direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Schipluiden 2007
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1842.bp21KSLGec-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kern Schipluiden 2007 met identificatienummer NL.IMRO.1842.bp21KSLGec- van de gemeente Midden-Delfland. Dit betreft een geconsolideerde versie van:

  • bestemmingsplan Kern Schipluiden 2007, vastgesteld 27 januari 2009 met besluitnummer 2009-4-05;
  • uitwerkingsplan Keenenburg III, vastgesteld 1 december 2009 met besluitnummer 2009009054.
1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden

is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.8 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologische deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergunning beschikt.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 bebouwing

een of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.15 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.16 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 bestaand gebruik

het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

1.19 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming

van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.20 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan zijn of alsnog kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.24 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde

bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.26 bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw en kapverdiepingen.

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak

een op de verbeelding als zodanig aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten, zoals in de planregels bedoeld.

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.33 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt.

1.34 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.35 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie gelijk dan wel deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst.

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.37 detailhandel in volumineuze goederen

een detailhandelsbedrijf in de volgende te onderscheiden categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.38 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.41 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.42 horecabedrijf

een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  • a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  • c. het verstrekken van nachtverblijf.
1.43 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.44 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.46 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, gezondheidszorg, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid, openbare dienstverlening, verenigingsleven en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.47 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.48 onderbouw

een kelder of een souterrain.

1.49 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.50 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.51 peil

het peil:

  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.52 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.53 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.54 restaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.55 risicovolle inrichting

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.56 sporthal

een complex bedoeld voor binnen- en buitensportactiviteiten, alsmede aan sport en gezondheid gerelateerde voorzieningen.

1.57 Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"

de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerreinen" die van deze regels deel uitmaakt.

1.58 Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"

de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" die van deze regels deel uitmaakt.

1.59 Staat van Horeca-activiteiten

de bijlage Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.60 tuinmeubilair

voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen

voorzieningen.

1.61 verbijfsmiddelen

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde.

1.62 voorgevel

de gevel van een woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

1.63 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.64 woongebouw

een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.65 zolder

gedeelte van een gebouw, waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en de onderkant van het dak nergens meer dan 1,2 m bedraagt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen

constructiedeel. Indien een gebouw verschillende goothoogten heeft, wordt voor het bepalen

van de goothoogte uitgegaan van de goothoogte aan de voorgevel van het gebouw. Indien zich

daar geen goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt ingeval van

verschillende goothoogten van de laagste goothoogte uitgegaan.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

Vanaf het begane grondpeil, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)

en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw

zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de bouwhoogte van een balkonhek/dakterrasafscheiding

Tussen het hoogste punt van het balkonhek of dakterrasafscheiding en de bovenkant van het

dak.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd

op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de breedte, lengte en diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.7 afstanden

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen

worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.8 de vloeroppervlakte van een gebouw

De bruto vloeroppervlakte, zoals omschreven in de Nederlandse Norm NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van agrarische activiteiten en voor de verkoop van eigen producten;
  • b. bij deze functies behorende ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
  • b. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
  • c. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
  • d. 2 m voor tuinmeubilair;
  • e. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. 15 m voor silo's en hooibergen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Opslag van goederen is niet toegestaan.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2": bedrijven tot en met bedrijfscategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerreinen";
  • b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1": bedrijven tot en met bedrijfscategorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerreinen";
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijf tot en met categorie b1 ": bedrijven tot en met bedrijfscategorie b1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijf tot en met categorie b2": bedrijven tot en met bedrijfscategorie b2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf": tevens een autoherstelinrichting, met spuitcabine;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - aannemingsbedrijf": tevens een aannemingsbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening": tevens nutsvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding "verkoop van motorbrandstoffen met lpg": tevens verkoop van motorbrandstoffen met lpg;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning": een bedrijfswoning;
  • j. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:

a Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" is aangegeven;

b Bedrijfswoningen
  • d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen mag ten hoogste 650 m³ bedragen;

c Bijbehorende bouwwerken
  • f. per bedrijfswoning mag ten hoogste 50 m² aan bijgebouwen worden gebouwd met een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5 m;

d Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 6. 5 m voor overkappingen ter plaatse van de aanduiding "verkoop van motorbrandstoffen inclusief lpg";
    • 7. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • b. uitoefening van detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestandsdeel vormt van de bedrijfsuitoefening, is toegestaan;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
4.4 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in één bedrijfscategorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.1 genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.1 genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid planmer-plichtige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming

Bedrijf zodanig wijzigen dat activiteiten, zoals bedoeld in lid 4.3 onder d, zijn toegestaan, mits

vooraf een milieueffectrapportage wordt opgesteld volgens de eisen op grond van de Wet milieubeheer.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "tuincentrum": uitsluitend een tuincentrum;
  • d. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" is aangegeven;

b Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 6. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen, buiten het bouwvlak en in de openlucht is niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is de opslag van goederen buiten het bouwvlak uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding "tuincentrum", tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  • d. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan;
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • f. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, waarbij geldt dat het bedrijfsvloeroppervlak per vestiging ten hoogste 300 m² mag bedragen;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca tot en met ten hoogste horecacategorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. gezondheidszorg;
  • e. zorg en welzijn;
  • f. jeugd/kinderopvang;
  • g. verenigingsleven;
  • h. wonen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf": tevens voor bedrijven tot en met bedrijfscategorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
  • j. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - dakterras" tevens voor dakterrassen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding "garages en bergplaatsen": tevens voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en voor de opslag van niet voor handel en distributie bestemde goederen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met categorie 2": tevens voor horeca tot en met ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening": tevens voor nutsvoorzieningen;
  • n. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losruimte.
6.2 Bouwregels
6.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" is aangegeven;
  • c. bouwwerken die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalende bebouwing" mogen geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd en/of gedeeltelijk worden uitgebreid, mits met het betrokken bouwplan de bestaande nokrichting gehandhaafd blijft;
  • d. ter plaatse van de aanduiding beeldbepalende bebouwing zijn dakkapellen en dakopbouwen aan de voorzijde van het hoofdgebouw en aan de voorzijde van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet toegestaan;

b Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% tot een maximum van 50 m² bedragen van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 6.1, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 15 m² van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 6.1 onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder e mag het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 75 m² bedragen, indien de oppervlakte van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 6.1 ten minste 250 m² bedraagt;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. balkons en dakterrassen op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder i zijn dakterrassen toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding = dakterras";

c Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 1 m voor dakterrasafscheidingen;
    • 4. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 5. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 7. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  • c. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.

6.3.2

Het is toegestaan om gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, te gebruiken voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 40 m²;
  • b. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
6.4 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1:

  • a. om horecabedrijven toe te laten in één horecacategorie hoger dan in lid 6.1 aangegeven, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 6.1 genoemde horecacategorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de in lid 6.1 genoemde horecacategorieën van de Staat van Horeca-activiteiten.
6.5 Afwijkingsbevoegdheid dakterrassen op aan- en uitbouwen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder i en j om dakterrassen mogelijk te maken, met dien verstande dat het gebruik van het dakterras niet mag leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op de privacy in belendende woningen als gevolg van inkijk.

6.6 Afwijkingsbevoegdheid dakkapel/dakopbouw
6.6.1

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub f, met inachtneming van lid 6.2.2 sub c en d, teneinde een dakkapel of dakopbouw mogelijk te maken aan de voorzijde van:

  • a. het hoofdgebouw;
  • b. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.

6.6.2

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.6.1, mits burgemeester

en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de Monumentencommissie, omtrent de vraag of

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde dan wel de voor het

gebied kenmerkende verschijningsvorm van de gebouwen en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen, plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor terreinafscheidingen;
  • b. 4 m voor speeltoestellen;
  • c. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk": maatschappelijke doeleinden;
  • c. bij deze functies behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.
8.2 Bouwregels
8.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

8.2.2

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" is aangegeven;

b Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 9 Kantoor - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk": maatschappelijke doeleinden;
  • c. een brandweeruitrukpost met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 700 m²;
  • d. ten minste 31 parkeerplaatsen;
  • e. groen, voor een oppervlak van ten minste 600 m²;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en overige parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

9.2.2

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" is aangegeven;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage;
  • e. gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • f. de helling van de kap bedraagt ten minste 30 graden en ten hoogste 60 graden.

b Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • h. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik geldt de volgende regel:

  • a. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van de kantoren en brandweer tezamen bedraagt ten hoogte 6.000 m².

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gezondheidszorg;
  • b. jeugd/kinderopvang;
  • c. onderwijs;
  • d. religie;
  • e. sociaal-culturele instellingen;
  • f. verenigingsleven;
  • g. zorg en welzijn;
  • h. aan de bestemming ondergeschikte horeca;
  • i. ter plaatse van de aanduiding "sport": tevens voor sportvoorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning": tevens voor een dienstwoning;
  • k. ter plaatse van de aanduiding "wonen": tevens voor wonen;
  • l. bij deze functies behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.
10.2 Bouwregels
10.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2.2

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalende bebouwing" mogen bouwwerken geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd en/of gedeeltelijk worden uitgebreid, mits met het betrokken bouwplan de bestaande nokrichting gehandhaafd blijft;
  • e. ter plaatse van de aanduiding beeldbepalende bebouwing zijn dakkapellen en dakopbouwen aan de voorzijde van het hoofdgebouw en aan de voorzijde van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet toegestaan;

b Dienstwoningen
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning" mag ten hoogste één dienstwoning worden gebouwd;
  • g. de inhoud van een dienstwoning inclusief aan- en uitbouwen mag ten hoogste 650 m³ bedragen;

c Bijgebouwen
  • h. per dienstwoning mag ten hoogste 50 m² aan bijgebouwen worden gebouwd met een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5 m;

d Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • i. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.3 Afwijkingsbevoegdheid dakkapel/dakopbouw
10.3.1

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2

sub g, met inachtneming van lid 10.2.2 sub d en e, teneinde een dakkapel of dakopbouw mogelijk te

maken aan de voorzijde van:

  • a. het hoofdgebouw;
  • b. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.

10.3.2

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.3.1, mits de burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnnen bij de Monumentencommissie, omtrent de vraag of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden dan wel de voor het gebied kenmerkende verschijningsvorm van de gebouwen en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "kinderboerderij": uitsluitend een kinderboerderij;
  • b. bij deze functies behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen en water;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening": uitsluitend een speelvoorziening.
11.2 Bouwregels
11.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van bergingen met een maximale inhoud van 25 m³, worden gebouwd.

11.2.2

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a Speeltoestellen
  • a. ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening" mogen uitsluitend speeltoestellen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag ten hoogste 4 m bedragen;

b Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - carport": overkappingen ten behoeve van parkeren.
12.2 Bouwregels
12.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen

en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.

12.2.2

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.1 zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - carport" overkappingen ten behoeve van parkeren toegestaan met een maximale goothoogte van 3 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.1 zijn erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw toegestaan, met in achtneming van het volgende:
    • 1. de diepte bedraagt ten hoogste 1 m gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
    • 3. de breedte bedraagt ten hoogste 2/3 van de gevelbreedte;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 6. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening": tevens voor nutsvoorzieningen;
  • e. bij deze functies behorende bermen, beplantingen, nutsvoorzieningen en water.
13.2 Bouwregels
13.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

13.2.2

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de breedte van een brug ter ontsluiting van een agrarisch- of bedrijfsperceel mag ten hoogste 5 m bedragen;
  • b. de breedte van een brug ter ontsluiting van andere dan onder a genoemde percelen waarop zich een hoofdgebouw bevindt mag ten hoogste 3 m bedragen.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de wateraanvoer en -afvoer, alsmede voor de waterberging;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - boten verhuur": een bedrijf wat zich bezighoudt met de verhuur ten behoeve van de watersport.
14.2 Bouwregels
14.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd.

14.2.2

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de breedte van een brug ter ontsluiting van een agrarisch of bedrijfsperceel mag ten hoogste 5 m bedragen;
  • b. de breedte van een brug ter ontsluiting van andere dan onder a genoemde percelen waarop zich een hoofdgebouw bevindt mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van steigers mag ten hoogste 6 m² bedragen.
14.3 Afwijkingsbevoegdheid horecapaviljoen

Het bevoegd gezag kan plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - vrijstelling horecapaviljoen", met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor de vestiging van ten hoogste één drijvend horecabedrijf tot en met ten hoogste horecacategorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten met dien verstande dat:

  • a. er geen afbreuk wordt gedaan aan het woon-leefmilieu in de omgeving;
  • b. het paviljoen zich richt op passende recreanten;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeerssituatie;
  • d. extra parkeerplaatsen gerealiseerd worden waarvoor aanvrager zelf dient zorg te dragen;
  • e. de goothoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  • f. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze functies behorende erven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - garages en bergplaatsen": uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en voor de opslag van niet voor handel en distributie bestemde goederen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk": tevens voor zorg- en welzijnsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

15.2.2

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalende bebouwing" mogen bouwwerken geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd en/of gedeeltelijk worden uitgebreid, mits met het betrokken bouwplan de bestaande nokrichting gehandhaafd blijft;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalende bebouwing" zijn dakkapellen en dakopbouwen aan de voorzijde van het hoofdgebouw en aan de voorzijde van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet toegestaan;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" is gestapelde bouw toegestaan;

b Garages en bergplaatsen
  • g. de goothoogte van garages en bergplaatsen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van garages en bergplaatsen mag ten hoogste 4,5 m bedragen;

c Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • i. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% tot een maximum van 50 m² bedragen van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 15.1, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 15 m² van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 15.1 onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i mag het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 75 m² bedragen, indien de oppervlakte van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 15.1 ten minste 250 m² bedraagt;
  • k. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • l. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • m. de diepte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 50% van de diepte van de woning bedragen;
  • n. balkons en dakterrassen op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan;

d Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • o. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 6. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit door de bewoner van het desbetreffende pand wordt uitgeoefend;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 40 m²;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
15.4 Afwijkingsbevoegdheid dakkapel/dakopbouw
15.4.1

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 sub g, met inachtneming van lid 15.2.2 sub d en e, teneinde een dakkapel of dakopbouw mogelijk te maken aan de voorzijde van:

  • a. het hoofdgebouw;
  • b. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.

15.4.2

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.4.1, mits de burgemeester en wethouder schriftelijk advies inwinnnen bij de Monumentencommissie, omtrent de vraag of

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde dan wel de voor het

gebied kenmerkende verschijningsvorm van de gebouwen en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 16 Waarde - Hoge archeologie waarde

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Hoge archeologie waarde aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels
16.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

16.2.2

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken slechts toelaatbaar, indien voldaan wordt aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

16.2.3

Het bepaalde in dit lid onder 16.2.2 onder a en b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Hoge archeologie waarde zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling, zoals in lid 16.2.3 bedoeld, is verleend;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

16.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 16.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 16.2.1, 16.2.2 en 16.2.3 in acht is genomen;
  • b. een vloeroppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

16.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, door op de verbeelding:

  • a. de bestemming Waarde - Hoge archeologie waarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn;
  • b. de bestemming Waarde - Hoge archeologie waarde alsnog toe te kennen aan gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 17 Waarde - Middelhoge archeologie waarde

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Middelhoge archeologie waarde aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels
17.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

17.2.2

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken slechts toelaatbaar, indien voldaan wordt aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

17.2.3

Het bepaalde in dit lid onder 17.2.2 onder a en b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 80 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Middelhoge archeologie waarde zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 80 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling, zoals in lid 17.2.3 bedoeld, is verleend;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

17.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 17.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 17.2.1, 17.2.2 en 17.2.3 in acht is genomen;
  • b. een vloeroppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

17.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, door op de verbeelding:

  • a. de bestemming Waarde - Middelhoge archeologie waarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn;
  • b. de bestemming Waarde - Middelhoge archeologie waarde alsnog toe te kennen aan gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 18 Waarde - Waterstaat

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Waterstaat aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar

geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding, wateraanvoer en -afvoer;
  • b. instandhouding van waterkeringen en bijbehorende beschermingszone(s);
  • c. bij deze functies behorende waterstaatkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

18.2.2

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;

18.2.3

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.3 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels. Afwijking wordt verleend indien het waterstaatkundige belang niet onevenredig wordt geschaad.

18.4 Adviesprocedure

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de andere bestemmingen, mits de burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de betrokken waterbeheerder(s).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Hoogteaanduiding

19.1

Voor de ten hoogste toelaatbare hoogte van gebouwen dienen – onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 van de regels is bepaald – de op de kaart aangegeven hoogten in acht genomen te worden.

19.2

De ten hoogste toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald. Voor zover op de kaart of in hoofdstuk 2 de goot- of boeibordhoogte is aangegeven, mag de ten hoogste toelaatbare hoogte tevens worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.

19.3

Voor zover noch op de verbeelding noch in de regels regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de op de kaart aangegeven ten hoogste toelaatbare goothoogte de ten hoogste toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan.

Artikel 20 Molenbiotoop

20.1

Indien de molen buiten het plangebied in het buitengebied is gelegen, gelden ter plaatse van de desbetreffende aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop 100m" en "vrijwaringszone - molenbiotoop 400m" de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop 100m" wordt binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop 100m" wordt binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

Vervolgens wordt vanaf deze grens een schuine lijn getrokken met een stijging van telkens 1 m per 30 m. Deze lijn geeft - vanaf deze grens en ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop 100m" en "vrijwaringszone - molenbiotoop 400m" - de maximaal toelaatbare bebouwingshoogte aan.

20.2

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

lid 20.1, indien:

  • a. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
  • b. toepassing van de in lid 20.1 bedoelde maten de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
20.3

Indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit artikel geldt de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

Artikel 21 Gebruik van gronden en bouwwerken

21.1

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

21.2

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 21.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 22 Percentages en dubbeltelbepaling

Percentages

  • a. Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

Antidubbeltelbepaling

  • b. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en

hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 24 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken;
  • d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden - af te wijken van de bepalingen in het plan voor:
    • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
  • 2. Afwijken kan niet indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 27 Algemene procedurebepaling

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid en een uitwerkingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 28 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals

deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Bestaande afstanden en andere maten
  • 1. Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • 2. In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • 3. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 29.1.1 en 29.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
29.2 Gebruik in strijd met het plan
  • 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet.
  • 2. Wijziging van het in lid 29.2.1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, indien hierdoor de bestaande afwijkingen van het plan naar aard en/of intensiteit worden verkleind.
  • 3. Het bepaalde in lid 29.2.1 en 29.2.2 is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan - daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan - en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
29.3 Bouwen in strijd met het plan
  • 4. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan afwijkt van het plan en dat hetzij op het tijdstip van tervisielegging, hetzij na dit tijdstip, is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, mag, mits de bestaande afwijkingen niet worden vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan.
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 29.3.1 ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlakte respectievelijk hoogte.
  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 29.3.1 onder b, voor zover dit vanwege een ter zake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is.

Artikel 30 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in:

is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kern Schipluiden 2007' van de gemeente Midden-Delfland.