Plan: | Huis- en tuinboulevard Gardenz |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1883.huistuinboulevard-VO01 |
Het is van belang dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Daarom is onderzoek verricht naar de mogelijke randvoorwaarden, waarmee rekening dient te worden gehouden bij de uitvoering van het plan. De afzonderlijke randvoorwaarden staan in onderstaande paragrafen vermeld. De onderzoeksrapporten zijn als separate bijlagen toegevoegd bij dit bestemmingsplan.
Wettelijk kader/inleiding
In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van herbestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven.
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Bouw kan pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
Onderzoek
Voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek is er een onderzoeksgebied genomen waar het plangebied in valt. Het onderzoeksgebied is dan ook groter dan het plangebied. Dit verkennend bodemonderzoek is te vinden in de bijlage van deze toelichting.
Het doel van het bodemonderzoek is het steekproefsgewijs vastleggen van de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoeksgebied.
In het onderzoeksgebied zijn in het verleden een aantal onderzoeken uitgevoerd ten behoeve van de bodemkwaliteit. In deze onderzoeken zijn de analyseresultaten getoetst aan de destijds geldende toetsingswaarden.
Resultaten
Uit de toetsing komt naar voren dat de bodem voldoet aan de achtergrondwaarden met uitzondering van:
Hier voldoet de kwaliteit van de bovengrond voor de parameters PAK en minerale olie niet aan de achtergrondwaarden van de Regeling Bbk. Dit is niet van toepassing op het plangebied huis- en tuinboulevard.
Ook zijn hier verhoogde PAK-gehaltes t.o.v. de achtergondwaarde gemeten. Indien het gebruik hier wijzigt dient de kwaliteit van de bodem te worden hersteld tot het niveau dat hoort bij het toekomstige gebruik. Dit is niet van toepassing op het plangebied huis- en tuinboulevard.
Conclusie
De bodemkwaliteit van het plangebied voldoet aan de achtergrondwaarden. De gebieden die niet voldoen, liggen niet in het plangebied.
Wettelijk kader
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. In deze wet is vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed. Daarom dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan, indien nodig, een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen. In het kader van de modernisering van de Monumentenwet is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat in een bestemmingsplan niet alleen een beschrijving moet staan op welke wijze rekening gehouden wordt met aanwezige of te verwachten monumenten in de grond (archeologie), maar ook met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Situatie plangebied
Het onderzoeksgebied betreft het plangebied en de directe omgeving ervan. In het onderzoeksgebied zijn in het verleden al diverse archeologische resten opgespoord. In 2002 is er ten zuiden en ten westen van de huis- en tuinboulevard (onderzoeksgebied Hof van Limburg) een aanvullende archeologische inventarisatie uitgevoerd. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat er diverse archeologische resten in dit onderzoeksgebied te vinden zijn. Het betreffen resten uit de Steentijd, Prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen.
Een deel van de resten is in 2003 opgegraven. Deze resten zijn opgegraven in het gebied tussen het onderhavig plangebied en het tankstation. De resten dateren uit de jonge steentijd en de ijzertijd.
In het gebied, waar de resten uit de jonge steentijd zijn gevonden, is een vindplaats van de zogenaamde Steingroep. De Steingroep is een vrijwel onbekende cultuur en dateren tussen 3400 en 2450 voor Christus. Vondsten van de Steingroep zijn zeldzaam en de grondsporen zijn nog zeldzamer.
In hetzelfde gebied zijn ook grondsporen van een nederzetting en een complex leemwinningskuilen gevonden. Men gebruikte leem voor het dagelijks gebruik, bijvoorbeeld voor het maken van huizen of aardewerk. Op plaatsen waar geschikt leem werd gevonden, werd deze gewonnen in diepe kuilen, genoemd leemwinningskuilen. De zo ontstane kuilen werden later weer opgevuld met slachtafval, potscherven, houtskoolresten en plantaardig afvalmateriaal.
De IJzertijdsporen en vondsten dateren uit de 6e eeuw voor Christus. Ten zuiden van het onderhavige plangebied zijn archeologische resten van een IJzertijd nederzetting aangetroffen. De resten zijn gedocumenteerd door een archeologische deskundige.
In het plangebied zijn diverse graafwerkzaamheden verricht onder leiding van een archeologische deskundige. Tijdens de graafwerkzaamheden zijn archeologische resten aangetroffen. Deze archeologische resten dateren uit de IJzertijd. Een groot deel van het plangebied heeft een lage archeologische verwachtingswaarde.
Voorafgaand aan de ontwikkelingen, is voor enkele plandelen, archeologisch aanvullend onderzoek dan ook verplicht. Op de plankaart zijn de gebieden met een archeologisch verwachtingswaarde aangeduid als dubbelbestemming 'Waarde archeologie'. In de bij de gemeentelijke beleidsnota 'Archeologie en monumenten' behorende beleidskaart is aangegeven waar welke verwachtingswaarde bestaat. Op grond daarvan is die dubbelbestemming bepaald.
In de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is geborgd dat archeologisch onderzoek plaats moet vinden voorafgaand aan de werkzaamheden. De begrenzing van deze gebieden is gebaseerd op de resultaten van het archeologische onderzoek in het plangebied.
Wettelijk kader / inleiding
In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.
Situatie plangebied
In 2012 is in opdracht van de gemeente Sittard-Geleen een watertoets opgesteld voor de huis- en tuinboulevard. Deze watertoets is in de bijlage van deze toelichting te vinden. In deze watertoets vindt onderlinge afstemming plaats tussen water en ruimte.
Het plangebied is grotendeels al ontwikkeld en het destijds ontworpen watersysteem is al gerealiseerd. Hieronder is het watersysteem beschreven en getoetst aan de huidige richtlijnen.
Afvalwater en regenwatersysteem
Het afvalwater- en regenwatersysteem op de huis- en tuinboulevard Gardenz bestaat uit:
Hieronder is een overzicht van het watersysteem in het onderzoeksgebied te zien. Het onderzoeksgebied is ruimer dan het plangebied van dit plan.
Figuur 4.2: Overzicht watersysteem plangebied
Afvalwatersysteem
Het afvalwater vanuit het plangebied watert af naar het vuilwater stelsel in het onderzoeksgebied. Dit stelsel voert ter plaatse van de rotonde, met de Einighauserweg, onder vrijverval af naar het gemengde rioolstelsel van de gemeente Sittard-Geleen.
Het eerste vuile deel van het regenwater (first flush) van het verbeterd gescheiden stelsel wordt middels een gemaal afgevoerd naar het vuilwater stelsel van de huis- en tuinboulevard Gardenz. Dit gemaal bevindt zich langs de Egelantier, ter hoogte van de rotonde met de Einighauserweg. Via het vuilwater stelsel wordt de first flush afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel van de gemeente Sittard-Geleen.
Het vuilwater afkomstig van de Hornbach watert rechtstreeks af naar het gemengde rioolstelsel in de
Mauritsweg van de gemeente Sittard-Geleen.
Regenwatersysteem
Het regenwatersysteem op de huis- en tuinboulevard bestaat uit de onderdelen:
Onderstaand is schematisch het regenwatersysteem weegegeven.
Figuur 4.3: Schematische weergave regenwatersysteem Gardenz
Verbeterd regenwaterriool (verbeterd gescheiden systeem).
In het oostelijk deel van het onderzoeksgebied ligt een verbeterd gescheiden stelsel. Het regenwater, afkomstig van de huidige verharding van het aangrenzende perceel (Hornbach) en het wegoppervlak van de Egelantier, watert af naar dit verbeterd gescheiden stelsel.
Het eerste vuile deel van het regenwater (first flush) van het verbeterd gescheiden stelsel wordt middels een gemaal afgevoerd naar het vuilwater stelsel van Gardenz. Het surplus aan regenwaterriool voert af naar de ‘blauwe vijver’ in het onderzoeksgebied.
Regenwaterriool (gescheiden systeem).
Het overig deel van het onderzoeksgebied watert af naar het regenwaterriool. Het regenwaterriool staat in verbinding met drie inundatievijvers waarin het regenwater geborgen wordt en geïnfiltreerd.
Vijverpartijen.
In het onderzoeksgebied zijn verschillende vijverpartijen aanwezig. Onderstaand is de functie van elke vijverpartij aangegeven:
Het regenwaterriool van de huis- en tuinboulevard Gardenz watert af naar de inundatievijvers. Indien de berging in de inundatievijvers benut is, vindt overloop (over maaiveld) plaats naar de ‘blauwe vijver’. Het verbeterd gescheiden regenwaterriool watert rechtstreeks af naar de ‘blauwe vijver’. In de ‘blauwe vijver’ is een permanent waterpeil aanwezig. Boven dit permanente waterpeil is een bergende waterschijf beschikbaar. Indien deze benut is kan de ‘blauwe vijver’ overlopen naar de infiltratiezone, gelegen in het westelijk deel van het onderzoeksgebied. Naast de overloop vanuit de ‘blauwe vijver’ wordt regenwater afkomstig van de uitbreiding van de woon en tuinboulevard Gardenz aan de westzijde afgevoerd naar de infiltratiezone. Ter verduidelijking is dit schematisch weergegeven in figuur 4.3.
Uitbreiding Hornbach
Het regenwater afkomstig van de huidige verharding van de Hornbach watert af naar het verbeterd gescheiden stelsel in de Egelantier. Het regenwater afkomstig van de nieuwe verharding (1,8 ha) van de Hornbach wordt geborgen op eigen terrein. De bergingsvoorziening op eigen terrein bestaat uit een greppel langs de Mauritsweg en een ondergrondse infiltratievoorziening onder het parkeerterrein.
Rioolstelsel Lindenheuvel
Aangrenzend aan het plangebied ligt de woonwijk Lindenheuvel. In dit gebied ligt een gemengd rioolstelsel van de gemeente Sittard-Geleen. Het surplus aan overstortwater van dit gemengde rioolstelsel stort via een bergbezinkvoorziening en een ‘groene vijver’ over op de ‘blauwe vijver’. Na afloop van de regenbui wordt het boven het permanente waterpeil van de ‘blauwe vijver’ geborgen water via de ‘groene vijver’ en bergbezinkbassin afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel van de gemeente Sittard-Geleen.
Benodigde berging
Om piekafvoeren en wateroverlast te voorkomen moet het regenwatersysteem een neerslaggebeurtenis met een herhalingstermijn van 1 keer per 25 jaar kunnen bergen. Deze neerslaggebeurtenis is een regenbui van 35 mm met een duur van 45 minuten. Het afwaterende oppervlak in het plangebied betreft 9,51 ha. Bij dit oppervlak is voor bij de maatgevende neerslaggebeurtenis een berging in het onderzoeksgebied benodigd van circa 3.330 m3. In de vijverpartijen in het projectgebied is ruim voldoende berging aanwezig. De beschikbare berging in de vijverpartijen is zelf zodanig dat een 100 jaarsregenbui (45 mm in 30 minuten) geborgen kan worden.
Voor de uitbreiding van de Hornbach (1,8 ha) is een berging op eigen terrein benodigd van circa 630 m3. In de greppel langs de Maurtisweg is een berging beschikbaar van 360 m3. De resterend benodigde berging (270 m3) wordt geborgen in het ondergronds infiltratiesysteem onder het parkeerterrein.
Hydraulische afvoercapaciteit
De hydraulische afvoercapaciteit van het regenwaterstelsel van huis- en tuinboulevard Gardenz is gecontroleerd met bui 9 van de Leidraad Riolering. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de afvoercapaciteit van het regenwaterstelsel in het oostelijk deel van het plangebied te gering is, er treedt water op straat op.
Indien water optreedt op straat zal dit water tijdelijk op het maaiveld (parkeerterrein) blijven staan. Indien dit tot overlast leidt, zijn onderstaande maatregelen mogelijk om het knelpunt op te lossen:
Waterkwaliteit
Om de kwaliteit van het afstromende regenwater te waarborgen, dient de trits ‘schoonhouden-scheidenschoonmaken’ te worden toegepast. Het toepassen van bronmaatregelen zorgen voor het schoonhouden van het afstromende regenwater. Daarnaast zijn de infiltratievoorzieningen voorzien van een bodempassage. De eventueel aanwezige verontreinigingen in het regenwater worden gebonden aan de bodemdeeltjes in de toplaag van de bodem van de infiltratievoorzieningen.
Het regenwaterriool in de Egelantier betreft een verbeterd gescheiden rioolstelsel, waarbij het eerste vuile deel van het regenwater (first flush) wordt afgevoerd naar het vuilwatersysteem. Het parkeerterrein van de Hornbach watert hiernaar af. Het schone regenwater (dakwater) wordt geïnfiltreerd op eigen terrein.
Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998.
Soortenbescherming
Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.
Gebiedsbescherming
Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.
Situatie plangebied
Voor het plangebied is er een verkennend Flora- en Faunaonderzoek verricht om vast te stellen of en welke beschermde dier- en plantensoorten aanwezig zijn. Dit onderzoek is in de bijlage van deze toelichting te vinden. Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet, niet van de EHS en ook niet van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
Figuur 4.4: EHS en POG in het en nabij het plangebied (globale ligging plangebied).
Het plangebied is voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten niet geschikt om te dienen als broedhabitat. Wel dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van eventuele nesten van broedvogels in het broedseizoen. Wanneer deze wel aanwezig zijn, dient met verstorende werkzaamheden gewacht te worden tot na het broedseizoen.
Het plangebied vormt mogelijk leefgebied voor enkele algemene soorten zoogdieren zoals mollen en enkele soorten muizen. Deze soorten zijn opgenomen in tabel 1, AMvB ex art. 75 van de Flora- en faunawet. Voor soorten in deze categorie geldt bij ruimtelijke ingrepen een vrijstelling van artikel 8 t/m 12 in het kader van de Flora en faunawet.
Voor het plangebied is er vanuit de soortenbeschermingskaders geen belemmering, mits rekening gehouden wordt met het voorkomen van nesten tijdens het broedseizoen. In het plangebied blijft de zorgplicht van de Flora- en Faunawet van kracht.
Bij de sloop van Rosengarten is rekeningen gehouden mer de resultaten en aanbevelingen uit het Flora en Fauna onderzoek. Dit rapport is te vinden in Bijlage 2.
Inleiding
Voor een goede ruimtelijke ordening is een goede verkeersafwikkeling en een veilige verkeersontsluiting van alle modaliteiten van belang. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.
Onderzoek
Om inzicht te krijgen in de verkeers- en parkeersituatie van de woon- en tuinboulevard is een verkeersonderzoek uitgevoerd. Dit verkeersonderzoek is in de bijlage van deze toelichting te vinden. Met behulp van verkeersmodellen is bepaald hoe de hoeveelheden verkeer zich gaan verspreiden over het wegennet. Tevens is berekend hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn in de huidige situatie en in de toekomstige situatie
Resultaten
De verkeersgeneratie voor de toekomstige situatie is berekend aan de hand van CROW publicatie 272. De totale verkeersgeneratie in de toekomstige situatie bedraagt 11.628 mvt/etm. Dit betekent een toename van 583 mvt/etm. Het grootste gedeelte van de toename is afkomstig van de uitbreiding van het meest westelijke bouwvlak aan de westelijke zijde (454 mvt/etm). Ook deze cijfers zijn ingevoerd in het verkeersmodel om de verdeling over het netwerk te bepalen. In de volgende afbeelding worden de verkeersintensiteiten voor de toekomstige situatie weergegeven. (mvt/etm)
Figuur 4.5: Verkeersintensiteit toekomstige situatie
Conclusie
Op dit moment is de woon- en tuinboulevard nog niet volledig ontwikkeld. In de huidige situatie is het verkeer goed af te wikkelen en is er voldoende parkeergelegenheid op het terrein aanwezig. Als gevolg van de volledige ontwikkeling van Gardenz (worst-case) en de uitbreiding en opwaardering van Hornbach (autonome situatie) zal de verkeersbelasting en de parkeerbehoefte toenemen. Dit zal nog verder toenemen als de geplande uitbreidingen (boerderij Rosengarten en het meest westelijke bouwvlak) gerealiseerd zijn.
Verkeersafwikkeling
Zowel in de autonome als in de toekomstige situatie zijn de verwachte verkeersintensiteiten goed af te wikkelen op het bestaande wegennet. Het wordt drukker op de wegen op het terrein van Gardenz, maar dit leidt niet tot problemen. De verkeersregelinstallatie (VRI) op de kruising Einighauserweg – Urmonderbaan heeft een beperkte restcapaciteit, maar er zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk om een goede doorstroming te waarborgen.
Parkeren
In de autonome situatie, na de volledige ontwikkeling van Gardenz en de verbouwing/opwaardering van Hornbach, is er op Gardenz nog voldoende parkeergelegenheid. Uitgangspunt hierbij is dat Hornbach volledig voorziet in zijn eigen parkeerbehoefte. De ontwikkelingen in de toekomstige situatie (uitbreiding van het meest westelijke bouwvlak tot 12.000 m2 en Rosengarten tot 5050 m2) leiden tot een extra parkeervraag van nog 145 parkeerplaatsen. Hiervan dienen 112 parkeerplaatsen aangelegd te worden bij het meest westelijke bouwvlak en 34 parkeerplaatsen nabij boerderij Rosengarten. Op deze locaties is voldoende ruimte beschikbaar voor deze hoeveelheid parkeerplaatsen.
Inleiding
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan hinder door bedrijven in algemene zin. Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder veroorzaken door onaangename geuren, lawaai, stof, trillingen of drukke verkeersbewegingen. Het is daarom wenselijk als bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).
In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies. In figuur 4.6 zijn de richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur. De bedrijvigheid kan volgens de handreiking van de VNG ingedeeld worden in categorieën die lopen van 1 tot en met 6. Hierbij lopen de richtafstanden uiteen van 0 meter tot 1500 meter.
Milieucategorie | Richtafstanden tot een rustige 'woonwijk' | Richtafstanden tot een 'gebied met menging van functies' |
1 | 10 meter | 0 meter |
2 | 30 meter | 10 meter |
3 | 50-100 meter | 30-50 meter |
4 | 200-300 meter | 100-200 meter |
5 | 500-1000 meter | 300-700 meter |
6 | 1500 meter | 1000 meter |
Figuur 4.6: Richtafstanden per milieucategorie
De VNG-publicatie blijft een richtlijn, waarin in algemene zin richtafstanden zijn bepaald op basis van gemiddelde productieprocessen. Het kan daarom zinvol zijn om in specifieke situaties de bewuste bedrijven nader te beschouwen op hun bedrijfsactiviteiten. Het kan immers zo zijn dat een specifiek bedrijf er een andere bedrijfsvoering op nahoudt, waardoor de hinder minder is dan wat op grond van de VNG-publicatie wordt ingeschat.
Bovendien moeten bedrijven op basis van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer / Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning milieu) of op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) aan voorschriften voldoen. Deze voorschriften hebben onder meer als doel de hinder voor de omgeving te reguleren en op een acceptabel niveau te houden. Deze voorschriften bieden daarom ook inzicht in de hindersituatie.
Situatie plangebied
Bedrijven en milieuzonering
SBI-2008 | Omschrjiving | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
4752 | Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten | 30 | 10 | 30 | 2 |
Figuur 4.7: Tabel met zonering voor bedrijven.
De hindercontour voor bouwmarkten is 30 meter. Dit is ook te zien in figuur 4.8.
In dit plangebied is er geen sprake van bedrijfshinderlijke bedrijvigheid. Hinderlijke bedrijven worden in dit bestemmingsplan dan ook niet toegestaan.
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.
Wegverkeerslawaai
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en straten met een maximumsnelheid van 30 km/u. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.
Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen. In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied.
Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting.
De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid 5 van de Wgh). Hiermee vervalt de verplichting om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waarbij een kanttekening wordt geplaatst dat de geluidwering van deze gevels ten minste gelijk dient te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting minus de maximale binnenwaarde.
Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt:
Industrielawaai
Een industrieterrein is volgens de Wet geluidhinder een terrein waar zich bedrijven kunnen vestigen die genoemd worden in artikel 40 van de Wet geluidhinder en onderdeel D van Bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht (de zogenaamde grote lawaaimakers). Op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder is rondom deze terreinen een zone vastgesteld, waarbuiten de etmaalwaarde van het gemiddelde geluidsniveau ten gevolge van alle bedrijven op dat terrein niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). De zone is een planologisch aandachtsgebied, waarbinnen regels van kracht zijn, die aan zowel industriële activiteiten als aan woningbouw beperkingen opleggen. De ligging en omvang van de zone wordt met een bestemmingsplan vastgelegd. In het kader van het bestemmingsplan dient gekeken te worden naar de geluidsbelasting van geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving van het industrieterrein. Indien de geluidsbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt, kan de gemeente een hogere waarde vaststellen. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 55 dB(A).
Onderzoek
In opdracht van de Gemeente Sittard-Geleen heeft DHV een onderzoek naar wegverkeerslawaai en industrielawaai uitgevoerd. Voor dit onderzoek geldt net als in het verkeersonderzoek een autonome situatie en een toekomstige situatie. Dit onderzoek is in de bijlage van deze toelichting te vinden.
Wegverkeerslawaai
De hoogst berekende geluidsbelasting in de toekomstige situatie (2022 inclusief plan) treedt op ten
gevolge van verkeer op de Urmonderbaan en bedraagt 69 dB op de gevel van de woning Mauritsweg 20.
Vanwege verkeer op de Mauritsweg/Einighauserweg is de hoogst berekende geluidsbelasting 59 dB op de gevel van de woning Mauritsweg 40.
Opgemerkt dient te worden dat de geluidsbelastingen vanwege beide wegen hoog zijn. Ter illustratie: voor nieuwe woningen in stedelijk gebied is 68 dB de maximaal te verlenen hogere waarde, voor nieuwe
woningen in buitenstedelijk gebied is de maximaal te verlenen hogere waarde 58 dB. Het binnen de
bebouwde kom gelegen deel van een (geluid)zone wordt stedelijk gebied genoemd.
De maximale toename van de geluidsbelasting vanwege de uitbreiding van Huis- en Tuinboulevard Gardenz (situatie 2022 inclusief plan t.o.v. situatie 2012 zonder plan) is 0,8 dB vanwege de Mauritsweg/Einighauserweg en 0,7 dB vanwege de Urmonderbaan. Gezien de optredende geluidsbelastingen is de bijdrage van het plan beperkt.
Er is geen sprake van een reconstructie Wet geluidhinder, omdat er geen fysieke wijzigingen aan de wegen plaatsvinden. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat de toename van de geluidsbelasting ook vrij beperkt is, de waarden blijven ruim binnen de grenswaarde voor een reconstructie Wet geluidhinder (1,5 dB).
In de huidige situatie zijn nog niet alle percelen van de Huis- en Tuinboulevard gevuld. De huidige invulling van de Huis- en Tuinboulevard ligt waarschijnlijk onder de waarde zoals aangenomen in de autonome situatie (61,8 Ha). De resultaten uit tabel 4, uit het onderzoek naar wegverkeerslawaai, industrilawaai en luchtkwaliteit van juni 2012, laten zien dat de uitbreiding ruim voldoet aan de reconstructiecriteria Wet geluidhinder. De berekende stijging van de geluidsniveaus wordt voornamelijk veroorzaakt door de autonome groei van het wegverkeer (circa 0,6 dB) en is voor een klein deel het gevolg van de verkeersaantrekkende effecten van de Tuinboulevard (0,1 a 0,2 dB). De beperkte toename van de geluidsbelasting in de huidige situatie zal daarom niet leiden tot een onacceptabele groei van de geluidsniveaus.
Industrielawaai
Figuur 4.8: Omgeving van het plangebied en indicatieve hindercontouren voor geluid
Uit de bovenstaande figuur blijkt dat de indicatieve hindercontouren voor geluid de woningen in de omgeving van het plangebied niet overschrijden.
Conclusie
Wegverkeerslawaai
De toename van de geluidsbelasting ten gevolge van de wijzigingen aan Huis- en Tuinboulevard bedraagt maximaal 0,7 dB vanwege de Urmonderbaan en maximaal 0,8 dB vanwege de Mauritsweg/Einighauserweg. De maximale toename van de gecumuleerde geluidbelasting is 0,8 dB. Van een reconstructie Wet geluidhinder is geen sprake omdat er geen fysieke wijzigingen aan de wegen plaatsvinden. Wel kan op basis van de gehanteerde grenswaarde voor een reconstructie (1,5 dB) geconcludeerd worden dat de berekende toenames acceptabel lijken in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
De berekende stijging van de geluidsniveaus wordt voornamelijk veroorzaakt door de autonome groei van het wegverkeer (circa 0,6 dB) en is voor een klein deel het gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de Tuinboulevard (0,1 a 0,2 dB). Ook bij een toename van de geluidsbelasting in de huidige situatie zal de stijging van het geluidsniveau beperkt zijn.
Industrielawaai
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd worden dat er geen knelpunt is t.a.v. industrielawaai. De detailhandel op de Huis- en Tuinboulevard zal naar verwachting zonder nadere maatregelen kunnen voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit. De kans op hinder is beperkt.
Wetgeving
De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht vloeit voort uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) (StB. 2007, 434) en de onderliggende regelgeving in AMvB’s1 en ministeriële regelingen. De Wm biedt de volgende grondslagen voor de onderbouwing dat een plan voldoet aan de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit:
Wanneer een plan voldoet aan één of meerdere van bovenstaande grondslagen, kan het wat luchtkwaliteit betreft doorgang vinden.
Onderzoek
In opdracht van de Gemeente Sittard-Geleen heeft DHV een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd. Dit onderzoek is in de bijlage van deze toelichting te vinden.
Uit de onderzoeken komen de volgende gegevens naar voren:
Figuur 4.9: Waarden luchtkwaliteit
De bovenstaande tabel laat zien dat er geen overschrijdingen plaatsvinden van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2. De hoogste NO2-concentraties doen zich voor langs de Urmonderbaan (maximaal 41,3 ìg/m3 in 2011). In 2012 daalt deze concentratie met circa 1 ìg/m3. Tussen 2013 en 2020 zet deze dalende trend zich verder voort.
Uit statistische analyse blijkt dat in het algemeen een overschrijding van het aantal toegestane overschrijdingen van de uurgemiddelde NO2-grenswaarde plaatsvindt bij een jaargemiddelde NO2- concentratie van 82 ìg/m³ of hoger. Tabel 5 toont aan dat concentraties van deze hoogte niet voorkomen, waarmee het aantal toegestane overschrijdingen van de uurgemiddelde NO2-grenswaarde niet overschreden wordt.
De grenswaarden voor PM10 (jaargemiddeld en etmaalgemiddeld) worden niet overschreden. De hoogste PM10-concentraties doen zich voor langs de Urmonderbaan (28,3 ìg/m3) evenals het maximale aantal overschrijdingen van de etmaalgemiddelde PM10 grenswaarde (25 keer). Onder invloed van dalende achtergrondconcentraties en emissiefactoren van het wegverkeer, zullen de concentraties in de jaren na 2020 verder dalen. Hiermee voldoet het plan aan de luchtkwaliteiteisen uit de Wm.
Conclusie
Uit de tabel 4.8 blijkt dat de grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wm in geen van de zichtjaren wordt overschreden. Het plan voldoet hiermee op grond van art. 5.16 lid 1 sub a aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Op het gebied van luchtkwaliteit zijn er daarom geen belemmeringen voor de ontwikkelingen.
Wettelijk kader
Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen. Ook risico's veroorzaakt door windturbines (afvallen rotorbladen) en dalend en stijgend vliegverkeer bij vliegvelden, wordt gerekend tot de externe veiligheidsrisico's.
Dit risico wordt uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan met behulp van een diagram worden weergegeven.
Bevi
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. De norm voor het plaatsgebonden risico is vastgesteld op 10-6 per jaar. Voor kwetsbare objecten, zoals woningen en scholen, is dit een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen en sporthallen, is dit een richtwaarde.
Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en geeft ook aan hoe deze veiligheidseisen doorwerken in plannen voor de ruimtelijke ordening. Op grond van het besluit wordt in een ministeriële regeling voor een aantal bedrijfssectoren (LPG-tankstations, opslag van gevaarlijke stoffen (PGS 15), ammoniakkoelinstallaties) vaste veiligheidsafstanden vastgelegd. Voor de overige bedrijven wordt de veiligheidsafstand met een risicoberekening bepaald. Bij het maken van een bestemmingsplan moeten gemeenten hiermee rekening houden.
Het Bevi bevat geen wettelijke grenswaarde voor het groepsrisico; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico in het gebied rondom de inrichting. Er is een oriëntatiewaarde bepaald, die aangeeft wanneer de kans dat bij een ongeval 10, 100 of 1000 doden vallen, voldoende klein is. Dit geeft houvast bij de beoordeling bij welke bevolkingsdichtheid in de omgeving van een risicobedrijf er nog sprake is van een voldoende veilige situatie. De gemeente dient verantwoording af te leggen met betrekking tot het groepsrisico. Het bevoegd gezag motiveert - kort gezegd - in ieder geval:
Naast de verantwoording van het groepsrisico moet advies worden gevraagd aan de regionale brandweer over het groepsrisico en de mogelijke gevolgen van het bestemmingsplan voor de mogelijkheden van rampbestrijding en de zelfredzaamheid van de bevolking binnen het invloedsgebied van het bedrijf.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.
Onderzoek
Voor het bestemmingsplan Huis- en Tuinboulevard is in 2010 en 2011 een studie externe veiligheid uitgevoerd. Het bestemmingsplan dat nu voorligt heeft iets andere terreingrenzen. Om deze reden diende het externe veiligheidsonderzoek geactualiseerd te worden. De gemeente Sittard-Geleen heeft DHV gevraagd deze actualisatie uit te voeren.Dit onderzoek is in de bijlage van deze toelichting te vinden.
Voor het betreffende plangebied is een onderzoek naar externe veiligheid verricht. Daaruit volgt dat binnen een straal van 3000 meter rondom de beoogde locatie voor het plangebied zich een aantal risicobronnen bevinden. Uit een beschouwing van deze risicobronnen is gebleken dat de volgende risicobronnen daadwerkelijk relevant zijn voor het bestemmingsplan vanwege externe veiligheid:
Plaatsgebonden risico buisleidingen en Chemelot
Er zijn geen 10-6 contouren aanwezig voor de aardgastransportleidingen of de ethyleenleiding. Aan de norm voor het plaatsgebonden risico voor buisleidingen wordt daarom voldaan. Het plangebied valt buiten de 10-6 contour van Chemelot.
Groepsrisico buisleidingen en Chemelot
De realisatie van het plangebied inclusief nieuwe ontwikkelingen leidt niet tot een aantoonbare toename van het groepsrisico door de buisleidingen (aardgastransportleidingen en ethyleenleiding). De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. De realisatie van het plan leidt tevens niet tot een aantoonbare toename van het groepsrisico door Chemelot.
Conclusie
De ontwikkelingen in plangebied leiden niet tot een aantoonbare toename van het groepsrisico.
Inleiding
Het Distributieplanologisch onderzoek (DPO) is een belangrijk instrument dat kan aantonen of in een bepaald gebied ruimte is voor de vestiging of uitbreiding van detailhandel.
Het wordt veelal gebruikt om te bepalen of een nieuw initiatief leidt tot duurzame ontwrichting van de voorzieningen structuur. Of er al dan niet sprake is van duurzame ontwrichting is ten dele een definitie kwestie. Duurzame ontwrichting wordt regelmatig op twee manieren geïnterpreteerd:
Onderzoek
Om de effecten van de toevoeging van nieuw aanbod op de woon- en tuinboulevard is een DPO verricht. Het DPO richt zich op de toegestane hoofdbranches op dit terrein, namelijk Wonen, Plant & Dier (hieronder vallen tuincentra) en Doe-Het-Zelf (hieronder vallen bouwmarkten). Dit onderzoek is te vinden in de bijlage van deze toelichting.
Het DPO onderzoekt de theoretische haalbare omvang van de hoofdbranches van de volgende input:
Locatieanalyse
De ligging van de tuin- en woonboulevard is zeer sterk. Gardenz ligt centraal in de regio op korte afstand van de voornaamste bevolkingsconcentraties. Door de ligging aan de Urmonderbaan is het grootste deel van de regio binnen 10 autominuten te bereiken.
Vraaganalyse
De regio Sittard-Geleen telde op 1 januari 2012 182.000 inwoners. Tot 2015 neemt het draagvlak met 2% af als gevolg van een teruglopend inwonertal. De basis van het gemiddeld besteedbaar inkomen te verwachten bestedingen per hoofd van de bevolking in de hoofdbranches zijn in de regio Sittard-Geleen 1% lager dan landelijk.
Aanbodanalyse
Gardenz biedt samen met de aangrenzende Hornbach Geleen een omvangrijk aanbod aan tuincentra. Binnen deze branche heeft Gardenz een dominante positie binnen de regio. Elders in de regio is een beperkt aanbod aan tuincentra. In Beek zijn echter wel grote tuincentra te vinden. Gardenz kent weinig serieuze concurrenten in de tuinbranche.
De vestiging van Gamma op Gardenz is de grootste bouwmarkt in de regio Sittard-Geleen. De dichtstbijzijnde grotere bouwmarkten zijn gevestigd in Heerlen. Het aanbod van bouwmarkten zijn redelijk gelijkmatig verspreid over de regio. Gardenz ondervindt concurrentie van alle grote bouwmarkten in de regio.
Het aanbod in de hoofdbranche wonen is op Gardenz redelijk beperkt van omvang. Gardenz ondervindt binnen de eigen regio aanzienlijke concurrentie van andere concentratielocaties zoals de Dr. Nolenslaan (Sittard-Noord) en industrieterrein Bergerweg. Buiten de directe regio is er een zeer dominante positie voor woonboulevard 'In de Cramer' in Heerlen.
Conclusie
Een uitbreiding van het aanbod op Gardenz met 20.000 m² wvo aan tuincentra, bouwmarkten of aanbod in de hoofdbranche wonen zal aanzienlijke gevolgen hebben op de detailhandel in de regio Sittard-Geleen. Veel kleinere bouwmarkten/tuincentra hebben primair een lokaal verzorgende functie. Deze functie zal door de vestiging van nieuw aanbod op Gardenz beperkt aangetast worden, maar wel blijven bestaan.
Er is geen sprake van duurzame ontwrichting. Het toevoegen van extra Doe-Het-Zelf zaken op Gardenz zal de concurrentie voor de bouwmarkt in Sittrad Noord vergroten. Op basis van het nabijheids principe blijven er nog marktmogelijkheden voor een bouwmarkt in Sittard Noord.
Advies Hoogspanningsleidingen
Uit de huidige wetenschappelijke informatie blijkt dat er een zwakke statistisch significante correlatie bestaat tussen het wonen in de buurt van hoogspanningslijnen en het optreden van leukemie bij kinderen. Hoewel dit niet helemaal zeker is, zijn er aanwijzingen dat de verhoging van het risico te maken heeft met het verhoogde magnetische veld in de nabijheid van de hoogspanningslijnen. De grenswaarde waarboven het risico toeneemt, ligt in de buurt van 0,4 microTesla. Informatie over het mechanisme waardoor het magnetische veld leukemie zou veroorzaken is echter tot nu toe, ondanks de vele onderzoeken, niet bekend.
Op basis van de informatie en op grond van het voorzorgbeginsel, heeft het ministerie van VROM met een brief d.d. 3 oktober 2005 gemeenten, provincies en netbeheerders geadviseerd om nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan magneetveld hoger dan 0,4 microTesla (jaargemiddelde) zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden.
Situatie plangebied
Gas-, water- en elektriciteitstransport vindt meestal ondergronds plaats. Ten behoeve van de bescherming van bepaalde ondergrondse kabels en leidingen worden in een bestemmingsplan beschermingszones geregeld. In de planregels en op de verbeelding zijn deze zones opgenomen voor de grotere kabels en leidingstroken, voor zover ze door het plangebied lopen.
Binnen het plangebied zijn geen ondergrondse kabels en leidingen gelegen.
Vanuit het noorden naar het zuiden wordt het plangebied doorkruist door een bovengrondse hoogspanningsverbinding (150 kV) van het bedrijf TenneT TSO B.V. Deze leiding heeft geen invloed of gevolgen voor de plannen in het plangebied. Een woon- en tuinboulevard is geen gevoelige functie, dus richtafstanden zijn hier niet van toepassing.
In onderhavig bestemmingsplan is de leiding apart geregeld als dubbelbestemming " Leiding - Hoogspanningverbinding" in de planregels en er is op de verbeelding een beschermingszone ingetekend van 20 meter aan weerszijde van de leiding. Binnen deze beschermingszone mogen in beginsel geen bouwwerken worden opgericht.