direct naar inhoud van Artikel 20 Leiding - Gas
Plan: Kernen Obbicht en Grevenbicht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BPKernObbichtGrev-va01

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse aardgasleiding.

alsmede voor:

  • b. binnen een afstand van 5 m ter weerszijde te weerszijde van de hartlijn van deze hogedruk gastransportleiding voor het beheer van de in sub a bedoelde leiding;
  • c. de bescherming van het aangrenzende woon- en leefklimaat in verband met de in sub a bedoelde leiding;
  • d. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels

Op of in de voor "Leiding - Gas" bestemde gronden is het verboden te bouwen.

20.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 20.2, ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de gastransportleiding.

Een ontheffing als bedoeld in lid 20.3 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.

20.4 Aanlegvergunning
20.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 20.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • b. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. diepploegen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende en/ of hoogopgaande beplantingen.
20.4.2 Weigeren

Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 20.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

20.4.3 Advies

Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 20.4.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.

20.4.4 Niet van toepassing

Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 20.4.1 is niet vereist voor:

  • a. andere-werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • b. andere-werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
20.4.5 Strabaar feit

Overtreding van het bepaalde in 20.4.1 is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.