direct naar inhoud van 5.2 Milieueffectrapportage
Plan: N223 Westerlee-Maasdijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.OBP00000010-VAST

5.2 Milieueffectrapportage

Deze paragraaf bevat in beknopte vorm de resultaten en conclusies van het in het MER4 verrichte milieuonderzoek. Het MER van december 2000 omvat de aanleg en reconstructie van de Verlengde Veilingroute, de verbinding N223 Westerlee-Maasdijk, de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk (Piet Struijkweg).
Voor enkele thema's is in het MER of in aansluiting daarop specifiek onderzoek uitgevoerd. Het MER is bij de terinzagelegging gevoegd bij het bestemmingsplan en bevat een deel van de onderzoeken om te voldoen aan de zorgvuldige voorbereiding van een besluit, op basis van artikel 3:2 Awb.
Onderstaand wordt toegelicht waarom het MER is opgesteld, wordt de procedure toegelicht en wordt ingegaan op de resultaten van het milieuonderzoek. Sinds de totstandkoming van het MER zijn er wijzigingen opgetreden in het ontwerp. Het 3-in-1-project wordt gefaseerd uitgevoerd. Voor de deelprojecten Verlengde Veilingroute en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk en de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland (bestemmingsplan Pettendijk) zijn inmiddels bestemmingsplannen vastgesteld. Na de beschrijving van het MER wordt toegelicht hoe is omgegaan met de actualisering van de milieueffecten in het kader van voorliggend bestemmingsplan en het aangepaste ontwerp.

PlanMER

De omzetting van de Europese richtlijn voor strategische milieubeoordeling (SMB; richtlijn 2001/42/EG) in Nederlandse wetgeving heeft in september 2006 plaatsgevonden door wijziging van de Wet milieubeheer. Hierbij wordt gesproken over een milieueffectrapportage voor plannen (planMER; als vertaling van de Europese richtlijn) en over een milieueffectrapportage voor projecten (oorspronkelijke Nederlandse MER en MER 2000 voor het 3-in-1-project). Met het doorlopen van de mer-procedure in 2000 en doorvertaling daarvan in het eerste bestemmingsplan voor de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland is de mer-plicht verwerkt. De plicht tot het opstellen van een planMER is niet aanwezig aangezien het gedetailleerde bestemmingsplan geen 'kader stelt voor mer-plichtige besluiten'. Er volgt immers geen vervolgbesluit meer in het kader van de ruimtelijke ordening.
Het MER en dit bestemmingsplan bieden daarmee voldoende informatie voor besluitvorming.

5.2.1 Toelichting milieueffectrapportage 2000

Milieueffectrapportage

Voor het 3-in-1-project en daarmee ook voor dit bestemmingsplan is een milieueffectrapport (MER) opgesteld (december 2000). Het MER omvat de aanleg van de Verlengde Veilingroute, de reconstructie van het knooppunt Westerlee, de aanleg van de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk. Het MER heeft daarmee een ander plangebied en detailniveau dan dit bestemmingsplan:

  • plangebied: het bestemmingsplan richt zich op het gedeelte N223 Westerlee-Maasdijk, terwijl het MER het gehele traject tot aan Hoek van Holland bekijkt.
  • detailniveau: het MER richt zich op een keuze tussen varianten (per deeltraject). Het bestemmingsplan richt zich op de ruimtelijk-functionele inrichting van N223 Westerlee-Maasdijk op een gedetailleerd niveau. De aanvullende milieuonderzoeken die in het kader van het definitief voorontwerp zijn uitgevoerd bieden de aanvullende informatie voor het bestemmingsplan.

Doel van milieueffectrapportage en resultaten

Doel van MER

Doel van een MER is ervoor te zorgen dat milieuaspecten volwaardig worden meegenomen in de besluitvorming, in dit geval de vaststelling van het bestemmingsplan. Om dit doel te bereiken, zijn in het MER de effecten van de aanleg van het knooppunt Westerlee voor alle relevante aspecten systematisch in beeld gebracht. Tevens wordt nagegaan of er alternatieven of maatregelen nodig zijn waarmee eventuele negatieve effecten kunnen worden verminderd of voorkomen.
Voor dit bestemmingsplan is van belang dat de procedure van milieueffectrapportage is doorlopen. Daarvoor zijn de volgende procedurele stappen gezet:

  • publicatie startnotitie (15 december 1999) met daarop volgende inspraak (15 december 1999-15 januari 2000);
  • advies voor richtlijnen door de Commissie voor de milieueffectrapportage van 11 februari 2000;
  • vaststellen van de richtlijnen door het bevoegd gezag (gemeenten Rotterdam, Naaldwijk, De Lier, 's-Gravenzande en Wateringen5 en het Stadsgewest Haaglanden, medio 2000);
  • aanvaarding, publicatie en inspraak milieueffectrapport (planstudie/MER, opgesteld december 2000);
  • toetsingsadvies voor de Commissie voor de milieueffectrapportage van 17 mei 2002.

Onderzochte alternatieven en varianten

De navolgende alternatieven zijn in het MER onderscheiden:

  • nulalternatief;
  • sober alternatief (2x1 rijstrook);
  • maximumalternatief (2x1 rijstrook plus doelgroepenstrook);
  • meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) en voorkeursalternatief (VKA).

Het tracé is in het MER opgedeeld in een aantal deeltrajecten:

  • deeltraject 1, Veilingroute N222;
  • deeltraject 2, Verlengde Veilingroute inclusief Zuidelijke Randweg Naaldwijk;
  • deeltraject 3, Burgemeester Elsenweg (N213) tussen Verlengde Veilingroute en Westerlee;
  • deeltraject 4, Knooppunt Westerlee;
  • deeltraject 5, Tweede Ontsluitingsweg; Westerlee - Maasdijk (N220);
  • deeltraject 6, Tweede Ontsluitingsweg; Maasdijk (N220) - het Oude Spui;
  • deeltraject 7, Tweede Ontsluitingsweg; het Oude Spui - Nieuwe Waterweg;
  • deeltraject 8, Tweede Ontsluitingsweg tot Haakweg; binnendijks langs Nieuwe Waterweg;
  • deeltraject 9, Tweede Ontsluitingsweg vanaf Haakweg tot Hoek van Holland; buitendijks langs Nieuwe Waterweg.

Daarnaast zijn binnen de deeltrajecten 2, 4, 5 en 6 enkele tracévarianten onderscheiden bij zowel het sober als maximumalternatief:

tracévariant   toelichting  
2a en 2b   respectievelijk langs de Oostwatering of langs de kassen  
4/5a en 4/5b   knooppunt Westerlee aansluitend op de Oranjesluiscorridor respectievelijk ten oosten of ten westen van de Oranjesluisweg  
6a en 6b   Pettendijkcorridor respectievelijk ten oosten of ten westen van de Pettendijk  
combinatie 5a-6b    

Het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA)

Als belangrijkste resultaat van dit onderzoek is in het MER, conform de wettelijke vereisten, een zogenaamd meest milieuvriendelijk alternatief beschreven. In het MER is het MMA beschreven als een combinatie van tracévarianten voor het gehele 3-in-1-project tezamen met een reeks maatregelen, waarmee het milieubelang kan worden geoptimaliseerd.
Het MMA betreft het sobere alternatief uit het MER met een tracégedeelte dat vanaf knooppunt Vlietpolderplein via de Burgemeester Elsenweg bij knooppunt Westerlee uitkomt. Vervolgens gaat het tracé verder via een nieuwe verbinding ten oosten van de Oranjesluisweg (deeltraject 5a), dat vervolgens aansluit op een traject ten westen van de Pettendijk.

Het voorkeursalternatief (VKA) = MMA

Vervolgens zijn de initiatiefnemers nagegaan welke voorkeur zij, alles overwegende, hebben voor de uitvoering van het project. In het MER wordt dit het voorkeursalternatief genoemd dat de basis vormt voor uitwerking in het bestemmingsplan. In het MER is per MMA-maatregel gemotiveerd aangegeven welke maatregelen wel of niet zijn overgenomen. Het voorkeursalternatief uit het MER is voor het knooppunt Westerlee gelijk aan het MMA.

5.2.2 Toetsing MER

Het MER is in 2002 in de inspraak gebracht en aan de wettelijke adviseurs inclusief Commissie voor de milieueffectrapportage toegezonden. De Commissie voor de m.e.r. heeft in haar toetsingsadvies geoordeeld dat het MER voldoende milieu-informatie bevat voor een goede besluitvorming over dit project. Daarmee is de mer-procedure afgerond. Daarbij heeft de Commissie voor de m.e.r. nog wel enkele vragen voor het vervolg van de planvorming gesteld. Deze worden onderstaand behandeld.
De Commissie adviseert, voorafgaande aan het besluit over reconstructie en/of aanleg van het knooppunt Westerlee, de (Verlengde) Veilingroute en de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland, te bezien of andere mogelijkheden niet beter of even goed tegemoetkomen aan de doelstellingen.

In het verleden zijn de drie projecten Westerlee, de (Verlengde) Veilingroute en de Tweede Ontsluitingsweg samengevoegd tot één project waarvoor een mer-procedure is gevolgd. Doel van het 3-in-1-project was het verbeteren van de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid in het Westland. Voor de planvorming zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • onderzoek naar infrastructurele alternatieven door het Ingenieursbureau Rotterdam (Globale milieuscan van 12 oktober 1999);
  • actualisatie van dit onderzoek door Witteveen+Bos (onderzoek milieueffecten in Planstudie/MER van 2000);
  • onderzoek naar flankerende maatregelen (in Planstudie/MER van 2000); geconstateerd is dat het flankerend beleid niet toereikend is om de problemen op te lossen.

Sinds de publicatie van het MER hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan. De Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland is deels in voorbereiding en deels aangelegd. Daarnaast zijn de verkeersintensiteiten vanwege autonome groei van het wegverkeer in het Westland verder toegenomen, waardoor ook de problemen op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid zijn toegenomen. De nut en noodzaak van de reconstructie van knooppunt Westerlee en de aanleg van het trajectdeel N223 Westerlee-Maasdijk is nog steeds in grote mate aanwezig. In het streekplan Zuid-Holland West is in een structurerend element opgenomen dat de bereikbaarheid van het Westland verbeterd moet worden door de bestaande infrastructuur zo efficiënt mogelijk te benutten. De aanleg van de ontbrekende verbindingen, zoals de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland, zijn daarbij wel noodzakelijk om het infrastructurele netwerk te verbeteren. Op de plankaart van het streekplan is het tracé van het gehele 3-in-1-project opgenomen als geprojecteerd of in studie zijnde regionale verbinding.

Voor de tracering c.q. vormgeving van de reconstructie van knooppunt Westerlee en het trajectdeel N223 Westerlee – Maasdijk is gekozen:

  • omdat de Oranjesluisweg tijdens de uitvoeringfase open kan blijven voor alle verkeer en aangesloten kan blijven op de omliggende infrastructuur;
  • omdat de lokale infrastructuur (onder andere Groenweg) niet doorkruist wordt; deze op een logische wijze in het verlengde van de bestaande Veilingroute ligt, waarbij er slechts marginale speelruimte is;
  • de huidige (woon)bebouwing langs de Oranjesluisweg kan worden behouden;
  • het autoluw maken van de N220-Maasdijk en het gebied Groenweg-Oranjesluisweg-Galgeweg;
  • het ongelijkvloers maken van de fietsverbindingen.

De Commissie voor de m.e.r. adviseert om de mogelijkheid om flankerende maatregelen op te nemen in het voornemen nogmaals te bezien, mede gelet op kansen die daardoor kunnen ontstaan ten aanzien van een gefaseerde aanleg van de regionale verkeersinfrastructuur.

De Commissie voor de m.e.r. is het eens met de onderbouwing dat flankerende maatregelen alleen geen afdoende oplossing is: er is onvoldoende effect. De conclusie dat flankerende maatregelen niet werken en dat alleen infrastructuur noodzakelijk is, is naar het oordeel van de Commissie echter niet terecht. De gemeente Westland heeft in het gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan daarom ingezet op flankerende maatregelen, zoals:

  • de verbetering van het onderliggend wegennet;
  • duurzaam veilige inrichting van wegen;
  • een visie op de verbetering van het openbaar vervoer;
  • het bevorderen van het gebruik van de fiets;
  • de bevordering van het toepassen van vervoersmanagement;
  • het combineren van vrachtvervoer;
  • transport zoveel mogelijk buiten de spits laten plaatsvinden;
  • het ontwikkelen en sinds 2005 onderhouden van incidentmanagement;
  • het afstemmen van onderhoud.

De Commissie adviseert om mitigerende en mogelijk ook compenserende maatregelen nader uit te werken en in het bestemmingsplan (waarin de reconstructie en/of aanleg van het knooppunt Westerlee, de (Verlengde) Veilingroute en de Tweede Ontsluitingsweg wordt vastgelegd) op inrichtingsniveau aan te geven hoe hieraan invulling wordt gegeven.

In het MER zijn op het niveau van het 3-in-1-project mitigerende en compenserende maatregelen beschreven. In het huidige wegontwerp zijn de volgende mitigerende en compenserende maatregelen opgenomen. Van deze maatregelen is de realisatie zeker gesteld in het ontwerp, (definitief ontwerp, oktober 2009), dan wel in het onderhavige bestemmingsplan:

  • zoveel mogelijk beperken van doorsnijding van kavels van woningen en bedrijven;
  • het compenseren van een toename van het verhard oppervlak6 door nieuwe weginfrastructuur door aanvullende waterberging conform de eisen van het Hoogheemraadschap van Delfland;
  • voldoende brede bermen en maatregelen (beplanting) die verwaaiing tegengaan;
  • de landschappelijke en cultuurhistorische inpassing van het knooppunt Westerlee en het trajectdeel Westerlee – Maasdijk van de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland;
  • de toepassing van geluidsschermen en geluidswerend asfalt;
  • de sanering van verontreinigde (water)bodem;
  • ongelijkvloerse kruising N223 (tunnel) die het gebied Oranjesluisweg, Groeneweg, Sint Jorispad en Galgeweg voor alle verkeer inclusief openbaar vervoer (bus) verbindt met bedrijventerrein Honderdland en onderliggende/lokale wegennet ten noorden en met de kern Maasdijk; hierdoor ontstaat een gescheiden parallelstructuur voor bestemmingsverkeer en wordt tegelijkertijd oneigenlijk gebruik van erftoegangswegen door doorgaand verkeer voorkomen;
  • drie ongelijkvloerse kruisingen (tunnels) voor langzaam verkeer voor de verbinding van de Maasdijk met de Oranjesluisweg, de Galgeweg met de Leeweg/Burgemeester van Doornlaan en de Maasdijk Noord en Zuid.

5.2.3 Actualisering ontwerp en milieueffecten

Sinds de terinzagelegging van het MER is het ontwerp op enkele onderdelen gewijzigd. De belangrijkste reden hiervoor was de noodzakelijke versoberingsoperatie, omdat het beschikbare budget niet toereikend bleek om alle onderdelen van dit project te realiseren in de beoogde uitvoering. Op onderdelen is het ontwerp daarom versoberd (zie hierna).

Daarnaast is het globale voorkeurstracé, waarvan in het MER werd uitgegaan, inmiddels verder in detail uitgewerkt in een schetsontwerp. In het kader van het ontwerp is in aanvulling op enkele onderdelen uit het MER nog extra milieu-informatie beschikbaar gekomen. Onderstaand wordt aangegeven in hoeverre de informatie in dit bestemmingsplan al dan niet afwijkt van de in het MER beschreven informatie. Er wordt dus een vergelijking gemaakt van de milieugevolgen van het beoogde tracé uit het MER uit 2000 en de milieugevolgen van het schetsontwerp.

Wijzigingen in ontwerp sinds MER

Het project Westland/Hoek van Holland omvat de aanleg van de Verlengde Veilingroute, de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland en de reconstructie van het knooppunt Westerlee. De planstudie/MER Westland Hoek van Holland heeft van 11 maart tot en met 5 april 2002 ter inzage gelegen in de betrokken gemeenten. Voor de realisatie van de projecten is, onder de noemer 3-in-1-project, een bestuursovereenkomst gesloten tussen de voormalige gemeenten Naaldwijk (mede namens 's-Gravenzande en De Lier; thans opgenomen in de gemeente Westland), het Stadsgewest Haaglanden, de Stadsregio Rotterdam, de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland. Uit financiële en organisatorische overwegingen werd besloten om de reconstructie van knooppunt Westerlee en het trajectdeel Westerlee-Maasdijk van de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland (deeltrajecten 4 en 5 uit MER 2000) als zelfstandig project voort te zetten. Vervolgens is in opdracht van de provincie Zuid-Holland een schetsontwerp opgesteld (16 juli 2007). In oktober 2009 is het definitief ontwerp (DO) gereed gekomen.

Ligging tracé op hoofdlijnen

Op hoofdlijnen is de ligging van het tracé gelijk aan het voorkeursalternatief uit het MER, dat wil zeggen:

  • het trajectdeel N223 Westerlee–Maasdijk:
    • 1. ligt ten zuidoosten van de Oranjesluisweg,
    • 2. sluit in het westen aan op de andere trajectdeel 6b van de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland,
    • 3. sluit in het westen tevens aan op de Maasdijk;
    • 4. sluit in het oosten aan op het knooppunt Westerlee;
  • het knooppunt Westerlee verbindt onderling de Burgemeester Elsenweg (N213; gaat ten zuiden van Westerlee over in de N20), de Burgemeester Van Doornlaan (N223) en trajectdeel N223 Westerlee–Maasdijk.

Het nieuwe ontwerp (het alternatief in dit bestemmingsplan) kent een aantal verschillen met het voorkeursalternatief uit het MER. Het nieuwe wegontwerp is beschreven in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan

Verder zijn de details van het ontwerp gedetailleerder onderbouwd dan ten tijde van het MER.

De conclusie is dat het ontwerp in zijn uitwerking afwijkt van het voorkeursalternatief dat in het MER is gehanteerd, maar dat de ligging van het tracé op hoofdlijnen gelijk is. Onderstaand wordt beschreven welke consequenties dit heeft voor de effecten.

Vergelijking effecten MER en effecten van het nieuwe wegontwerp

Onderstaand wordt voor de verschillende milieuthema's weergegeven in hoeverre de effecten van het tracé N223, tussen de N20 en de N220 bij Westerlee (deeltraject 5a) uit het MER Westland – Hoek van Holland verschillen van de effecten van het nieuwe wegontwerp, dat de basis vormt voor dit bestemmingsplan.

Ruimtelijke ordening

De nieuwe voorgestelde vormgeving is compacter dan het voorkeursalternatief uit het MER. Daarnaast is de verknoping van de N223 met de Maasdijk in zuidoostelijke richting verschoven tot op het bedrijventerrein Honderdland. Een vijftal woningen en een negental (tuinbouw)bedrijven worden daardoor gespaard, daar waar de Pettendijk op de Maasdijk aansluit.
Door het compactere ontwerp van knooppunt Westerlee worden nog eens zes woningen langs Blauwhek met ten minste evenveel (tuinbouw)bedrijven gespaard. Deze woningen en bedrijven staan vanwege de uitbreiding van het bedrijventerrein Honderdland echter toch al op de nominatie om te worden verwijderd. Wat betreft het aantal te verwijderen woningen maakt dat dus niet zoveel verschil ten opzichte van het voorkeursalternatief uit het MER. Wat betreft de functioneel-ruimtelijke relaties (routes naar scholen, openbare voorzieningen en winkels) verschilt het nieuwe ontwerp met het voorkeursalternatief uit het MER. De verschillen zijn:

  • De ongelijkvloerse kruising langzaamverkeersverbinding tussen de noordoost- (Leeweg) en zuidoostzijde (Leehove) van knooppunt Westerlee vervalt. Dit verkeer dient om te rijden via de kruising van de N223 met de Jogchem van der Houtweg.
  • In het voorkeursalternatief uit het MER zijn de Pettendijk en westelijke parallelweg van de Maasdijk direct verbonden met de Groeneweg en Oranjesluisweg ter plaatse van de kruising van de N223 met de Maasdijk. In het nieuwe ontwerp is deze oostwestverbinding vervallen voor autoverkeer. Voor fietsverkeer is voorzien in een verkeersveilige ongelijkvloerse kruising. Voor het autoverkeer is wel een indirecte verbinding aanwezig via Honderdland en de tunnel waarmee de Oranjesluisweg met Honderdland wordt verbonden.

Al met al kan worden gesteld dat het nieuwe ontwerp op het punt van functioneel-ruimtelijke relaties even goed scoort als het voorkeursalternatief uit het MER.

Verkeer en vervoer

Bij het thema verkeer en vervoer is zowel in het kader van het MER als het bestemmingsplan de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid van belang. De reconstructie van knooppunt Westerlee en de aanleg van het trajectdeel N223 Westerlee – Maasdijk leidt tot een duidelijke verbetering van deze verkeers- en vervoersaspecten. De verschillen tussen het voorkeursalternatief uit het MER en het versoberde alternatief van dit bestemmingsplan leiden tot de conclusie, dat laatstgenoemd alternatief beter scoort dan in het MER wat betreft de bereikbaarheid per fiets en verkeersveiligheid van fietsroutes als gevolg van ongelijkvloerse kruisingen. Ook de ontsluiting van bedrijventerrein Honderdland verbetert doordat in een rechtstreekse ontsluiting op de N223 kan worden voorzien. Bovendien wordt de Maasdijk tussen de Oranjesluisweg en de Coldenhovenlaan geheel van verkeersdruk ontlast, doordat de gebiedsontsluitende weg binnen het bedrijventerrein Honderdland de verkeersfunctie overneemt. Hierdoor verbetert de leefbaarheid langs de Maasdijk en voor de kern Maasdijk aanzienlijk.

Geluid

In het MER zijn de alternatieven geanalyseerd op het aantal geluidsbelaste woningen boven 55 dB(A), het aantal ernstig geluidsgehinderde personen en de omvang van het geluidsbelaste oppervlak. Er is niet af te leiden welke geluidseffecten horen bij alleen het onderdeel reconstructie knooppunt Westerlee en het traject N223 Westerlee-Maasdijk.
In het kader van het wegontwerp is voor het plangebied opnieuw geluidsonderzoek uitgevoerd. Voor de verschillende planonderdelen is de te verwachten (toename in de) geluidsbelasting berekend. Hierbij is aangegeven op welke woningen de geluidsbelastingen zo hoog zijn dat maatregelen noodzakelijk zijn om te voldoen aan de geluidsnormen en of er ontheffingen nodig zijn. De uitkomsten van het akoestisch onderzoek worden behandeld in paragraaf 5.4.
Door de compactere vormgeving van het wegontwerp blijven er meer woningen gespaard. Aangezien deze woningen vlakbij het wegtracé gesitueerd zijn, zullen deze woningen wel geluidshinder ondervinden.

Luchtkwaliteit

De effecten voor luchtkwaliteit van het voorkeursalternatief in het MER zijn als gering beoordeeld. Gezien de strengere wetgeving voor luchtkwaliteit, is in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan een nieuwe luchtonderzoek uitgevoerd, waarin is getoetst aan de vigerende grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen. Dit onderzoek zal nog worden geactualiseerd op basis van de voor het ontwerpbestemmingsplan gebruikte verkeerscijfers. Uit het onderzoek blijkt vooralsnog het volgende. Het realiseren van het plan leidt tot een toename van de NO2-concentraties langs de N223 en de turboverkeerspleinen, langs Maasdijk West en voor 2020 ook langs de N213 tussen Westerlee en Naaldwijk. Er is echter geen sprake van een grenswaardeoverschrijding voor NO2. De grenswaarden voor jaargemiddelde PM10-concentraties en voor 24-uurgemiddelde PM10-concentraties worden niet overschreden. De toenames van de jaargemiddelde PM10-concentraties zijn geconcentreerd langs de N223 en de beide turborotondes.

Externe veiligheid

De effecten voor externe veiligheid zijn in het MER als gering beoordeeld. Uit de beoordeling van de externe veiligheid (vervoer gevaarlijke stoffen en aanwezigheid risicovolle inrichtingen) die in het kader van dit bestemmingsplan is uitgevoerd, blijkt dat ook als gevolg van het definitief ontwerp geen knelpunten op het gebied van externe veiligheid zijn te verwachten.

Bodem en water

In het MER werden voor het aspect bodem en water de negatieve effecten van de alternatieven voornamelijk bepaald door zetting van de ondergrond als gevolg van het aanbrengen van ophoogzand voor de aanleg en reconstructie van de weg. Daarnaast zijn de gevolgen op de kwaliteit van bodem en oppervlaktewater negatief beoordeeld. Op diverse locaties binnen het projectgebied heeft bodemsanering plaatsgevonden. Bij de uitvoering zal ook een grondwatersanering worden uitgevoerd.
Het nieuwe ontwerp voor de wegverbinding inclusief de twee turborotondes zal vergelijkbare effecten hebben voor de zettingen. Eveneens kunnen negatieve effecten optreden voor bodemkwaliteit en oppervlaktewaterkwaliteit als gevolg van het gebruik van de weg. Om dit te voorkomen zal het regenwater dat van de toekomstige weg afstroomt met helofytenfilters worden gezuiverd, alvorens het in de sloten wordt geloosd.

Landschap, cultuurhistorie en archeologie

In het MER is aangegeven dat het voorkeursalternatief leidt tot aantasting van de herkenbaarheid van de landschappelijke structuur, in die zin dat:

  • de waterstructuur wordt doorsneden en in de omgeving van de Oranjesluis gedomineerd door de nabijheid van de grootschalige infrastructuur;
  • de Maasdijk wordt gefragmenteerd.

De beide knooppunten worden vormgegeven als een turboplein, een relatief kleinschalig kunstwerk in vergelijking met de eerder beoogde ongelijkvloerse knooppunten. De fragmentering van de Maasdijk kan daarmee niet worden voorkomen, maar vanwege het veel geringere ruimtebeslag en de veel bescheidener kunstwerken, is de landschappelijke aantasting van het nieuwe tracé in dit deelgebied beduidend geringer dan het VKA uit het MER. Aandachtspunt is wel de landschappelijke inpassing van de geluidsschermen. De omgeving van de Oranjesluis wordt visueel nog maar zeer beperkt beïnvloed door de nieuwe infrastructuur. Het bestemmingsplanalternatief scoort derhalve gunstiger.
Qua archeologie scoort het bestemmingsplanalternatief eveneens iets beter. Door het geringere ruimtebeslag van de nieuwe knooppunten en het geringere grondverzet, is ook de aantasting van de archeologische (verwachtingswaarden) kleiner dan beschreven bij het VKA in het MER.
Geconcludeerd wordt dat het voorkeursalternatief MER en het bestemmingsplanalternatief verschillen ten aanzien van de aspecten landschap, cultuurhistorie en archeologie. Voor deze aspecten geldt dat het bestemmingsplanalternatief gunstiger beoordeeld wordt dan het VKA uit het MER.

Ecologie

In het MER is beoordeeld of de weg invloed uitoefent op de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (in het bijzonder de ecologische verbindingszones) en op de bestaande natuurwaarden. Voor beide aspecten scoort het voorkeursalternatief neutraal. Het nieuwe ontwerp verandert niets aan deze conclusie. Ten opzichte van het voorkeursalternatief scoort het bestemmingsplanalternatief dus identiek.
In het MER is het plan destijds niet getoetst aan de gevolgen voor beschermde en/of bedreigde soorten (Flora- en faunawet respectievelijk Rode Lijsten). In paragraaf 5.10 heeft deze toetsing plaatsgevonden. Ook ten aanzien van deze toetsingscriteria geldt dat het bestemmingsplanalternatief identiek (neutraal) scoort als het VKA uit het MER. Dit hangt samen met het vrijwel ontbreken van bijzondere natuurwaarden in het plangebied (hetgeen recent is vastgesteld op basis van veldonderzoek in 2008).

Gevolgen voor conclusies in MER

Op de meeste milieuthema's zijn de verschillen in de milieueffecten van het bestemmingsplanalternatief en het MER-alternatief gering. De conclusies uit het MER blijven dus gelden. Wel is het voorkeursalternatief uit het MER komen te vervallen en is nu het definitief ontwerp te beschouwen als voorkeursalternatief. De MMA-maatregelen die in het MER worden voorgesteld kunnen nog worden toegepast om het nieuwe voorkeursalternatief zo milieuvriendelijk mogelijk te maken.