Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Fietsverbinding Vlietpolderplein te Naaldwijk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1783.pbp00000036-VA01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Fietsverbinding Vlietpolderplein te Naaldwijk' van de gemeente Westland.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.pbp00000036-vast met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
 
 
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.9 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.10 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.11 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.12 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.13 boveninsteek
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
 
1.14 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.15 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.16 ondergronds bouwwerk
Een voor mensen toegankelijke ruimte op maaiveldniveau, met uitzondering van kruipruimten
1.17 peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.18 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals:
 
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen
 
1.19 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.
 
1.20 voorgevelrooilijn
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.
 
1.21 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
afstand
 
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
de bouwhoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
de bouwhoogte van een antenne-installatie
 
a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
 
b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
 
de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
 
 
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
de dakhelling
 
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
de goothoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
de hoogte van een windturbine
 
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine
 
de inhoud van een bouwwerk
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
de lengte van een aanlegsteiger
 
de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.
 
de oppervlakte van een bouwwerk
 
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. groenvoorzieningen;
  2. fiets-, voet- en toegangspaden;  
  3. bruggen en duikers;
  4. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen.  
 
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
 
a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
 
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de algemene regels als genoemd in Artikel 11, alsmede dat:
  1. de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt:
 
maximale goothoogte
maximale bouwhoogte
maximale oppervlakte
maximale inhoud
specifieke regeling
speelvoorzieningen
 
3 m
   
overige bedrijfsbouwwerken, geen gebouw zijnde
 
3 m
   
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Natuur" (N) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige (daaraan eigen) natuurlijke en landschappelijke waarden;  
  2. de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;  
  3. de opbouw van het landschap;
  4. beperkt recreatief medegebruik, waaronder dient te worden verstaan wandelen, fietsen en paardrijden; onverharde wegen ten behoeve van het landbouwverkeer;
  5. voet- en fietspaden;
  6. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. voorzieningen van algemeen nut;
  9. een uitkijktoren.
  
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
 
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de algemene regels als genoemd in Artikel 11, alsmede dat:
 
a. de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt:
 
maximale goothoogte
maximale bouwhoogte
maximale oppervlakte
maximale inhoud
specifieke regeling
bouwwerken, geen gebouw zijnde
     
eenvoudige recreatief ondersteunende voorzieningen (zoals wegwijzers en zitbanken)
 
2 m
   
erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn
 
1 m
   
erfafscheiding achter de voorgevelrooilijn
 
2 m
   
een (vlaggen-)mast
 
8 m
   
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
 
8 m
   
b. de afstand van een gebouw tot aan de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 1,5x de bouwhoogte;
c. indien de bestaande vergunde afstand van een gebouw tot aan de bestemmingsgrens minder bedraagt dan de afstand als genoemd onder b., dan mag tot en met de bestaande afstand worden teruggebouwd, mits de goot- en bouwhoogte en oppervlakte aan deze zijde niet worden vergroot.
4.3 Afwijken van de bouwregels
   
4.3.1 Afwijken voor bouwwerken, geen gebouw zijnde
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 van de planregels voor:
a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde voor de brandpreventie of brandbestrijding tot maximaal 35 meter, mits:
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
 
  1. staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met, in de tot "Natuur" bestemde gronden, uit te voeren werken of werkzaamheden;
  2. staanplaats voor wagens;  
  3. agrarische doeleinden, met uitzondering van agrarische doeleinden in het kader van natuurbeheer;
  4. sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden en buitenmaneges;  
  5. het beproeven van voertuigen, zoals de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen en het racen of crossen met motorrijtuigen en (brom)fietsen;
  6. militaire oefeningen;  
  7. het winnen van bosstrooisel of mos;
  8. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, ten behoeve van doeleinden als omschreven in 4.1 lid a. tot en met j.;  
  9. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  10. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.  
 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 voor:
 
  1. het kamperen door groepen met als doelstelling het onderhoud en beheer van het natuurgebied, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden;
  2. het houden van militaire oefeningen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden.  
 
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.6.1 Verbod op werken en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming "Natuur" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door burgemeester en wethouders de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  3. het ontginnen; bodemverlagen, afgraven, ophogen, egaliseren of scheuren van grasland; 
  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  6. het vellen en/of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas dan wel waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
  7. het bebossen van gronden, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt;
  8. het bemalen of draineren van de grond en het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water of het anderszins wijzigen van de grondwaterstand en de waterhuishouding;
  9. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, olie of gas.
4.6.2 Uitzonderingen verbod op werken en werkzaamheden
Het verbod als bedoeld in lid 4.6.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:
  1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  4. vallen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik, met uitzondering van het blijvend scheuren van grasland;
  5. vallen onder het vellen of rooien bij wijze van verzorging van het aanwezige houtgewas;
  6. behoren tot het periodiek kappen van hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan bestaande bodemgebruik.
4.6.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn alleen toelaatbaar, als - gehoord het Hoogheemraadschap van Delfland als de waterhuishouding en/of de waterafvoer in het geding is - door die werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de in lid 4.1 genoemde doeleinden dan wel waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer” (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en paden;  
  2. voet- en rijwielpaden;
  3. parkeervoorzieningen;  
  4. kruisingen en bruggen ter overbrugging van water;
  5. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;  
  6. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  7. straatmeubilair;
  8. voorzieningen van algemeen nut; kunstwerken;  
  9. bouwwerken, geen gebouw zijnde die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, verkeersborden en duikers.
  
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouw zijnde.
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de algemene regels als genoemd in Artikel 11, alsmede dat:
  1. de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt:
 
maximale goothoogte
maximale bouwhoogte
maximale oppervlakte
maximale inhoud
specifieke regeling
bouwwerken, geen gebouw zijnde
     
lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering
 
18 m
   
kunstwerken
 
10 m
   
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
 
5 m
     
   
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Afwijken voor bouwwerken, geen gebouw zijnde
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 van de planregels voor:
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mits:
  • ten behoeve van de realisering van geluidwerende voorzieningen;
  • ten behoeve van de realisering van bruggen;
  • dit niet op verkeerskundige en stedenbouwkundige bezwaren stuit.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. het behoud en herstel van natuurwaarden; groenvoorzieningen;  
  3. infiltratievoorzieningen;
  4. kruisingen en bruggen ten behoeve van wegen en paden;  
  5. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, aanlegsteigers en vlonders;
  6. natuurvriendelijk ingerichte oevers;
  
alsmede voor:
 
    g.   ter plaatse van de functieaanduiding "(wb)", een waterberging.
 
 
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt:
 
maximale goothoogte
maximale bouwhoogte
maximale oppervlakte
maximale lengte
specifieke regeling
bouwwerken, geen gebouw zijnde
     
aanlegsteiger en vlonder*
   
1 m
* geen bebouwing toegestaan op de aanlegsteiger en vlonder
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
 
3 m
   
Artikel 7 Leiding-Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Gas" (L-G) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.
 
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
 
a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
 
 
met dien verstande dat:
 
b. indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Leiding - Gas";
 
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
   
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Afwijken voor de onderliggende bestemming
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat in en ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) bouwwerken, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw-)regels, worden gebouwd, mits:
 
  1. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;  
  2. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  3. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.  
 
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Leiding - Gas" zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning, verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven en ophogen;
  3. het aanbrengen en rooien van diep-wortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  5. diepploegen;
  6. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  7. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
7.4.2 Uitzonderingen verbod
Het verbod als bedoeld in lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
7.4.3 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
Artikel 8 Leiding-Hoogspanningsverbinding
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" (L-HV) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een hoogspanningsverbinding en bij de hoogspanningsverbinding behorende beschermingszone.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
 
  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
 
met dien verstande dat:
 
  1. indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding";
 
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van: 
8.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte van hoogspanningsmasten 60 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Afwijken voor de onderliggende bestemming
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat in en ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) bouwwerken, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw-)regels, binnen de beschermingszone worden gebouwd, mits:
 
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de verbinding;
 
b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder.
 
 
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
8.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Leiding - Hoogspanning" zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning, verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  3. het aanbrengen van hoog opgaande beplantingen en/of bomen;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  5. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  6. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  7. het plaatsen van objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander hoog straatmeubilair.
8.4.2 Uitzonderingen verbod
Het verbod als bedoeld in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.4.3 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar mits:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het doelmatig functioneren c.q. gebruik van de verbinding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 9 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie" (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
 
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
  • indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Waarde - Archeologie";
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
9.2.1 Onderliggende bestemming
Op de gronden mogen ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) bouwwerken, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw-)regels, binnen de beschermingszone worden gebouwd, mits:
  1. voor de verlening van de omgevingsvergunning burgemeester en wethouders schriftelijk advies hebben gevraagd aan de archeologische deskundige van de gemeente Westland of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige, tenzij geen archeologisch onderzoek benodigd is.
9.2.2 Uitzonderingen onderliggende bestemming
De verplichting voor een archeologisch onderzoek geldt niet voor:
  1. kassen;
  2. bouwwerken, werken en werkzaamheden ter plaatse van de functieaanduiding "(swr-2)" met een maximale oppervlakte van 500 m² en maximale diepte beneden maaiveld van 50 cm.
9.2.3 Voorwaarden
Indien uit het in lid 9.2.1 onder a. genoemd archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden als gevolg van het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
9.3.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden te verrichten:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding "(swr-5)" grondwerken dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven of dempen van (hoofd-)watergangen en waterpartijen en het aanleggen van drainage;
  2. grondwerken dieper dan 50 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven of dempen van (hoofd-)watergangen en waterpartijen en het aanleggen van drainage;
  3. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
9.3.2 Uitzonderingen verbod
Het verbod als bedoeld in lid 9.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  4. die archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;
  5. welke betrekking hebben op:
  • kassen;
  • bouwwerken, werken en werkzaamheden ter plaatse van de functieaanduiding "(swr-2)" met een maximale oppervlakte van 500 m² en maximale diepte beneden maaiveld van 50 cm;
9.3.3 Voorwaarden
  1. de werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet worden verstoord;
  2. indien uit het onder a. genoemd archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
  • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • voor de verlening van de omgevingsvergunning hebben burgemeester en wethouders schriftelijk advies gevraagd aan de archeologische deskundige van de gemeente Westland of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige, tenzij geen archeologisch onderzoek benodigd is.
3 Algemene regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
a. De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduiding geeft de maximale bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in meters aan.
b. Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is opgenomen geldt voor de maximaal toelaatbare goot- danwel bouwhoogte het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze planregels.
 
11.2 overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduidingen mogen worden overschreden door:
  • antenne-installaties, mits de hoogte daarvan voldoet aan de algemene hoogtematen als gegeven onder 11.3 van dit artikel;
  • schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, dakkapellen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen;
tenzij bij de bestemmingsregels anders is bepaald.
 
 
11.3 algemene hoogtematen
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij bij de bestemmingsregels anders is bepaald:
 
 
maximale goothoogte
maximale bouwhoogte
maximale oppervlakte
maximale inhoud
specifieke regeling
bouwwerken, geen gebouw zijnde
     
erfscheidingen;
- tussen voorgevelrooilijn en openbareweg
- erfscheidingen elders
 
1 m
   
2 m
   
overkappingen 3 m   
lichtmasten
 
18 m
   
straatmeubilair 3 m   
kunstwerken
 
10 m
   
antennes ten behoeve van telecommunicatie niet zijnde schotelantennes 3 m   
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
 
 
5 m
   
       
 
11.4 overschrijding bouwgrenzen
De op de plankaart aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
 
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
  2. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt; 
  3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
  4. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt; 
  5. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt
 
 
11.5 ondergrondse bouwwerken
 
11.5.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden geen beperkingen.
11.5.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter onder peil;
  2. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder het hoofdgebouw, aan-, uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw bij een woning, een bedrijfsgebouw en/of een kas, met uitzondering van rioolwaterbuffers;
  3. ondergrondse bouwwerken worden, voor zover binnen de bestaande bebouwing gelegen, bij het berekenen van het bebouwingspercentage en/of bebouwingsoppervlak niet meegerekend;
  4. ondergrondse bouwwerken worden, voor zover buiten de bestaande bebouwing gelegen, bij het berekenen van het bebouwingspercentage en/of bebouwingsoppervlak uitsluitend meegerekend bij een bouwdiepte van minimaal 1,50 meter.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
 
12.1 Verbod op gebruik van gronden
12.1.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt tenminste als bedoeld verstaan het gebruik van de gronden:
  • als opslagplaats voor bagger- en grondspecie;
  • als opslagplaats voor materialen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, vloeibare afvalstoffen of brandstoffen;
  • als opslagplaats van gebruiksklare of onklare voer- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
  • als opslagplaats voor bedrijf gerelateerde goederen en/of materialen vóór de voorgevelrooilijn;
  • als opslagplaats voor bedrijf gerelateerde goederen en/of materialen achter de voorgevelrooilijn, hoger dan 4 meter;
  • als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • voor privé gebruik van gronden met de bestemming "Agrarisch – Glastuinbouw", met uitzondering van het niet strijdige privé gebruik als omschreven in artikel 3, lid 3.4.1, onder a van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland';
  • voor opslag ten behoeve van privé doeleinden anders dan op gronden met de bestemming "Wonen(-…)";
  • het niet-hobbymatig houden van paarden.
12.1.2 Uitzonderingen strijdig gebruik
Het verbod op gebruik van gronden geldt niet voor:
  1. vormen van gebruik als bedoeld in lid 12.1.1, die verenigbaar zijn met het doel, waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige planregels mag worden gebruikt;
  2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en bagger- en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  3. leidingen en voorzieningen ten behoeve van de glastuinbouwbedrijven;
  4. het uitoefenen van detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, het alleen de verkoop betreft van op het perceel geteelde producten en waarbij het aldus gegenereerde financiële resultaat niet meer dan 10% van het totale bedrijfsresultaat uitmaakt;
  5. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen, waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Westland;
  6. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen, waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Westland.
12.2 Verbod op gebruik van bouwwerken
12.2.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt tenminste verstaan het gebruik van:
  • woningen binnen het bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen(-…)" voor beroeps- of bedrijfsmatige werk en/of opslagruimte, met uitzondering van een aan-huis-gebonden-onderneming;
  • bouwwerken voor/als seksinrichting.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
 
13.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met maximaal 10 %.
13.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:
  1. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  2. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen maximaal 2 meter mogen bedragen;
  3. afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  4. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 meter;
  5. het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken, riool overstort kelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden.
Van de regels mag slechts worden afgeweken, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 14 Algemene procedureregels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 overgangsrecht bouwwerken
 
15.1.1 Geoorloofd afwijkend bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Reeds afwijkend bouwen volgens voorheen geldend bestemmingsplan
Onderdeel 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 overgangsrecht gebruik
 
15.2.1 Geoorloofd afwijkend gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.2.2 Onderbreking afwijkend gebruik
  1. Indien het gebruik, bedoeld onder 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  2. Onderdeel 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam bestemmingsplan 'Fietsverbinding Vlietpolderplein te Naaldwijk'.