direct naar inhoud van 3.4 Ecologie
Plan: Woonkern s-Gravenzande
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.abp00000005-vast

3.4 Ecologie

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.

Bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit stedelijk gebied, geheel omsloten door kassen en bedrijventerreinen. Het plangebied is grotendeels verhard en bestaat voornamelijk uit woongebied.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert ELI de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil);
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk);
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De Poelwatering (minimaal 175 m) ten oosten van het plangebied en de Maasdijk (minimaal 500 m) ten zuiden van het plangebied zijn onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. Ook grenst het plangebied niet aan een gebied dat is aangewezen als beschermd natuurgebied (Natuurbeschermingswetgebied) of Vogelrichtlijngebied.

Soortenbescherming

Met behulp van de beschikbare verspreidingsgegevens (onder andere www.waarneming.nl en Natuurloket) is gekeken of beschermde soorten verwacht kunnen worden in of nabij het plangebied. De natuurwaarden in het plangebied zijn sterk gerelateerd aan het stedelijk gebruik van het plangebied. Het Natuurloket geeft aan dat de kilometerhokken waarin de kern 's-Gravenzande is gesitueerd nauwelijks is onderzocht op natuurwaarden. Alleen vaatplanten, broedvogels en mossen zijn in meer of mindere mate onderzocht, waarbij ook soorten zijn waargenomen die bescherming genieten ingevolge de Ffw.

Planten

Volgens het Natuurloket zijn planten in vijf van de zes betreffende kilometerhokken goed onderzocht, terwijl het resterende kilometerhok niet is onderzocht. Er zijn in de onderzochte kilometerhokken in totaal twee beschermde vaatplanten waargenomen. Het betreft soorten die behoren tot lijst 1 van de Ffw (vrijstelling). Gezien het huidige intensief stedelijke gebruik is de verwachting dat er geen beschermde soorten voorkomen binnen het plangebied.

Vogels

Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels in twee van de zes betreffende kilometerhokken goed zijn onderzocht, in een kilometerhok zijn vogels slecht onderzocht en in de andere drie kilometerhokken zijn vogels niet onderzocht. In de goed onderzochte kilometerhokken zijn respectievelijk 17 en 23 broedvogels behorend tot lijst 2 en 3 van de Ffw (streng beschermd). Daarnaast zijn respectievelijk 2 en 1 Rode Lijstsoorten aangetroffen. Naar verwachting bieden de gebouwen over het algemeen nestgelegenheid aan vogelsoorten als huismus, kauw en spreeuw. In het plangebied zijn vrij weinig groenvoorzieningen aanwezig, zodat de overige nestgelegenheden in het gebied zich beperken tot beplanting in tuinen. Deze kunnen het biotoop vormen van in Nederland (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten als houtduif, turkse tortel, merel, heggemus (zie foto), winterkoning (zie foto), roodborst, koolmees en pimpelmees. De oevers van de watergangen vormen mogelijk het broedbiotoop voor soorten als wilde eend, meerkoet en waterhoen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000005-vast_0013.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000005-vast_0014.jpg"  

Heggemus
 
Winterkoning  

Alle vogelsoorten worden in de Ffw beschouwd als extra te beschermen soorten.

Zoogdieren

Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren niet onderzocht, in een van de zes kilometerhokken zijn zoogdieren slecht onderzocht. In het onderzochte kilometerhok zijn drie soorten aangetroffen die behoren tot lijst 1 van de Ffw (vrijstelling). De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (1997) laat zien dat in het plangebied enkel bosspitsmuis, bosmuis, bruine rat en huismuis voorkomen.

Mogelijk heeft het plangebied betekenis als leefgebied voor de gewone dwergvleermuis. Bebouwing kan fungeren als verblijfsplaats voor deze soort, die in Nederland de meest algemene vleermuissoort is. De opgaande beplanting langs de sportvelden en de tuinen kunnen fungeren als jachtgebied.

De gewone dwergvleermuis staat vermeld als strikt te beschermen soort in bijlage lV van de Habitatrichtlijn, en wordt in de Ffw beschouwd als extra te beschermen soort. Bosmuis en bosspitsmuis staan vermeld als te beschermen soorten, terwijl bruine rat en huismuis geen bescherming genieten.

Amfibieën

Volgens het Natuurloket zijn amfibieën niet onderzocht. Het plangebied heeft naar verwachting betekenis voor enkele algemene soorten amfibieën als gewone pad en bruine kikker. Potentieel voortplantingswater is aanwezig in de vorm van de diverse watergangen in het plangebied. De groenvoorzieningen kunnen, daar waar er sprake is van struweel, fungeren als overwinteringgebied. Actuele informatie over het voorkomen van amfibieën ontbreekt. Bruine kikker en gewone pad zijn in de Ffw opgenomen als te beschermen soorten.

Overige soorten

In het plangebied zijn geen beschermde of bijzondere reptielen en insecten aangetroffen dan wel te verwachten wegens het ontbreken van een geschikte habitat. De verspreidingsatlassen geven evenmin aanleiding tot het mogen verwachten van beschermde soorten uit de hier genoemde diergroepen.

In tabel 3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 3.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling   ontheffingsregeling    
tabel 1   tabel 2   tabel 3   vogels  
    bijlage 1 AMvB   bijlage IV HR   cat. 1 t/m 4   cat. 5  
gewone bosspitsmuis en bosmuis

bruine kikker en gewone pad  
    alle vleermuizen   huismus   kauw, spreeuw, houtduif, turkse tortel, merel, heggemus, winterkoning, roodborst, koolmees en pimpelmees  

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van en grenst niet aan een gebied dat is aangewezen als beschermd natuurgebied (natuurbeschermingswetgebied) en als Vogelrichtlijngebied. Het plangebied grenst ook niet direct aan de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Omdat het hier bovendien een consoliderend plan betreft waarbinnen slechts kleinschalige ingrepen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt, zijn er geen negatieve effecten te verwachten op beschermde natuurgebieden en de PEHS.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
Mogelijk zijn zwaar beschermde vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR), dan wel vogels met een vaste nestplaats (cat. 1 t/m 4) binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek in het voorjaar, zomer en najaar moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van ELI bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
Vogels uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.