing door één aaneengesloten dak afgedekt te blijven;
  • e. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven.
24.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de in tabel 24.1 en 24.2 genoemde nevenfuncties gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
    • 2. voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen gelden de volgende regels:
      • kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in het recreatieseizoen;
      • het aantal kampeermiddelen mag ten hoogste 15 bedragen;
      • het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
  • b. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak, waarbij ten behoeve van paardenbakken tevens de volgende regels gelden:
    • 1. per bouwvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
    • 2. de afmeting van de paardenbak bedraagt maximaal 20 bij 40 m;
    • 3. lichtmasten zijn niet toegestaan.
  • c. een steiger mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van het gebruik op de aangrenzende gronden.
24.5 Afwijken van de gebruiksregels
24.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 onder b, ten behoeve van het toestaan van de in tabel 24.2 genoemde nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in lid 3.1 onder b en lid 4.1 onder b, in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de initiatiefnemer aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. voor de in tabel 24.2 genoemde nevenfuncties mogen de in de tabel genoemde maximale vloeroppervlaktes aan gronden en gebouwen gebouwd/in gebruik genomen worden; bij een combinatie van nevenfuncties mag ten hoogste 400 m2 aan gebouwen worden gebouwd/gebruikt;
  • e. een buitenrijbaan of een uitloop is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • g. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien de nevenfunctie geen onevenredig grote verkeersaantrekkende werking heeft en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • i. de nevenfunctie dierenpension is uitsluitend toegestaan indien de afstand van de nevenfunctie tot woningen van derden ten minste 100 m bedraagt.

Tabel 24.2 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning

nevenfunctie   max. oppervlak in gebruik voor de nevenfunctie   max. vloeroppervlak (in bebouwing) voor de nevenfunctie  
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m²  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bestaande gebouwen   -   400 m²  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   -   400 m²  
paardenstalling   binnen het bouwvlak: een paardenbak met een afmeting van 1.200 m²   500 m²  
poldersport   buiten, maar aansluitend aan het bouwvlak 2 ha   400 m²  
verhuur/gebruik van ruimten voor sociaal maatschappelijke activiteiten, zoals workshops, verenigingen en ateliers   -   100 m²  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)   -   400 m²  
dierenpension   -   400 m²  

24.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijking ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 24.1 en 24.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 24.1 en 24.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 24.5.1.

24.5.3 Lichtmasten bij paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 24.4 onder b punt 3 teneinde lichtmasten bij paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de lichtbundel van de lichtmasten dient volledig op de paardenbak gericht te zijn;
  • b. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 75 m.
24.6 Wijzigingsbevoegdheid
24.6.1 Wijziging naar agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen te wijzigen naar Agrarisch met waarden - Landschapswaarden of Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden ten behoeve van het omzetten van de burgerwoning naar een agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omzetting mag uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van een bestaand en naastgelegen veehouderijbedrijf;
  • b. de burgerwoning mag uitsluitend omgezet worden naar een 1e of 2e bedrijfswoning, op het naastgelegen bedrijf dient mag maximaal reeds 1 bedrijfswoning aanwezig zijn;
  • c. de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

24.6.2 Ruimte voor ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van de Ruimte voor ruimteregeling de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Wonen' zonder aanduiding, ten behoeve van de bouw van een extra woning in ruil voor de sloop van alle op het bouwvlak aanwezige voormalige bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen of 5000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, of een combinatie naar rato daarvan mag één compensatiewoning worden gebouwd;
  • b. het aantal compensatiewoningen mag maximaal drie bedragen;
  • c. de te slopen gebouwen of kassen dienen opgericht te zijn voor de peildatum van 1 januari 2007;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dient duurzaam verbeterd te worden;
  • e. de nieuwe woningen dienen voorzien te worden van een goede landschappelijke inpassing;
  • f. de nieuwe woningen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige functies en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

Artikel 25 Leiding - Brandstof

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een brandstoftransportleiding.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 25.2 onder b. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient het bevoegd gezag hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder te vragen.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

25.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 25.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 25.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

25.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient het bevoegd gezag hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder te vragen.

Artikel 26 Leiding - Gas - 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een oppervlakte van ten hoogste 10 m2;
  • b. overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 26.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) voor zover:

  • a. de bouwwerken de veiligheid van de (aard)gastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de bouwwerken de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften bij de omgevingsvergunning dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

In het belang van het bepaalde in lid 26.1 is het verboden op of in de in lid 26.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting en bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen en/of stoffen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

26.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 26.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 26.1 bedoelde bestemming;
  • b. normaal onderhoud, beheer en agrarisch gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • e. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten betreffen.

26.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden bedoeld in lid 26.4 kan slechts worden verleend indien en voor zover:

  • a. de werken of werkzaamheden de veiligheid van de (aard)gastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de werken en werkzaamheden de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 27 Leiding - Gas - 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een CO2-leiding.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid  27.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

27.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 27.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

27.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad, het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

Artikel 28 Leiding - Hoogspanning I

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning I' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. in aanvulling op het gestelde onder a zijn tevens hoogspanningsmasten met een maximale hoogte van 55 m toegestaan;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 28.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder aan te leveren.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanning I zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau;
  • e. het aanleggen van oppervlakteverhardingen.

28.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 28.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

28.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder aan te leveren.

Artikel 29 Leiding - Hoogspanning II

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning II' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse 380 kV hoogspanningsverbinding;

met de daarbij behorende:

  • b. toegangswegen;
  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van een bouwwerk of overkappingen mag ten hoogste 40 m² bedragen;
    • 2. per bestemmingsvlak mogen ten hoogste 8 gebouwen of overkappingen worden gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een bouwwerk of overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
  • b. Op of in deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2 onder b, indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

29.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het bepaalde in lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.

29.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken;
  • b. de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Leiding - Hoogspanning II aan te passen of te verwijderen, uitsluitend indien en voor zover de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State daartoe aanleiding geeft.

Artikel 30 Leiding - Hoogspanning III

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning III' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding;

met de daarbij behorende:

  • b. toegangswegen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
  • b. Op of in deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2 onder b, indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

30.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het bepaalde in lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.

30.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken.
  • b. de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Leiding - Hoogspanning III aan te passen of te verwijderen, uitsluitend indien en voor zover de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State daartoe aanleiding geeft.

Artikel 31 Leiding - Hoogspanning IV

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning IV' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse 380 kV hoogspanningsverbinding;

met de daarbij behorende:

  • b. toegangswegen;
  • c. bouwwerken.
31.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van hoogspanningsverbinding worden gebouwd die voldoen aan de volgende criteria:
    • 1. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast zal ten minste de ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
31.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het permanent opslaan van goederen.

31.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het bepaalde in lid 31.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.

31.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding;
  • b. de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Leiding - Hoogspanning IV aan te passen of te verwijderen, uitsluitend indien en voor zover de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State daartoe aanleiding geeft.

Artikel 32 Leiding - Riool

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een afvalwatertransportleiding.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder aan te leveren.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

32.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 32.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 32.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

32.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 32.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder aan te leveren.

Artikel 33 Leiding - Water

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een drinkwaterleiding.

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 33.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder aan te leveren.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

33.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 33.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 33.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

33.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 33.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van de leidingbeheerder aan te leveren.

Artikel 34 Waarde - Archeologie - 1

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

34.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 34.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 34.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

34.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  34.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 35 Waarde - Archeologie - 2

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m2;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

35.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 35.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 35.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 150 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

35.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  35.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in d e bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 36 Waarde - Cultuurhistorie

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een beschermd dorpsgezicht en daarmee voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische, (historisch-)stedenbouwkundige en (historisch-)architectonische waarden in verband met de ligging binnen het beschermd dorpsgezicht Aderpolder (Boerenbuurt).

36.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de in lid 36.1 bedoelde gronden geldt dat alle omgevingsvergunning aanvragen, activiteit bouwen, getoetst dienen te worden door de door het college daartoe aangegeven commissie.

36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het wegnemen of veranderen van stoepen, alsmede het wijzigen van de wegindeling;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • e. het slopen van bouwwerken anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor bouwvergunning is verleend;
  • f. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.

36.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 36.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • b. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

36.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden, zoals in lid 36.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijke karakter van het beschermd dorpsgezicht en nadat de door het college daartoe aangegeven commissie om advies is gevraagd.

Artikel 37 Waarde - Natuurwaarden

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarden - Natuurwaarden' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en herstel van de waterstaatkundige en natuur- en landschapswaarden van de bestaande plassen en oevers.

37.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.2.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Natuurwaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • 3. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • 4. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • 5. het verwijderen, kappen of rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting;
  • 6. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • 7. aanleg oeverbeschoeiingen.

37.2.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 37.2.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • b. de aanleg van natuurvriendelijke oevers betreffen;
  • c. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

37.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 37.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 38 Waterstaat - Waterkering

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - primair bestemd voor de waterkering.

38.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 38.1 genoemde bestemming geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
38.3 Afwijken van de bouwregels
38.3.1 Ten behoeve van de genoemde bestemming

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 38.2 onder a, voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijn, die noodzakelijk zijn in het kader van waterstaatsbelang.

38.3.2 Ten behoeve van andere geldende bestemmingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 38.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van het hoogheemraadschap aan te leveren.

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren;
  • b. aanbrengen opgaande beplantingen;
  • c. aanleg van verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden en (half-)verhardingen > 50 m2 (niet zijnde kavelpaden);
  • d. dempen, graven, vergroten of herprofileren van waterlopen.

38.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 38.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • e. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • g. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

38.4.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 38.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor het waterkeringsbelang, zoals bedoeld in lid 38.1, niet onevenredig wordt of kan worden aangetast; ter beoordeling dient de aanvrager hiertoe een schriftelijk advies van het hoogheemraadschap aan te leveren.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 39 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 40 Algemene bouwregels

40.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
40.2 Herbouw (bedrijfs)woningen

Algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten.

40.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van de saneringsregeling zoals opgenomen in:
    • 1. artikel 3, lid 3.7.2 onder e;
    • 2. artikel 4, lid 4.7.2 onder e;
    • 3. artikel 24, lid 24.2 onder g, sub 4.

40.4 Afstand gevoelige objecten ten opzichte van landbouwbedrijven

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten, zoals genoemd in lid 1.57:

  inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden   inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden  
minimum afstand tot objecten categorie I en II   100 m1)  
50 m1)  
minimum afstand tot objecten categorie III, IV en V   50 m1)  
25 m1)  

1) Tenzij uit de 'Verordening geurhinder en veehouderij' vastgesteld d.d. 6 februari 2012 blijkt dat een andere afstand tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten in acht genomen moet/kan worden.

40.5 Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen kassen en gevoelige objecten, zoals genoemd in lid 1.57:

soort objecten   aan te houden afstand  
  indien glastuinbouwbedrijf voor 1 mei 1996 is opgericht (met inbegrip van eventuele uitbreidingen)   indien bedrijf na 30 april 1996 is opgericht  
categorie I: bijvoorbeeld aaneengesloten woonbebouwing, gevoelig object   25 m   50 m  
categorie II: bijvoorbeeld niet aaneengesloten woonbebouwing, restaurant   10 m   25 m  

 

40.6 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken;
  • a. ondergrondse bouwwerken worden niet meegeteld bij bepaling van de inhoudsmaat van woningen;
  • b. de onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 3,2 m onder het peil;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde onder b, indien het hydrologisch belang niet wordt geschaad; hetgeen door de aanvrager wordt onderbouwd met een schriftelijk advies van het waterschap en de provincie.
40.7 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen dient voldaan de worden aan de volgende bepalingen:

  • a. gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag deze niet hoger zijn dan 1,75 m;
  • b. de onderzijde van de dakkapel dient meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet gesitueerd te worden;
  • c. de bovenzijde van de dakkapel dient meer dan 0,5 m onder de daknok gesitueerd te worden;
  • d. de zijkanten van de dakkapel dienen meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak gesitueerd te worden.

Artikel 41 Algemene gebruiksregels

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning, zelfstandig recreatief onderkomen of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan, tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2;
  • b. het gebruik van bed & breakfastkamers en kampeerboerderijen voor permanente bewoning is niet toegestaan;
  • c. Het gebruik van recreatieve onderkomens voor permanente bewoning is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag binnen het bouwvlak hoger dan 4 m is niet toegestaan, buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • e. het afmeren/aanleggen van (plezier)vaartuigen bij wijze van (tijdelijke) opslag langer dan 1 week is niet toegestaan, met uitzondering van ten hoogste 2 vaartuigen per (bedrijfs)woning of recreatieonderkomen aangrenzend aan het betreffende perceel;
  • f. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis zijn toegestaan, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen;
    • 2. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 3. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • g. per bouwvlak is ten hoogste 1 insteekhaven met steiger toegestaan;
  • h. reclameborden, neonverlichting, lichtmasten en lichtbakken zijn niet toegestaan;
  • i. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak.

Artikel 42 Algemene aanduidingsregels

42.1 vrijwaringszone - molenbiotoop

Gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn bedoeld voor bescherming en behoud van vrije windvang van en het zicht op de molen.

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone- molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht en mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht en mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk en de beplanting tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a en b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2;
  • d. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a en b, indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en beplanting en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing en de beplanting;
    • 2. toepassing van de in dit lid onder a en b bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

42.2 milieuzone - geurzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geldt dat geen nieuwe milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan in verband met de geuremissie.

42.3 milieuzone - ruwvoeder
42.3.1 Gebruiksverbod

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ruwvoeder' is, in afwijking van het gestelde in artikel 3.4 onder a en artikel 4.4 onder a, de teelt van maïs/ruwvoeder niet toegestaan.

42.3.2 Afwijking van het gebruiksverbod

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gebruiksverbod zoals opgenomen in lid 42.3.1, met inachtneming van het volgende:

  • a. de aanvrager dient met een schriftelijk advies van een landschapsdeskundige aan te tonen dat de teelt plaatsvindt op zodanige wijze dat deze geen invloed heeft op de bodemdaling;
  • b. de teelt van maïs/ruwvoeder wordt verleend tot maximum 20% van de bedrijfsoppervlakte.
42.4 magneetveldzone
42.4.1 Bouw- en gebruikverbod

Ter plaatse van de aanduiding 'magneetveldzone' is het bouwen en het gebruik ten behoeve van een gevoelige bestemming niet toegestaan.

42.4.2 Afwijking van het bouwverbod

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 42.4.1 en het bouwen of gebruik van de gronden te behoeve van een gevoelige bestemming toestaan, indien na nadere technische uitwerking van de verbinding een rapport is overlegd met de weergave van de berekende specifieke magneetveldzone, berekend conform de handreiking van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu voor het berekenen van de specifieke 0,4 microTesla zone in de omgeving van bovengrondse hoogspanningslijnen, versie 3.0, 25 juni 2009 of de aanvullende afspraken 'RIVM; afspraken over de rekenmethodiek voor de magneetveldzone bij ondergrondse kabels en hoogspanningsstations behorende tot de Randstad 380 kV verbinding d.d. 3 november 2011', en uit dit rapport blijkt dat de gevoelige bestemming na ingebruikname van de hoogspanningsverbinding niet binnen de specifieke magneetveldzone zal zijn gelegen.

42.5 geen gevoelige bestemming

Ter plaatse van de aanduiding 'geen gevoelige bestemming' kan pas tot realisatie van de hoogspanningsverbinding worden overgegaan indien aan de Minister van Economisch Zaken, Landbouw en Innovatie na nadere technische uitwerking van de verbinding een rapport is overlegd met de weergave van de berekende specifieke magneetveldzone conform de handreiking van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu voor het berekenen van de specifieke 0,4 microTesla zone in de omgeving van bovengrondse hoogspanningslijnen, versie 3.0, 25 juni 2009 of de aanvullende afspraken 'RIVM; afspraken over de rekenmethodiek voor de magneetveldzone bij ondergrondse kabels en hoogspanningsstations behorende tot de Randstad 380 kV verbinding d.d. 3 november 2011', en uit dit rapport blijkt dat de gevoelige bestemmingen aan de Zuidweg in Rijpwetering na ingebruikname van de hoogspanningsverbinding niet binnen de specifieke magneetveldzone zijn gelegen.

Artikel 43 Algemene afwijkingsregels

43.1 Overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

43.2 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 40.2 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. ter plaatse van de nieuwe woning dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. de herbouw is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
43.3 Baggerdepots

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in hoofdstuk 2 ten behoeve van het aanleggen van tijdelijke baggerdepots, met inachtneming van het volgende:

  • a. de situering van een baggerdepot is niet toegestaan binnen de bestemming Natuur;
  • b. de noodzakelijkheid van het baggerdepot wordt door de initiatiefnemer aangetoond;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het gebruik dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • e. de natuur- en landschapswaarden op het perceel en in de directe omgeving mag niet onevenredig geschaad worden;
  • f. de waterstaatsdoeleinden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van de waterbeheerder aan te tonen dat aan het gestelde onder f wordt voldaan.
43.4 Parkeerplaatsen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde hoofdstuk 2, ten behoeve van de aanleg van parkeerplaatsen op agrarische gronden buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de parkeerplaatsen worden gerealiseerd langs een weg op of onderaan een dijk ten behoeve van woningen respectievelijk onder of boven aan een dijk;
  • b. de parkeerplaatsen mogen uitsluitend gerealiseerd worden indien op het eigen erf geen beschikbare ruimte aanwezig is;
  • c. per woning mogen ten hoogste twee parkeerplaatsen gerealiseerd worden;
  • d. de parkeerplaatsen dienen gerealiseerd te worden met grastegels.

43.5 Ten behoeve van openbare recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in hoofdstuk 2, ten behoeve van de realisatie van openbare recreatieve voorzieningen, zoals vis-, zwem- of aanlegsteigers, picknickplaatsen, speelvoorzieningen, informatiepanelen, fietsenrekken en soortgelijke bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de voorzieningen mogen geen afbreuk doen aan de bestaande landschaps- en natuurwaarden;
  • b. de voorzieningen mogen geen onevenredig grote verkeersaantrekkende werking hebben en er mag geen verslechtering optreden in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • c. de voorzieningen dienen openbaar toegankelijk te zijn.

Artikel 44 Algemene wijzigingsregels

44.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

44.2 Herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten mogelijk te maken met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. ter plaatse van de nieuwe woning dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
44.3 Waarde archeologie
44.3.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 45 Overige regels

45.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

45.2 Relatie

Indien blijkens het figuur 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn voor het gebruik, het bouwen, bevoegdheid tot afwijken en wijzigingsbevoegdheden, de bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing, als ware de gekoppelde bouwvlakken tezamen één bouwvlak.

45.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. de ruimte tussen bouwwerken;
  • b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 46 Overgangsrecht

46.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
46.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

46.3 Persoons- en objectgebonden overgangsrecht

In afwijking van het bepaalde in artikel 46.1 onder c is op de locaties zoals opgenomen in Bijlage 4 een woonschip toegestaan op basis van persoons- of objectgebonden overgangsrecht, met dien verstande dat:

  • a. het persoonsgebonden overgangsrecht kan niet worden overgedragen aan of overgaan op een andere natuurlijke of rechtspersoon;
  • b. het objectgebonden overgangsrechts kan niet worden overgedragen op nieuwe bebouwing, dat wil zeggen dat het woonschip niet vervangen mag worden door een ander woonschip.

Artikel 47 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied West'.