A. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het in de artikelen 5 t/m 23 van deze voorschriften bepaalde:
1. voor het oprichten van bouwwerken uitsluitend ten behoeve van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes, pompgemalen en eventuele bedieningsgebouwtjes, ondergrondse bergbezinkbassins en/of riooloverstortkelders met dien verstande dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 60 m³ zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3,00 m. zal bedragen. Van de inhouds- en hoogtebepalingen zijn uitgezonderd bergbezinkbassins en/of riooloverstortkelders.
2. voor het oprichten van ondergeschikte andere bouwwerken uitsluitend ten behoeve van het beheer van de in de artikelen 30 t/m 32 bedoelde leidingen met dien verstande dat hoogte ervan niet meer dan 2,00 m. mag bedragen en het in artikel 24 gegeven schema van volgorde en de in de artikelen 4 t/m 23 gegeven waarden in acht word(t) (en) genomen.
3. van de in artikelen 4 t/m 23 en 25 t/m 35 genoemde percentages, resp. maten, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% behoudens in die gevallen waarin reeds een vrijstelling uit hoofde van de bepalingen in de respectievelijke artikelen is verleend en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
4. voor het uitoefenen van consumentverzorgende en ambachtelijke bedrijfjes in de milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijvenactiviteiten (bijlage 1) of daarmee gelijk te stellen bedrijfjes of activiteiten bij of in een woning tot maximaal 33 % van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen met een maximum van 40 m² per bouwperceel, met dien verstande dat:
a. geen ontoelaatbare milieuhinder wordt veroorzaakt en geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de buurt;
b. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en de woning blijft voldoen aan het bouwbesluit en de bouwverordening;
c. er geen extra verkeersmaatregelen of parkeervoorzieningen noodzakelijk worden dan wel de activiteiten leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
d. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
e. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat (uitgezonderd beperkte verkoop, inherent aan de betreffende activiteiten);
f. inclusief aan huis gebonden beroep nooit meer dan 75 m² per bouwperceel als zodanig mag worden benut.
B. Voor het realiseren van tijdelijke werkwegen buiten de op plankaart A aangegeven zones, met dien verstande dat:
a. er geen onevenredig nadelige aantasting van de omliggende waarden en functies plaatsvindt of plaats kan vinden;
b. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
c. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing.
C. Van het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 11 de leden I, II en III voor het realiseren van andere bouwwerken als permanente voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid anders dan op de plankaart A aangegeven hoogwaterbruggen en van het bepaalde in de artikelen 5, 6, 9, 10, 11, 12 , 13, 15, 20, 22 en 23 lid I c.q. lid II voor het realiseren van tijdelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1 lid 77a op gronden die niet als zodanig op plankaart A zijn aangegeven met dien verstande dat:
a. er geen onevenredig nadelige aantasting van de omliggende waarden en functies plaatsvindt of plaats kan vinden;
b. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
c. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;
d. de maximale hoogte 10,00 m. mag bedragen.
D. Bij het verlenen van vrijstelling door Burgemeester en Wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 40.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |