1.3 Geldend bestemmingsplan
Binnen het plangebied was, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, het planregime van het bestemmingsplan ‘Glastuinbouwgebied Westland’ van kracht. Hierin hebben de binnen het plangebied gelegen gronden ingevolge artikel 3 de bestemming ‘Agrarisch-glastuinbouw (A-GT)’, ingevolge artikel 6 de bestemming ‘Cultuur en ontspanning (CO), ingevolge artikel 13 de bestemming ‘Natuur (N)’, ingevolge artikel 18 de bestemming ‘Verkeer (V)’, ingevolge artikel 25 de nadere aanduiding ‘Leiding-Hoogspanningsverbinding (L-HV)’ en ingevolge artikel 27 de nadere aanduiding ‘Waarde-Archeologie (WR-A) met functieaanduiding specifieke vorm van waarde (SWR-2)’.
Ingevolge artikel 3.1. van voornoemd bestemmingsplan zijn voor agrarisch-glastuinbouw aangewezen gronden bestemd voor een (volwaardig en doelmatig) glastuinbouwbedrijf.
Het gebruik en bebouwen van de gronden ten behoeve van een fietsverbinding past niet binnen de genoemde bestemming.
Ingevolge artikel 6.1. van voornoemd bestemmingsplan zijn voor cultuur en ontspanning aangewezen gronden bestemd voor cultuur en ontspanning.
Het gebruik en bebouwen van de gronden ten behoeve van een fietsverbinding past niet binnen de genoemde bestemming.
Ingevolge artikel 13.1. van voornoemd bestemmingsplan zijn voor natuur aangewezen gronden bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige (daaraan eigen) natuurlijke en landschappelijke waarden.
Het gebruik en bebouwen van de gronden ten behoeve van een fietsverbinding past niet binnen de genoemde bestemming.
Ingevolge artikel 18.1. van voornoemd bestemmingsplan zijn voor verkeer aangewezen gronden bestemd voor voet- en rijwielpaden en bij deze bestemming behorende voorzieningen waaronder kunstwerken en bouwwerken (samenvatting).
Het gebruiken en bebouwen van de gronden ten behoeve van een fietsverbinding past binnen de genoemde bestemming.
Ingevolge artikel 18.2.1.sub. a. van voornoemd bestemmingsplan mag de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 10 meter bedragen.
Ten behoeve van de fietsverbinding wordt een pyloon met een hoogte van ca. 40 meter opgericht. Het voorgaande is in strijd met voormeld artikellid.
Ingevolge artikel 18.2.1sub. c. van voornoemd bestemmingsplan bedraagt de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 5 meter.
Ten behoeve van de fietsverbinding worden terpen gestort met een hoogte van ca. 7 meter. Het voorgaande is in strijd met voormeld artikellid.
Ingevolge artikel 25.1 van voornoemd bestemmingsplan zijn voor leiding-hoogspanningsverbinding aangewezen gronden behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding en bij de hoogspanningsverbinding behorende beschermingszone. Ingevolge artikel 25.2 mogen op deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming bouwwerken worden gebouwd.
De bouw van de fietsverbinding vindt niet plaats ten behoeve van onderliggende agrarische bestemming.
Ingevolge artikel 28.1 van voornoemd bestemmingsplan zijn voor waarde-archeologie aangewezen gronden behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Ingevolge artikel 28.2.1 mogen op deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming bouwwerken binnen de beschermingszone worden gebouwd.
De bouw van de fietsverbinding vindt niet plaats ten behoeve van onderliggende agrarische bestemming.
Plankaart
Glastuinbouwgebied Westland
4.3.1 Wettelijk kader
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.
De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riooloverstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi’s) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater.
Handreiking watertoets voor gemeenten 2012
Delfland heeft op 20 maart 2012 de nieuwe 'Handreiking watertoets voor gemeenten' vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Crisis- en herstelwet en de Waterwet.
In paragraaf 4.3.2. is beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding op grond van de in de handreiking opgenomen waterbelangen.
Gemeentelijk beleid
Het Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin worden onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 uitgevoerd worden.
4.6.1 Wettelijk kader
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.