direct naar inhoud van 3.2 Milieu- en hinderaspecten
Plan: Bedrijventerreinen Born: Holtum Noord I & II en Sluisweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02

3.2 Milieu- en hinderaspecten

3.2.1 Geluid

Het industrieterrein Holtum-Noord betreft een gezoneerd industrieterrein. Dit betekent dat rondom het industrieterein een geluidszone is vastgesteld. De cumulatieve geluidsbelasting van alle bedrijven op het industrieterrein tezamen moet voldoen aan de grenswaarde van 50 dB(A) op de zonegrens en 55 dB(A) bij de woningen in de zone, tenzij bij de woningen een hogere grenswaarde is vastgesteld. De terreinen Holtum-Noord II en III maken geen deel uit van het gezoneerde terrein.

De geluidsbelasting vanwege het industrieterrein voldoet aan de vastgestelde geluidszone en aan de geldende grenswaarden bij woningen. De beoogde toekomstsituatie voor de Barge Terminal Born (BTB) is echter niet inpasbaar in deze geluidszone. Daarnaast is er weinig geluidsruimte beschikbaar voor wijzigingen en uitbreidingen bij andere bedrijven.

Het containeroverslagbedrijf Barge Terminal Born (BTB) is gevestigd op het industrieterrein Holtum Noord I. Dit is een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder.
Dit betekent dat rondom Holtum Noord I een geluidszone is vastgesteld. De cumulatieve geluidsbelasting van alle op dit terrein gelegen bedrijven moet voldoen aan de grenswaarde van 50 dB(A) op de zonegrens en maximaal 55 dB(A) bij de woningen in de zone.


Op dit moment voldoet de geluidsbelasting vanwege dit industrieterrein aan de vastgestelde geluidszone en aan de geldende grenswaarden bij woningen. Maar met de beoogde toekomstige ontwikkelingen van Barge Terminal Born, zou er sprake zijn van een overschrijding van de geluidszone. Deze overschrijding zou alleen aan de noordzijde van dit industrieterrein gaan plaatsvinden, op grondgebied van Sittard-Geleen (zie figuur). (bron: aangepast zonemodel d.d. 23-01-2013 van industrieterrein Holtum-Noord, opgesteld door DGMR).


Voor de realisatie van de uitbreiding van Barge Terminal Born is een akoestisch onderzoek opgesteld door DHV ( 'BTB, industrieterrein Havens, Holtum Noord te Born. Geluidimmissie inclusief uitbreiding' van DHV, kenmerk HL.BA9490.R02 van maart 2012). In dit onderzoek is al uitgegaan van de best beschikbare technieken (BBT). Verdere geluidreducerende maatregelen, om daarmee aan de geluidzone te voldoen, zijn niet mogelijk gebleken.


Verdere reductie, zonder aanpassing van bestaande geluidemissierechten, is ook geen reële optie om de overschrijding op de zone op te lossen.

De enige haalbare optie die resteert is het verruimen van de geluidzone. Omdat deze zoneverruiming moet plaatsvinden aan de noordzijde van dit industrieterrein en binnen deze verruiming geen geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig of gepland zijn en bovendien deze verruiming uitsluitend is gelegen op grondgebied van Sittard-Geleen, is deze relatief eenvoudig te realiseren.


Om deze zoneverruiming juridisch vast te leggen, moet zij verankerd worden in een bestemmingsplan. Daarom is deze zoneverruiming opgenomen in dit bestemmingsplan "Bedrijventerrein Born: Holtum Noord I & II en Sluisweg e.o."

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02_0016.jpg"

3.2.2 Bodem

Op basis van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart 2010 kan worden gesteld dat het plangebied de zonenaam industriegebied heeft. Enerzijds is het plangebied onderzocht en voldoet aan de kwaliteitsnormen voor functie industrie, anderzijds komen binnen het plangebied verdachte locaties voor waardoor de bodemkwaliteitskaart niet gebruikt kan worden als bewijsmiddel in het kader van het Besluit bodemkwaliteit alsmede het ruimtelijke spoor.


In het gemeentelijke bodembeheerplan 2011 is vastgelegd dat voor locaties waarvoor de bodemkwaliteitskaart niet bruikbaar is als bewijsmiddel in het ruimtelijke spoor een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd moet worden conform de NEN 5740-strategie.

Mocht binnen het plangebied grond vrijkomen die niet binnen de locatie mag worden hergebruikt dient afhankelijk van de eindbestemming aanvullend bodemonderzoek te worden uitgevoerd (bv AP04-onderzoek).

3.2.3 Externe veiligheid
3.2.3.1 Beleidskader externe veiligheid


Inleiding

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in de richtlijnen voor stationaire bronnen en transportassen. De richtlijnen voor stationaire bronnen zijn vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen. De richtlijnen voor transport zijn vastgelegd in de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen en de Regeling Externe Veiligheid Buisleidingen. In de hiervoor genoemde besluiten worden normwaarden gegeven voor twee verschillende typen risico's; het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.


Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico geeft inzicht in de jaarlijkse kans op overlijden van een individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico is geheel afhankelijk van de hoeveelheid en de aard van gevaarlijke stoffen en de ongevalsfrequentie. De grenswaarde van het plaatsgebonden risico is een kans van één op de miljoen per jaar (10-6 per jaar). Binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn kwetsbare objecten niet toegestaan.


Groepsrisico

Het groepsrisico wordt zowel bepaald door de mogelijke ongevallen en de bijbehorende ongeval-frequentie als het aantal aanwezigen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe hoog het totale aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Het groepsrisico wordt onder meer beïnvloed door het aantal personen in het invloedsgebied van een risicobron. Het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde. Dit is geen harde norm, maar geldt als richtwaarde. Het bevoegd gezag bepaalt zelf of zij een groepsrisico in een bepaalde situatie acceptabel vindt of niet. Het bevoegd gezag is de initiatiefnemer van het besluit, in dit geval het bestemmingsplan.


Verantwoordingsplicht groepsrisico

De Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen geeft aan dat "over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Het betrokken bestuursorgaan (het bevoegd gezag) moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen, zijn afgewogen.'


In het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen is het volgende opgenomen over de verantwoordingsplicht dat "Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, wordt tevens het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding verantwoord." Er kan volstaan worden met een beperkte verantwoording als er geen mensen aanwezig zijn binnen 100% letaliteitsgebied of als het groepsrisico minder dan 10% toeneemt en onder 0,1 maal onder de oriëntatiewaarde blijft.


Tot slot schrijft het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen dat bij elk ruimtelijk besluit binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van een stationaire risicobron, de verantwoordingsplicht moet worden doorlopen.


Buiten de aangehaalde besluiten is de verantwoording van het groepsrisico in ieder geval een noodzakelijk onderdeel van een 'goede ruimtelijke onderbouwing' van een bestemmingsplan in het kader van de Wet ruimtelijke ordening.

3.2.3.2 Risico-inventarisatie


Algemeen

Uit de provinciale risicokaart van Limburg blijkt dat in en om het plangebied diverse risicobronnen liggen. Het bestemmingsplangebied ligt tussen het Julianakanaal aan de westzijde en de A2 aan de oostzijde. Aan de zuidkant van het bedrijventerrein liggen de kernen Holtum en Buchten en aan de noordkant bedrijventerrein (Holtum Noord III).


In het plangebied ligt een hogedruk aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie NV. Ten oosten van het plangebied (en van de A2) ligt een olieleiding van de Petro Chemical Pipeline Service. In het noorden van het plangebied liggen twee terminals waar op- en overslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, een emplacement met spoorlijn, een bedrijf waar ammoniak wordt opgeslagen en een LPG-tankstation. Een aantal wegen binnen het plangebied zijn aangewezen als route gevaarlijke stoffen. Ten behoeve van bedrijventerrein Holtum Noord III is onderzoek gedaan naar de externe veiligheidsrisico's van enkele van bovengenoemde risicobronnen (zie Rapport Externe Veiligheid Holtum III, DHV in opdracht van Maasvast Ontwikkeling B.V., maart 2008). De resultaten hieruit worden gebruikt voor deze verantwoording. In de verantwoording wordt onderscheid gemaakt in de invloed van de omgeving op het plangebied en de invloed van het plangebied op de omgeving.


Onderstaande afbeelding geeft het plangebied weer (in het blauw) met aanwezige risicobronnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02_0017.png"



Invloed omgeving op het plangebied

Voor het bepalen van de externe veiligheidsrisico's van de risicobronnen in de omgeving van het plangebied worden de risico's beschouwd van de A2, route gevaarlijke stoffen, het Julianakanaal , de hogedruk aardgasleiding en de olieleiding.


Snelweg A2

Het bestemmingsplangebied ligt ten westen van de A2, waarbij de A2 ook is aangewezen als route gevaarlijke stoffen. Ter hoogte van de Nieuwe Weideweg grenst de A2 direct aan het plangebied en ligt dus in het invloedsgebied van de A2. Over de rijksweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit tellingen uitgevoerd door de Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS) van Rijkswaterstaat is gebleken dat in 2006 de volgende stofcategorieën vervoerd werden: (zeer) brandbare vloeistoffen, toxische vloeistoffen, toxische gassen en zeer brandbare gassen.


In de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen staat aangegeven dat de weg een veiligheidszone heeft van 17 meter, berekend vanaf het midden van de weg. Binnen deze veiligheidszone zijn nieuwe kwetsbare bestemmingen niet toegestaan. In de huidige situatie liggen geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen de veiligheidszone. Bij de realisatie van het bestemmingsplan dient rekening gehouden te worden met deze veiligheidszone. Uitgangspunt van het 'Basisnet weg' is dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft. Voor dit wegvak was dit het geval ten tijde van het opstellen van het Basisnet weg. Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan vinden er geen planologische verruimingen plaats in functies en aantallen personen. Dit betekent dat het groepsrisico niet verandert en onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico blijft. Vanwege de ligging in het invloedsgebied is de A2 relevant voor de verantwoording van het groepsrisico.


Naast de veiligheidszone geldt tevens een zogenaamd plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter. Indien binnen deze zone bestemmingen gerealiseerd worden, kunnen er conform het bouwbesluit 2012 strengere eisen aan de uitvoering gesteld worden. Binnen het plangebied is geen bebouwing aanwezig binnen 30 meter.


Route gevaarlijke stoffen

De Holtum Noordweg, Leonard Langweg en Nieuwe Weideweg tot aan de aansluiting op de A2, maken deel uit van de route gevaarlijke stoffen van de gemeente Sittard- Geleen. Dit is in de onderstaande afbeelding weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02_0018.png" 


Door de provincie Limburg is een onderzoek uitgevoerd naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over provinciale wegen (ref: Externe veiligheid over provinciale wegen, 21 september 2010). De belangrijkste conclusie uit dit onderzoek is dat er geen knelpunten zijn in relatie tot externe veiligheid. Voor wegen die als onderdeel van de route gevaarlijke stoffen zijn aangewezen is de vervoersintensiteit nog zoveel lager dan op provinciale wegen, omdat het alleen bestemmingsverkeer van en naar de bedrijven betreft. Dit betekent dat over de route gevaarlijke stoffen binnen die plangebied eveneens geen knelpunten zijn. Daarnaast kent het bestemmingsplan een conserverend karakter, waardoor het groepsrisico ook niet zal toenemen. De route gevaarlijke stoffen wordt dan ook niet meegenomen in de verantwoording groepsrisico.


Julianakanaal

Het bestemmingsplangebied grenst aan de westzijde aan het Julianakanaal en ligt daarmee in het invloedsgebied van de transportroute. Het Julianakanaal is opgenomen in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen en maakt deel uit van het Basisnet Water. In de Circulaire staat aangegeven dat over de vaarweg (zeer) brandbare vloeistoffen, toxische vloeistoffen, zeer brandbaar gas en toxisch gas wordt vervoerd.


Het kanaal wordt aangeduid als een zwarte vaarweg. Dit betekent dat het kanaal alleen gebruikt wordt door binnenvaartschepen. Bij zwarte vaarwegen is ervoor gekozen om lijnen vast te stellen die vrijwel overeenkomen met de rand van de vaarweg. Deze gelden als risicolijn waar het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de vaarweg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Omdat de PR 10-6 niet buiten de vaarweg reikt, levert het plaatsgebonden risico geen beperkingen op voor het bestemmingsplan.


Conform de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet het groepsrisico bepaald worden ingevolge de cijfers uit bijlage 3. Aan de Circulaire ligt een onderzoek ten grondslag, Basisnet Water (zie Definitief ontwerp Basisnet Water, werkgroep Basisnet Water, 15 januari 2008), dat aangeeft dat er sprake is van een groepsrisico hoger dan 0,1 x de oriëntatiewaarde wanneer de bevolkingsdichtheden hoger zijn 2.250 personen per hectare.


Vanwege het type bedrijven dat gevestigd is in het plangebied is de bevolkingsdichtheid niet hoger dan 2.250 personen. Het groepsrisico is daarom niet hoger dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Daarnaast gaat het om een conserverend bestemmingsplan, wat betekent dat het aantal toegestane personen niet verandert. Doordat het plangebied in het invloedsgebied ligt is ook het Julianakanaal relevant voor de verantwoording van het groepsrisico.


Hogedruk aardgasleiding

In het bestemmingsplangebied liggen de hogedruk aardgasleidingen Z-540-01 en Z-540-46 van de Nederlandse Gasunie NV. Volgens de provinciale risicokaart hebben de aardgasleidingen geen PR 10-6 contour.


In aansluiting op de inspraakreactie van Gasunie wordt een belemmeringenstrook van vier meter in acht genomen te worden, gemeten vanaf het hart van de buisleiding. Binnen deze vier meter van de leiding zijn (nieuwe) bouwwerken niet toegestaan.


Op basis van leidingkenmerken kan het invloedsgebied worden bepaald, zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Binnen de 100% en 1% letaliteit van deze leidingen liggen bestemmingen. Dit betekent dat er een groepsrisico aanwezig is. Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is, verandert het aantal personen niet en daarmee verandert het groepsrisico niet. Om deze reden zijn er geen aanvullende berekeningen uitgevoerd. Vanwege de centrale ligging van de aardgasleiding in het bedrijventerrein Holtum I en II ligt het plan binnen het invloedsgebied van de aardgasleiding. Om deze reden is de aardgasleiding relevant voor de verantwoording van het groepsrisico.

Leiding   Druk   Diameter   100% letaliteit   1% letaliteit  
Z-540-01   40 bar   14"   80 meter   150 meter  
Z-540-46   40 bar   6"   50 meter   70 meter  

Olietransportleiding

Op circa 90 meter afstand van het bestemmingsplangebied ligt ten oosten van de A2 een olieleiding van de Petrol Chemical Pipeline Service. Volgens de provinciale risicokaart betreft het een K1 leiding waar nafta door vervoerd wordt. De leiding heeft een diameter van 8 inch en een maximale werkdruk van 80 bar. De risicokaart geeft aan dat de leiding een PR 10-6 contour van 12 meter heeft. Het plangebied ligt buiten deze contour. Het plaatsgebonden risico levert daarom geen ruimtelijke beperkingen op.


Met betrekking tot het groepsrisico is het invloedsgebied van een olieleiding relatief beperkt, circa 30 meter. De leiding ligt op minimaal 75 meter van het plangebied. Dit betekent dat het plangebied geen invloed heeft op het groepsrisico van de leiding. Deze leiding wordt ook niet meegenomen in de beschouwing van de effecten van incidenten met gevaarlijke stoffen. In het geval van de bedrijventerrein Sluisweg, Holtum I en II levert het groepsrisico geen ruimtelijke beperkingen op.


Invloed plangebied op de omgeving

In het plangebied liggen diverse risicobronnen die van invloed kunnen zijn op de omgeving. Hiervoor wordt achtereenvolgens gekeken naar de risico's van de volgende bedrijven: Barge Terminal Born BV en Rail Terminal Born BV, Campina Holland Cheese en het LPG-tankstation van Esso.


Barge Terminal Born BV en Rail Terminal Born BV

Aan de Holtum Noordweg ligt zowel de Barge Terminal BV als de Rail Terminal Born BV. Bij beide terminals vindt opslag en overslag van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrenzen blijft. Het plaatsgebonden risico levert daarom geen ruimtelijke beperkingen op. Met betrekking tot het groepsrisico wordt op de risicokaart geen invloedsgebied weergegeven. De terminals komen eveneens niet terug in de Richtafstandenlijst tabel 1 (Richtafstandenlijst tabel 1 behoort tot de Handreiking bedrijven en milieuzonering, maart 2009). Uit het onderzoek ten behoeve van het bedrijventerrein Holtum III is gebleken het groepsrisico bij de terminals verwaarloosbaar is en bronmaatregelen daarom niet noodzakelijk zijn. Vanwege de op- en overslag van mogelijke gevaarlijke stoffen zijn de terminals relevant voor de verantwoording van het groepsrisico.


Campina Holland Cheese

In het plangebied ligt het bedrijf Campina Holland Cheese (aan de Leonard Langweg 2). Hier is een ammoniakkoelinstallatie aanwezig met een inhoud van 1.250 kg ammoniak. De installatie heeft volgens de provinciale risicokaart geen PR 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico levert dan ook geen ruimtelijke beperkingen op. Het invloedsgebied van het bedrijf ligt volgens de risicokaart grotendeels binnen de inrichtingsgrenzen. Dit, tezamen met de relatief lage hoeveelheid ammoniak die er aanwezig is, is er geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. Op basis van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen is de hoeveelheid ammoniak zo laag dat geen groepsrisico verwacht wordt. Daarnaast is het bestemmingsplan conserverend van aard, waardoor het aantal mensen in de buurt van het bedrijf niet zal veranderen. Vanwege de aard van de stoffen is het bedrijf relevant voor de verantwoording van het groepsrisico.


LPG tankstation Esso

Aan de Rijksweg ligt het Esso tankstation "De Anker", waar LPG verkocht wordt. Het tankstation ligt in het bestemmingsplangebied. Het tankstation heeft een jaarlijkse LPG doorzet van 1.000 m3 per jaar. Volgens de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen geldt bij deze doorzet een PR10-6 contour van 110 meter bij het vulpunt. De PR10-6 contour geldt als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.


Net binnen de 110 meter contour van het vulpunt is een deel van een bedrijfsgebouw van de Campina gelegen. Op basis van de definities uit artikel 1 van het Bevi wordt dit als een beperkt kwetsbare bestemming aangemerkt. Beperkt kwetsbare bestemmingen zijn toegestaan binnen een PR10-6 contour. In de planregels bij het bestemmingsplan is aanvullend opgenomen dat, conform Bevi, binnen deze PR10-6 contour geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd.


Bij het reservoir is een PR 10-6 contour van 25 meter. Hierbinnen liggen geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen.


Voor tankstations geldt een invloedsgebied van 150 meter. Binnen 150 meter zijn geen kwetsbare bestemmingen gelegen (alleen Campina). Omdat het bestemmingsplan conserverend van karakter is en er dus geen sprake is van planologische verruimingen in functies of een planologische wijziging in het aantal personen in het invloedsgebied, verandert het groepsrisico niet. Het groepsrisico levert dan verder ook geen ruimtelijke beperkingen op. Omdat het invloedsgebied binnen het plangebied ligt is het tankstation wel relevant voor de verantwoording groepsrisico.


Goederenemplacement Born en binnen het plangebied gelegen spoorlijn

Op dit emplacement zijn geen handelingen met gevaarlijke stoffen vergund. Dit emplacement is dan ook niet relevant voor externe veiligheid.


Voor de spoorlijn is gebruik gemaakt van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In deze Circulaire is deze spoorlijn niet genoemd. Dit betekent dat over dit traject deel geen vervoer van gevaarlijke stoffen verwacht wordt. Deze spoorlijn is in het kader van dit bestemmingsplan in relatie tot externe veiligheid derhalve niet relevant.


Gasontvangststation

Aan de Leonard Langsweg is een gasontvangsstation (GOS) gelegen. Dit GOS heeft geen PR10-6 contour. Omdat er zich weinig mensen in de omgeving van het GOS bevinden is het groepsrisico laag. Daarnaast zijn er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk in dit plan. Dit betekent dat het groepsrisico niet verandert en (ruim) onder de oriëntatiewaarde blijft. Het GOS heeft wel een veiligheidsafstand van 15 meter rond het station. Deze zone is opgenomen op de verbeelding.

3.2.3.3 Mogelijke ongevalsscenario's


Bevindingen uit de risico-inventarisatie

Het bedrijventerrein Holtum I en II ligt deels binnen de veiligheidszone van de rijksweg A2. Daarnaast ligt aan dezelfde rijksweg een LPG-tankstation dat binnen de plangrenzen valt. De PR 10-6 contour van het vulpunt en het reservoir liggen beide in het bestemmingsplangebied.


Ondanks de ligging in of nabij de PR 10-6 contouren voldoet het bestemmingsplan Bedrijventerrein Holtum I en II en Sluisweg aan de richt- en grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Dit vanwege het beheerkarakter van het plan. Hierdoor zijn er geen functionele planologische verruimingen, vindt geen toename van personen plaats en worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen de PR contouren gerealiseerd.


Alle van de hierboven genoemde risicobronnen kunnen invloed hebben op het plangebied. Van de risicobronnen worden een aantal maatgevende scenario's beschreven. Het plangebied ligt immers op dusdanige afstand van de risicobronnen dat de volgende scenario's effect kunnen hebben:

  • BLEVE (o.a.A2, tankstation)
  • Leidingbreuk en fakkelbrand (o.a. gasleiding)
  • Plasbrand (o.a. A2)
  • Toxische wolk (o.a. Campina, A2, Julianakanaal)


De aangehaalde scenario's worden hieronder nader uitgewerkt.


BLEVE

Het maatgevende effect bij een ongeval met een tank gevuld met brandbaar of toxisch tot vloeistof verdicht gas is een zogenaamde BLEVE ('boiling liquid expanding vapor explosion'). Onderscheid wordt gemaakt in het optreden van een zogenaamde 'warme' en 'koude' BLEVE.


Een 'warme' BLEVE is een ongevalscenario dat ontstaat door het domino-effect waarbij ten gevolge van een (plas-)brand bij een tank brandbaar of toxisch gas, de druk in een tankwagen zo hoog oploopt dat deze bezwijkt.


Bij een calamiteit met enkel brandbare gassen is sprake van een zogenaamde 'koude' BLEVE. Dit houdt in dat een tot vloeistof verdicht gas bij instantaan falen onder druk uit zet tot een dampwolk. Indien sprake is van een zogenaamde 'koude' BLEVE, dan vindt een ontsteking van de dampwolk plaats. Er ontstaat dan een vuurbal. Dit scenario geeft zowel een drukgolf als een intense warmtestraling en treedt meteen op bij een calamiteit met een tank gevuld met brandbare gassen. Dit scenario kan optreden bij alle bovengenoemde risicobronnen.


Mogelijkheden bestrijdbaarheid

Een 'koude BLEVE kent geen mogelijkheden om te beheersen, omdat dit een scenario is dat snel optreedt. Wat overblijft is de beheersing van de secundair ontstane branden.


Een 'warme' BLEVE kan voorkomen worden als er voldoende bluswater aanwezig is om te koelen. Hier is veel water voor nodig, zowel primair als secundair bluswater.


Uit de overzichtskaart van de Bluswatervoorziening in de gemeente Sittard-Geleen blijkt dat bij de bedrijventerreinen Holtum I en II en Sluisweg voldoende is voorzien in bluswatervoorzieningen, behalve dat ten zuiden van het plangebied de bluswatervoorziening net onder de norm van de brandweer ligt. In en rond het plangebied is een groot aantal hydranten aanwezig. In het bestemmingsplangebied ligt een brandweerkazerne, waardoor de brandweer snel aanwezig kan zijn bij eventuele incidenten. Indien een dergelijk incident zich voordoet op de snelweg is er minder bluswater aanwezig en zijn de mogelijkheden voor inzet beperkter.


Mogelijkheden zelfredzaamheid

Vanwege de beperkte afstand van de bedrijventerreinen Holtum I en II tot de A2 en het LPG-tankstation en de mogelijke snelheid waarop het scenario zich kan ontwikkelen, is het van belang dat personen snel gealarmeerd worden en kunnen vluchten. Vanwege het voldoende aantal aanwezige ontsluitingswegen is het voor de aanwezige personen in het gebied mogelijk om bij incidenten op de A2 of het LPG tankstation via meerdere wegen te ontvluchten.


Leidingbreuk en fakkelbrand

Voor de hogedruk aardgasleiding is het maatscenario een (externe) beschadiging waardoor gas vrijkomt dat vervolgens ontsteekt en een fakkelbrand ontstaat. Bij een fakkelbrand is de warmtestraling maatgevend voor de afstandsbepaling.


Mogelijkheden bestrijdbaarheid

Bij een dergelijk scenario wordt eerst afgewacht totdat de leiding ingeblokt is, waarna de fakkel afneemt. De belangrijkste inzet betreft het beschermen van de omgeving.


Mogelijkheden zelfredzaamheid

Ten aanzien van de hogedruk aardgasleiding geldt dat voor een fakkelbrand, de warmtestraling bepalend is voor de meest effectieve strategie voor zelfredzaamheid. Afhankelijk van de warmtestraling die optreedt, is tot een bepaalde afstand de fakkelbrand dusdanig intens en instant dat binnen dit gebied geen strategie voor zelfredzaamheid beschikbaar is.


Voor dit plangebied zijn verschillende bedrijven binnen het invloedsgebied gelegen. Personen buiten dit gebied dienen binnen te blijven en/of dekking te zoeken aan de zijde van de gebouwen die de grootste afstand tot de leiding hebben.


Plasbrand

Het scenario dat op kan treden bij een ongeval met brandbare vloeistoffen. Het effect is vooral de warmtestraling van de (plas-)brand. Het invloedsgebied bij de A2 is circa 30 meter, uitgaande van een calamiteit waarbij de gehele tankinhoud vrijkomt. Binnen dit bestemmingsplan is het tankstation de enige locatie die binnen deze zone ligt. De warmtestraling van een plasbrand blijft beperkt tot de directe omgeving.


Mogelijkheden bestrijdbaarheid  

Langs de A2 is er minder bluswater aanwezig, omdat langs de snelweg geen hydranten beschikbaar zijn.


Mogelijkheden zelfredzaamheid

Indien bij een plasbrand personen betrokken zijn, moeten zij zich in veiligheid brengen op een afstand van ten minste 30 meter, buiten het invloedsgebied van de plasbrand. Personen binnen de 30 meter kunnen ernstige brandwonden oplopen. Er zijn voldoende mogelijkheden om afstand te houden van het Julianakanaal. Personen in de buurt van de A2 hebben voldoende mogelijkheden om het gebied te ontvluchten.


Toxische wolk

Bij ongevallen met giftige vloeistoffen en gassen is het scenario dat indirect of direct een gaswolk ontstaat. Als gevolg hiervan zal bij een percentage van de aanwezige personen letaal letsel kunnen optreden door blootstelling aan de gaswolk. Een toxisch ongevalscenario kent enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Dit scenario kan zowel bij de A2, het Julianakanaal als de aanwezige bedrijven plaatsvinden, met uitzondering van het LPG-tankstation.


Ter mitigatie kan een waterscherm worden opgezet ter plaatse van het ongeval. Ramen en deuren bij de aanwezige bedrijven en/of woningen dienen gesloten te worden, totdat de wolk voldoende vermengd is met de lucht, dat het geen schade meer aan kan richten.

3.2.3.4 Elementen verantwoording groepsrisico


Verschillende stappen

Voor de vaststelling van het bestemmingsplan Holtum I en II en Sluisweg moeten de stappen van de verantwoordingsplicht groepsrisico doorlopen worden. Voor de verschillende risicobronnen is het groepsrisico niet kwantitatief bepaald. Dit omdat het conserverend bestemmingsplan betreft en zich richt op het behoud van de al gerealiseerde functies. Het aantal toegestane mensen in de benoemde invloedsgebieden, verandert niet door het conserverende karakter. Ook is geen toename van de kans op een calamiteit ten gevolge van onderhavig plan.

Daarmee verandert het groepsrisico ook niet. De verantwoording heeft daardoor een ander karakter dan bij de realisatie van nieuwe functies of de uitbreiding van bestaande functies.


Personendichtheid in invloedsgebied

Het plangebied Holtum I en II en Sluisweg bestaat hoofdzakelijk uit bedrijventerreinen, waar verschillende typen bedrijven gevestigd zijn. Enkele voorbeelden van deze typen bedrijven zijn productie-, transport- en reparatiebedrijven, detailhandel en bouwnijverheid. Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan blijft de personendichtheid gelijk. Om deze reden heeft er in het kader van dit bestemmingsplan dan ook geen kwantitatieve beschouwing van de risico's plaatsgevonden.


Mogelijkheden voor hulpverlening

Voor de beschouwing van de mogelijkheden voor hulpverlening is onderscheid gemaakt tussen de bereikbaarheid van het plangebied, in het plangebied en de bereikbaarheid van de risicobron.


De bereikbaarheid van het plangebied moet tweezijdig zijn. Dit is in het geval van een toxisch scenario belangrijk voor de hulpdiensten, zodat ze altijd bovenwinds kunnen aanrijden. In de huidige situatie voldoet het plangebied hieraan.


De bereikbaarheid in het plangebied moet ook tweezijdig zijn. Dit is voornamelijk voor de ontvluchting van de personen in dat gebied. De vluchtwegen dienen een andere route te zijn dan de aanrijdroute voor brandweervoertuigen. In de huidige situatie zijn er voldoende vluchtwegen voorhanden zonder dat de hulpdiensten worden gehinderd.


De bereikbaarheid van de risicobronnen is voor de bronbestrijding essentieel. Zonder deze bereikbaarheid kan de brandweer niet optreden bij een risicobron. Langs het Julianakanaal is over de hele lengte naast het plangebied een parallelweg gelegen die uitkomt op de Sluisweg. Deze is echter niet via alle aansluitende wegen bereikbaar doordat de parallel is afgescheiden met bomen of struiken en in enkele gevallen met afzettingen. Door deze afscheiding te verwijderen wordt de parallelweg en daarmee ook het Julianakanaal beter bereikbaar. De A2 is bereikbaar via de toe- en afritten op de dichtstbijzijnde knooppunten. Via de parallelwegen is de bereikbaarheid beperkt door de ligging van de sloot aan weerszijden en de zijde van het plangebied ook nog bomen en struiken. De bedrijventerreinen Holtum I en II en Sluisweg kennen verder een goede infrastructuur qua wegen.


Bij een ongeval met toxische gassen en vloeistoffen kan de brandweer, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen met water. Hiervoor is in het plangebied voldoende bluswater (primair en secundair) aanwezig.


In geval van een plasbrand, een fakkelbrand of een 'warme' BLEVE richt de brandweer zich op het blussen van de secundaire branden, de gebiedsevacuatie en waar mogelijk het indammen of beperken van de primaire brand.


De bovenstaande beschouwing van de bereikbaarheid laat zien dat er enkele aandachtspunten zijn over de bereikbaarheid van de A2, het Julianakanaal en het LPG-tankstation, maar niet zodanig dat er een knelpunt ontstaan is.


Mogelijkheden voor zelfredzaamheid van aanwezigen

Het succes van de zelfredzaamheid hangt af van twee aspecten:

  • De mate waarin de gebiedsinrichting de zelfredzaamheid bevordert.
  • De mogelijkheid om slachtoffers te voorkomen, gezien het maatgevende scenario.


In het plangebied bevinden zich vooral zelfredzame personen. Het gebied is verder goed omsloten (vluchtwegen) en er zijn voldoende objecten aanwezig om te schuilen. Er zijn geen scholen of zorgcentra aanwezig. Voor een calamiteit met giftige stoffen is de beste optie om zo snel mogelijk schuilen in gebouwen. Afhankelijk van de afstand tot de risicobron moet het gebied bij een plasbrand, fakkelbrand of een BLEVE zo snel mogelijk worden ontvlucht.


De risico- en crisiscommunicatie kunnen bijdragen aan de zelfredzaamheid van de aanwezige personen. In navolging van de Kadernota Integrale Veiligheid 2011-2014 wil de gemeente Sittard-Geleen een project starten ter verbetering van de zelfredzaamheid van burgers.


Mogelijke risicoverlagende maatregelen

De mogelijkheden van de gemeente om bronmaatregelen te treffen zijn beperkt, in het kader van dit beheerplan. Met betrekking tot de buisleidingen is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen conform het Besluit externe veiligheid Buisleidingen

3.2.3.5 Advies Brandweer

In het navolgende is een samenvatting van het brandweer advies opgenomen.


Voor de brandweer relevante veranderingen binnen het plan

Uit de planmotivering van de toelichting blijkt dat het doel van het nieuwe bestemmingsplan is het bieden van een adequate en eenduidige planologische regeling. Omdat het gaat om bestaande en al grotendeels ingerichte bedrijventerreinen, heeft het bestemmingsplan een beheersgericht karakter. Uitgangspunt is dan ook dat de feitelijke situatie, voor zover legaal, wordt vastgelegd. Binnen het plan zullen, eventueel via flexibiliteitsregelingen, reguliere ontwikkelingsmogelijkheden voor de aanwezige bedrijven worden geboden. Bedrijventerrein Sluisweg is nog niet ingedeeld.


Risicobronnen in het gebied

In en nabij het plangebied zijn de volgende risicobronnen gelegen: transportroutes voor gevaarlijke stoffen over het Julianakanaal, spoor en de A2, hogedruk gastransportleiding, olietransportleiding, LPG-tankstation, Rail en barge terminal Born BV en Campina Holland Cheese.


Scenario's

Gezien de afstand van de risicobronnen tot het plangebied zijn voor de hulpverlening de volgende ongevalscenario's belangrijk. Ongevallen met:

  • 1. tankwagen/schip gevuld met een brandbare vloeistof (bijvoorbeeld benzine);
  • 2. tankwagen/schip/buisleiding gevuld met een gecomprimeerd brandbaar gas (bijvoorbeeld LPG);
  • 3. tankwagen/schip/inrichting gevuld met een gecomprimeerd toxisch gas (bijvoorbeeld ammoniak).


Een aantal van deze ongevallen treden zodanig snel op dat dit niet voorkomen kan worden (koude BLEVE, instantaan vrijkomen stoffen). Wel kan een goede voorbereiding en inrichting van objecten en het gebied de effecten zoveel mogelijk beperken. Deze maatregelen zijn gericht op de bron, het effect en de zelfredzaamheid.


De brandweer geeft een advies met betrekking tot mogelijk te nemen maatregelen ter verbetering van de beheersbaarheid van incidenten en de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied.


Bronmaatregelen zijn de meest effectieve maatregelen die kunnen worden genomen om het risico te beperken. Met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en het water zijn dat voornamelijk maatregelen die gaan over het verminderen van de hoeveelheden en het verbeteren van de omstandigheden. Over het nemen van dergelijke maatregelen kan evenwel in het kader van deze (ruimtelijke) procedure niet worden beslist.

3.2.3.6 Conclusie

In het plangebied en directe omgeving zijn diverse risicobronnen aanwezig. Het onderhavige bestemmingsplan betreft een conserverend plan, waarbij geen verandering in personendichtheden ten opzichte van de huidige bestemde situatie, geen verandering naar kwetsbare bestemmingen of grote nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan. Dit betekent dat er geen verandering in de hoogte van de risico's plaatsvindt.


Daarnaast liggen binnen de zogenaamde PR10-6 contouren geen kwetsbare objecten en is middels een planregel geborgd dat deze ook niet kunnen worden gerealiseerd binnen de bestaande contour van het LGP tankstation.


Op basis van de verantwoording groepsrisico en mede gelet op het brandweeradvies wordt het onderhavig bestemmingsplan aanvaardbaar geacht.


De gemeente Sittard-Geleen heeft daarnaast een algemeen extern veiligheidsbeleid en werkt o.a. aan de volgende projecten (die bijdragen aan een verdere verbetering van externe veiligheid ook voor het onderhavige plangebied):

  • in navolging van de Kadernota Integrale Veiligheid (2011-20140 wordt een project opgezet om de zelfredzaamheid van burgers en medewerkers van bedrijven te verbeteren;
  • de gemeente heeft een projectgroep bluswatervoorziening ingericht, deze inventariseert de eventuele knelpunten binnen de gemeente en draagt oplossingen hiervoor aan;
  • wat betreft de bereikbaarheid gaat de gemeente na of voor relevante wegen de bereikbaarheid door gerichte maatregelen (bijvoorbeeld verwijderen bomen en of struiken en bepaalde afzettingen) kan worden verbeterd.

3.2.4 Luchtkwaliteit

Overwegingen

In essentie is er sprake van een conserverend plan waarbij de verouderde plannen worden geactualiseerd naar de huidige wetgeving. De aard van de aanwezige bedrijven in relatie tot luchtkwaliteit verandert hiermee niet. Bij nieuwe ontwikkelingen zal hierbij een apart (Wabo)traject worden gevolgd.


Wettelijk kader

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer (Wm) kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere ten gevolge van het verkeer.


Conform artikel 5.16 van de Wm zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen. Om welke bevoegdheden het gaat is expliciet vastgelegd, in het kader van het huidige project gaat het om een bestemmingsplanprocedure op grond van de Wet Ruimtelijke Ordening.


Indien het uitoefenen van bevoegdheden gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 lid 1 Wm):

  • a. het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • b. de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit of blijft ten minste gelijk;
  • c. het bestemmingsplan "niet in betekenende mate" bijdraagt bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • d. de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).


Beoordeling

Het bestemmingsplan biedt geen nieuwe mogelijkheden die de luchtkwaliteit significant beïnvloeden en er is ook geen sprake is van een significante toename van de verkeersintensiteit ten opzichte van de mogelijkheden binnen het vigerende bestemmingsplan.


Daarmee is aannemelijk dat ten gevolge van de planwijziging de luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van het vigerende bestemmingsplan.


Op grond van de Wm is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt immers voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid 1 onder b: de luchtkwaliteit blijft tenminste gelijk ten gevolge van de vaststelling van de bestemmingsplanwijziging.

3.2.5 Water

Het bestemmingsplan is een zogenaamd beheerbestemmingsplan. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen wordt het hiervoor geldende waterbeleid gevolgd zoals opgenomen in hoofdstuk 2. Uitgangspunt bij nieuwbouw dan wel herinrichting is dat de voorkeursvolgorde vanuit het waterbeleid wordt toegepast.

Het uiterste noordelijk deel van het plangebied is aangeduid als freatisch grondwaterbeschermingsgebied. Voor het hele plangebied geldt dat het binnen de boringsvrije zone "Roerdalslenkzone II' is gelegen. In deze gebieden gelden beschermende maatregelen om de kwaliteit van het grondwater en de bodem te waarborgen. De Omgevingsverordening Limburg (OvL) is van toepassing op deze gebieden.

De Omgevingsverordening Limburg (OvL) sluit bepaalde categorieën bedrijven uit. Dit betekent dat ontwikkeling van bepaalde categorieën bedrijven in grondwaterbeschermingsgebieden niet zijn toegestaan. De bijlage behorende bij artikel 2.10 van de OvL geeft een overzich van deze categorieën bedrijven en is van toepassing op dit bestemmingsplan. Ook mogen in grondwaterbeschermingsgebieden diverse stoffen of maar een beperkte hoeveelheid hiervan niet worden opgeslagen in een inrichting. De bijlage behorende bij artikel 2.11 van de OvL geeft een overzicht van deze stoffen en is van toepassing op dit bestemmingsplan.

Tevens is het verboden om een bodemenergiesysteem (zie artikel 2.9, lid 1 van de OvL) aan te brengen in het grondwaterbeschermingsgebied en de Roerdalslenk, boringsvrije zone II. Daarnaast zijn bodemactiviteiten beneden 3,0 m-maaiveld in grondwaterbeschermingsgebieden niet zondermeer toegestaan (zie artikel 2.9 lid 4 van de OvL). Voorneming van deze activiteit dient minimaal vier weken voorafgaande aan de uitvoering hiervan schriftelijk worden gemeld aan de provincie Limburg.

Julianakaal en Maas

Het plangebied grenst aan de westzijde aan het Julianakanaal. Verder in westelijke richting ligt de Maas.

De hoogteligging van het plangebied is circa 30 - 33 m. + NAP. De hoogteligging van het plangebied verloopt van Noord naar Zuid van circa 30 m. + NAP naar 33 m. + NAP.

Het betreft een grondwaterinfiltratiegebied. Aan de noordzijde van het plangebied loopt de Geleenbeek. De Geleenbeek staat in rechtstreekse verbinding met de Maas. In het plangebied bevonden zich grindlagen. Deze grondlagen staan in verbinding met de Maas. Bij hoogwater Maas kan via deze grindlagen kwelwater optreden.

In het huidige situatie is geen informatie bekend over eventuele (grgond)wateroverlast in het plangebied.

Watersysteem

Het bedrijfsafvalwater is aangesloten op een zogenaamd droogweerafvoerstelsel (dwa-stelsel). Op het bedrijventerrein is een verbeterd gescheiden rioolstelsel aanwezig.

Waterzuiveringstechnische werken

In het bestemmingsplangebied Sluisweg en Holtum Noord I en II zijn de rioolwatertransportleiding Grevenbicht - E9 (65.03) en rioolwatertransportleiding Grevenbicht - Susteren (65.15) in beheer en onderhoud bij het WBL gelegen. In het plangebied betreft de rioolwatertransportleiding Grevenbicht - E9 (65.03) een beton/Ac/PVC leiding met een inwendige diameter van 400 mm. De rioolwatertransportleiding A2 - Susteren (65.15) betreft een GVK leiding met een inwendige diameter van 1000 mm.

Beide rioolwatertransportleidingen hebben een planologische beschermingszone van 5 meter breed, 2,50 meter aan weerszijden van de leiding, gemeten vanuit het hart van de leiding. Deze rioolwatertransportleidingen zijn via een dubbelbestemming in de regels opgenomen.

 

3.2.6 Cultuurhistorie en archeologie

Op grond van de nieuwe Monumentenwet worden gemeenten verantwoordelijk geacht voor de omgang met archeologische waarden in gemeentelijk grondgebied. Gemeenten moeten bijvoorbeeld bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

Voor de gemeente Sittard-Geleen is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld (augustus 2010). Het doel van het opstellen van deze kaart is om ten behoeve van toekomstige planvorming en planuitvoering inzicht te verschaffen in de aanwezigheid en het karakter van de archeologische en historische resten in de gemeente. Door aan de verwachte en bekende archeologische en historische resten een concreet beleidsadvies te koppelen, vormt de kaart een eerste praktisch handvat bij de inpassing van de archeologie bij planvorming en uitvoering in de gemeente.

De verwachtingswaarden uit de beleidsadvieskaart zijn vertaald in archeologische waarden in dit bestemmingsplan. Hiermee is dit archeologisch beleid vertaald in een jurische regeling voor het plangebied. In de hierop volgende afbeelding is een uitsnede weergegeven waarin het plangebied is gelegen. Voor de exacte begrenzing en bijbehorende archeologische waarde wordt verwezen naar de verbeelding bij dit bestemmingsplan.

Voor elke verwachtingswaarde gelden restricties ten aanzien van bodemingrepen. In de hierop volgende tabel staat voor elke categorie aangegeven bij welke diepte nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

In onderstaande kaart is dit schematisch opgenomen.

De beleidsnota archeologie en monumenten is vastgesteld d.d. 13 september 2012.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02_0020.png"

Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02_0021.png"

Van de mogelijk 7 beleidscategorieën zijn er in dit plan 2 aanwezig, namelijk beleidscategorie 2 en 4.

Aan de beleidscategorieën 2 en 4 worden in dit bestemmingsplan planregels gekoppeld:

  • Voor beleidscategorie 2 (= waarde archeologie 1) geldt dat er bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 30 cm -Mv archeologisch vooronderzoek nodig is.
  • Voor beleidscategorie 4 (= waarde archeologie 2) geldt dat er bij bodemingrpen groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm -Mv archeologisch vooronderzoek nodig is.

Verbeelding

Op de verbeelding zijn de dubbelbestemmingen opgenomen.

Cultuurhistorie

In het plangebied zelf zijn geen rijksmonumenten, provinciale- of gemeentelijke monumenten aanwezig. In de cultuurhistorische inventarisatie van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart wordt binnen het plangebied enkel een deel in het zuiden aangeduid als "sedert 1830 weinig veranderd verkavelingspatroon". Zie onderstaande afbeelding. Dit biedt verder geen concrete randvoorwaarden voor het voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.BPHoltumnoord-VA02_0023.png"

3.2.7 Ecologie

Het plangebied is niet gelegen in een wat betreft natuur beschermd gebied, zoals een Natura 2000-gebied, Ecologisch Hoofdstructuur of Provinciale Ontwikkelingszone Groen.

Het plangebied heeft de functie industriegebied. Het onderhavige belemmeringsplan is een zogenaamd beheerbestemmingsplan dat geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt die een significant effect op flora en fauna hebben.

Indien in het plangebied ontwikkelingen plaatsvinden zal hiervoor het geldende wettelijk kader worden gevolgd zoals aanvraag van noodzakelijke vergunningen of ontheffingen en worden voldaan aan de verplichtingen zoals opgenomen in de flora- faunawet.

3.2.8 Kabels en leidingen in relatie tot externe veiligheid

In het plangebied ligt de hogedruk gasleiding W-540-014 van de Nederlandse Gasunie. In paragraaf 3.2.3 zijn de consequenties wat betreft externe veiligheid beschreven en in hoofdstuk 5 de bijbehorende planregels.