direct naar inhoud van Regels
Plan: Wateringen-Noord
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.BP00022-0001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Wateringen-Noord met identificatienummer NL.IMRO.1783.BP00022-0001 van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw

Een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden-onderneming

Een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.

1.7 achtererf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 archeologische waarde

Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

Een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.

1.11 bedrijfsgebouw

Een gebouw ten dienste van de bedrijfsvoering zoals ingevolge de bestemming toegestaan, hieronder niet begrepen een dienstwoning.

1.12 bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto`s. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingsruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.

1.13 bestaand

Bestaand bouwwerk

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig is of nog kan worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder vallen niet de bouwwerken die reeds instrijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Bestaand gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van in werking treding van het plan of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Bestaande afmetingen

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, daaronder vallen geen afmetingen die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 bevoegd gezag

Het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.18 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 bijgebouw

Een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.

1.20 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

De grens van een bouwvlak. 

1.22 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.

1.23 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 bouwwijze

De wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneen gebouwd.

1.28 boveninsteek

De snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.29 dakkapel

Een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.

1.30 dakopbouw

Een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok-, gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het desbetreffende gebouw/de betreffende woning. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning.

1.31 dakvoet

Het laagste punt van een schuin dak.

1.32 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.33 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.34 dienstwoning of bedrijfswoning

Een woning bij een bedrijf, die bestemd voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer.

1.35 duurzaam gemeenschappelijke huishouding:

Een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er dient ook sprake te zijn van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen. Er is sprake van een economisch-consumptieve eenheid en bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners.

1.36 erf

Al dan niet bebouwde gronden, of een gedeelte daarvan, die direct gelegen zijn bij een hoofdgebouw en die in feitelijk opzicht zijn ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, die deze inrichting niet verbieden.

1.37 erfscheiding

De scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn.

1.38 erker

Een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van het hoofdgebouw, gelegen aan een verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan en zorgt voor een verbijzondering van de voor en/of zijgevel, zonder de architectuur van het hoofdgebouw wezenlijk aan te tasten.

1.39 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geluidshinderlijke inrichtingen

Bedrijven in de zin van artikel 41, lid 3 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.41 groenvoorzieningen

Groenscherm(en) van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben.

1.42 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.

1.43 huishouden

Een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.

1.44 kamerbewoning:

Onzelfstandige woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen duurzame gemeenschappelijke huishouden vormen wordt bewoond, en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.45 kamerwoning

Een wooneenheid die geen eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.46 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtsreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.47 kap

Een constructie van een of meer uitsluitend hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.

1.48 laad- en losruimte

Dat gedeelte van het bedrijf waar het laden en lossen van producten plaats vindt (bijvoorbeeld in de vorm van een dockshelter), hieronder niet begrepen een laad- en loskuil.

1.49 maatschappelijke en culturele voorzieningen

Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs- en religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardentehuizen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.50 mantelzorg

Intensieve zorg, of hulpverlening die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid, of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige, of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur, kan worden aangetoond.

1.51 natuurvriendelijke oever

Een geleidelijk aflopende overgang van land naar water met een gecombineerde waterhuishoudkundige, ecologische en landschappelijke functie.

1.52 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de warmte-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen, warmteoverdrachtsstations en zendmasten.

1.53 ondergeschikte horeca

Horeca behorende bij de bestemming, waarbij de openings- en sluitingstijden van het horecagedeelte hetzelfde zijn als de hoofdfunctie (of begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdfunctie). Het horecabedrijf staat uitsluitend open voor degenen die primair komen voor de hoofdfunctie.

1.54 ondergronds bouwwerk

Een voor mensen toegankelijke ruimte onder maaiveldniveau, met uitzondering van kruipruimten.

1.55 oorspronkelijke achtergevel

De achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw, dus exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.

1.56 openbaar toegankelijk gebied

Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.57 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.58 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.59 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.60 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is;

e.e.a. voor zover elders in deze regels niet expliciet anders is bepaald.

1.61 recreatie

Activiteiten gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding.

1.62 recreatiebedrijf

Een onderneming die uitsluitend gericht is op recreatie, met de daarbij behorende recreatievoorzieningen.

1.63 risicovolle inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.64 seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.65 showroom

Een vaste (afgebakende) en voor klanten toegankelijke ruimte in een bedrijfsgebouw waar producten ten toon worden gesteld, waaronder geen detailhandel wordt verstaan en geen verkoopfunctie (kassa) ter plaatse aanwezig is om ter plaatse goederen of diensten te betalen, met als doel dat klanten deze producten beter kunnen bekijken.

1.66 sociale huurwoning

Huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor tenminste 25 jaar na ingebruikname is verzekerd.

1.67 sociale koopwoning

Een sociale koopwoning als bedoeld in artikel 3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening en waarvan de prijsgrenzen worden vastgesteld op de Woonvisie van de gemeente Westland en jaarlijks worden geïndexeerd.

1.68 staat van bedrijfsactiviteiten

De staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.69 straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen, zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame;
  • b. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen;
  • c. afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.70 uitbouw

Uitbreiding van een tot het hoofdgebouw behorende ruimte tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld een erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.71 veranda

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met aan ten hoogste twee zijden een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.72 voldoende parkeergelegenheid

Parkeergelegenheid voor personenauto's, bestelauto's, motorfietsen en driewielige motorvoertuigen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland', zoals die geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en - indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd - aan die wijziging.

1.73 voorerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.74 voorgevel

De naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing, of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.75 voorgevelrooilijn

De naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.76 vrije uitzichthoek (bij een erker of veranda)

Een hoek van 45 graden uitgezet vanuit het snijpunt van de voorgevel (hoofdgevelvlak aan de voorkant van de woning) en de erfgrens.

1.77 waterberging

Een berging voor het bergen en opslaan van water.

1.78 watergang

Een secundaire watergang als bedoeld in de ‘Legger Wateren (15 maart 2011)’ van het Hoogheemraadschap van Delfland.

1.79 wgh-inrichting

(zie art.1.40)

1.80 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning.

1.81 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.82 woongroep

Een groep van twee of meer meerderjarige personen die de bedoeling hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Een woongroep is georganiseerd in een formele rechtspersoon (opgericht bij notariële akte en met inschrijving bij de Kamer van Koophandel) en beschikt over een gezamenlijke rekening waarvan de vaste lasten worden betaald. Bij nieuwbouw van een woning voor een woongroep is er sprake van een initiatiefgroep waarvan de leden het recht van eerste bewoning krijgen. Elke vorm van bedrijfsmatige kamerverhuur valt hier niet onder.

1.83 zijerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel van dat hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouwd of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de lengte van een aanlegsteiger

de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 de verdiepingshoogte

wordt gemeten vanaf het peil van de vloer tot het peil van de vloer van de direct boven gelegen verdieping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één bedrijf per bestemmingsvlak uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend voor particuliere opslag;
  • c. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, groen en laad- en losvoorzieningen;
  • d. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overige bedrijfsbouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overige bedrijfsbouwwerken geldt dat:

  • a. deze uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonder bebouwing' geen bedrijfsgebouwen en geen overige bedrijfsbouwwerken zijn toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend erfafscheidingen zijn toegestaan, tot een maximum bouwhoogte van 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. zelfstandige kantoorruimte;
  • b. showroom;
  • c. detailhandel;
  • d. horeca;
  • e. een geluidzoneringsplichtig bedrijf;
  • f. een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • g. activiteiten uit kolom 1, zoals opgenomen in bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water (waaronder laagteberging), speelvoorzieningen en voetpaden;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "brug": tevens een brug;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - fietspad": tevens een fietspad;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting": tevens een ontsluiting;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm": tevens een geluidafschermende voorziening.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van bruggen (behalve ter plaatse van de aanduiding 'brug');
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bibliotheken, sociale en culturele instellingen, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
  • b. zorgwoningen en bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, speelvoorzieningen, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal zorgwoningen bedraagt maximaal 45;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximum goothoogte (m)" aangegeven goothoogte;
  • e. indien de hoofdgebouwen niet in de erfgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 1,5 m te bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" zijn zorgwoningen uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen toegestaan.
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter achter de voorgevelrooilijn: 1 m;
  • b. van erfafscheidingen elders: 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub f en toestaan dat zorgwoningen ook in niet-gestapelde vorm worden gebouwd, mits dit vanuit het oogpunt van stedenbouw en volkshuisvesting aanvaardbaar is.

Artikel 6 Recreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijfsmatig aanbieden van recreatieve voorzieningen door een recreatiebedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens één bedrijfswoning per aanduidingsvlak;
  • c. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de percelen, groen en laad- en losvoorzieningen;
  • d. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels


Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;


en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:


(Bedrijfs-)gebouwen en overige (bedrijfs-)bouwwerken

Voor het bouwen van (bedrijfs-)gebouwen en overige (bedrijfs-)bouwwerken geldt dat:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximum
    goothoogte (m)" aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximum
    bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;

Bedrijfswoningen

  • a. bedrijfswoningen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. binnen een bouwvlak zijn vrijstaande, twee onder één kapwoningen en rijwoningen toegestaan;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale goothoogte(m)" aangegeven goothoogte;
  • d. de goothoogte mag alleen worden overschreden door een kap;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;

Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. voor kavels waarvan het bouwperceel kleiner of gelijk is aan 100m² bedraagt het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 50% van het bouwperceel met een maximum van 50m²;
  • b. voor kavels waarvan het bouwperceel groter is dan 100m² en kleiner of gelijk is aan 300m² bedraagt het gezamenlijke oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 50m² plus 20% van de totale oppervlakte dat het bouwperceel groter is dan 100m²;
  • c. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • d. de maximale diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan wordt gebouwd, bedraagt 4 m;
  • e. de maximale goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt 0,40 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • f. voor zover op een afstand van niet meer dan 4m van het oorspronkelijke hoofdgebouw, is de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet hoger dan: 1. 5 m, waarbij de maximale goothoogte 3m bedraagt; 2. 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw; en 3. het hoofdgebouw;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f. en g. mag de maximale goothoogte of maximale bouwhoogte worden vergroot met maximaal 1,50m ten behoeve van de balustrade van een dakterras, mits de minimale afstand tot de erfperceelsgrens 3m bedraagt;
  • h. de maximale goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 3m;
  • i. de maximale bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 5m;
  • j. de maximale bouwhoogte van overkappingen bedraagt 3m.


Andere overige bouwwerken

Voor het bouwen van de andere overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 1m achter de voorgevelrooilijn bedraagt 1m;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt 2m;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van straatverlichting bedraagt 7m;
  • d. de maximale bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt 3m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. niet aan de bestemming gelieerde bewoning;
  • b. zelfstandige woonruimte van een bijgebouw;
  • c. overnachtingen;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca.


Uitzonderingen strijdig gebruik

Ondergeschikte horeca die deel uitmaakt van het recreatieve bedrijf is toegestaan. Onder ondergeschikt wordt in elk geval verstaan een maximum aantal bezoekers dat tegelijkertijd aanwezig is van 50, en niet langer geopend dan tussen 9.00 en uiterlijk 21.00 uur. De maximale oppervlakte die mag worden gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte horeca is 180 m2.

Voorwaardelijke verplichting parkeren

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gebouwen en het terrein voor de doeleinden zoals bedoeld in lid 6.1, voor zover niet is voorzien in de aanleg en instandhouding van voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van deze regels.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en het onderhoud van tuinen;
  • b. in- en uitritten, waarop parkeren is toegestaan;
  • c. de aanleg en instandhouding van voorzieningen van algemeen nut;
  • d. bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
7.2 Bouwregels


Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Erkers


Een erker is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de erker wordt gesitueerd tenminste 0,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw en tenminste 0,5 uit de kap;
  • b. de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens met een maximum van 1,5 meter;
  • c. de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • e. de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 4 meter.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 meter.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bushaltes, geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.
  • b. Aanvullend op het bepaalde onder a. geldt dat binnen de bestemming tevens twee nutsvoorzieningen ten behoeve van warmteverdeelstation(s) mogen worden gebouwd, met een maximale oppervlakte van 40 m2 en een maximale hoogte van 5 m.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik (exclusief bouwen) ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeerslichting, ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, duikers, damwanden, kademuren, en waterstaatkundige voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een brug;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van water - natuurvriendelijke oevers': uitsluitend voor natuurvriendelijke oevers.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de doorvaarhoogte van bruggen bedraagt minimaal 1 m;
  • d. de doorvaarbreedte van bruggen bedraagt minimaal 3,5 m;
  • e. aanlegsteigers en vlonders zijn niet toegestaan;
  • f. nieuwe bruggen zijn niet toegestaan.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken voor bruggen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor:

  • a. het bouwen van nieuwe bruggen, mits:
      • dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen;
      • dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de doorvaarbaarheid van het water zoals in bedoeld in lid 10.2 onder c en d;
      • dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit;
      • dit geen onevenredige beperking voor de water- en ecologische kwaliteit veroorzaakt.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' tevens voor de instandhouding en bescherming van het bestaande gemeentelijk monument;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, bijgebouwen, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

11.2.1 Hoofdgebouwen

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. binnen een bouwvlak zijn vrijstaande, twee onder één kapwoningen en rijwoningen toegestaan;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale goothoogte(m)" aangegeven goothoogte;
  • d. de goothoogte mag alleen worden overschreden door een kap;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;

11.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor kavels waarvan het bouwperceel kleiner of gelijk is aan 100m² bedraagt het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 50% van het bouwperceel met een maximum van 50m²;
  • b. voor kavels waarvan het bouwperceel groter is dan 100m² en kleiner of gelijk is aan 300m² bedraagt het gezamenlijke oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 50m² plus 20% van de totale oppervlakte dat het bouwperceel groter is dan 100m²;
  • c. voor kavels waarvan het bouwperceel groter is dan 300m² bedraagt het maximaal gezamenlijke oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen:
    Oppervlakte bouwperceel   Oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
    300m²   90m²  
    400m²   100m²  
    500m²   110m²  
    600m²   120m²  
    700m²   130m²  
    800m²   140m²  
    900m² en meer   150m²  
  • d. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • e. de maximale diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan wordt gebouwd, bedraagt 4 m met dien verstande dat maximaal 50% van het achtererf mag worden bebouwd;
  • f. de maximale goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt 0,40m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • g. voor zover op een afstand van niet meer dan 4m van het oorspronkelijke hoofdgebouw, is de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet hoger dan:
    • 1. 5m, waarbij de maximale goothoogte 3m bedraagt;
    • 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. het hoofdgebouw;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder f. en g. mag de maximale goothoogte of maximale bouwhoogte worden vergroot met maximaal 1,50m ten behoeve van de balustrade van een dakterras, mits de minimale afstand tot de erfperceelsgrens 3m bedraagt;
  • i. de maximale goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 3m;
  • j. de maximale bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 5m;
  • k. de maximale bouwhoogte van overkappingen bedraagt 3m.


11.2.3 Andere overige bouwwerken

Voor het bouwen van de andere overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 1m achter de voorgevelrooilijn bedraagt 1m;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt 2m;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van straatverlichting bedraagt 7m;
  • d. de maximale bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt 3m.

11.2.4 Algemeen

  • 1. Het is verboden een bestaande woning te veranderen en/of te vergroten tot twee of meer woningen. Het is eveneens verboden meerdere woningen samen te voegen tot een kleiner aantal woningen.
  • 2. Bij herbouw van één of meerdere woning(en) binnen de bestemming 'wonen' is in de nieuwe situatie een gelijk aantal woningen toegestaan.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,50 meter in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 meter.
11.4 Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:


Aan-huis-gebonden-ondernemingen

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
  • f. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • g. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • h. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.


Strijdig gebruik

  • 1. Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van bijgebouwen voor het wonen.
  • 2. Tot een strijdig gebruik van de gronden bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor kamerbewoning en een woongroep. Tevens wrodt tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken gerekend het recreatief verhuren van de woning aan derden voor korte perioden, tenzij voldaan wordt aan de beleidsregels particuliere verhuur woningen Westland.

Artikel 12 Woongebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein": uitsluitend voor een parkeerterrein;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en water, speelvoorzieningen, verkeer- en verblijfsgebied, tuinen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen;

alsmede voor:

  • d. dienstverlening, sociale en culturele instellingen en gezondheidszorg ter plaatse van de aanduiding "gemengd", uitsluitend op de begane grond.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

mits,

  • d. in het hele plangebied maximaal 700 woningen worden gebouwd;
  • e. waarvan tenminste 30% als sociale huurwoningen en 5% als sociale koopwoning wordt gerealiseerd,

en gelden de volgende regels:

12.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ingeval binnen een bestemmingsvlak een figuur 'gevellijn' is opgenomen, worden hoofdgebouwen aan die zijde van het bestemmingsvlak in of maximaal 0,5 m achter die lijn gebouwd; de bebouwing dient over de gehele strekking van de lijn te worden gebouwd met een bouwhoogte van minimaal 9 m, waarbij onderbrekingen in de vorm van poorten, onderdoorgangen e.d. toegestaan zijn;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten minste de met de aanduiding "minimum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximum goothoogte (m)" aangegeven goothoogte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn hoofdgebouwen uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen toegestaan;
  • g. ter plaatse van 'aaneengebouwd' zijn hoofdgebouwen uitsluitend in de vorm van aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1" bedraagt de verdiepingshoogte van de eerste bouwlaag (begane grondlaag) minimaal 3,6 m;
  • i. de goothoogte mag alleen worden overschreden door een kap;
  • j. de afstand van hoofdgebouwen van vrijstaande en halfvrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • k. de afstand van hoofdgebouwen in de vorm van rijwoningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter indien het zijerf grenst aan de bestemmingsvlakgrens; en in overige situaties wordt het hoofdgebouw in de zijdelinge perceelsgrens gebouwd dan wel wordt een afstand van minimaal 1 m aangehouden; het voorgaande geldt niet ter plaatse van de aanduidingen 'gestapeld' en 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld of aaneengebouwd';
  • l. de afstand tussen de achtergevel en de perceelsgrens dient minimaal 8 m te bedragen; het voorgaande geldt niet ter plaatse van de aanduidingen 'gestapeld' en 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld of aaneengebouwd';
  • m. ter plaatse van de aandudiing 'minimaal vloerpeil' moet de bovenkant van de begane grondvloer van hoofdgebouwen ten minste op 0,40 m boven NAP liggen; in afwijking van het elders in deze regels bepaalde geldt dat de maximaal toegestane hoogtes voor deze hoofdgebouwen (en bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) dienen te worden gemeten vanaf deze bovenkant van de begane grondvloer.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor kavels waarvan het bouwperceel kleiner of gelijk is aan 100m2 bedraagt het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 50% van het achter- en zijerf met een maximum van 50 m2;
  • b. indien het bouwperceel een grotere oppervlakte heeft dan 100m2 mag bij de maximale oppervlakte van 50 m2 een percentage van 10% van het meerdere worden opgeteld, tot een maximum van 75 m2 ;
  • c. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1m;
  • d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd op minimaal 1 m achter de voorgevel(rooilijn) van het hoofdgebouw;
  • e. de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt:
    • 1. bij aaneengebouwde en half vrijstaande woningen: 3 meter;
    • 2. bij vrijstaande woningen: 5 meter.
  • f. de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (gezien vanaf de voorzijde) op een zijerf dat grenst aan openbaar toegankelijk gebied mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
  • g. indien er sprake is van een voorerf, zijn hierop onder de volgende voorwaarden aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan:
    • 1. uitsluitend erkers en veranda's zijn toegestaan;
    • 2. een erker is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • de erker wordt gesitueerd tenminste 0,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw en tenminste 0,5 m uit de kap;
      • de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens, met een maximum van 1,5 m;
      • de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
      • de goothoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
      • de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
      • de erker blijft buiten de vrije uitzichthoek van 45 graden van de gevel van de naastgelegen woning.
    • 3. een veranda is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • de diepte van de veranda bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens, met een maximum van 1,5 m;
      • de veranda blijft buiten de vrije uitzichthoek van 45 graden van de gevel van naastgelegen woning; tenzij veranda's spiegelsymmetrisch t.o.v. de erfgrens en tegelijkertijd worden gebouwd - in dat geval geldt de regel inzake de vrije uitzichthoek niet;
  • h. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw op de aangrenzende gronden;
  • i. de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • j. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • k. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • l. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 meter achter de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van straatverlichting bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zij erfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  • c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 12.2.2 onder a of b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

12.4.1 Woningtypologieën

Binnen de bestemming dienen de woningen te worden gerealiseerd in de volgende segmenten:

  • a. minstens 30% sociale huurwoningen, en
  • b. minstens 5% sociale koopwoningen.
12.4.2 Aan-huis-gebonden ondernemingen

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits;

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
  • f. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • g. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • h. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
12.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, in srijd met de bestemming, wordt, tenzij in 12.1 en/of 12.4.2 anders bepaald, in elk geval gerekend:'

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor het wonen;
  • b. het overmatig verharden van het onbebouwde deel van het perceel in die zin dat:
    • 1. bij rijwoningen: minimaal 16 m2 onverhard dient te blijven;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen: minimaal 50% onverhard dient te blijven;
    • 3. bij vrijstaande woningen: minimaal 50% onverhard dient te blijven.
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kamerbewoning en een woongroep. Tevens wordt tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken gerekend het recreatief verhuren van de woning aan derden voor korte perioden, tenzij voldaan wordt aan de beleidsregels particuliere verhuur woningen Westland.
12.4.4 Situering parkeerplaatsen
  • a. parkeerplaatsen op het voor- en achterterrein van een woonperceel zijn niet toegestaan;
  • b. het bepaalde onder a geldt niet voor (half)vrijstaande woningen, waar parkeerplaatsen op het voorerf naast het hoofdgebouw wel zijn toegestaan.

Artikel 13 Waarde - Archeologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Waarde - Archeologie";

en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

Onderliggende bestemming

Op de gronden mogen ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) bouwwerken, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw-)regels, binnen de beschermingszone worden gebouwd, mits:

  • voor de verlening van de omgevingsvergunning burgemeester en wethouders schriftelijk advies hebben gevraagd aan de archeologische deskundige van de gemeente Westland of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige, tenzij geen archeologisch onderzoek benodigd is.

Uitzonderingen onderliggende bestemming

De verplichting voor een archeologisch onderzoek geldt niet voor:

  • bouwwerken, werken en werkzaamheden ter plaatse van de gebiedsaanduiding "overige zone - waarde 3" met een maximale oppervlakte van 250 m² en maximale diepte beneden maaiveld van 50 cm;
  • bouwwerken, werken en werkzaamheden ter plaatse van de gebiedsaanduiding "overige zone - waarde 4" met een maximale oppervlakte van 100 m² en maximale diepte beneden maaiveld van 50 cm;

Voorwaarden

Indien uit het hiervoor genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden als gevolg van het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:

  • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Verbodsregel

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Waarde - Archeologie" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken dieper 50 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven of dempen van (hoofd-)watergangen en waterpartijen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;.
13.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 13.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. die archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;
  • e. welke betrekking hebben op:
  • a. bouwwerken, werken en werkzaamheden ter plaatse van de gebiedsaanduiding "overige zone - 3" met een maximale oppervlakte van 250 m² en maximale diepte beneden maaiveld van 50 cm;
  • b. bouwwerken, werken en werkzaamheden ter plaatse van de gebiedsaanduiding "overige zone - waarde 4" met een maximale oppervlakte van 100 m² en maximale diepte beneden maaiveld van 50 cm.
13.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet worden verstoord;
  • b. indien uit het onder a. genoemd archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. voor de verlening van de omgevingsvergunning hebben burgemeester en wethouders schriftelijk advies gevraagd aan de archeologische deskundige van de gemeente Westland of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige, tenzij geen archeologisch onderzoek benodigd is.

Artikel 14 Waterstaat - Waterkering

14.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering.
  • b. de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover deze dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is de voorrangsregeling in artikel 19.3 van toepassing.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
16.1.1 ondergeschikte bouwdelen

De hoogteaanduidingen op de planverbeelding mogen worden overschreden door antenne installaties, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 5 m. bedraagt , alsmede door schoorstenen, trappenhuizen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1 m. bedraagt, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

16.1.2 liftkokers

De hoogteaanduidingen op de planverbeelding mogen worden overschreden door liftkokers, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt, tenzij hoofdstuk 2 anders bepaald..

16.2 Overschrijding bouwgrenzen

De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
  • b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
  • c. gevel- en kroonlijsten, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,0 m bedraagt;
  • d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  • e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  • f. overstekende daken, indien de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
  • g. balkons, indien de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • h. bestaande dakopbouwen, bestaande luifels en bestaande uitbouwen aan de voorzijde.
16.3 Ondergrondse bouwwerken
  • a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a. mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw en met een maximale verticale diepte van 3 meter onder het peil.
16.4 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  • a. Maatvoering achterzijde:
    • 1. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    • 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 3. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.
  • b. Maatvoering voorzijde:
    • 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
    • 2. de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5 m vrij in het dakvlak;
    • 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
    • 4. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

17.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting;
  • e. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken en gronden voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.
17.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
  • b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.'

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en werksituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en er op grond van de regels in hoofdstuk 2 niet eerder kon worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  • a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%. Het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
  • b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  • c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
  • d. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter;
  • e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
  • f. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  • g. overschrijding van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of ruimtelijke kwaliteit i.p.v. esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  • h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, solar carports en laadpalen, en bijbehorende installaties;
  • i. afwijkingen van het voorgeschreven minimale vloerpeil, voor zover dat is voorgeschreven, mits dit vanuit waterhuishoudkundig opzicht geen onevenredige belemmeringen met zich meebrengt.
18.2 Afwijking niet verlenen

Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 19 Overige regels

19.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

19.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 17.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2°, van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

19.3 Voorrangsregeling

Indien en voor zover de in het plan aangegeven bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen zijn, voor zover de voor de dubbelbestemmingen geldende regels ten aanzien van bebouwing of gebruik niet met elkaar verenigbaar zijn, de regels van toepassing die gelden voor de dubbelbestemming met de hoogste prioriteit volgens de volgorde die is aangegeven in onderstaand schema:

Bestemming   artikelnummer   volgorde van toepassing  
Waterstaat - Waterkering   14   1  
Waarde - Archeologie   13   2  
19.4 Voorwaardelijke verplichting parkeren
19.4.1 Algemeen
  • 1. Bij nieuwe ontwikkelingen (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is het gebruik van gronden en bouwwerken op grond van de regels in hoofdstuk 2 slechts toegestaan als op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van deze regels.
  • 2. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:
    • a. het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • b. er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid; of
    • c. op andere wijze dan op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland' en - indien deze beleidsregel gedurende de planperiode worden gewijzigd - aan die wijziging; of
    • d. door de aanvrager van een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat de van toepassing zijnde parkeernorm(en) of aanwezigheidspercentages niet overeenkomen met de feitelijke situatie en kan worden volstaan met het realiseren van minder parkeergelegenheid.
  • 3. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning zoals genoemd bij lid 2 voorschriften verbinden ten aanzien van:
    • a. de aard, plaats en inrichting van de parkeergelegenheid;
    • b. de aanwezigheid en aanduiding van parkeergelegenheid ten behoeve van invaliden.
19.4.2 Specifiek

Onder ' op eigen terrein' zoals bedoeld in 19.4.1 wordt verstaan binnen het eigen bestemmingsvlak, behalve ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - pakeren 1' en 'overige zone - parkeren 2' waar de twee vlakken zoals aangeduid met 'overige zone - pakeren 1' in dit verband als één bestemmingsvlak moeten worden beschouwd en waar de twee vlakken zoals aangeduid met 'overige zone - pakeren 2' in dit verband als één bestemmingsvlak moeten worden beschouwd.

19.5 Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden of het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, zoals toegestaan op grond van de bestemming genoemd in lid 12.1 wordt slechts verleend indien ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidscherm met een hoogte van minimaal 3,5 m en minimaal 10 kg/m2 is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

19.6 Voorwaardelijke verplichting spelen

Een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen', voor zover het betreft het bouwen van woning(en), wordt slechts verleend indien door de aanvrager wordt aangetoond dat minimaal 3% van oppervlakte van de bestemming 'Woongebied' ten behoeve van spelen wordt ingericht, welke oppervlakte mag worden opgelost binnen het gehele plangebied.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 20.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 20.1.1 met maximaal 10%;
  • 3. Lid 20.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 20.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Lid 20.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wateringen-Noord'.