Type plan: omgevingsvergunning
Naam van het plan: Molenslag 10 op het strand te Monster
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1783.gba00000052-ONHE

3.6 Ecologie

3.6.1 Wettelijk kader
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weer. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
 
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de
Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te  verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
 
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:
'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar
gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én
slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt.'
Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:
  1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
 
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:
  1. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.
De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
  1. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; 
  2. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten; 
  3. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
3.6.2 Onderzoek
Op 26 oktober 2012 is door Oranjewoud een voortoets Natuurbeschermingswet en onderzoek Flora- en faunawet en ecologische hoofdstructuur opgesteld.
3.6.3 Conclusie
Op grond van de verleende natuurbeschermingswetvergunning van de provincie Zuid-Holland, hieronder de voorwaarde waaraan voldaan dient te worden:
  • De bebouwing dient op palen van tenminste 2 meter hoogte te worden geplaatst. De ruimte onder de vloer van het bouwwerk mag niet worden afgeschermd om doorstuiving van zand mogelijk te houden. De ruimte dient vrij gehouden te worden van zandophoging. Indien zandophoging onder de bebouwing optreedt, dient dit zand gelijkmatig richting de duinenrij te worden verplaatst;
  • De bebouwing dient op een afstand van tenminste 10 meter van het raster van de in 2010/2011 aangelegde kustversterking te worden geplaatst;
  • Het strandpaviljoen mag geen belemmering vormen voor het verstuivingsproces van zand en saltspray in het achterliggende Natura 2000-gebied. Vergunninghouder dient uiterlijk 1 december 2016 te rapporteren richting de provincie, over de afstand van de bebouwing ten opzichte van het raster van de kustversterking (duinvoet). Tevens dient gerapporteerd te worden over de doorwaai van zand onder de bebouwing. Deze rapportage heeft betrekking op de periode 2013 tot en met 2016;
  • Het plaatsen van reclame-uitingen van constructieve aard (zoals vlaggenmasten, borden, enzovoorts) in het Natura 2000-gebied is niet toegestaan. Dergelijke reclame-uitingen nabij het Natura 2000-gebied zijn mogelijk vergunningsplichtig in het kader van de wet;
  • In de periode van 15 februari tot 15 juli zijn bouwactiviteiten, anders dan 'normale' opbouw van een strandpaviljoen, niet toegestaan in verband met mogelijke verstoring van broedvogels;
  • Alle verlichting behorend bij het strandpaviljoen (aan gebouw en terras) moet zodanig zijn gericht dat directe lichtstraling richting het Natura 2000-gebied en beschermd natuurmonument wordt voorkomen. De verlichting moet verticaal neerwaarts gericht zijn;
  • Het terras moet na 23.00 uur gesloten zijn. De bij het terras behorende verlichting en geluidsinstallatie moeten na 23.00 uur zijn uitgeschakeld;
  • Het equivalent geluidniveau binnen het strandpaviljoen bij normale bedrijfsvoering, met uitzondering van incidentele of collectieve festiviteiten, bedraagt maximaal 70 dB(A);
  • In de maand februari mogen vanwege de vestiging van broedvogels in het nabijgelegen Natura 2000-gebied en beschermd natuurmonument geen festiviteiten met een afwijkend equivalent geluidniveau van meer dan 70 dB(A) plaatsvinden;
  • Het meten en berekenen van het geluidniveau en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, uitgave 1999;
  • Toeleveranciers voor het afleveren van goederen en/of materialen dienen uitsluitend gebruik te maken van strandslag Molenslag. Het gebruik van fietspad F370 is niet toegestaan.