direct naar inhoud van 5.10 Ecologie
Plan: N223 Westerlee-Maasdijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.OBP00000010-VAST

5.10 Ecologie

Algemeen

Om de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan aan te tonen zijn op het punt van ecologie twee wettelijke regelingen van belang:

  • de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet 1998) voor de gebiedsbescherming;
  • de Flora- en faunawet (Ffw) voor de soortenbescherming.


Daarnaast zijn waardevolle gebieden uit de Ecologische Hoofdstructuur beschermd op basis van beleid, zoals het provinciale ecologische beleid. De effecten van de ontwikkeling op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten moeten worden onderzocht en getoetst aan de NBwet 1998 en de Ffw.

Beoogde ontwikkeling

Voor de realisering van de wegen zullen enkele kassen, graslanden en tuinen moeten wijken. Dit heeft ook gevolgen voor de hier aanwezig beschermde en/of bedreigde flora en fauna.

Toetsingskader gebiedbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn die wordt beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Het water in de hoek Maasdijk-Oranjesluisweg maakt deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Aan de noordzijde is verder een ecologische verbindingszone (onderdeel PEHS) gepland langs het Zwethkanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.OBP00000010-VAST_0012.jpg"

Toetsingskader soortenbescherming

Flora- en faunawet

De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw en bestendig gebruik);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

De Ffw is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.

Beleid

De provincie Zuid-Holland hanteert regels waaraan de ruimtelijke planvorming in de provincie moet voldoen. Richtlijnen voor natuurcompensatie maken hier deel van uit. Aantasting van natuur- en landschapswaarden dient te worden voorkomen. Wanneer dit om zwaarwegende redenen niet mogelijk is en er geen alternatieven zijn, dient de aantasting gecompenseerd te worden. Het compensatiebeginsel is van toepassing op de volgende gebieden:

  • de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS);
  • natuurgebieden buiten de PEHS: opgenomen in het streekplan en/of begrensde natuurmonumenten in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • Randstad Groenstructuren en Strategische Groenprojecten;
  • rijksbufferzones;
  • gebieden buiten de EHS met (zeer) hoge natuurwaarden en biotopen van zogenoemde Rode Lijstsoorten;
  • gebieden met zeer hoge landschappelijke waarden;
  • beplanting vallend onder de Boswet.

Onderzoek soortenbescherming

Het plangebied bestaat overwegend uit kassengebied, intensief beheerd grasland en enkele watergangen en woningen met tuinen. Bestaande inventarisatiegegevens uit het plangebied zijn vrijwel afwezig. Om die reden is in het voorjaar en de zomer van 2008 het plangebied onderzocht qua flora en fauna14.

Vaatplanten

Op en rond het geplande tracé zijn bij het veldonderzoek geen beschermde of Rode Lijstsoorten aangetroffen.

Zoogdieren

Op en rond het tracé zijn weinig vleermuizen vastgesteld. In oktober (paarseizoen) betreft het één soort (gewone dwergvleermuis) en in mei (kolonieseizoen) een tweetal soorten (laatvlieger en gewone dwergvleermuis). De laatvlieger staat sinds 2008 op de rode Lijst van bedreigde zoogdiersoorten. Langs het beoogde tracé staan gebouwen/woningen. Voor geen van deze gebouwen zijn er aanwijzingen gevonden van het voorkomen van vleermuizen binnen deze gebouwen (paarplaatsen, kolonies en dergelijke). Er zijn ook geen vliegroutes vastgesteld.
Verder zijn in het gebied mol en bosmuis vastgesteld aan de hand van sporen. Ter plaatse van het tracé is er een kleine kans op het voorkomen van andere licht beschermde grondgebonden zoogdieren als veldmuis en huisspitsmuis. Andere soorten zijn niet waargenomen en worden ook niet verwacht op grond van de terreinkenmerken.

Amfibieën en vissen

Gedurende het veldonderzoek is alleen de gewone pad met enkele dieren vastgesteld. Er zijn geen andere amfibieën waargenomen. In de watergangen zijn verder de niet- beschermde vissoorten tiendoornige stekelbaars, rietvoorn en brasem vastgesteld.

Vogels

Op en rond het geplande tracé zijn alleen algemeen voorkomende broedvogels aangetroffen als merel, koolmees en pimpelmees. Soorten met vaste rust- en verblijfplaatsen zoals grote bonte specht of steenuil zijn niet vastgesteld en komen niet voor.

Overige soorten

Beschermde of bijzondere reptielen en insecten kunnen worden uitgesloten, gezien de hoge eisen die dergelijke soorten stellen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In de onderstaande tabel staat samengevat welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime van de Ffw deze vallen.

Tabel 5.6 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw   ontheffingsregeling Ffw  

(categorie 1)  
middelzwaar beschermde soort (categorie 2)   zwaar beschermde soort (categorie 3)  
mol, huisspitsmuis, bosmuis, veldmuis

gewone pad  
alle inheemse soorten vogels

 
alle vleermuizen

 

Toetsing

Gebiedsbescherming

Realisering van het nieuwe tracé leidt tijdens de aanleg tot enige verstoring van de het water dat onderdeel uitmaakt van de PEHS. Hier zijn tijdens het veldonderzoek geen bijzonder soorten waargenomen en het verstoorde water vormt ook geen onderdeel van een doorgaande verbinding binnen de PEHS (zie ook figuur PEHS). Het functioneren van de beoogde ecologische verbindingszone langs het Zwethkanaal wordt door de nieuwe weg niet beïnvloed.

Soortenbescherming

De kap-, grond- en bouwwerkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) worden opgestart is er wat betreft vogels evenmin strijdigheid met de Ffw. Er zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig binnen het plangebied.

De Rode Lijstsoort laatvlieger is eenmaal waargenomen tijdens het veldonderzoek. Mede gezien de terreinkenmerken wordt het plangebied daarom van zeer geringe betekenis geacht als foerageergebied voor deze soort. De nieuwe weg zal daar weinig tot niets aan veranderen en compensatie van het leefgebied van de laatvlieger wordt daarom niet nodig geacht.

Overigens kunnen bij een natuurgerichte inrichting en beheer van waterpartijen, bermen en bermsloten nieuwe leefgebieden en groeiplaatsen worden ontwikkeld voor meerdere beschermde en/of Rode Lijstsoorten.

Conclusie

Gelet op de aanwezige beperkte natuurwaarden en het ontbreken van effecten op de PEHS zullen de Flora- en faunawet en het provinciale natuurbeleid de beoogde planontwikkeling niet in de weg staan. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet nodig.