Plan: | Bedrijventerrein ABC De Strijp Poeldijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.BTABCDESTRIJPobp-VA01 |
Agri Business Centrum Westland (ABC Westland) is het grootste food-gerelateerde logistieke bedrijventerrein in het Westlandse Greenportcluster. Het cluster van bedrijven dat op dit terrein is gevestigd wil verder uitbreiden.
De uitbreiding ABC – De Strijp zal plaatsvinden in het gebied rond De Strijp, op de plek waar momenteel glastuinbouwbedrijven zijn gesitueerd. De ontwikkeling bestaat niet uitsluitend uit bedrijventerrein. Tussen de bestaande woningen aan het Wenpad en de uitbreiding wordt voorzien in een ecologische zone. Deze zone vormt een aanvulling op het Natuur Netwerk Nederland en zorgt voor een landschappelijke overgang van het bedrijventerrein naar de woningen aan het Wenpad. De zone zal zodanig worden ingericht dat sprake is van een natuurlijke, groene en waterrijke omgeving. Deze nieuwe natuur vormt een aanvulling op de ecologische structuur van het Natuur Netwerk Nederland die reeds langs de Wennetjessloot aanwezig is. Aan de zijde van de Arckelweg is ruimte voor een wooncomplex voor de huisvesting van tijdelijke economisch aan Westland gebonden arbeidsmigranten.
De uitbreiding van ABC Westland bedraagt bruto 17,1 hectare en heeft netto 11,25 hectare (112.508 m2) aan uitgeefbare bedrijfskavels en voorziet in 400 plekken voor de huisvesting van tijdelijke economisch aan Westland gebonden arbeidsmigranten. Deze ontwikkeling past bij de gemeentelijke ambities zoals verwoord in het Westland Akkoord 2022-2026. Zowel de uitbreiding met hectare als de huisvesting van arbeidsmigranten zijn opgenomen in de Omgevingsvisie 2.0 Visie op Westland. Daarnaast is de ontwikkeling opgenomen in de provinciale kaders zoals de 3-hectare kaart uit het ontwerpprogramma ruimte uit het omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland waar nieuwe bedrijventerreinen op zijn aangegeven. De behoefte aan het nieuwe bedrijventerrein past daarmee in zowel de gemeentelijke als provinciale beleidskaders. In paragraaf 2.1 wordt hier uitgebreider op ingegaan.
Omdat het geldende bestemmingsplan voor het gebied niet voorziet in de uitbreiding van het bedrijventerrein, is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van Bedrijventerrein ABC – De Strijp mogelijk.
Het plangebied wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door de Langesloot (en bedrijventerrein ABC Westland) en het Wenpad (en de daaraan gelegen woonkavels). Aan de westkant grenst het plan aan de Arckelweg en aan de zuidkant aan het sportcomplex van Verburch en de achterzijde van het glastuinbouwcomplex aan het Wenpad 21a.
Afbeelding 1.1: plangebied bestemmingsplan “Bedrijventerrein ABC – De Strijp”
Het plangebied valt binnen bestemmingsplan “Glastuingebied Westland” dat op 19 december 2012 is vastgesteld. De gronden hebben de bestemming “Agrarisch – Glastuinbouw”. Daarnaast is het paraplubestemmingsplan "Parkeernormen" van toepassing.
Om de aansluiting van het plangebied op het bestaande bedrijventerrein mogelijk te maken wordt ter plaatse van de toekomstige ontsluitingsweg en -brug een klein deel van bestemmingsplan “Bedrijventerrein ABC Westland” meegenomen in voorliggende bestemmingsplan.
Afbeelding 1.2: plangebied bestemmingsplan op de uitsnede van de geldende bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein ABC De Strijp Poeldijk" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland
Op 8 december 2020 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. De Omgevingsvisie is breder dan alleen de fysieke leefomgeving; ook onderwerpen als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid moeten onderdeel uitmaken van de visie. De Omgevingsvisie geeft weer waar we met Westland naartoe willen en bindt de gemeente aan haar eigen voornemens en ambities.
De Omgevingsvisie werkt door in het (later nog op te stellen) omgevingsprogramma, waarin beleidsvoornemens en maatregelen staan die dienen om de doelen in de leefomgeving te bereiken. De Omgevingsvisie geeft ook richting aan het ontwikkelen van het omgevingsplan. Hierin worden de algemene regels en vergunningsplichten vastgelegd die bindend zijn voor burgers en bedrijven (bestemmingsplannen en verordeningen worden hiermee vervangen).
De belangrijkste opgave is het verhogen van de leefkwaliteit in Westland, waarbij het sociaal-maatschappelijke en economische belang van het tuinbouwcluster niet uit het oog wordt verloren. De oorspronkelijke structuren in het landschap moeten behouden blijven, net als de gemeenschapszin in de dorpen. Westland wil een groenere, gezonde en aantrekkelijke gemeente zijn. Met een people – planet – profit benadering, vindt vergroening plaats langs de belangrijke groene verbindingen en in de wijken, terwijl initiatiefnemers en ontwikkelaars worden gevraagd groeninclusief te ontwerpen en in te richten. Een klimaatbestendig beleid wordt doorgevoerd in ruimtelijke inrichting, nieuwbouw en verkeersmaatregelen. Bodemwarmte moet worden benut en er wordt aangesloten op warmtenetten in de regio. Betere bereikbaarheid en een toonaangevende rol op het gebied van kennis, innovatie en duurzaamheid in de Greenport blijven een belangrijke rol spelen.
De autonome groei van inwoners wordt geaccommodeerd door het invullen van de zachte plannen voor woningbouw in combinatie met inbreiding door bv. hoger te bouwen. Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de Westlandse tuinbouweconomie en maken korte of langere tijd deel uit van onze samenleving. Er werken dagelijks minimaal 12.000 tot 13.000 arbeidsmigranten binnen de gemeente Westland, het aantal geregistreerde arbeidsmigranten ligt rond de 4.500. Er is dus een groot verschil tussen aantallen werkzame arbeidsmigranten en overnachtingsruimte binnen de gemeente. Vooral arbeidsmigranten met een kort verblijfsperspectief zoeken tijdelijke woonruimte.
De gemeente Westland neemt haar verantwoordelijkheid om te zorgen dat arbeidsmigranten hun plek in de Westlandse samenleving vinden en degelijke huisvesting beschikbaar is. Voor de locatie ABC Westland is een aanbod gedaan om ook huisvesting voor tijdelijke arbeidsmigranten te realiseren. De gemeente faciliteert een adequate inpassing hiervan.
De kwaliteit van de omgeving wordt verbeterd met een groen/blauwe inrichting (groene daken, beleefbaar groen en waterberging) om hittestress en wateroverlast tegen te gaan. Voor 2040 wordt één vierkante meter groen per huishouden extra gerealiseerd, voor nieuwbouwprojecten geldt een norm van 50 m2 verblijfsgroen per woning. Bij projectontwikkeling worden zoveel mogelijk de minimale eisen uit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen gehanteerd en is het uitgangspunt dat niet langer gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen.
Bedrijventerreinen zijn een belangrijke schakel in het glastuinbouwcluster en met ruim 20.000 arbeidsplaatsen zeer waardevol voor de Westlandse economie. Westland wil toekomstbestendige bedrijventerreinen, met voldoende bedrijvenlocaties en evenwicht in vraag en aanbod van bedrijfskavels en -locaties. De voorraad bedrijventerreinen vertoont een minder rooskleurig beeld, tot aan 2030 wordt een tekort verwacht van 28 tot 33 ha. Dit zal verbeteren door de voorziene uitbreidingen op verschillende bedrijventerreinen. Voor het bedrijventerrein ABC Westland is een uitbreiding met 12 ha. voorzien:
Afbeelding 2.1: voorziene uitbreiding bedrijventerrein ABC Westland - De Strijp in de Omgevingsvisie 2.0
Woonvisie 2020-2030
De Woonvisie 2020-2030 is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2030 die is opgesteld in 2016 en vastgesteld door de raad in 2020. Met de actualisatie krijgt de gemeente de gelegenheid om integraal de afweging te maken voor welke doelgroep er gebouwd moet worden in Westland op basis van actuele gegevens. De visie vormt de basis voor nieuwe woningmarktafspraken met de regio Haaglanden, afspraken voor de huisvesting van arbeidsmigranten, zorginstellingen en de prestatieafspraken met de woningcorporaties.
De conclusies die uit de "Woonvisie 2020-2030" getrokken kunnen worden zijn:
Voor nieuwe bouwplannen geldt in beginsel de volgende verdeling in prijssegmenten: 45% dure/extra dure koop, 20% middeldure koop/huur, 5% goedkope koop, 30% sociale huur. Daarbij geldt een ambitie voor zorg- en ouderenwoningen en de huisvesting van arbeidsmigranten.
In het plangebied is ruimte gereserveerd voor de realisatie van huisvesting voor arbeidsmigranten. Dit is voorzien aan de zuidwestkant van het plangebied. Afhankelijk van de definitieve variant, kan hier ruimte worden geboden voor de huisvesting van maximaal 400 personen. Hiertoe zijn verschillende bebouwingsvarianten onderzocht, met een variërende samenstelling van 2- en 3-persoonsappartementen. Een keuze voor het definitieve ontwerp wordt nog gemaakt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de ambitie uit de woonvisie om een plaats te maken voor flexwonen, en in het bijzonder de huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten. De beoogde locatie vormt hiervoor een logische plek, direct op het bedrijventerrein en grenzend aan het glastuinbouwgebied.
Mobiliteitsvisie Duurzaam Bereikbaar Westland
Op 10 december 2019 is de Mobiliteitsvisie Duurzaam Bereikbaar Westland vastgesteld door de gemeenteraad. Het gemeentelijk mobiliteitsbeleid was tot de vaststelling van deze Mobiliteitsvisie gebaseerd op het Westlands Verkeer- en Vervoerplan 2005-2015 (WVVP) en de Structuurvisie Westland 2025. Veel van de in het WVVP opgenomen doelstellingen en uitvoeringsprogramma's zijn gerealiseerd, dan wel waren aan herziening toe. Na vaststelling van de Mobiliteitsvisie is het WVVP komen te vervallen.
Er komt steeds meer verkeer in Westland. Om ervoor te zorgen dat we nu en in de toekomst nog vlot tussen dorpen en van dorp naar steden kunnen reizen, maken we plannen en nemen we maatregelen. De volgende mobiliteitsdoelen zijn opgenomen in de Mobiliteitsvisie 2040:
Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018
In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).
Uitvoerings- en handhavingsstrategie 2022-2025
Op 7 februari 2022 hebben burgemeester en wethouders van Westland de Uitvoerings- en handhavingsstrategie 2022-2025 bekend gemaakt. Deze strategie bevat de weergave van hoe de gemeente Westland haar uitvoerings- (vergunningen) en handhavingstaken (toezicht en handhaving) uitvoert en hoe de interpretatieruimte die de wetgeving wordt ingevuld. Er is alvast aangesloten bij de terminologie en begrippen uit de komende Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Naast de preventieve toets van het bouwplan aan de bouwregelgeving vooraf wordt ook het toezicht tijdens en na realisatie van de bouw vervangen door toezicht door private kwaliteitsborgers. Hierdoor verschuift het toezicht van de voorkant van het proces naar handhaving achteraf. In navolging van maatschappelijke ontwikkelingen is de bedoeling van de Omgevingswet dat initiatiefnemers meer ruimte krijgen voor initiatieven maar ook zelf meer verantwoordelijkheid hebben voor deze initiatieven. Gemeente Westland zal risicogestuurd aanvragen om een omgevingsvergunning vergunnen. Na vergunningverlening wordt toezicht gehouden op de naleving van de vergunnings- of ontheffingsvoorwaarden, terwijl continue toezicht wordt gehouden op de naleving van wet- en regelgeving als het omgevingsplan. Ook voor bouwtoezicht en handhaving geldt dat er risicogestuurd wordt gewerkt. Strijdig gebruik van bedrijfsterreinen geldt als een bestuurlijk speerpunt, zodat een overtreding met hoge prioriteit zal worden aangepakt.
De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten.
Bedrijventerreinenvisie Westland 2013-2020
Bedrijventerreinen zijn een belangrijke schakel in het Greenportcluster. Op bedrijventerreinen zijn alleen ondernemers toegestaan die zich niet direct richten op de eindconsument; business to business. Publieksfuncties zijn niet toegestaan op regionale en agrologistieke terreinen. Op lokale terreinen zijn publieksfuncties uitsluitend aan de rand toegestaan, met eigen ontsluiting. Dit geldt uitsluitend voor functies die de dorpskern geen concurrentie geven. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, ten aanzien van bestaande woningen geldt dat op bedrijventerreinen niet naar een optimaal woonklimaat wordt gestreefd. Een onderwerp waar het eigen karakter van het bedrijfsgebied naar voren komt is de collectieve beveiliging en parkmanagement. Afvalverwerking kan ook in gezamenlijkheid worden opgepakt. Bepaalde bedrijventerreinen hebben een organisatievorm waarbij het openbaar gebied wordt onderhouden in eigen beheer, tevens wordt collectief ingezet op zaken als duurzaamheid, glasvezel en intensief ruimtegebruik. Bij de aanleg van bedrijventerreinen wordt het aantal parkeerplaatsen dat benodigd is bepaald door het aantal vierkante meters of per arbeidsplaats. De norm voor vrachtwagens is dat het parkeren van bedrijfsmiddelen niet wordt afgewenteld op de openbare ruimte. Elke ondernemer is verantwoordelijk voor het voldoende parkeerruimte voor de eigen (vracht)auto's. Er worden geen parkeerplekken voor overheaddeuren toegestaan. Menging van kantoor- en bedrijfsfuncties is niet gewenst, verder voorzet de visie in een toetsingskader om te komen tot een beoordeling of een publieksfunctie op een bepaald bedrijventerrein al dan niet mogelijk gemaakt zou moeten kunnen worden. Ruimten boven bedrijfsunits mogen niet worden afgesplitst voor (andersoortige) zelfstandige verhuur. Nieuwe bedrijventerreinen moeten bereikbaar zijn en er worden profielen gemaakt voor de beeldkwaliteit. Voor de periode tot 2020 is de uitbreidingsbehoefte berekend op ca. 65 ha en voor de periode van 2020-2030 op ca. 50 ha.
Nota publieksfuncties op bedrijventerreinen
Als nadere uitwerking van de Bedrijventerreinenvisie Westland hebben burgemeester en wethouders de Nota publieksfuncties op bedrijventerreinen vastgesteld om maatwerk te kunnen bieden voor publieksfuncties op lokale bedrijventerreinen. In deze nota is aangegeven wat wel en niet is toegestaan op lokale bedrijventerreinen. Wonen, detailhandel, horeca, leisure en care-functies zijn uitgesloten in bestemmingsplannen die betrekking hebben op bedrijventerreinen. Bij leisure kan worden gedacht aan fitness, kookstudio's en hobbyfuncties. Care-functies zijn onder andere kinderopvang, ouderenzorg, gehandicaptenopvang en huisartsen- en fysiotherapie-collectieven. In hoofdzaak zijn op bedrijventerreinen bedrijfsmatige en industriële functies toegestaan. Genoemd worden het vervaardigen, bewerken, installeren en inzamelen van goederen. Ook verhandelen van goederen wordt genoemd, waarbij detailhandel (verkoop aan een eindconsument) is uitgesloten. In de loop der tijd zijn daarop uitzonderingen gemaakt voor specifieke vormen van detailhandel, zoals verkoop van brand- en explosiegevaarlijke stoffen.
De verkoop van de zogenoemde ABC-goederen (Auto's, Boten en Caravans) is alleen toegestaan met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Ook bouwmarkten zijn met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk, conform de provinciale regelgeving. Tegelijkertijd is vestiging van woonwinkels aan strenge regionale regels van Haaglanden gebonden. Een andere functie die in beperkte mate is toegestaan zijn zelfstandige kantoren.
Onzelfstandige kantoren, die ten dienste staan van een bedrijf blijven mogelijk. Elk bedrijf kan ruimte nodig hebben voor een administratie- en verkoopafdeling, waarbij de oppervlakte maximaal 3.000 m² bedraagt. Zelfstandige kantoren kunnen in bestemmingsplannen door middel van een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt tot 500 m² per gebouw. Hierbij kan worden gedacht aan accountants en architecten. De kantoren mogen echter geen baliefunctie hebben (zoals makelaars en uitzend- of reisbureaus) en moeten ingepast (kunnen) worden op het bedrijventerrein. Inpassing is mogelijk bij de entree, of op de eerste verdieping van bestaande panden. Daarnaast moet voldaan worden aan de parkeernorm, die voor kantoren hoger is dan voor bedrijven.
Detailhandelsvisie Westland 2021-2026
In de Detailhandelsvisie “De kern is ondernemen” is het beleid vervat dat elke Westlandse kern, in ieder geval voor wat betreft het dagelijks winkelaanbod, over voldoende detailhandelsvoorzieningen dient te beschikken. De omvang van die voorzieningen is gerelateerd aan de omvang van de betreffende kern. Voorts is het beleid erop gericht om zoveel mogelijk detailhandelsomzet voor het Westland te behouden.
In de detailhandelsstructuurvisie worden de volgende beleidskeuzes benoemd:
Om te komen tot een betere concentratie zijn de verschillende Westlandse kernen bekeken en de hoofdcircuits, transformatiegebieden en aanloopstraten benoemd. Er wordt gestuurd op het behalen van gestelde ambities.
Convenant klimaatadaptief bouwen Zuid-Holland (2018)
Nieuwbouwlocaties in Zuid-Holland worden zoveel mogelijk klimaatadaptief gebouwd, zodat ze bestand zijn tegen weersextremen als gevolg van klimaatverandering. Deze ambitie is vastgelegd in het convenant (overeenkomst) klimaatadaptief Bouwen. Dit is ondertekend door onder meer bouwbedrijven, gemeenten -waaronder Westland-, de provincie, waterschappen, maatschappelijke organisaties, financiers en projectontwikkelaars.
Klimaatverandering heeft grote impact op de leefomgeving en het aantal weersextremen neemt toe. Zuid-Holland staat voor een grote bouwopgave, tot 2025 zijn er in de provincie 100.000 nieuwe woningen nodig. Deze ontwikkelingen maken het van belang dat klimaatadaptief bouwen zo snel mogelijk de nieuwe norm wordt. Dit is concreet vertaald in het convenant klimaatadpatief bouwen in Zuid-Holland. Hierin zijn procesafspraken gemaakt gericht op het verminderen van de wateroverlast, hittestress, droogte en bodemdaling en het vergroten van de biodiversiteit. Het convenant is op 4 oktober 2018 van start gegaan. In de eerste fase van dit convenant is toegewerkt naar een minimaal programma van eisen voor nieuwbouw in relatie tot:
De gemeente Westland zal minimaal aan deze eisen voldoen en gebruikt daarmee het programma van minimale eisen uit het Convenant als uitgangspunt voor het realiseren van een klimaatadaptief bedrijventerrein.
Metropoolregio Den Haag-Rotterdam
In de metropoolregio Rotterdam Den Haag werken 23 gemeenten samen aan het verbeteren van de bereikbaarheid en het vernieuwen van de economie. Daarmee versterken ze onder meer de (internationale) concurrentiepositie van de regio. Met elkaar vormen deze 23 gemeenten het bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).
Voor het overleg tussen de 23 gemeenten en het nemen van besluiten kent de MRDH de volgende besturen en commissies: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de bestuurscommissie Vervoersautoriteit (Va), de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat (EV) en de voorzitter. Met 23 gemeenten, 2,3 miljoen mensen, 1,2 miljoen banen met werk voor 13,5% van de Nederlanders en een bijdrage van 15% aan het BNP is de metropoolregio een regio die er toe doet. Voor een grootstedelijke regio waar het goed wonen, werken en recreëren is, heeft de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) zichzelf twee belangrijke ambities gesteld: het vernieuwen van economie en het verbeteren van de bereikbaarheid. Het Rijk gaf de Metropoolregio Rotterdam Den Haag de status van vervoerregio. En daarmee ook wettelijke taken rond verkeer en vervoer. Aan het begin van elke nieuwe bestuursperiode (elke vier jaar) stelt het bestuur een regionale strategische agenda vast, van waaruit ook de regionale vraagstukken wat betreft kantoren, detailhandel en bedrijventerreinen worden opgepakt. De huidige strategische agenda loopt tot en met 2022.
Sinds de provinciale raming in 2017 is in Westland 34 ha. bedrijfsgrond uitgegeven. Voor de periode tot 2030 is nog 26 ha. beschikbaar. Uit een recente raming (2018) van Bureau Stedelijke planning blijkt voor de regio Westland-Hoek van Holland een aanzienlijk tekort aan bedrijventerrein tot 2030.
Omgevingsbeleid Zuid-Holland
In het provinciale omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid.
Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit provinciale opgaven en belangen. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de provinciale verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
Introductie op het omgevingsbeleid: de ruimtelijke hoofdstructuur
Zuid-Holland wil slim en schoon zijn. Klimaatverandering heeft in het laaggelegen deltagebied grote ruimtelijke, economische en sociale gevolgen. Als open economie is Zuid-Holland gevoelig voor gevolgen van globalisering. De segregatie neemt toe. De energie-intensieve economie heeft, zoals ook benoemd in het klimaatakkoord van Parijs, alleen toekomst als wordt overgegaan tot verduurzaming. De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving: naar een klimaatbestendige delta, naar een nieuwe economie (the next level), naar een levendige meerkernige metropool, energievernieuwing, best bereikbare provincie en gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Belangrijk om de ambities waar te kunnen maken zijn innovatieve oplossingen voor waterberging en het voorkomen van hittestress, de overstap van een fossiele naar een circulaire economie, het uitbreiden van warmtenetten, een forse woningopgave en de verduurzaming van woningen, vitale kernen, het aanpakken van verkeersknelpunten, het versterken van openbaar vervoer en gebruik van de fiets en de kwaliteit van de leefomgeving versterken door natuur, water, recreatie, cultureel erfgoed en economie in samenhang te bezien.
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie.
Afbeelding 2.2: de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur (uitsnede Westland)
Gemeente Westland laat zich kenmerken door de glastuinbouw (Greenport Westland) omringd door kust, natuur en stedelijk groen met daarbinnen woonkernen en logistieke overslagpunten. Naaldwijk is als regiokern aangewezen. Wateringen behoort tot de stedelijke agglomeratie. Nabij de vestiging van Flora Holland is een kenniscentrum aangegeven.
Wat betreft mobiliteit wordt een (boven) regionale HOV-net busroute onderzocht van Den Haag, via Naaldwijk naar Maassluis, alwaar op het HOV-net kan worden aangesloten richting Rotterdam. De greenport wordt benoemd als volwassen cluster dat tot de wereldtop behoort. Deze positie moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Er wordt gestreefd naar synergie van mainport Rotterdam en de greenports. De groene ruimte heeft intrinsieke waarde en het kustlandschap vormt mede de grondslag voor de identiteit van de bebouwde en groene ruimte. De provincie zet in op de groenblauwe structuur om groene kwaliteiten binnen en buiten stedelijk gebied te versterken en de samenhang tussen parken, recreatiegebieden, natuurgebieden en agrarisch landschap te vergroten.
Omgevingsverordening
Regels aangaande bestemmingsplannen bv. met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit, de ladder voor duurzame verstedelijking en voor ruimtelijke ontwikkelingen als stedelijke ontwikkelingen, kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouwgebied, infrastructuur, veiligheid, natuur en cultureel erfgoed zijn opgenomen in de Omgevingsverordening. De regels zijn van overeenkomstige toepassing op ruimtelijke initiatieven waarvoor een zogenaamde 'grote buitenplanse afwijking' wordt doorlopen.
Artikel 6.10g van de Omgevingsverordening stelt regeld ten aanzien van de huisvesting van arbeidsmigranten.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een huisvestingscomplex voor tijdelijke economisch aan Westland verbonden arbeidsmigranten mogelijk, waarbij sprake is van maximaal 400 bedden.
Ten aanzien van de werkgelegenheid en extra huisvestingsbehoefte kan worden gesteld dat in Westland circa 12.000 arbeidsplaatsen in het glastuinbouwgebied en op bedrijventerreinen worden ingevuld door buitenlandse flexwerkers. In Westland zijn er circa 4.500 slaapplaatsen gerealiseerd voor de buitenlandse flexwerkers, welke verdeeld zijn over kleinschalige en grootschalige huisvestingsplaatsen. Op huidige bedrijventerrein ABC Westland worden circa 400 arbeidsplaatsen ingevuld door buitenlandse flexwerkers. De uitbreiding ABC Westland De Strijp zal voorzien in circa 750 arbeidsplaatsen, waarvan er 250 arbeidsplaatsen worden ingevuld door buitenlandse flexwerkers.
De realisatie van huisvesting voor buitenlandse flexwerkers in het uitbreidingsgebied van ABC Westland omvat 400 slaapplekken. Deze slaapplekken worden ingevuld door de buitenlandse flexwerkers van het huidige bedrijventerrein en de uitbreiding. Afhankelijk van de toekomstig eigenaar ( uitzendbureau of professioneel huisvester) is het mogelijk dat minder of meer op ABC Westland werkende arbeidsmigranten ook daar zullen gaan wonen. Tevens zullen, met name in het voor- en najaar, meerdere arbeidsmigranten ‘s morgens in de productietuinbouw werken en ‘s middags op ABC Westland in de agrologistiek.
Door het complex een eigen entree te geven bij de calamiteitenontsluiting ter hoogte van de huidige weg de Strijp, te voorzien in voldoende parkeergelegenheid en in een groene omgeving te situeren wordt een aangenaam woon- en verblijfsklimaat gerealiseerd. In de buitenruimte is voldoende ruimte voor recreatieve en sportvoorzieningen en verblijfsplaatsen. Door de 400 bedden over 4 gebouwen te verdelen ontstaan kleinere eenheden die zorgen voor vier kleinschaligere woongroepen die goed te beheren zijn. De huisvesting zelf dient te voldoen aan de minimale eisen zoals bepaald in de de snf-normen.
Bij de uitwerking en invulling van het woonconcept door de toekomstige huisvester zal de gemeente toezien dat uitvoering wordt gegeven aan een ‘goed verhuurderschap’, zodat misstanden worden voorkomen. Te denken valt aan scheiding van woon- en werkcontracten. Deze laatste twee punten vallen buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan.
Artikel 6.12 van de Omgevingsverording stelt regels aan bestemmingsplannen voor bedrijven(terreinen):
Het nieuwe bedrijventerrein ABC - De Strijp staat niet op kaart 20 en heeft ook geen betrekking op watergebonden bedrijvigheid. Wel maakt het plan een huisvestingslocatie voor tijdelijke arbeidsmigranten mogelijk. Lid 3 staat dit toe, mits er geen sprake is van strijd met lid 1.
De locatie voor de huisvesting van arbeidsmigranten past op de voorgenomen locatie. Door de ligging van de waterpartijen en Arckelweg is dit deel van de locatie minder geschikt voor de gewenste agrogerelateerde bedrijven. Daarbij zijn in de betreffende agrogerelateerde sector veel arbeidsmigranten werkzaam. Door de huisvesting hier te situeren wordt een sterke binding tussen wonen en werken gecreëerd en voorzien in ee duidelijk behoefte.
Ladder duurzame verstedelijking
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2 en 3) dienen plannen, waarin nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten conform artikel 3.1.6 van het Bro standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Toetsing aan de Ladder houdt in dat een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De uitgangspunten van duurzame verstedelijking zijn tevens onderdeel van de provinciale Omgevingsverordening. De vereisten wijken echter af van de vereisten uit het Bro. De provinciale ladder vereist dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd, en plaatsvindt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Ontwikkeling buiten het bestaand stads- en dorpsgebied is alleen toegelaten in de in de verordening genoemde gevallen en op de genoemde locaties.
Provinciaal beleid en 3-ha kaart
Op grond van artikel 6.10, lid 1 onder b van de Omgevingsverordening kunnen 'grote buitenstedelijke bouwlocaties' alleen buiten bestaand stads- en dorpsgebied worden gebouwd voor zover een locatie groter is dan 3 ha. en die locatie is opgenomen op kaart 19 van Bijlage II en is opgenomen op de lijst met locaties en criteria in de Bijlage X van de Omgevingsverordening.
Afbeelding 2.3: de '3ha kaart' met de uitbreiding van het bedrijventerrein ABC Westland
Op basis van de opname van de uitbreiding van het bedrijventerrein ABC Westland op de '3 ha kaart' uit het ontwerpprogramma ruimte uit het omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland, kan worden geconcludeerd dat de provincie op hoofdlijnen geen ruimtelijk bezwaar heeft tegen de betreffende ontwikkeling. Uitgangspunt voor het opnemen van de uitbreidingslocatie ABC Westland op de '3 ha kaart' is dat het gaat om een reële ontwikkeling. Binnen een periode van ten hoogste 10 jaar dient er voldoende behoefte te bestaan voor de ontwikkeling van de locatie.
Behoefteraming Stec Groep
Op 9 november 2021 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland de behoefteraming bedrijventerreinen Zuid-Holland vastgesteld. Deze behoefteraming is door Stec Groep in samenwerking met de MRDH opgewerkt naar de provincie en daarbij hebben gerelateerde gemeenten, zo ook Westland, inspraak gehad. In de betreffende behoefteraming is de uitbreiding van ABC Westland opgenomen, waarbij er als zacht planaanbod 12 hectare bedrijventerrein als netto uitgeefbaar is opgenomen. De benaming zacht planaanbod wordt gegeven aan plannen, waarvoor nog geen bestemmingsplan is vastgesteld.
De betreffende 12 hectare netto uitgeefbare oppervlakte bedrijventerrein die is opgenomen in de behoefteraming is de onderbouwing dat de uitbreiding met 11,25 hectare verantwoord is.
Ladderonderbouwing Bureau Stedelijke Planning
In het kader van de voorliggende ontwikkeling verstedelijking heeft Bureau Stedelijke Planning voor de voorgenomen ontwikkeling in november 2021 een onderbouwing opgesteld (zie Bijlage 2). Daarin is getoetst of er behoefte is aan de voorgenomen uitbreiding van het areaal bedrijventerrein. Omdat de ontwikkeling van ABC Westland binnen bestaand stedelijk gebied ligt, is voor deze locatie een motivering van de locatie niet aan de orde.
In het ladderonderzoek wordt geconstateerd dat de relevante beleidskaders van de provincie Zuid-Holland, de MRDH en de gemeente Rotterdam geen belemmeringen bevatten voor de ontwikkeling van ABC - De Strijp . In kwantitatief opzicht is het beleid gericht op het langjarige streven naar balans in vraag naar en aanbod van bedrijventerreinen, waarbij nieuwe ontwikkelingen gewenst zijn en mogelijk blijven. In kwalitatieve zin staan het zorgvuldig omgaan met de schaarste ruimte, toekomstbestendigheid en duurzaamheid centraal.
Op basis van de verwachte vraag en de harde plancapaciteit bestaat er in de MRDH van 2021 tot 2031 een behoefte aan ca. 50 tot 70 ha bedrijventerrein voor de agri- en foodsector. De behoefte is daarbij bepaald aan de hand van drie veschillende methoden. In alle drie de gevallen is sprake van een aantoonbare behoefte die aanzienlijk groter is dan waarin voorgenomen ontwikkeling voorziet. De behoefte is samengevat in tabel 4.1.
Tabel: Behoefte aan bedrijventerreinen in de agri- en foodsector in de MRDH voor 2021-2031 (bron: Bureau Stedelijke Planning, november 2021).
Hiernaast wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling bovendien goed aansluit op de vestigingscriteria van bedrijven in de agri- en foodsector. Er bestaat dus zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht voldoende behoefte om de ontwikkeling van 11,25 ha bedrijventerrein gericht op de agri- en foodsector op ABC Westland - De Strijp te realiseren. Gegeven deze behoefte en de actuele krapte op de markt voor bedrijventerrein en de markt voor bedrijfsruimten worden geen (nadelige) ruimtelijke effecten verwacht. Zodoende voldoet de voorgenomen ontwikkeling aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Omgevingsverordening kaart 11. Greeports
Op de kaart Greenports (nr 11 uit de omgevingsverordening Zuid Holland) is de locatie aangeduid als onderdeel van het Greenportgebied. Vanwege de gewenste transformatie naar een bedrijventerrein (zoals ook op de zogenoemde 3-ha kaart is aangegeven) zal een wijziging van kaart 11 noodzakelijk zijn. Hiertoe zal een verzoek worden ingediend.
Over de voorliggende ontwikkeling is reeds eerder overleg geweest tussen gemeente en provincie en is en overeenstemming bereikt met glastuinbouw Westland over de vervanging van glastuinbouw door een agrologistiek bedrijventerrein in het kader van versterking van de glastuinbouwcluster.
Verschillende ontwikkelingen die de laatste jaren plaats hebben gevonden hebben onder meer geleidt tot een sterke verhoging van de gasprijs. De locatie Westland als teeltlocatie is hierdoor minder aantrekkelijk. Westland blijft echter een goede locatie voor handel als toegangspoort van Europa en Westland is daarin zelfs het grootste agrologistieke cluster van Europa. De behoefte aan nieuwe bedrijfskavels voor agrologistieke bedrijven is dan ook groot. Een schakel verplaatsten, brengt het gehele cluster in gevaar. Door de ligging van de uitbreiding ten opzichte van het bestaande terrein van ABC Westland en de situering in het Westland is sprake van een efficiënte bedrijfsvoering en worden transportbewegingen beperkt. Bij verdere spreiding van nieuwe bedrijfsfuncties zal de keten minder efficiënt worden en leiden tot een grotere toename aan verkeer.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Afbeelding 2.4: uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Met de komst van de Omgevingswet die vanaf 2022 in werking zal treden, is het van belang dat de ruimtelijke opgave in lijn is met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De eerste NOVI is vastgesteld in 2021. De NOVI bestaat uit één Rijksvisie op de leefomgeving. Het uitgangspunt van dit beleidsdocument is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in een samenhangend geheel. De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Om dit te realiseren is collectieve verantwoordelijkheid van alle overheden van belang.
Het Rijk benoemt in de NOVI 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid en vermeldt hierbij de opgaven en de rol van het Rijk bij het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven worden samengebracht in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:
Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.
Een gezonde leefomgeving die zo min mogelijk negatieve invloed heeft op de gezondheid is volgens het Rijk van belang. De omgeving dient uitnodigend te zijn voor gezond gedrag en dient een plek te zijn waar inwoners zich prettig voelen.
De omvang van de vraag is afhankelijk van de het tempo van economische groei, maar ook van de specifieke bedrijfstaksamenstelling per regio, omdat de ramingen voor verschillende bedrijfstakken uiteenlopen. Het Rijk stelt dat een zorgvuldige raming van ruimtebehoefte- en aanbod van groot belang is. Om voldoende ruimte voor economische activiteit te faciliteren en deze optimaal te benutten, stellen overheden regionale programma's en transitieagenda's op.
Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen en (groot)winkelbedrijven moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk. Deze locaties moeten goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken.
De uitbreiding van het bedrijventerrein ABC Westland in Poeldijk met ca. 11,25 ha. (netto) is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.
Het plangebied ligt globaal tussen de kernen van Poeldijk en Wateringen, en de N211 en N464. Aan de noordwestkant bevindt zich het bedrijventerrein ABC Westland, dat met de voorgenomen ontwikkeling naar het plangebied wordt uitgebreid. Ten zuiden van het bedrijventerrein, aan de overzijde van de Paul Captijnlaan, ligt de nieuwbouwlocatie De Kreken van Poeldijk. Het bedrijventerrein wordt aan de noordwestzijde begrensd door de N211, waarachter de gemeente Den Haag begint.
Aan de oostkant wordt het plangebied, evenals het bestaande bedrijventerrein, begrensd door de Wenzone. Dit vormt een groen-blauwe ecologische verbinding evenwijdig aan het Wenpad en de Wennetjessloot. Langs het Wenpad staan enkele woningen. Aan de Wenzone ligt het natuurgebied De Uithof, wat onderdeel is van de gemeente Den Haag. Hier zijn onder meer ook een sportcomplex, park en ter hoogte van het plangebied een kleine woonwijk gevestigd. Verder naar het oosten begint het bebouwd gebied van Den Haag.
Het plangebied ligt aan de noordrand van het Westlandse glastuinbouwgebied, die met de voorgenomen ontwikkeling feitelijk iets naar het zuiden opschuift. Direct ten zuiden, zuidwesten en zuidoosten van het plangebied bevinden zich dan ook hoofdzakelijk glastuinbouwbedrijven. Het plangebied wordt begrensd door de Arckelweg aan de zuidoostkant en sportcomplex Verburch aan de zuidwestzijde - omringd door glastuinbouwbedrijven. De Arckelweg sluit aan op de N464, die de hoofdverbinding vormt tussen Poeldijk en Wateringen.
Het plangebied ligt in het noordelijk deel van de direct ten noorden van de kern Poeldijk gelegen Dijkpolder. Deze polder werd begrensd door de Nieuwe Weg naar Loosduinen (de huidige Nieuweweg/N211), de Holte Wetering (de huidige Wennetjessloot) en de Polderweg (de huidige Wateringseweg en Voorstraat). De Nieuweweg liep vanaf Hondsholredijk – het huidige Honselersdijk – met een wijde westelijke boog om Poeldijk heen naar Loosduinen. De weg vormde samen met het direct aan de westzijde gelegen water van de Nieuwe Vaart een duidelijke scheiding tussen de aan weerszijden gelegen polders.
De verkaveling van de Dijkpolder loopt vanuit het zuidwesten naar het noordoosten. De verkaveling van de aan de westzijde van de scheidslijn gelegen West Mae Polder (de huidige Westmade Polder) en de Polder Kerktiend, ligt hier haaks op. Vanuit het westen leidt de Booma Watering naar de Nieuwe Vaart. Deze watering en het in het noorden aansluitende deel van de Nieuwe Vaart en de Wennetjessloot, vormen de gemeentegrens met Den Haag. Hier ligt een brede tot aan de duinen van Kijkduin doorlopende groenzone.
De oorspronkelijke landschappelijke verkaveling is herkenbaar gebleven in de verkaveling van het plangebied en het bestaande bedrijventerrein. De langgerekte bouwmassa's en noordoost-zuidwest gerichte wegen volgen het oorspronkelijke slagenpatroon van de polder. De verschillende watergangen volgen dezelfde richting en vormen natuurlijke perceel afscheidingen.
Het plangebied en de omgeving hebben de afgelopen decennia de nodige veranderingen ondergaan. De Dijkpolder is gedurende de 20e eeuw geleidelijk aan steeds verder ingevuld met kassen, ten behoeve van de groeiende glastuinbouwsector. Omstreeks 1970 is de Groenten- en Fruitveiling Westland Noord in het gebied ontstaan. Enkele jaren later is de Arckelweg aangelegd, als verbinding tussen het veilingterrein, de kern van Poeldijk en de Wateringseweg (huidige N464). Het veilingterrein en de omliggende glastuinbouw breidden zich in de daarop volgende jaren gestaag uit. Halverwege de jaren '90 besloeg de veiling een groot deel van het huidige ABC Westland, en was de Dijkpolder grotendeels gevuld met glastuinbouwbedrijven. In het begin van de 21e eeuw is de Paul Captijnweg aangelegd, waarmee de Arckelweg werd doorgetrokken richting het noordwesten naar de N211. Het voormalige veilingterrein is daarbij geheel ten noorden van de nieuwe weg geplaatst. Na de sluiting van de Groente- en Fruitveiling Westland Noord is het voormalige veilingterrein geherstructureerd en uitgebreid tot het bedrijventerrein Agro Business Centrum (ABC) Westland.
Afbeelding 2.4: Historische ontwikkeling van het plangebied (1970 - 1975 - 1995 - 2010).
In de huidige situatie kent het grootste gedeelte van het plangebied een agrarische - glastuinbouw - functie. De gronden zijn vrijwel geheel bebouwd met kassen en ondersteunende voorzieningen zoals bassins en opslagloodsen, gesitueerd rondom de tuindersweg De Strijp. Aan De Strijp zijn daarnaast enkele bedrijfswoningen gesitueerd. In het noordoosten van het plangebied liggen enkele burgerwoningen, aan het Wenpad.
Afbeelding 2.5: Ruimtegebruik huidige situatie plangebied.
In de toekomstige situatie zal de bestaande glastuinbouwfunctie worden vervangen door een uitbreiding van het bedrijventerrein ABC Westland. De hier aanwezige bedrijven zijn voornamelijk gerelateerd aan de agrarische sector, waarbij alle ketenspelers van de agri- en food-sector zijn vertegenwoordigd. Het betreffen bedrijven voor transport, verpakkingen en handel, maar ook installatietechniek en dienstverlening voor de glastuinbouw. In het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein ABC Westland' is een uitgebreide analyse van de hier aanwezige bedrijven- en bebouwingsstructuur opgenomen. Met de beoogde uitbreiding in voorliggend plangebied wordt circa 11,25 ha aan uitgeefbare bedrijfskavels aan het bestaande bedrijventerrein toegevoegd. Hier zal ruimte worden geboden aan agrogerelateerde bedrijven. Bij de uitgifte van de grondposities binnen het plangebied aan agrologistieke en agrogerelateerde bedrijvigheid zal bij een voldoende grote vraag prioriteit worden gegeven aan bedrijven die zijn aan te merken als “agrogerelateerd”, de agrologistieke bedrijvigheid binnen die categorie uitgezonderd. Om lokaal ondernemerschap en werkgelegenheid te stimuleren, wordt binnen de doelgroep “agrogerelateerd” zoveel mogelijk gestreefd naar vestiging van bedrijven die lokale binding hebben of anderzijds een aantoonbaar duurzame band hebben met het Westlandse glastuinbouwcluster. Daarbij staat de toegevoegde waarde van een bedrijf voor de regio, meer specifiek het Westlandse tuinbouwcluster, centraal. Afbeelding 2.6 toont globaal het ruimtegebruik van het plangebied in de toekomstige situatie.
Afbeelding 2.6: Ruimtegebruik nieuwe situatie plangebied.
Verkeersverbindingen algemeen
Bedrijventerrein ABC Westland is met twee aansluitingen aangesloten op het omliggende wegennet. Het verkeer bereikt (en verlaat) het terrein via de hoofdentree aan de Paul Captijnlaan, nabij de rotonde met de Nieuweweg (N211) of via de rotonde tussen de Paul Captijnlaan en Arckelweg. Vanaf de Paul Captijnlaan rijdt het verkeer verder over de Nieuweweg (N211), naar de Lozerlaan (N211) en A4, of via de Nieuweweg (N213) en Monsterseweg (N211) richting Hoek van Holland of via de Nieuweweg (N211) en de Burgemeester Elsenweg (N213) naar de A20. Vanaf de Arckelweg rijdt het verkeer over de Wateringseweg (N464) en Wippolderlaan (N211) naar de A4 of over de Zuidwijckweg, Vogelaer, Middel Broekweg (N466) en N213 of Velingroute N465, Westlandroute (N222) en N213, naar de A20.
Ontsluiting ABC - De Strijp voor gemotoriseerd verkeer
De uitbreiding ABC Westland - De Strijp zal met een nieuwe ontsluitingsweg via een brug over de Langesloot met het bestaande terrein worden verbonden. Er komt geen nieuwe aansluiting op de omliggende wegenstructuur. De bestaande aansluiting van de Strijp op de Arckelweg wordt gebruikt om de arbeidsmigrantenhuisvesting te ontsluiten en kan in geval van calamiteiten ook als tijdelijke ontsluiting van het bedrijventerrein worden gebruikt.
Ontsluiting ABC - De Strijp voor langzaam verkeer
De nieuwe ontsluitingsweg kruist het bestaande fietspad - het Wilgenpad - langs de Langesloot. Om verkeersonveilige situaties te voorkomen wordt het fietspad met een half verdiepte fietsdoorgang onder de nieuw aan te leggen verbindingsweg (en het brughoofd) geleid. Door deze ongelijkvloerse kruising is er geen sprake van conflictsituaties tussen het gemotoriseerd en langzaam verkeer (fietsers en voetgangers). Het fietspad wordt ter plaatste van de half verdiepte fietsdoorgang al verbreedt naar 3,5. Vooruitlopend op de wens van de gemeente om dit fietspad in de toekomst in haar geheel te verbreden naar 3,5. Ten oosten van de fietsdoorgang, wordt een entree voor fietsers (en voetgangers) gemaakt.
Een aandachtspunt van de half verdiepte fietsdoorgang is de sociale veiligheid. De sociale veiligheid verbetert door een goed ontwerp (bijvoorbeeld zicht en verlichting) van de fiets onderdoorgang. Het overdekte deel van de fietsdoorgang is ongeveer 13 m lang. Eerder is al in de uitbreiding opgenomen dat het Wilgenpad verlicht wordt vanaf de uitbreiding van ABC. In de randvoorwaarden is opgenomen dat de fietsdoorgang voorzien dient te worden van verlichting, dat onderdeel uitmaakt van het verlichtingsplan van het Wilgenpad.
Ontsluiting ABC - De Strijp voor openbaar vervoer
Nabij de hoofdentree van ABC Westland ligt aan weerszijden van de rotonde Nieuweweg/Paul Captijnlaan langs de N211 een bushalte. Vanaf deze haltes is het circa 10 minuten lopen naar de uitbreiding van het bedrijventerrein.
Om de uitbreiding aantrekkelijker en beter bereikbaar te maken met het openbaar vervoer wordt langs het fietspad bij de Arckelweg ruimte voor deelfietsen voorzien. Het fietspad sluit aan op het fietsnetwerk Den Haag en op de nog te realiseren fietsbrug over de Lozerlaan ter hoogte van de Melis Stokelaan en op het hier gelegen eindpunt van tramlijn 9.
Verkeersonderzoek Sweco
Door Sweco is op verschillende momenten verkeerskundig onderzoek en tellingen uitgevoerd. De onderzoeken zijn bijgevoegd in de Bijlage 3 bij deze toelichting. Uit de verschillende onderzoeken en tellingen blijkt dat het effect van de uitbreiding van ABC Westland niet leidt tot problemen op de omliggende wegen. Eventuele knelpunten ontstaan mogelijk wel los van de ontwikkeling ABC. Westland is hierover in gesprek met betrokken partijen om ervoor te zorgen dat die knelpunten worden voorkomen.
Met betrekking tot de verkeerseffecten van de uitbreiding van ABC Westland zijn in het rapport de volgende conclusies getrokken:
Verkeersgeneratie
De uitbreiding van het bedrijventerrein zal leiden tot extra verkeer. De toename van het verkeer is bepaald in het verkeersonderzoek van Sweco (Bijlage 3) en gebaseerd op het verkeersmodel V-MRDH 3.0 en de huidige verkeersbewegingen van en naar het bestaande bedrijventerrein op basis van tellingen uitgevoerd in het voorjaar van 2024. Het verkeersmodel laat een toename zien van in totaal ca. 2.100 motorvoertuigbewegingen voor de uitbreiding. De resultaten uit het model en de tellingen geven voor het totaal verkeer van ABC Westland wel enigszins verschillende resultaten maar spreken elkaar niet echt tegen gegeven de marges in verkeersintensiteiten.
Voor de vrachtwagenstromen is de omvang van en naar de uitbreiding gebaseerd op de groei van het oppervlak bedrijventerrein toegepast op de getelde waarden, gegeven dat het model op een lagere omvang van de vrachtwagenstromen uitkomt1. Concreet wordt de totale verkeersgeneratie verhoogd met ca. 300 extra vrachtwagenverkeersbewegingen om uit te gaan van een worstcase benadering. Dat gebeurt zowel in de verkeersafwikkelingsanalyses met de simulatiemodellen als in de verkeersmilieueffectanalyses, beiden gevoelig juist voor vrachtverkeer.
De extra verkeerstoename (personenauto's en vrachtverkeer) wordt afgewikkeld via de huidige ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein. Dit leidt tot extra verkeer op de ontsluitingsroutes Paul Captijnlaan/Arckelweg, N211 Nieuweweg/Lozerlaan en N464 Wateringseweg. De capaciteit van de rotondes op deze ontsluitingsroutes moet worden uitgebreid om het verkeer in de toekomst goed te verwerken (ongeacht de uitbreiding van ABC Westland).
Parkeren
In de planregels van dit bestemmingsplan is een dynamische verwijzing opgenomen naar de Beleidsregel parkeernormering gemeente Westland. Daarnaast is overeenkomstig de bedrijventerreinenvisie 2013-2020 nog bepaald dat ook vrachtwagens op eigen terrein geparkeerd moeten worden.
Voor de huisvesting arbeidsmigranten wordt gerekend met 0,3 parkeerplaats per slaapplek. Met 400 bedden bedraagt de parkeerbehoefte 120 parkeerplaatsen. Deze worden voorzien aan de zuidwestzijde langs de watergang die langs de manege loopt. De ontwerpschets laat zien dat inpassing van het aantal benodigde parkeerplaatsen bij het maximale aantal van 400 bedden haalbaar is.
Fietsparkeren
Bij de huisvesting van arbeidsmigranten wordt voorzien in een fietsenstalling met voldoende plekken voor fietsen. Op het bedrijventerrein zelf dient, door de bedrijven, op eigen terrein te worden voorzien in stallingsruimte.
Aan de Arckelweg, ter hoogte van de huisvesting van de arbeidsmigranten, wordt een openbare voorziening gerealiseerd voor deelfietsen. Met deze voorziening wordt het bedrijventerrein aantrekkelijk verbonden met het (regionale) ov netwerk.
1Het verkeersmodel geeft een toename van 190 vrachtwagenverkeersbewegingen voor de uitbreiding, terwijl op basis van de tellingen 476 extra verkeersbewegingen wordt verwacht. Dit geeft een verschil van 286 mvt (afgerond ca.300), waardoor het dynamische verkeersmodel voor de analyses van de verkeersafwikkeling is gecorrigeerd voor de vrachtwagenstromen op basis van de tellingen.
In mei 2023 heeft de gemeente Westland een notitie opgesteld waarin de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van ABC - De Strijp zijn opgenomen. In deze paragraaf worden de randvoorwaarden kort weergegeven. De nota van randvoorwaarden zelf is als Bijlage 4 bij dit bestemmingsplan opgenomen.
Vanuit de verschillende relevante beleidsterreinen wordt in de nota beschreven waarmee rekening dient te worden gehouden in de planvorming. In deze samenvatting noemen we de passages uit het document die ruimtelijk relevant zijn bij de ontwikkeling.
BELEIDSKADERS
Als belangrijkste beleidskaders voor de ontwikkeling worden genoemd:
De Omgevingsvisie gaat onder meer in op de gewenste Huisvesting Arbeidsmigranten, waarvan ABC Westland in Poeldijk een van de twee mogelijke locaties is. De gemeente faciliteert een adequate inpassing hiervan. Daarnaast maakt de gemeente Westland samen met de bedrijventerreinen een plan van aanpak om deze gebieden klimaatadaptief in te richten.
In de klimaatadaptatiestrategie verplicht de gemeente Westland zichzelf om in 2025 klimaatadaptief te zijn ingericht. Streven is 2040. Focus ligt niet alleen op kwantiteit van het groen, maar ook op kwaliteit.
ECONOMIE
Vanuit economisch oogpunt is het noodzakelijk dat de uitbreiding ABC met 12 ha netto ontwikkeld wordt om de huidige ruimtevraag op te vangen. Deze uitbreiding voorziet in het versterken, uitbreiden, groeien van bestaande en nieuwe agro logistieke (Westlandse) bedrijven. De uitbreiding biedt ruimte aan circa 750 arbeidsplaatsen, waarvan circa 250 arbeidsplaatsen worden ingevuld door buitenlandse flexwerkers en zo'n 500 arbeidsplaatsen door lokale inwoners (Westland en directe omgeving). Deze arbeidsmigranten dienen economisch aan Westland gebonden te zijn.
De Nota van randvoorwaarden geeft aan dat de uitbreiding van bedrijventerrein ABC in het bestemmingsplan een enkelbestemming 'Bedrijventerrein' met de functieaanduiding 'agro gerelateerde bedrijven' zal krijgen. Daarnaast kunnen niet primair agro gerelateerde westlandse bedrijven zich onder voorwaarden vestigen. Hiervoor is een binnenplanse afwijking opgenomen.
STEDENBOUWKUNDIG / LANDSCHAP
Voor de uitbreiding van ABC Westland zal op stedenbouwkundig vlak een uitspraak gedaan moeten worden over de wijze waarop de verkaveling reageert op de context.
HUISVESTING ARBEIDSMIGRANTEN
In het plangebied moet ruimte zijn voor de huisvesting van 400 arbeidsmigranten. Het gaat in het plan om permanente huisvesting van arbeidsmigranten met een tijdelijk verblijf van maximaal 6 maanden. Er dienen geluidsisolerende maatregelen te worden gerealiseerd en het gebouw moet voldoen aan de SNF-normen en het bouwbesluit. De uitstraling van het pand dient hoogwaardig te zijn en er moet sprake zijn van een duurzame woomomgeving waar klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen meegenomen worden in het ontwerp. Een parkeernorm van 0,3 parkeerplaats per bewoner is de norm. De migrantenhuisvesting wordt voorzien van een personenontsluiting bij de calamiteitenontsluiting ter hoogte van de huidige weg de Strijp.
Afbeelding 2.7: stedenbouwkundig concept
ECOLOGISCHE ZONE
De Omgevingsvisie 2.0 – Visie op Westland houdt rekening met de ecologische verbinding, uit het Natuur Netwerk Nederland, die loopt van Madestein tot aan de Zweth. De exacte invulling daarvan dient in een ontwerp en beheerplan uitgewerkt te worden op basis van een ecologische quick scan.
Realisatie van een brede ecologische zone sluit aan op de doelstellingen uit de Omgevingsvisie. Een zone van minimaal 25 meter breed zal worden ingericht als natuurlijke en ecologische zone die onderdeel zal gaan uitmaken van het Natuur Netwerk Nederland en het cultuurlandschap van Midden Delfland met het natura 2000 gebied aan de kust verbindt. De ruggegraat van de NNN Wenzone vormt de Wennetjessloot waaraan de NNN zijn naam dankt. De verantwoordelijkheid voor de realisatie van de verschillende NNN's ligt bij de Provincies. De provincie Zuid Holland heeft formeel geen maatvoeringen waaraan de NNN Wenzone dient te voldoen vastgesteld. Wel wordt in de Herziene Nota Ecologische Verbindingen Provincie Zuid Holland uit 2017 per NNN de gewenste ecologische inrichting beschreven. De NNN Wenzone heeft een gewenste breedte van 25 tot 50m.
In de omgevingsvisie van de gemeente Westland staat onder 7.4.1 (het artikelen dat over de NNN's gaat) geen specifieke maatvoeringen. Onder 8.2.4. het artikel dat gaat over toekomstbestendige bedrijventerreinen staat: De ontwikkeling van ABC Westland combineren we met de realisatie van een gedeelte van de ecologische verbinding uit het Natuur Netwerk Nederland, die van Madestein tot aan de Zweth loopt. Langs de Wennetjessloot houden we daar rekening met een groenstrook van 50 meter breed.
Voor de maatvoering van de Wenzone is ook gekeken naar de gehanteerde maatvoering van de Poelzone. Voor het eerste deel van de Poelzone is gerekend met een gemiddelde breedte van 50m. Dit was ook het uitgangspunt voor het deel van de NNN door Waelpark maar deze is later in overeenstemming met Provincie Zuid Holland, bijgesteld naar een minimale breedte van 25m aangevuld met elke 400m een steppingstone van minimaal 0.5ha.
De gehanteerde uitgangspunten voor de vormgeving en maatvoering voor het deel NNN dat achter de uitbreiding van ABC Westland ligt, zijn in het licht van bovenstaande randvoorwaarden de volgende:
VERKEER EN MOBILITEIT
KLIMAATADAPTATIE + GROEN/WATER INRICHTINGSEISEN
Klimaat adaptieve maatregelen dienen als onderdeel van het plan ter goedkeuring aan de gemeente te worden voorgelegd. De maatregelen dienen te voldoen aan de eisen uit de vastgestelde 'Klimaatadaptatiestrategie Westland 2021-2024' en de vastgestelde 'Groenvisie'.
Eisen:
Wensen:
Stedenbouwkundige opzet en verkaveling
Op basis van de uitbreidingswens van ABC Westland, eerder uitgevoerde verkenningen naar de uitbreidingsmogelijkheden en een (stedenbouwkundige) analyse van het gebied is een stedenbouwkundige inrichtingstekening opgesteld.
De ontwikkeling van ABC Westland - De Strijp omvat drie onderdelen:
1. Het agrogerelateerde bedrijventerrein
De basis van de ontwikkeling wordt gevormd door de ontwikkeling van ca 11,25 ha netto uitgeefbaar bedrijventerrein ten dienste van voor namelijk agrogerelateerde, impliciet agrologistieke bedrijven. Voor de invulling van de bedrijfskavels wordt aangesloten bij de functies die op het bestaande bedrijventerrein ABC Westland aanwezig zijn. Uitgangspunt zijn grote bedrijfshallen met laadkuilen en een representatieve kantoorruimte op een van de hoeken.
Centraal in het plangebied staan drie verkavelingsblokken, die uitgegeven worden als bedrijfskavels. Tezamen vormen deze een uitgeefbaar oppervlak van circa 11,25 ha (zie ook afbeelding 2.7). De drie langwerpige blokken worden haaks op de bestaande verkavelingsstructuren geplaatst, met name gevormd door de watergangen die het plangebied begrenzen. Rondom de blokken worden interne ontsluitingswegen gesitueerd, die daarmee aan de noord- en zuidkant de landschappelijke lijnen volgen met daartussen haakse verbindingswegen tussen de blokken door. Zodoende wordt met de verkaveling aangesloten bij de historische landschappelijke structuren van het slagenpatroon van de polder. Voor de invulling van de bedrijfskavels binnen de drie blokken is nog enige flexibiliteit mogelijk, en is daarom geen exacte stedenbouwkundige verkaveling opgesteld.
Afbeelding 2.8: Stedenbouwkundige inrichtingstekening (indicatief)
Hiernaast is aan de zuidwestkant van het gebied een perceel vrijgelaten voor het realiseren van huisvesting voor arbeidsmigranten, en wordt aan de noordoostkant een overgangszone naar de Wenzone ingericht. Hier wordt verderop in deze paragraaf nader op ingegaan.
Rondom de bebouwingskavels van het bedrijventerrein is tenslotte voorzien in de realisatie van een groene zone. Daarmee wordt gezorgd voor een goede ruimtelijke kwaliteit van de randen van het plangebied. Aan de zuidwestkant zorgt een bredere groene zone inclusief waterpartij voor een afscheiding tussen de Arckelweg en de wat teruggelegen bedrijfsbebouwing. Evenwijdig aan de watergangen die aan de noordwest- en zuidoostzijde het plangebied begrenzen zorgt de toevoeging van een groen ingerichte strook voor een groen-blauwe overgang naar aangrenzende percelen. Ook blijven hiermee doorzichten behouden, en wordt hier een wandelroute over het terrein gerealiseerd.
De randen van het bedrijventerrein zijn groen en – voor zover de waterkerende functie langs de Langesloot dat toestaat – voorzien van bomen en een voet- en/of fietspad. Het groen zorgt dat de groene-waterrijke zone tussen de Wennetjessloot en de Arckelweg een groen karakter blijft behouden en vormt een duidelijk scheiding tussen het bestaande ABC Westland en deze nieuwe uitbreiding. Het bestaande fietspad wordt via een tunnel onder de toekomstige ontsluitingsweg en -brug geleidt, zodat fietsers en vrachtwagens elkaar niet tegenkomen. Aan de zuidzijde vormt de groenstrook langs het water de afscherming naar de omliggende sportvelden en kassen.
Wat betreft de toekomstige bebouwing wordt aansluiting gezocht bij de bestaande planologische rechten die op het bestaande bedrijventerrein ABC Westland gelden. De hoogte van de bebouwing die mogelijk wordt gemaakt bedraagt maximaal 15 meter. Om te voorkomen dat schaduwhinder ontstaat is vooraf aan het opstellen van het bestemmingsplan een bezonningsstudie opgesteld. Uit deze bezonningsstudie blijkt dat het plan ten opzichte van de huidige (planologische) situatie geen nadelige invloed heeft op de bezonning van de omliggende glastuinbouwcomplexen en woningen.
Indien die situatie zich onverhoopt wel zou voordoen, kan het college van burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en hoogte van bebouwing.
De toekomstige bedrijven moeten rekening houden met hun presentatie naar de aan te leggen infrastructuur, waarbij een bebouwingsvrije zone van (tenminste) 5 meter geldt. De bouwvlakken mogen overeenkomstig de regeling voor het bestaande bedrijventerrein ABC Westland voor 80% bebouwd worden. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van dubbel of meervoudig ruimtegebruik. Gebouwen kunnen bijvoorbeeld meerdere verdiepingen krijgen en het dak kan worden gebruikt voor zonnepanelen, parkeergelegenheid en krijgt gedeeltelijk een groene functie 15% van de bedrijfskavels dient 'groen' te worden ingericht. Een belangrijk element van deze groene inrichting is de verplichting om op de daken in ieder geval een zone van minimaal 5 meter vanuit de dakrand als groen sedumdak in te richten. Hiermee ontstaat een netwerk aan groene structuren over het terrein die bijdraagt aan biodiversiteit, water langer vasthoudt en verkoelend werkt en zo hittestress helpt voorkomen..
2. De ecologische zone
Doordat de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en kassen tussen en achter de woonkavels aan het Wenpad gesloopt worden, ontstaat ruimte om de natuurzone langs de Wennetjessloot te versterken. Water en groene oevers dragen bij aan een sterke ecologische structuur in noord-zuidrichting. De natuurlijke inrichting zorgt voor biodiversiteit en klimaatadaptieve maatregelen zoals veel bomen en natuurvriendelijke oevers zorgen voor schaduwrijke plekken en ruime waterbergingscapaciteit om bij hevige regenval de pieken op te kunnen vangen. De groene zone is niet alleen een buffer tussen bedrijventerrein en de woningen aan het Wenpad, maar is tevens een extensieve recreatieve zone, waar een struinpad het Wenpad en bedrijventerrein met elkaar verbindt. De wandelpaden lopen aan de zijde van het bedrijventerrein en sluiten aan de noordzijde aan op het Wilgenpad en aan de zuidzijde op het bedrijventerrein. Aan de zijde van het Wenpad zijn drie doorsteken, waarvan in de zuidelijke doorsteek een wandelpad als verbinding met het Wenpad licht.
Dit pad wordt uitgevoerd als vlonderpad in een laag gelegen, drassig groengebied. Hierdoor zijn geen mogelijkheden om van het pad af te wijken.
De noordelijke doorsteek is aanzienlijk breder dan de twee zuidelijke. Hier is een eiland met lage beplanting, riet en gras voorziet. De beplanting op de eilanden in het gebied is hoger. Struweel en kleinere bomen kunnen hier groeien en de eilanden kunnen onderling verbonden worden door een riet- of plasdras zone. Aan de zijde van het bedrijventerrein komt een harde beschoeiing om ongedierte te weren. De groenzone hier kent voornamelijk struiken en hoge bomen die de bedrijfsbebouwing maskeren. Zodoende ontstaat tussen het Wenpad en de bedrijven een groen scherm dat in drie lagen is opgebouwd met beplanting die oploopt van laag, naar middelhoog en hoog. Het zicht op de bedrijven wordt hierdoor optimaal ontnomen.
In de voorliggende stedenbouwkundige verkaveling (afbeelding 2.8) wordt voldaan aan de maatvoeringseisen van 50m (t.a.v. de Wennetjessloot) en 30m (gemeten vanaf de bestaande woonkavels). De oppervlakte van de zone bedraagt in totaal ca. 10.750 m2. Daarmee is 700m2 meer natuur aanwezig dan volgens de normberekening. Daarnaast is ca 475 m2 bestemd als 'Wonen'. Deze plekken grenzen aan de bestaande woningen aan het Wenpad.
Afbeelding 2.9: Principe-inrichting ecologische zone
Afbeelding 2.10: Principeprofielen inrichting ecologische zone
Huisvesting Arbeidsmigranten
In de gemeente Westland bestaat een grote behoefte aan woonruimte voor arbeidsmigranten. De gronden aan de zuid-westkant van het plangebied zijn vanwege de vorm minder geschikt voor bedrijfskavels, maar ruim voldoende om 1 of meerdere wooncomplexen te situeren.
Het voorlopige, indicatieve ontwerp gaat uit van 4 gebouwen van ieder maximaal 5 bouwlagen hoog. De gebouwen staan in een parkachtige omgeving waar ruimte is voor paden, zitplekken en 2 sportveldjes. Het parkeren is gesitueerd achter de gebouwen, in de zones waar vanwege milieubeperkingen geen woningen zijn toegestaan. In totaal biedt de invulling ruimte aan 120 appartementen met in totaal 400 bedden. Daarmee zijn 120 parkeerplaatsen nodig. Onderstaande invulling is indicatief en bedoeld om de mogelijkheden in beeld te brengen.
Afbeelding 2.9: 3D-impressie mogelijke opzet met 4 kleinschalige woongebouwen.
Afbeelding 2.10: Stedenbouwkundige opzet huisvesting arbeidsmigranten (indicatief)
In het huidige stedenbouwkundige plan en op de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn de rechthoekige waterpartijen meegenomen in de inrichting van het gebied, waardoor een groenere invulling mogelijk is met meer natuurvriendelijke oevers en verblijfsplekken (vlonders) tussen de rietkragen. In het ontwerp in bovenstaande afbeeldingen is de groene, natuurvriendelijke oever zoals in het stedenbouwkundig plan nog niet verwerkt.
Gemeente Westland heeft het Convenant Klimaatadaptief Bouwen ondertekend en in de omgevingsvisie is opgenomen dat bij ontwikkelingen zoveel mogelijk de minimale eisen worden gehanteerd en dat als kader mee wordt gegeven om zoveel mogelijk klimaatadaptief, duurzaam en groeninclusief te ontwerpen en in te richten. Met ingang van 2020 wordt gezorgd dat elke nieuwe gebiedsontwikkeling klimaatadaptief is.
De ontwikkelingen van bedrijventerrein ABC Westland - De Strijp spelen al lang voor de ondertekening van het Convenant en het vaststellen van de Omgevingsvisie, maar door op verschillende niveaus in te spelen op de aspecten duurzaamheid, ecologie en klimaatadaptatie, kan zowel op het bedrijventerrein als in de groene ecologische zone langs het Wenpad worden voorzien in maatregelen.
Voor een optimale invulling van de ecologische zone is door bureau Van der Goes en Groot in navolging van de ecologische quickscan een en ecologische scan uitgevoerd met betrekking tot het ten oosten van dit plangebied gelegen NNN-gebied. Op basis van een veldbezoek en bevindingen uit een eerder uitgevoerde quickscan is een beoordeling gemaakt van de relatie tussen het naastgelegen NNN-gebied en het plangebied. De input van dit onderzoek is verwerkt in het ontwikkelingsplan voor het bedrijventerrein en de ecologische zone. Het ontwikkelingsplan geeft aan op welke wijze het terrein en dan met name de ecologische zone tussen het bedrijventerrein en Wenpad optimaal kan worden ingericht. De zone moet ruimte bieden aan natuur, maar kan ook gebruikt worden al recreatieve wandelverbinding. Hiertoe wordt een struinpad aangelegd dat op twee plekken op het Wenpad wordt aangesloten. Daarnaast zijn er twee verbindingen richting het bedrijventerrein. De zone kan daarmee zowel voor mensen van buiten het terrein als door werknemers van de bedrijven op het terrein worden gebruikt. Door aan de zijde van het Wenpad een natuurvriendelijke oever aan te leggen ontstaat een zone die niet of minder makkelijk te bereiken is. Dit voorkomt dat mensen zich aan de achterzijde van de woningen begeven. Het ontwikkelingsplan is opgenomen in de Bijlage 5.
Op het bedrijventerrein zelf zullen maatregelen met name op gebouwniveau plaatsvinden. Daarbij maken zonnepanelen op de daken in combinatie met witte dakbedekking en groene (sedum) randen een belangrijk deel uit van het pakket aan duurzaamheidsmaatregelen. De sedum daken worden in de eerste 5 meter langs de dakrand gerealiseerd. Hierdoor ontstaat een groen grid dat met name in de lengterichting (tussen de Langesloot en sportvelden/kassen) een groenstructuur vormt. Onder de zonnepanelen is sedum minder wenselijk. De daken worden wel voorzien van een dakbedekking zodat het zonlicht weerkaatst wordt. Dit draagt bij aan minder hittestress, werkt isolerend voor de gebouwen en verhoogt het rendement van zonnepanelen. Tezamen met de groene dakranden dient in totaal 15% van de bedrijfskavels groen ingericht te worden.
Ten aanzien van de biodiversiteit zullen veel natuurlijke oevers worden gerealiseerd, veel groen langs de randen en groen op de daken. Ook zullen in de groene zones vogelhuisjes, bijenhotels en indien nodig locaties voor vleermuizen worden geplaatst.
Doordat artikel 2 lid 5 aanhef en onder b Besluit m.e.r. sinds 7 juli 2017 het bevoegd gezag verplicht om de artikelen 7.17, 7.17 leden 1 – 4, 7.18, 7.19 leden 1 en 2 en 7.20a Wet milieubeheer toe te passen, is het bevoegd gezag verplicht om een beslissing te nemen over de vraag of bij de voorbereiding van het bestemmingsplan een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Bepalend voor het antwoord op die vraag is of de betrokken activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.
Door het bevoegd gezag dient tijdig een besluit te worden genomen om geen milieueffectrapportage op te stellen voor het bestemmingsplan “Bedrijventerrein ABC De Strijp '. Uit de opgestelde vormvrije m.e.r.-beoordeling (zie Bijlage 1) blijkt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de meeste milieuaspecten geldt dat er geen effecten optreden. Er worden derhalve geen belangrijke nadelige milieugevolgen verwacht die zouden moeten leiden tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure en het opstellen van een milieueffectrapport (MER) voor de onderhavige ontwikkelingen.
Het bevoegd gezag (in dit geval het college van burgemeester en wethouders) heeft besloten om géén milieueffectrapportage op te stellen vóórdat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd.
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies (zoals bijvoorbeeld woningen):
Op basis van eerdergenoemde VNG-publicatie kan worden bepaald in hoeverre de inrichtingen en bedrijven beperkend kunnen zijn voor het tot stand brengen van een goed woon- en leefmilieu in hun omgeving. In deze uitgave zijn per (milieu-)categorie bedrijvigheid richtafstanden genoemd die kunnen worden aangehouden ten einde de hinderlijke invloed van bedrijfsactiviteiten op gevoelige functies te beperken. Hiertoe worden een zestal milieucategorieën onderscheiden. Per milieucategorie is een richtafstand opgenomen, welke ten opzichte van in de omgeving aanwezige gevoelige bestemmingen dient te worden aangehouden. Deze richtafstand is gebaseerd op de als gevolg van de bedrijfsactiviteiten te verwachten milieuhinder (vanwege geur, geluid, stof of gevaar). In onderstaande tabel zijn de VNG-richtafstanden voor milieubelastende functies gegeven zoals deze gelden ten opzichte van een rustige woonwijk en van een gemengd gebied.
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijk gebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Ter plaatse van bedrijventerrein ABC - De Strijp is sprake van een gemengd gebied. De woningen aan het Wenpad worden omgeven door glastuinbouwcomplexen en liggen in de nabijheid van het bestaande bedrijventerrein ABC-Westland. Aan de andere kant van het terrein, vormen glastuinbouwbedrijven, een manege, sportvelden de Arckelweg een combinatie van functies waardoor sprake is van gemengd gebied.
Bedrijven en inrichtingen in en rond het plangebied
Voor wat betreft het aspect bedrijven en milieuzonering is er sprake van twee situaties. Enerzijds kunnen nieuwe bedrijven in het gebied leiden tot hinder voor omliggende woningen. Anderzijds kunnen bedrijven en inrichtingen buiten het plangebied mogelijk beperkt worden door de nieuwe milieugevoelige functies (woningen) in het plangebied.
Manege de Arckelhoeve
Aan de Arckelweg, ten zuiden van het plangebied, ligt manege de Arckelhoeve. De manege kent een milieucontour op basis van geurhinder. De contour bedraagt 50 meter en wordt gemeten vanuit het stallencomplex. De contour reikt tot over de gronden aan de overzijde van de sloot, waar de huisvesting van arbeidsmigranten is voorzien. Om geuroverlast te voorkomen wordt de woningbouw buiten de contour gerealiseerd. De gronden binnen de contour zullen worden gebruikt voor de benodigde parkeervoorzieningen. Hierdoor zal in de toekomst geen sprake zijn van geuroverlast van de manege en wordt de manege niet beperkt in haar activiteiten.
Sportcomplex Verburch
Ten zuiden en oosten van de manege ligt het sportcomplex Verburch. Sportvelden met verlichting kennen een milieucategorie 3.2 en milieucontour van 50 meter (in gemengd gebied). De contour reikt tot over de gronden van het plangebied, maar komt niet verder richting de gevoelige woonfuncties dan de contour van de manege. De sportvelden leiden daarom niet tot hinder bij de woningen
Toekomstige bedrijven versus toekomstige nieuwe woonfuncties
Het plan maakt op twee plaatsen nieuwe ,milieu- en geluidgevoelige functies mogelijk, Het gaat om de voormalige bedrijfswoning aan het Wenpad en aan de Arckelweg en de huisvestingslocatie voor arbeidsmigranten aan de Arckelweg.
Arckelweg
Om te voorkomen dat de bestaande en nieuw te bouwen woongebouwen aan de Arckelweg hinder ondervinden van de toekomstige bedrijven op het bedrijventerrein of deze bedrijven in hun activiteiten beperken wordt bij de bedrijven een interne zonering toegepast. Dit betekent dat binnen de bedrijfsbestemming uitsluitend categorie 3.1 bedrijven zijn toegestaan op een afstand van minimaal 30 meter uit het bouwvlak waarbinnen woningen zijn toegestaan. Voor categorie 3.2. bedrijven geldt een afstand van minimaal 50 meter. Hierdoor is voor een klein deel van de kavels die grenzen aan het de woningen maximaal categorie 3.1 van toepassing.
Wenpad
Om overlast aan de bestaande woningen aan het Wenpad te voorkomen wordt eveneens een zonering van 30 en 50 meter aangehouden. Daarbij wordt een gesloten bebouwingswand gerealiseerd, waarbij de belangrijkste geluidhinderlijke activiteiten (vrachtwagenbewegingen) aan de westzijde van de bebouwing plaatsvinden. De afstand van die activiteiten tot de woningen bedraagt daarmee zo'n 40 tot 70 meter meer dan de genoemde richtafstanden. Bovendien heeft de bebouwing daarbij een afschermende werking. Om te voorkomen dat toch sprake is van overlast op bestaande woningen is een aanduiding specifieke vorm van bedrijf – 1 opgenomen, waarmee geborgd wordt dat technische installaties op het dak uitsluitend zijn toegestaan indien ze worden afgeschermd of uit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van geluidhinder ter plaatse van de woningen.
Afwijken van de gebruiksregels
De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
Conform artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) (2007) bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Alvorens geluidgevoelige objecten - zoals woningen of scholen - kunnen worden geprojecteerd, dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied).
Normstelling
Als er nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de onderzoekszone van een weg worden gerealiseerd, dan mag de geluidsbelasting van het wegverkeer niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk of op overwegende bezwaren te stuiten dan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde. Deze hogere waarde mag de maximale ontheffingswaarde niet overschrijden.
Voor woonerven en voor wegen waarop de maximum snelheid 30 km/h bedraagt, geldt geen onderzoekszone, waardoor ze - strikt formeel gezien - niet hoeven te worden getoetst aan de normen van de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter wel wenselijk dat deze wegen mee worden genomen in de afweging.
Voor bestaande woningen is de verandering van de geluidsbelasting door de uitbreiding van het bedrijventerrein getoetst aan de grenswaarden uit het hoofdstuk 'Reconstructie-situaties' uit de Wgh. Alhoewel geen sprake is van een fysiek wijziging van de wegen is de verandering van de geluidsbelasting getoetst aan deze normen. Bij een reconstructie in de zin van de Wgh is een geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zonder meer toegestaan. Verder stelt de Wgh dat sprake is van een significante, hoorbare toename van de geluidsbelasting als de toename 1,5 dB of hoger is. Bij een toename van 1,5 dB of hoger moet vanuit de Wgh worden onderzocht of geluidsreducerende maatregelen doelmatig zijn.
Algemeen
Met de aanleg van bedrijventerrein ABC-De Strijp zal sprake zijn van een toename aan wegverkeer op de ontsluitingswegen van en naar het terrein en sprake van verkeer op de nieuwe ontsluitingswegen binnen op het nieuwe terrein. Daarnaast voorziet het plan in de realisatie van een woonbestemming langs de Arckelweg voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
Door de uitbreiding van het bedrijventerrein en de bouw van de migrantenhuisvesting zal de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen op en rond het bedrijventerrein veranderen. Voor dit aspect is onderzocht of voor de bestaande woningen sprake is van een significante verandering van de geluidssituatie.
Naar deze aspecten is onderzoek gedaan. Het onderzoek is gebaseerd op eerdere verkeersgegevens. In november 2024 is het verkeersrapport van SWECO geactualiseerd waarbij de verkeersaantallen die als gevolg van de ontwikkeling toenemen opnieuw zijn bepaald. Uit de nieuwe cijfers blijkt dat de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling lager is dan eerder aangenomen. De uitgangspunten in het onderzoek zijn daarmee als worst-case te beschouwen. Op basis van de nieuwere verkeersgegevens.
Wegverkeerslawaai nieuwe geluidgevoelige functies
De woongebouwen voor de arbeidsmigranten langs de Arckelweg liggen binnen de onderzoekszone van de Arckelweg. Naar de geluidbelasting van het wegverkeer op de rand van de woonbestemming is akoestisch onderzoek uitgevoerd (KuiperCompagnons, oktober 2023 Bijlage 6). Uit dit onderzoek blijkt dat de ter plaatse van de nieuwe woonbestemming langs de Arckelweg de voorkeursgrenswaarde overschreden. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 62 dB voor het verkeer op de Arckelweg zodat de maximale hogere waarde van 63 dB niet wordt overschreden. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 52 dB door het verkeer op de ABC-Westland op het nieuwe deel van het bedrijventerrein zodat de maximale hogere waarde van 58 dB ook niet wordt overschreden.
Maatregelenafweging
In het onderzoek is beschouwd of geluidsreducerende maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting ter plaatse van de huisvesting van de arbeidsmigranten te verlagen. Uit deze beschouwing blijkt dat de afstand tot de Arckelweg niet kan worden vergroot en dat maatregelen in het overdrachtsgebied vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst zijn.
De toepassing van een stiller wegdek over een lengte van 250 m op de Arckelweg is financieel doelmatig en leidt er tevens toe een groter deel van de buitengevels van de huisvesting van de arbeidsmigranten als geluidsluw kan worden beschouwd. Ook met deze maatregel kan niet worden aangetoond dat 50% van de wooneenheden kunnen worden gesitueerd aan een gevel waar de geluidsbelasting als geluidsluw kan worden beschouwd.
De toepassing van bouwkundige maatregelen, in de vorm van een corridor in de bouwblokken, leidt er toe dat 50% van de wooneenheden kan worden gesitueerd aan de gevel waar de geluidsbelasting als geluidsluw kan worden beschouwd. Op deze wijze is aangetoond dat het plan akoestisch haalbaar is.
Voor de nieuw geprojecteerd wooneenheden moet een hogere waarde procedure worden doorlopen. In dit geval moet op gebouwniveau minimaal 50% van de woningen gesitueerd zijn aan een gevel met een geluidsbelasting van maximaal 53 dB. Bij de uitwerking van het bouwplan moet met deze voorwaarde rekening worden gehouden. Deze verplichting kan in het hogere waarde besluit worden vastgelegd.
Hogere waarden
Er is een hogere waarde procedure doorlopen en een ontwerpbesluit tot vaststelling van een hogere waarden opgesteld. Het ontwerpbesluit heeft gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen.
Wegverkeerslawaai bestaande woningen
Door de uitbreiding van het bedrijventerrein en de bouw van de migrantenhuisvesting zal de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen op en rond het bedrijventerrein veranderen. Voor dit aspect is onderzocht of dat voor de bestaande woningen een significante verandering van de geluidssituatie oplevert.
Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat het verkeer op de nieuwe ontsluitingswegen op het bedrijventerrein geen geluidsbelasting veroorzaakt die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde op bestaande woningen. Onderzoek naar maatregelen en het vaststellen van een hogere waarde is niet noodzakelijk.
De toename van het verkeer door de uitbreiding veroorzaakt een toename van de geluidsbelasting van afgerond maximaal 1 dB. Omdat deze toename voor het menselijk oor niet hoorbaar is, is geen sprake van een significante verslechtering van het woon- en leefklimaat.
Industrielawaai
Het plangebied is geen gezoneerd industrieterrein. Op het bedrijventerrein kunnen zich dan ook geen grote lawaaimakers vestigen. In de huidige situatie zijn dergelijke inrichtingen hier ook niet aanwezig.
Uit het onderzoek naar de geluideffecten op bestaande woningen kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een niet-significante en een voor het menselijk oor niet hoorbare toename van maximaal 1,0 dB. Het aspect geluid veroorzaakt daarmee geen significante verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande woningen langs de ontsluitingsroutes. Uit onderzoek naar de huisvesting van arbeidsmigranten blijkt dat sprake is van een overschrijding van maximaal 62 dB zodat de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet wordt overschreden. Om te voldoen aan de voorwaarden uit het hogere waardenbeleid dient minimaal 50% van de woningen een geluidluwe gevel te hebben. Met toepassing van stil wegdek of andere bron- of overdachtsmaatregelen is dit niet haalbaar. Door toepassing van bouwkundige maatregelen zoals een corridor kan wel worden voldaan aan deze voorwaarde. Gelijktijdig met het ter inzage leggen van het bestemmingsplan is een hogere waarde procedure doorlopen.
Wet luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 ìg/m³ | 2010 t/m 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 ìg/m³ | |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³ | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
Besluit niet in betekenende mate (NIBM)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de m
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Uit berekeningen in het kader van het luchtkwaliteitsondezoek (KuiperCompagnons, mei 2023) blijkt dat de bijdrage voor de maatgevende stof maximaal 0,4 µg/m3 is, zodat geen sprake is van een NIBM-bijdrage. Omdat de grenswaarde van 40 µg/m3 op 10 m vanaf de rand van de weg lang niet wordt overschreden zijn er geen belemmeringen. De maximaal berekende concentratie bedraagt 21 µg/m3.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan. Het onderzoek is gebaseerd op eerdere verkeersgegevens. In november 2024 is het verkeersrapport van SWECO geactualiseerd waarbij de verkeersaantallen die als gevolg van de ontwikkeling toenemen opnieuw zijn bepaald. Uit de nieuwe cijfers blijkt dat de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling lager is dan eerder aangenomen. De uitgangspunten in het onderzoek zijn daarmee als worst-case te beschouwen. Op basis van de nieuwere verkeersgegevens.
De uitbreiding van het bedrijventerrein genereert extra verkeersbewegingen op het bedrijventerrein maar ook op de relatief druk bereden Arckelweg en de Paul Captijnlaan welke wegen dienst doen als ontsluitingswegen van en naar het bedrijventerrein. Omdat het verkeer de belangrijkste bron voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen is, is door middel van een berekening de (toename van) de concentraties luchtverontreinigende stoffen berekend. De variant zonder en met de uitbreiding van het bedrijventerrein zijn berekend. Er is gerekend op 10 m vanaf de rand van de genoemde wegen of op geringere afstand voor zover woningen dichter bij de rand van de weg zijn gelegen. De (toename van) het verkeer door de uitbreiding is reeds beschreven in het akoestisch onderzoek. Deze verkeersgegevens zijn daarnaast ook opgenomen in de Bijlage 3 van deze toelichting.
De resultaten van de luchtkwaliteitsberekeningen zijn opgenomen in de Bijlage 7 bij deze toelichting. Uit deze resultaten blijkt dat de grenswaarde van 40 µg/m3 voor de stoffen NO2 en PM10 en 25 µg/m3 voor de stof PM2,5 niet wordt overschreden. Dit betekent dat het aspect luchtkwaliteit niet leidt tot belemmeringen voor de ontwikkelingen in dit plan. De Omgevingsdienst Haaglanden heeft op 29 september 2023 de aangeleverde documenten beoordeeld op het aspect luchtkwaliteit en akkoord bevonden.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen vereist. Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de betreffende regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
Inleiding
Externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico's die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt daarom een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten. Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidsschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het ruimtelijk besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Met het oog op de Modernisering Omgevingsveiligheidsbeleid van het Rijk wordt het accent verlegd van de risicobenadering naar een effectbenadering. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet zijn in dat verband de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations (Stcrt. 2016, 31453) en de Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations (Stb. 2015, 3125) gepubliceerd en in werking getreden.
Risicovolle inrichtingen
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen geformuleerd ter bescherming van de mens tegen de kans om te overlijden als gevolg van het vrijkomen of ontstaan van gevaarlijke stoffen bij een ongeval in een bedrijf of ander risicovol object. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR. De aan te houden veiligheidsafstanden zijn voor nader beschreven situaties vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen. Voor overige gevallen dient de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour te worden berekend.
In de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations wordt onderscheid gemaakt tussen (beperkt) kwetsbare objecten en zeer kwetsbare objecten. De effectafstanden zijn respectievelijk 60 m en 160 m, gerekend vanaf het LPG-vulpunt.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt, er zijn ook geen Bevi-inrichtingen die van invloed zijn op het plangebied.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen. De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten.
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied).
Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.
Op grond van de Risicokaart kan worden geconcludeerd dat het plangebied niet is gelegen in het invloedsgebied van een risicovolle transportroute:
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan kan worden met een beperkte verantwoording:
Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen als bedoeld in het Bevb.
In het plangebied liggen geen aardgastransportleidingen of andere planologisch relevante leidingen.
Explosieven
Het plangebied kent geen explosieven die een mogelijk gevaar voor ontwikkeling geven.
Afbeelding 3.1: uitsnede Explosievenkaart Westland
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
Provinciaal beleid
Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021, onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 en het Regionaal waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:
De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis).
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:
De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Waterhuishoudkundig plan
Door Waalpartners is voor de ontwikkeling een waterhuishoudkundig plan opgesteld (Bijlage 8). Tevens is een addendum opgesteld wat onderdeel uitmaakt van het waterhuishoudkundigplan (Bijlage 22).
Veiligheid en waterkeringen
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.
In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten. In het plangebied komen langs de Langesloot en het Wenpad waterkeringen voor:
Afbeelding 3.2: uitsnede Leggerkaart Hoogheemraadschap Delfland 'Legger Regionale Waterkeringen'
In het kader van de veiligheid en waterkeringen gelden aanvullende randvoorwaarden binnen de beschermingszone langs de waterkeringen.
Waterkwantiteit
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen. Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken en vasthouden bij de plaats waar het valt, bijvoorbeeld een (slimme)regenton. De gemeente draag zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie en initiatiefnemers/perceel eigenaren inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.
Watersleutel
Het Hoogheemraadschap van Delfland maakt gebruik van de watersleutel. Dit is een rekentool die helpt om te bepalen hoeveel waterberging moet worden gerealiseerd om bij een ruimtelijke ontwikkeling de effecten op het watersysteem te compenseren. Voor de uitbreiding van ABC Westland is de watersleutel ingevuld. Uit de berekening blijkt dat in de toekomstige situatie in totaal 12.034 m2 aan water gerealiseerd moet worden. Naast 404 m2 watercompensatie voor de toekomstige oppervlakteverharding houdt de watersleutel bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening met hevigere neerslag door klimaatverandering. Om in 2050 klimaatbestendig te zijn is daarvoor een toename van 2.230 m2 aan extra water nodig. In totaal komt dit op 2.634 m2 aan nieuw water. Inclusief het reeds aanwezige oppervlaktewater (9.400 m2) is in totaal 12.034 m2 water binnen het plangebied benodigd.
Het plan voorziet in een toename van de hoeveelheid oppervlaktewater van 9.400 m2 naar 14.426 m2. Dit betekent dat er 5.026 m2 aan nieuw water wordt gerealiseerd, waarmee aan de eis van 2.661 m2 wordt voldaan.
Watersleutel
tekening ruimtegebruik bestaande situatie
tekening ruimtegebruik bestaande situatie
Onderhoud en bagger
Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en de waterkeringen. Voor secundair boezemwater en polderwateren zijn veelal andere partijen (gemeente, grondeigenaar) onderhoudsplichtig. Onderhoudsplichtigen zijn in de Legger Delfland vastgesteld. Onderhoud aan water en waterkering betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. Ook houdt Delfland ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. Het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur Delfland en Legger Delfland.
Voor onderhoud van watergangen is het van belang rekening te houden met de benodigde onderhoudsstroken. Onderhoudsstroken zijn noodzakelijk voor onderhoudsmateriaal en werkruimte, en er kan bagger op de onderhoudsstroken worden gezet. Er gelden de volgende criteria:
Vanwege de voorziene slootbreedte, natuurvriendelijke oevers zal sloot- en oeveronderhoud grotendeels varend uitgevoerd worden. Aan de rand met de kassen (zuid-oostzijde) is, in het verlengde van de centrale weg, een tewaterlaatplaats opgenomen voor varend onderhoud. Vanaf dit punt is het water op (vrijwel) alle plaatsen direct te bereiken met een boot.
Bodem en grondwater
Bij nieuwe ontwikkelingen is het van belang om rekening te houden met een voldoende drooglegging om grondwateroverlast te voorkomen. Het bouwpeil moet daarom hoog genoeg boven het waterpeil liggen. Een voldoende hoog bouwpeil helpt niet alleen tegen grondwateroverlast, maar ook tegen wateroverlast in het algemeen. Delfland adviseert om rekening te houden met een drooglegging van 1,2 m, maar met een minimum van 1,0 m. Daarnaast kan het zijn, dat de ontwikkeling juist effecten op het grondwater of het watertekort heeft. Hier moet bijvoorbeeld gedacht worden aan ondergrondse constructies die ervoor zorgen dat de grondwaterstroming wordt afgekapt.
Afvalwater en riolering
Voor de afvoer van het hemelwater zijn creatieve en efficiënte maatregelen mogelijk, zoals het ophogen van gronden, een hoger bouwpeil van bedrijven en woningen, open verharding ter plekke van parkeerplaatsen of water vasthouden op particulier of publiek terrein, bijvoorbeeld door middel van de aanleg van wadi's, groene daken, het afkoppelen van hemelwaterafvoer, en dergelijke. Nieuwe woningen, bedrijven en verharding zullen het hemelwater op oppervlaktewater gaan lozen.
Het huishoudelijk afvalwater zal door een rioolstelsel aangesloten worden op het gemeentelijk rioolsysteem. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
De gevolgen van nieuw afvalwater vanuit het gebied voor het rioolgemaal moeten nog worden geïnventariseerd. Initiatiefnemer moet een rioleringsplan indienen waarin duidelijk wordt hoeveel water wordt afgekoppeld en hoeveel water wordt afgevoerd naar het rioolgemaal, betreffende hemelwater en droogweer afvoer.
Het is van belang om een logische verdeling te maken van HWA overstorten in het plangebied. Inzet is bovenal dit te voorkomen door regenwater niet via het riool af te voeren maar vast te houden en te bergen in bodem en oppervlaktewater (zie voorstel klimaatbestendig bouwen).
Klimaatadaptatie
Onder klimaatadaptie kan worden verstaan "het tijdig en effectief aanpassen aan het actuele of verwachte klimaat". Daardoor kan schade door klimaatverandering beperkt worden. Er zijn verschillende klimaat- en duurzaamheidsoplossingen mogelijk binnen de volgende thema's (niet limitatief):
Voor het uitbreidingsgebied zullen de volgende maatregelen worden toegepast:
De daken zullen van de toekomstige bedrijfspanden zullen - vanuit het oogpunt van duurzaamheid en meervoudig ruimtegebruik - meerdere functies (kunnen) krijgen. Hierbij wordt ingezet op een groot aandeel zonnepanelen op de daken. Daarnaast is gekeken naar een groene invulling van de daken. Een sedumdakbedekking zorgt voor isolatie en houdt het regenwater dat op de daken valt langer vast voordat het via regenpijpen naar richting het oppervlaktewater wordt afgekoppeld. Vanwege de bouwconstructie van de toekomstige bedrijfsloodsen en de draaglast van zonnepanelen en eventuele parkeervoorzieningen op het dak, is een volledig groen dak waarschijnlijk niet haalbaar. Om die reden is gekozen om de dakranden groen aan te kleden. Het plan is om de eerste 5 meter vanaf de gevel verplicht groen in te richten. Hierdoor ontstaat een netwerk van groene verbindingen over de daken. Tevens kan het regenwater in deze zone kort worden vastgehouden, waardoor de afvoer van regenwater enigszins vertraagd zal plaatsvinden.
Daarnaast zijn binnen het ontwerp van KuiperCompagnons op diverse locaties natuurlijke taluds opgenomen. Ook wordt er bij het uitwerken van het civieltechnisch DO gestreefd naar een (zo veel mogelijk) gesloten grondbalans. Daarnaast wordt bij het opstellen van dit Definitief Ontwerp de wegen en trottoirs zo ontworpen dat (waar praktisch haalbaar) het oppervlaktewater oppervlakkig richting de watergang afstroomt, zonder de tussenkomst van een riool.
Het aspect water leidt niet tot belemmeringen voor de ontwikkeling. Er wordt voldaan aan de compensatie-eis uit de watersleutel en de watergangen worden conform het beleid van het Hoogheemraadschap aangelegd.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Voor het gehele plangebied zijn diverse bodemonderzoeken gedaan waaruit blijkt dat voor bepaalde de bodem geschikt is voor de toekomstige bestemming, wel zijn aanvullende onderzoeken noodzakelijk.
De Strijp 1
Door BMA Milieu B.V. is een verkennend milieukundig onderzoek uitgevoerd op adres Strijp 1. De resultaten zijn weergegeven in 'Milieukundig bodemonderzoek De Strijp 1 Poeldijk Gemeente Westland' met kenmerk MBO.2022.0205-1 van 3 februari 2023. Uit het onderzoek volgen de onderstaande conclusies en aanbevelingen:
Na de sloop van de opstallen moet een onderzoek naar asbest worden verricht. De Omgevingsdienst Haaglanden heeft op 5 oktober 2023 aangegeven dat er aanvullend verkennend bodemonderzoek gedaan moet worden en een asbest in grond onderzoek moet worden uitgevoerd om alsnog voldoende inzicht in de bodemkwaliteit te verschaffen.
De Strijp 2
Door BMA Milieu B.V. is een verkennend milieukundig onderzoek uitgevoerd op adres Strijp 2. De resultaten zijn weergegeven in 'Milieukundig bodemonderzoek De Strijp 2 Poeldijk Gemeente Westland' met kenmerk MBO.2022.0205-2 van 3 februari 2023. Uit het onderzoek volgen de onderstaande conclusies en aanbevelingen:
De Omgevingsdienst Haaglanden heeft het onderzoek beoordeeld en aangegeven dat het onderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740 en de NEN 5707 en als voldoende wordt beoordeeld. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de grond wordt de achtergrondwaarde (AW 2000) overschreden. Hierdoor gelden er bij afvoer van de grond beperkingen ten aanzien van het hergebruik. Voor de locatie is geen goedgekeurd nulsituatie onderzoek aanwezig. Door het bodemonderzoek is de eindsituatie aangaande de bodemkwaliteit op de onderzoekslocatie vastgesteld. Er zijn ten hoogste lichte verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarden geconstateerd. Herstel van de bodem is in dit specifieke geval niet noodzakelijk. Het asfalt is conform de CROW 210 onderzocht en is niet teerhoudend. De puinfundering onder de asfaltverharding is indicatief toepasbaar.
De Strijp 3
Door BMA Milieu B.V. is een verkennend milieukundig onderzoek uitgevoerd op adres Strijp 3. De resultaten zijn weergegeven in 'Milieukundig bodemonderzoek De Strijp 3 Poeldijk Gemeente Westland' met kenmerk MBO.2022.0205-3 van 3 februari 2023. Uit het onderzoek volgen de onderstaande conclusies en aanbevelingen:
Na de sloop van de opstallen moet een onderzoek naar asbest worden verricht. De Omgevingsdienst Haaglanden heeft op 5 oktober 2023 aangegeven dat er aanvullend verkennend bodemonderzoek gedaan moet worden en een asbest in grond onderzoek moet worden uitgevoerd om alsnog voldoende inzicht in de bodemkwaliteit te verschaffen.
De Strijp 4, 5 en 6 en Wenpad 17
In november 2022 zijn verschillende (water)bodemonderzoeken uitgevoerd voor het noordelijk en oostelijk deel van het plangebied. Het gaat om het 'Verhardingsonderzoek De Strijp 4, 5 en 6 en Wenpad 17 Poeldijk Gemeente Westland', 'Milieukundig bodemonderzoek De Strijp 4, 5 en 6 en Wenpad 17 Poeldijk Gemeente Westland' en 'Waterbodemonderzoek De Strijp 4, 5 en 6 en Wenpad 17 Poeldijk Gemeente Westland', allen opgesteld door BMA Advies B.V.
Uit het Verhardingsonderzoek blijkt dat de puinfundering op de locaties indicatief wel toepasbaar en het asfalt indicatief niet teerhoudend is. Het asfalt is conform de CROW 210 onderzocht en is niet teerhoudend. De puinfundering onder de asfaltverharding is indicatief toepasbaar.
Het Milieukundig bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740, de NEN 5707 en de NTA 5755 en wordt als voldoende beoordeeld. Op basis van de resultaten van het onderzoek moet aanvullend verkennend en nader bodemonderzoek worden uitgevoerd om voldoende inzicht in de bodemkwaliteit te verschaffen.
Op de locaties worden licht verhoogde gehalten aan chroom in het grondwater aangetoond. Formeel is het mogelijk dat deze te relateren zijn aan opslag van meststoffen. Omdat deze verhoogde waarden in het grondwater binnen het onderzoeksgebied ook buiten de opslag van meststoffen worden aangetoond kan niet geconcludeerd worden dat deze op basis van bedrijfsactiviteiten zijn veroorzaakt.
Het Waterbodemonderzoek is uitgevoerd conform de NVN 5720 en wordt als voldoende beoordeeld. Op basis van het onderzoek is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Voor de onderzochte percelen zijn ook afzonderlijke onderzoeken uitgevoerd. Deze worden hieronder per adres behandeld.
De Strijp 4
In november 2008 zijn twee onderzoeken uitgevoerd door BMA Milieu B.V.. Het gaat om het 'Verkennend bodemonderzoek De Strijp 4 Poeldijk Gemeente Westland' (kenmerk NEN.2008034) en de rapportage 'Bemonstering en analyse van waterbodem De Strijp 4 te Poeldijk in de Gemeente Westland' (kenmerk SLIB.20080343). Beide rapportages zijn verouderd en de onderzoeken zijn meegenomen in de onderzoeken 'Milieukundig bodemonderzoek De Strijp 4, 5 en 6 en Wenpad 17 Poeldijk Gemeente Westland' (kenmerk MBO.2022.0130) en 'Aanvullend bodemonderzoek De Strijp 4 Poeldijk Gemeente Westland', (kenmerk ABO.2022.0130-4)
In de beoordeling van de Omgevingsdienst Haaglanden is aangegeven dat het laatste onderzoek is niet uitgevoerd conform de NEN 5740, maar dat het samen met het eerste rapport (kenmerk MBO.2022.0130 van 25 november 2022) als voldoende wordt beoordeeld. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de grond wordt de achtergrondwaarde (AW 2000) overschreden. Hierdoor gelden er bij afvoer van de grond beperkingen ten aanzien van het hergebruik.
Opgemerkt wordt dat voor de locatie geen nulsituatie onderzoek aanwezig is. Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken is de eindsituatie aangaande de bodemkwaliteit op de onderzoekslocatie De Strijp 4 vastgesteld. Er zijn ten hoogste lichte verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarden geconstateerd. Herstel van de bodem is in dit specifieke geval niet noodzakelijk.
De Strijp 5
Het 'Verkennend en eindsituatie bodemonderzoek De Strijp 5 Poeldijk Gemeente Westland', opgesteld door BMA Milieu B.V. met kenmerk NEN.2007167 van 31 augustus 2007 is inmiddeld verouderd. Het bodemonderzoek is echter wel als onvoldoende beoordeeld. Wel dient er nader asbestonderzoek te worden uitgevoerd om alsnog voldoende inzicht in de bodemkwaliteit te verschaffen.
Het onderzoek is geactualiseerd met de onderzoeken 'Milieukundig bodemonderzoek De Strijp 4, 5 en 6 en Wenpad 17 Poeldijk Gemeente Westland' (kenmerk MBO.2022.0130) en 'Aanvullend bodemonderzoek De Strijp 5 Poeldijk Gemeente Westland', (kenmerk ABO.2022.0130-5)
In de beoordeling van de Omgevingsdienst Haaglanden is aangegeven dat het laatste onderzoek is niet uitgevoerd conform de NEN 5740, maar dat het samen met het eerste rapport (kenmerk MBO.2022.0130 van 25 november 2022) als voldoende wordt beoordeeld. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de grond wordt de achtergrondwaarde (AW 2000) overschreden. Hierdoor gelden er bij afvoer van de grond beperkingen ten aanzien van het hergebruik.
Opgemerkt wordt dat voor de locatie geen nulsituatie onderzoek aanwezig is. Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken is de eindsituatie aangaande de bodemkwaliteit op de onderzoekslocatie De Strijp 5 vastgesteld. Er zijn ten hoogste lichte verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarden geconstateerd. Herstel van de bodem is in dit specifieke geval niet noodzakelijk.
De Strijp 6
In augustus en september 2008 zijn twee onderzoeken uitgevoerd door BMA Milieu B.V.. Het gaat om de rapportage 'Bemonstering en analyse van waterbodem De Strijp 6 te Poeldijk in de Gemeente Westland' (kenmerk WB.20080251) en het 'Verkennend bodemonderzoek De Strijp 6 Poeldijk Gemeente Westland' (kenmerk NEN. 20080251) en. Beide rapportages zijn verouderd en de onderzoeken zijn meegenomen in de onderzoeken 'Milieukundig bodemonderzoek De Strijp 4, 5 en 6 en Wenpad 17 Poeldijk Gemeente Westland' (kenmerk MBO.2022.0130) en 'Aanvullend bodemonderzoek De Strijp 6 Poeldijk Gemeente Westland', (kenmerk ABO.2022.0130-6)
In de beoordeling van de Omgevingsdienst Haaglanden is aangegeven dat het laatste onderzoek is niet uitgevoerd conform de NEN 5740, maar dat het samen met het eerste rapport (kenmerk MBO.2022.0130 van 25 november 2022) als voldoende wordt beoordeeld. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de grond wordt de achtergrondwaarde (AW 2000) overschreden. Hierdoor gelden er bij afvoer van de grond beperkingen ten aanzien van het hergebruik.
Opgemerkt wordt dat voor de locatie geen nulsituatie onderzoek aanwezig is. Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken is de eindsituatie aangaande de bodemkwaliteit op de onderzoekslocatie De Strijp 4 vastgesteld. Er zijn ten hoogste lichte verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarden geconstateerd. Herstel van de bodem is in dit specifieke geval niet noodzakelijk.
Wenpad 17 te Poeldijk
Het 'Verkennend bodemonderzoek Wenpad 17 Poeldijk Gemeente Westland', opgesteld door BMA Milieu B.V. met kenmerk NEN.2010.0153 van 8 september 2010 is sterk verouderd. Er is daarom een nieuw, geactualiseerd en aanvullend verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd om alsnog voldoende inzicht in de bodemkwaliteit te verschaffen.
In het 'Aanvullend en nader bodemonderzoek Wenpad 17 Poeldijk Gemeente Westland' (kenmerk ABO.2022.0130-17 van 10 maart 2023) en het voorgaande rapport 'Milieukundig bodemonderzoek De Strijp 4, 5 en 6 en Wenpad 17 Poeldijk Gemeente Westland' (kenmerk MBO.2022.0130 van 25 november 2022) is de bodem opnieuw onderzocht. Het rapport is door de Omgevingsdienst Haaglanden als voldoende beoordeeld. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de grond wordt de achtergrondwaarde (AW 2000) overschreden. Hierdoor gelden er bij afvoer van de grond beperkingen ten aanzien van het hergebruik. Voor de locatie geldt het rapport 'Wenpad 17 te Poeldijk' (opgesteld door WLTO/BLGG, met kenmerk 78133 van 12 juli 1999) als nulsituatie onderzoek. Op de locatie Wenpad 17 de zorgplicht van toepassing is in de bodem bij de opslag- en aanmaak van meststoffen (deellocatie 17.2). Er dient in het kader van de verkoop en de herinrichting van de locatie een plan van aanpak voor de verwijdering van het nieuwe geval van bodemverontreiniging ter goedkeuring ingediend te worden bij de Omgevingsdienst Haaglanden. Het sterk asbesthoudende puinmateriaal ter plaatse van de voormalige sloot op de locatie Wenpad 17 gesaneerd dient te worden in overleg met de Inspectie Leefomgeving & Transport.
Op de locaties De Strijp 1 en 3 dient aanvullend bodemonderzoek onderzoek uitgevoerd te worden. Gelet op het feit dat de kassen momenteel nog in gebruik zijn, zal dit op een later tijdstip wordt gedaan. Op de locatie Wenpad 17 is de zorgplicht van toepassing in de bodem bij de opslag- en aanmaak van meststoffen Er dient in het kader van de verkoop en de herinrichting van de locatie een plan van aanpak voor de verwijdering van het nieuwe geval van bodemverontreiniging ter goedkeuring ingediend te worden bij de Omgevingsdienst Haaglanden.
Ter plaatse van de te dempen waterpartijen ter plaatse van de kadastrale percelen, heden bekend als kadastrale gemeente Monster, Sectie K, nummers 5798, 5799, 5800 en 5803 dient nog een waterbodemonderzoek uitgevoerd te worden conform de NVN 5720, inclusief vooronderzoek conform NEN 5717.
Natuurnetwerk Nederland
Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.
Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000 gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.
Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.
In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:
Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.
Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.
Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:
Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.
Soortenbescherming
Het onderzoeksbureau Van der Goes en Groot heeft in mei 2021 een ecologische quickscan gedaan om te inventariseren of de voorgenomen uitbreiding van het bedrijventerrein ABC Westland mogelijk is strijd is met de Wet natuurbescherming. Het onderzoek wat betreft de quickscan is bijgevoegd als Bijlage 10 bij deze toelichting. Wat betreft de soortenbescherming is de conclusie dat er mogelijk negatieve effecten zijn voor de beschermde soorten. Het gaat daarbij om de huismus en een aantal vleermuissoorten. Inmiddels wordt aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van deze soorten in het gebied.
Aanvullend onderzoek naar vleermuizen en huismussen
In 2022 is door onderzoeksbureau Van der Goes en Groot aanvullend onderzoek gedaan naar het voorkomen van vleermuizen en huismussen in het noordoostelijk deel van het plangebied Bijlage 13 (Strijp 4, 5 en 6 en de gronden aan het Wenpad). Tijdens de inventarisatie zijn zowel de huismus als vijf soorten vleermuizen aangetroffen. In 2023 is ook het zuidwestelijk deel (Strijp 1, 2 en 3) nader onderzocht Bijlage 11 . Bij het aanvullend onderzoek zijn verschillende verblijfplaatsen/nesten van vleermuizen en huismussen aangetroffen. Om die reden is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die borgt dat een omgevingsvergunning pas wordt verleend indien ontheffing is verkregen, of indien uit aanvullend onderzoek blijkt dat ontheffing niet nodig is. Momenteel wordt een activiteitenplan met maatregelen opgesteld, op basis waarvan de benodigde ontheffingen worden aangevraagd. Tevens is een sloopverbod opgenomen, om te voorkomen dat er bij sloopwerkzaamheden ecologische waarden verloren gaan. Het sloopverbod geldt niet indien ontheffing is verkregen of niet noodzakelijk blijkt.
Huismus
In het plangebied zijn verblijfplaatsen aanwezig van de Huismus langs het Wenpad. In de bestaande plannen zullen de woningen en het groen in de omliggende tuinen langs het Wenpad behouden blijven. Hierdoor zullen naar verwachting geen negatieve effecten voor Huismus optreden. Als daarentegen aan woonadressen met huismusverblijven (Wenpad 17, 18 en 19A) ingrijpende werkzaamheden worden verricht, is een ontheffing van de Wnb nodig. Ook bij de resterende woningen (en tuinen) aan de Strijp 1 nesten van de huismus en huiszwaluw aangetroffen. Een ontheffing is voor broedvogels niet nodig indien werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli.
Vleermuizen
In het plangebied zijn alleen langsvliegende en foeragerende vleermuizen waargenomen. Verblijf-plaatsen van vleermuizen konden niet worden vastgesteld in het plangebied. Het leefgebied van de Watervleermuis (foerageergebied en vliegroute) is op grond van de daar gevonden aantallen vleermuizen, beoordeeld als 'mogelijk essentieel'. De plannen zouden verder uitgewerkt moeten worden om negatieve effecten op Watervleermuis uit te sluiten. Te denken valt vooral aan werkzaamheden aan het water en de oevers, bruggen en aan verlichting langs en op het water. Als verstoring van vleermuizen in mogelijk essentieel leefgebied niet is uit te sluiten, is het noodzakelijk om ontheffing aan te vragen. Voor overige aanwezige soorten geldt onverminderd de zorgplicht. Bij Strijp 2 en 3 zijn verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen.
Als daarnaast gewerkt wordt conform de gestelde beperkingen en restricties in de eerder uitgevoerde ecologische quickscan (VAN DER KNAAP, 2021), worden bij uitvoer van de plannen geen belangrijke negatieve effecten verwacht voor beschermde soorten.
Aanvullend onderzoek brug en (voormalige) fietstunnel
In 2024 is door onderzoeksbureau Van der Goes en Groot specifiek aanvullend onderzoek gedaan naar de locatie van de burg en (destijds) fietstunnel. Ter plaatse zijn geen beschermde flora en fauna aangetroffen. Ook is er geen sprake van beschermde vissoorten of amfibieën. Wel is in de nabij de omgeving van het plangebied een vuursalamander aangetroffen. De soort werd op 1 kilometer afstand van het plangebied vastgesteld op een volkstuinencomplex (NDFF 2011-2021). Het betreft hier een uitgezet/aangevoerd exemplaar omdat de waarneming zeer ver buiten het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort ligt. De vuursalamander leidt niet tot beperkingen. De conclusie van het onderzoek luidt dat er geen significante effecten te verwachten zijn, mits er in de plannen wordt voorkomen dat licht uitstaling op de wateren valt. Hierbij moet zowel de aanleg fase als in de permanente situatie rekening worden gehouden met beperking van lichtuitstraling en/of gebruik van vleermuisvriendelijke verlichting.
Gebiedsbescherming
Ten aanzien van gebiedsbescherming is de conclusie dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn voor het Natuurnetwerk Nederland of de Natura 2000 gebieden (Zie Bijlage 9 en Bijlage 12) . Uitzondering is het aspect stikstofdepositie. Om te kunnen bepalen of sprake is van negatieve effecten als gevolg van stikstofemissie dient onderzoek plaats te vinden.
Stikstofdepositie
In verband met een mogelijk toename van stikstofdepositie in stikstofgevoelige habitats van Natura 2000-gebieden, is door KuiperCompagnons in december 2024 een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd (zie Bijlage 14) .
Met behulp van de Aerius Calculator versie 2024.0.1 zijn berekeningen uitgevoerd voor de aanlegfase en gebruiksfase van het bedrijventerrein.
Uitgangspunten
De aanleg (inclusief sloop van de drie resterende glastuinbouwcomplexen) vindt plaats in 2025. In de jaren 2026 en 2027 worden het grondwerk (inclusief riolering, water en wegen) verricht en worden de brug en de ecozone aangelegd. In 2028 en 2029 zullen de bedrijfspanden worden gerealiseerd waarna het terrein in 2030 in gebruik wordt genomen.
Voor alle jaren is inzichtelijk gemaakt welke werkzaamheden voorzien zijn en is het aantal draaiuren en verbruik van materieel geraamd (AUB-methode). Ook het bouwverkeer is inzichtelijk gemaakt en meegenomen in de berekeningen.
Voor de gebruiksfase is voor het verkeer gebruik gemaakt van gegevens uit het verkeersonderzoek van SWECO. Daarbij is de planbijdrage op basis van de milieuverkeerscijfers voor 2023 als uitgangspunt genomen. Het verkeer is meegenomen tot de rotondes bij de Nieuweweg, de Wateringseweg en op de Verburghlaan tot in het dorp Poeldijk. Daarbuiten is de planbijdrage minder dan 5% van het totale verkeer en daarmee is het verkeer opgegaan in het heersende verkeersbeeld.
Daarnaast is de emissie van de toekomstige bedrijven inzichtelijk gemaakt. Tot slot is voor alle situaties inzichtelijk gemaakt wat de zogenoemde 'koude start' van motorvoertuigen aan emissie oplevert.
De uitgangspunten zijn uitgebreider beschreven in het onderzoeksrapport dat als Bijlage 14 bij deze toelichting is gevoegd.
Interne en externe saldering
In de berekeningen is rekening gehouden met de huidige emissie van de nog actieve glastuinbouwcomplexen en het verkeer van en naar die bedrijven (intern salderen).
Om te voorkomen dat sprake is van negatieve effecten op Natura 2000-gebieden worden ten behoeve van het Bedrijventerrein ABC - De Strijp extra mitigerende maatregelen getroffen. Het betreft het extern salderen met beëindigen bemesting van agrarische percelen.
Ten behoeve van het verkrijgen van extra saldo voor de ontwikkeling Bedrijventerrein ABC - De Strijp zijn afspraken gemaakt om de milieurechten van een melkveehouderij in 't Woudt (Schipluiden, gemeente Midden-Delfland) te beëindigen ten behoeve van het bedrijventerrein. Het gaat om de stalemissies van 94 melkveerunderen.
Deze 'stikstofruimte' is door initiatiefnemer verworven. In totaal gaat het om 1.222 kg NH3. In Aerius is een salderingssituatie opgenomen, waarin rekening is gehouden met een afroming van 30% bij de bron. Hierdoor is sprake van (naar beneden afgerond) 65 melkveerunderen met een emissie van 845 kg NH3.
Gezien de aard van de plannen, de reikwijdte daarvan en de locatie van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden is, buiten eventuele indirecte gevolgen door toegenomen stikstofemissie, op
voorhand uit te sluiten dat beschermde gebieden onder de Ow of andere (provinciaal) beschermde of aangewezen gebieden, direct beïnvloed worden door de plannen. Het geplande project leidt tot verhoogde emissie van stikstof. Uit de berekeningen is gebleken dat er zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase geen toename van de hoeveelheid stikstofdepositie plaatsvindt. Daarmee is geen sprake significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
Tijdens de inventarisatie zijn de huismus, huiszwaluw (cat. 5) en drie soorten vleermuizen aangetroffen. Dit plan dient te worden ingediend in het kader van een ontheffingsaanvraag Wnb. Wanneer voldoende compenserende en/of mitigerende maatregelen worden getroffen en een geldig belang uit de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn aanwezig is, wordt door de provincie een ontheffing afgegeven (ontheffingsaanvraag Wnb). Omdat deze ontheffing nog niet is verleend, is er in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting en sloopverbod opgenomen.
In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Sinds 2016 is deze wet vervangen door de Erfgoedwet. Door middel van het overgangsrecht blijven enkele bepalingen uit de Monumentenwet 1988 van kracht tot de invoering van de Omgevingswet.
De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.
Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeentes in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Conform de Erfgoedwet beschermt de gemeente Westland het archeologisch erfgoed middels het bestemmingsplan. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeentes bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk. De gemeente Westland beschikt sinds 2012 over een vastgestelde archeologische beleidskaart, die wordt gebruikt als basis voor het bestemmingsplan.
Bekende en verwachte archeologisch waardevolle gebieden krijgen in het bestemmingsplan een archeologische (mede)bestemming met daarbij horende vrijstellingsgrenzen. Binnen deze zones dienen bodemverstorende ingrepen zoveel mogelijk te worden beperkt. Bodemverstorende werkzaamheden die de aan de bestemmingszones gekoppelde vrijstellingsgrenzen overschrijden, worden gebonden aan het vergunningenstelsel. Zodoende kan het belang van het archeologisch erfgoed worden meegewogen bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning. Dit kan ertoe leiden dat er eisen worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden, of dat de voorgenomen ingreep alleen na archeologisch onderzoek wordt toegestaan. Bodemverstorende werkzaamheden die deze grenzen niet overschrijden worden op voorhand vrijgesteld van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek.
In 2012 is door de gemeenteraad van de gemeente Westland de archeologische beleidskaart met vrijstellingsgrenzen vastgesteld. In afbeelding 3.3 is een uitsnede van deze archeologische beleidskaart weergegeven. Hieruit blijkt dat het grootste gedeelte van het plangebied ligt in 'verwachtingszone II' met een vrijstellingsgrens van 250 m2 en 0,5 m -mv. Een klein deel in het zuidoosten is aangemerkt als 'verwachtingszone I' met een vrijstellingsgrens van 100 m2 en 0,5 m -mv.
Afbeelding 3.3: Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Westland.
In het vigerende bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' is aan de gronden van voorliggend bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegekend. Daarbij is voor het hele plangebied de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4' opgenomen. In de regels bij deze bestemming is als vrijstellingsgrens ter plaatse van deze functieaanduiding een oppervlakte van 100 m2 en diepte van 50 cm -mv bepaald.In opdracht van ABC Westland Beheer heeft ArGeoBoor in samenwerking met ArcheoWest een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de De Strijp te Poeldijk (Gemeente Westland).
Het plangebied bevindt zich op de archeologische beleidskaart van de Gemeente Westland in een zone met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. De doelstelling van het bureauonderzoek is het formuleren van een archeologische verwachting voor het plangebied op basis van bekende aardkundige, historische en archeologische gegevens.
Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat het plangebied gelegen is te midden van enkele forse clusters vindplaatsen, voornamelijk uit de Romeinse tijd. Binnen het plangebied zelf is nog geen archeologisch veldwerk verricht, wel zijn enkele onderzoeken langs de randen ervan uitgevoerd. Bij deze onderzoeken is geen concrete archeologische informatie aangetroffen, maar op iets grotere afstand bevinden zich diverse nederzettingsterreinen uit de Romeinse tijd. Ook komen binnen enkele honderden meters van het plangebied sporen uit de IJzertijd en de Middeleeuwen voor. Het feit, dat er van het plangebied zelf nog weinig archeologische informatie bekend is, ligt voornamelijk aan dat er nog weinig onderzoek is verricht. Verder onderzoek zou kunnen uitwijzen of het plangebied eveneens bewoond is geweest of dat het om een relatief “lege” zone tussen diverse clusters nederzettingen gaat, bijvoorbeeld vanwege een lagere ligging met natte omstandigheden. De hoogste verwachting geldt voor vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en in mindere mate de Middeleeuwen. Voor de Nieuwe Tijd geldt een lagere verwachting vanwege afwezigheid van bebouwing op historisch kaartmateriaal. Indien oude duinen in de ondergrond voorkomen, geldt daarop een verwachting voor vindplaatsen uit het Neolithicum en de Bronstijd.
Vervolgonderzoek
Op basis van het bureauonderzoek wordt aanbevolen om in het plangebied een booronderzoek uit te voeren (indien gewenst gefaseerd met het oog op de ontwikkelingen), waarbij als basis van 10 boringen per hectare in een grid van 30 x 35 meter kan worden uitgegaan. De minimale boordiepte bedraagt 2 m-mv, waarbij elke tiende boring tot 4 m-mv wordt doorgezet. Indien het vermoeden bestaat dat er duin- of strandzanden in de ondergrond aanwezig zijn, verdient het de voorkeur om tot in deze afzettingen door te boren. Ter plaatse van bekende bodemverstoringen dieper dan 1 m -mv, zoals het waterbassin in het zuidwesten, is booronderzoek niet zinvol. Geadviseerd wordt om deze delen van het plangebied vrij te geven.
In samenwerking met ArcheoWest heeft ADC ArcheoProjecten in januari tot en met maart 2023 een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd naar de percelen Strijp 4, 5 en 6 en de gronden aan het Wenpad (zie Bijlage 15 en Bijlage 16).
Op basis van de gestelde onderzoeksvragen kan op basis van de bereikte resultaten het volgende worden gesteld:
ADC ArcheoProjecten adviseert om bij bodemingrepen in het centrale en zuidelijk deel van het plangebied die dieper dan vigerende vrijstellingsgrens (50 cm -mv) reiken aanvullend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren:
Bij bodemingrepen binnen de vigerende vrijstellingsgrens (50 cm -mv) of in het overige deel van het plangebied wordt vrijgave voor de voorgenomen ontwikkeling geadviseerd. Het is altijd mogelijk dat tijdens grondwerkzaamheden onverwacht archeologische vondsten aan het licht komen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van de grondwerkzaamheden te wijzen op de plicht deze zogenoemde toevalsvondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. De melding dient behalve bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) tevens plaats te vinden bij de gemeente Westland.
In het plangebied zijn gronden met een archeologische verwachting aanwezig. Voor een groot deel van de gronden is nog aanvullend onderzoek nodig. Er zal pas gebouwd mogen worden als een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde in voldoende mate is vastgesteld en de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad. Het onderzoek zal aantonen in hoeverre sprake is van archeologische waarden en op welke wijze deze moeten worden beschermd. Vooralsnog is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde – Archeologie - 2 opgenomen.
Met betrekking tot de juridische aspecten in relatie tot bezonning kan het volgende worden vermeld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bezonning en daglichttoetreding. Bezonning is het rechtstreeks opvallende zonlicht. Daglicht is het geheel van zonlicht, zowel rechtstreeks, diffuus als gereflecteerd.
In relatie tot bezonning geldt geen wettelijke normstelling. Door de vijf grootste gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven) wordt echter regelmatig overlegd over dit onderwerp. Er is een criterium opgesteld, welke als volgt luidt: 'Ten minste twee mogelijke bezonningsuren per dag voor de gevels van woningen, in de periode van 19 februari tot 21 oktober'. Deze norm wordt ook wel de 'lichte TNO-norm 'genoemd. 19 februari is daarbij maatgevend; als op deze dag aan de norm wordt voldaan, zal dat ook in de overige maanden (tot en met 21 oktober) het geval zijn. De 'zware TNO-norm', die in principe zelden wordt gehanteerd, gaat uit van het volgende: 'Ten minste drie mogelijke bezonningsuren per dag voor de gevels van woningen, in de periode van 21 januari tot 22 november'. Dit houdt in dat ramen direct beschenen dienen te worden door zonlicht.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling van bedrijfskavels ter uitbreiding van het bedrijventerrein, is een bezonningsstudie uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 17. De bezonningsstudie is uitgevoerd om te onderzoeken wat de effecten zijn van de nieuwe bedrijfsgebouwen op de bezonning bij de bestaande woningen aan de noordoostkant van het plangebied. Door middel van bezonningsdiagrammen op verschillende data en tijdstippen zijn de bezonning op de gevels en/of tuinen en de toename van schaduw op de omgeving inzichtelijk gemaakt. Middels een 3D-model is de bestaande situatie vergeleken met de toekomstige situatie. Hierbij zijn de volgende maatgevende dagen voor de vier seizoenen gebruikt:
Daarnaast zijn volgens de TNO-normering de volgende twee data onderzocht:
Op basis van de 3D-simulaties wordt geconcludeerd dat het schaduweffect van de uitbreiding van ABC Westland vooral merkbaar is in de avonden van 19 februari, 21 maart en 23 september (18:00). Op deze momenten vangen de percelen en gevels de meeste schaduw van de uitbreidingsplannen. Aan de lichte TNO-norm, ten minste twee bezonningsuren op 19 februari, wordt overal voldaan.
Gezien de geleverde bezonningsstudie is er nauwelijks sprake van enige schaduwwerking op de naast gelegen bebouwing. De bebouwing voldoet aan de lichte TNO norm.
De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.
Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.
De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Inleidende regels
Begrippen (Begrippen)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Wijze van meten)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Gebruiksregels
De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.
Afwijkingsregels
In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".
Algemene gebruiksregels
In het artikel "Algemene gebruiksregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
NL.IMRO.1783.BTABCDESTRIJPobp
De dataset bestaat uit:
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'parkeren', 'erfafscheiding' en 'brug'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).
Op de gronden bestemd voor de bouw van bedrijfsgebouwen is in dit bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf" (B) neergelegd. Daarnaast is de maximale milieucategorie, waaraan bedrijven mogen voldoen door middel van een functieaanduiding beperkt tot milieucategorie 3.1 of 3.2.
Langs de randen van het (uit te breiden) bedrijventerrein en op randen van de bedrijfskavers op het terrein zelf is de bestemming "Groen" (G) gelegd.
Op de gronden waarop de interne wegen op het bedrijventerrein zijn of worden gesitueerd, is de bestemming "Verkeer - Verblijfdgebied" (V-VB) neergelegd.
Op de gronden waarop de ecozone gerealiseerd wordt, is de bestemming "Natuur" (N) neergelegd. Binnen deze bestemming dient tenminste 10.050 m2 natuur te worden gerealiseerd, waarvan tenminste 4.900 m2 water.
Op de gronden waarop oppervlaktewater is en op de gronden waarop nieuw water is voorzien, is de bestemming "Water" (WA) neergelegd.
Op de gronden waarop woningen en/of woonkavels zijn voorzien, is de bestemming "Wonen" (W) neergelegd.
Op de gronden waarop huisvesting van arbeidsmigranten is voorzien, is de bestemming "Wonen – Huisvesting Arbeidsmigranten" (W) neergelegd.
Op de gronden waarin mogelijk archeologische waarden liggen, is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - "2" (WR-A) neergelegd. Er is archeologisch onderzoek benodigd, indien de bouwwerken, werken of werkzaamheden zowel een oppervlakte hebben van een bepaalde grootte en/of diepte beneden maaiveld. Een deel van de gronden moet nog worden onderzocht. Een klein deel van de gronden is op basis van onderzoek vrijgegeven. Zodra de begrenzing hiervan exact bekend is kan de dubbelbestemming hier vervallen.
Op de gronden binnen de beschermingszones langs waterkeringen, zijn de dubbelbestemmingen "Waterstaat – Waterstaatswerk" (WS-WW) en "Waterstaat – Beschermingszone" (WS-BZ) neergelegd ter bescherming van de waterkering en beschermingszone.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag via een exploitatieplan, maar kan ook privaatrechtelijk geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers/ontwikkelaars als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 Wet ruimtelijke ordening.
In dit geval is van de laatste mogelijkheid gebruik gemaakt en is een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemers/ontwikkelaars. Om voornoemde reden is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd.
In de periode voorafgaand aan het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan wordt over het ontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg gevoerd als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij worden de volgende instanties benaderd:
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, worden opgenomen in Bijlage 19 “Nota van beantwoording vooroverleg” deze toelichting.
Overleg met de omgeving
In aanloop naar het opstelling van dit bestemmingsplan is reeds meerdere malen met de omgeving (omliggende bewoners en bedrijven) gesproken. Met de bewoners van Wenpad 13 t/m 19a hebben vijf overleggen plaatsgevonden. In deze gesprekken is met name gesproken over de overgangzone tussen het toekomstige bedreijventerrein en de bestaande woonkavels aan het Wenpad. De gesprekken hebben aanleiding gegeven om de inrichting van deze eco-zone aan te passen, waardoor zowel de eisen van de gemeente Westland, als de wensen van de bewoners aan het Wenpad zo goed mogelijk zijn meegenomen.
De overleggen hebben plaatsgevonden op:
Naast deze individuele gesprekken, heeft op maandag 3 juli 2023 een druk bezochte informatieavond plaatsgevonden bij Van der Ende Racing aan de Nieuweweg. Op deze avond konden de belangstellenden zich laten informeren en vragen stellen aan de initiatiefnemers, hun adviseurs en de betrokken ambtenaren van de gemeente Westland. Voor de aanwezigen waren reactieformulieren beschikbaar waar zij hun reactie op konden schrijven. De reacties zijn verzameld, samengevat en worden in het verdere proces waar mogelijk meegenomen. Tevens is er een website www.abcwestlandgebiedsontwikkeling.nl online gezet. Op deze website is meer informatie over de ontwikkeling te vinden.
Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft vanaf 22 december 2023 gedurende 6 weken ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Tevens is er op 9 januari 2024 een inloopavond georganiseerd waar informatie verstrekt werd over het ontwerpplan. Voor deze bijeenkomst is de directe omgeving, alle bekende belanghebbenden waaronder de belangengroepering uitgenodigd.
Tijdens de ter inzage legging zijn meerdere zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en beoordeeld. De nota van beantwoording zienswijze is als Bijlage 20 opgenoemen bij deze toelichting.