Toetsing aan nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid/kaders. Vanuit het oogpunt van beleidsdoorwerking vooral gericht op gemeentelijke (omgevings)visie en beleid.
4.1.1 Nationale omgevingsvisie
Op 11 september 2020 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. In de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie geeft op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
- Duurzaam economisch groeipotentieel
- Sterke en gezonde steden en regio's
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
De NOVI noemt de volgende nationale belangen die relevant zijn voor het planvoornemen:
- Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
- Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
- Verbeteren en beschermen van natuur.
Toetsing plan
De leefomgevingskwaliteit omvat zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het plan heeft een positief effect op beide aspecten. De ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd door de sloop van (verouderde) agrarische bedrijfsbebouwing zoals de schuren en het verwijderen van de sleufsilo’s. Hiervoor in de plaats wordt voorzien in moderne nieuwbouw. Het perceel inclusief de nieuwbouw wordt landschappelijk ingepast door de uitvoering van het landschappelijk inpassingsplan. Daarnaast wordt bijgedragen aan de milieukwaliteit. Doordat op de locatie in de toekomst geen veehouderijbedrijf mag worden uitgeoefend, wordt zowel het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf als een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf uitgesloten. Initiatiefnemer zal enkel hobbymatig dieren mogen houden. In de toekomstige situatie worden hobbymatig enkele paarden en pony’s gehouden. De geurhinder zal afnemen wanneer geen dieren meer worden gehouden. Door de staking van de veehouderij, met als gevolg dat de ammoniakemissie aanzienlijk zal afnemen, wordt bovendien bijgedragen aan verbetering en bescherming van de natuur. Tot slot is van belang dat initiatiefnemers de overstap maken naar akkerbouw. Hierdoor kan op verantwoorde wijze duurzaam voedsel worden geproduceerd.
4.1.2 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel 2024
Omgevingsvisie Overijssel
Provinciale Staten van Overijssel hebben op 12 april 2017 de Omgevingsvisie Overijssel 2017 (hierna: de omgevingsvisie) vastgesteld. Naderhand is de omgevingsvisie meerdere malen geactualiseerd. De laatste actualisatie dateert van 8 november 2023. In de omgevingsvisie schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de rode draden van de omgevingsvisie:
- Bij duurzaamheid horen de volgende vier ambities:
- een klimaatbestending Overijssel;
- een duurzame energiehouding;
- het sluiten van kringlopen;
- het beter benutten van bestaande ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur
- bij ruimtelijke kwaliteit horen de volgende zeven ambities:
- natuur als ruggengraat;
- een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel;
- voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen;
- brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur;
- zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
- het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken;
- sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel.
- bij sociale kwaliteit horen de volgende drie ambities:
- het Overijssels ‘noaberschap’ koesteren;
- stimuleren van culturele identiteit;
- verbinden van de lokale kennis en energie met de ontwikkeling van provinciaal beleid en de uitvoering van ruimtelijke opgaven.
Centrale beleidsambitie en provinciale belangen
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities. Deze benadert de provincie vanuit de – overkoepelende – rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit, waarvoor zij – themaoverstijgende – kwaliteitsambities heeft geformuleerd. De negen centrale beleidsthema’s zijn:
- Woonomgeving: goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst;
- Economie en vestigingsklimaat: een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie met flexibele vestigingsmogelijkheden; naast kennisintensieve maakindustrie, mkb en logistiek ook voor topsectoren, ondernemingen, start-ups en zzp-ers;
- Natuur: een gezonde en aantrekkelijke natuur voor mensen, dieren en planten; een natuur die beleefd en gebruikt kan worden, kan profiteren van (economische) ontwikkelingen en rijk is aan plant- en diersoorten (biodiversiteit);
- (Binnen-)steden en landschap: versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijk, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel;
- Mobiliteit: een veilige, betrouwbare (tijdsduur) en vlotte (keten)reis van personen en goederen van en naar stedelijke netwerken binnen en buiten Overijssel;
- Regionaal waterbeheer: watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor de lange termijn klimaatbestendig, veilig en beleefbaar zijn;
- Veiligheid en gezondheid: veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen;
- Energie: een betrouwbare, duurzame en betaalbare energievoorziening met beperking van uitstoot van broeikasgassen;
- Ondergrond: balans behouden tussen gebruik en bescherming van de ondergrond.
De centrale beleidsambities geven een overzicht van alle onderwerpen die Overijssel in ieder geval van provinciaal belang vinden.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities, gebruikt Overijssel het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Dit model (zie figuur 3.1) is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- generieke beleidskeuzes: ‘of’ er een maatschappelijke opgave is;
- ontwikkelingsperspectieven: ‘waar’ het initiatief past en ontwikkeld kan worden;
- gebiedskenmerken: ‘hoe’ een initiatief ingepast kan worden in het landschap.
Afbeelding 4.1 – uitsnede omgevingsvisie
Generieke beleidskeuzes (‘of’)
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:
- integraliteit;
- toekomstbestendigheid;
- concentratiebeleid;
- (boven)regionale afstemming;
- zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Samen geven deze beleidskeuzes invulling aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking. Deze Overijsselse ladder geeft een nadere invulling aan de stappen die gemeenten in de onderbouwing van nieuwe stedelijke ontwikkelingen op grond van de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening) moeten doorlopen. Dit stelt immers ook eisen aan het onderbouwen van de (regionale) behoefte en de regionale afstemming van stedelijke ontwikkelingen. De Overijsselse ladder geeft een nadere invulling aan de vraag hoe de behoefte moet worden bepaald, zowel in de stedelijke als in de groene omgeving, en op welke wijze de regionale afstemming vorm gegeven moet worden.
Ontwikkelingsperspectieven (‘waar’)
Na het beantwoorden van de ‘of-vraag’, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de visie op de toekomst van Overijssel onderscheidt de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
Gebiedskenmerken: vier-lagen-benadering (‘hoe’)
Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken verstaat de provincie de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel zijn in de Catalogus Gebiedskenmerken (hierna: de catalogus) beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.
De aanwezige gebiedskenmerken zijn onderscheiden in vier lagen:
- Laag van de beleving: de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving;
- Stedelijke laag: de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen;
- Laag van de agrarisch cultuurlandschappen: het palet van agrarische cultuurlandschappen met hun dragende structuren en nederzettings-vormen;
- Natuurlijke laag: de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier ‘van nature’ op vestigt.
Toetsing plan
Generieke beleidskeuzes (of)
Het plangebied ligt volgens de gebiedsspecifieke beleidskeuzekaart van de provincie Overijssel in het Nationaal Landschap Noordoost-Twente. Het Nationale Landschap Noordoost-Twente is een gebied met (inter)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De provincie wil (onderdelen van) het voormalig rijksbeleid voortzetten omdat de Nationale Landschappen dé parels zijn van het Overijsselse landschap. Het ruimtelijke beleid is gericht op het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten van deze gebieden. Met onderhavig voornemen wordt enkel de mogelijkheid om ter plaatse vee te houden uitgesloten. Initiatiefnemers stappen over naar akkerbouw. In het kader van het plan wordt een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, met als doel dat de landschapswaarden worden behouden en worden versterkt.
Afbeelding 4.2 – generieke beleidskeuzeskaart
Ontwikkelingsperspectief (Waar)
Het projectgebied kent op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart van de provincie Overijssel het ontwikkelingsperspectief ‘Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap’. Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen.
Met onderhavig planvoornemen wordt iedere vorm van veehouderij uitgesloten. De agrarische functie en het bouwvlak blijven van kracht ten behoeve van de akkerbouwactiviteiten die initiatiefnemer wil uitoefenen. De functie ‘akkerbouw’ past binnen het landschap ter plaatse. Zoals vermeld blijft de oppervlakte van het bouwvlak gelijk, waardoor niet méér bebouwing wordt toegestaan dan met het huidige ruimtelijke plan het geval is. Bovendien wordt voorzien in een landschappelijke inpassing, waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbeterd.
Afbeelding 4.3 - ontwikkelingsperspectievenkaart
Gebiedskenmerken (Hoe): laag van de beleving
Op basis van de laag van beleving ligt het plangebied in het gebied ‘Donkerte’. Beoogd wordt om in dit gebied alleen minimaal noodzakelijk kunstlicht toe te passen. Er is veel aandacht voor het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied. Met het voornemen wordt geen extra kunstlicht toegevoegd in het buitengebied.
Afbeelding 4.4 – laag van de beleving kaart
Gebiedskenmerken (Hoe): stedelijke laag
Op basis van de stedelijke laag komen geen gebiedskenmerken voor in het plangebied.
Gebiedskenmerken (Hoe): laag van het agrarisch cultuurlandschap
Het plangebied is gelegen in het ‘Oude hoevenlandschap’. De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen. Binnen deze structuren zijn er vol op mogelijkheden om een functioneel grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap te ontwikkelen.
Binnen het plangebied wordt planologisch geborgd dat er plaatse geen veehouderijactiviteiten meer mogen worden uitgeoefend. Initiatiefnemers maken de overstap naar akkerbouw, een andere vorm van landbouw. Aangezien binnen het Oude hoevenlandschap veel ruimte wordt geboden voor landbouw, past het planvoornemen binnen de ambities voor dit gebied. De kenmerkende structuren van het landschap zoals aanwezig ter plaatse worden in stand gehouden en verbeterd, onder andere door de uitvoering van het landschappelijk inpassingsplan. De ontwikkeling is dus inpasbaar in het landschap.
Afbeelding 4.5 – kaart laag van het agrarisch cultuurlandschap
Gebiedskenmerken (Hoe): natuurlijke laag
Het van toepassing zijnde gebiedskenmerk voor de natuurlijke laag is gedeeltelijk ‘Beekdalen en natte laagtes’ en gedeeltelijk ‘Dekzandvlakte en ruggen’. In de ‘Catalogus Gebiedskenmerken’ (hierna: de catalogus) is aan Dekzandvlakte en ruggen de volgende ontwikkelingsrichting gekoppeld: “Binnen het gebiedskenmerk ‘dekzandvlakten en ruggen’ dienen ontwikkelingen bij te dragen aan het beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Tevens is de (strekkings)richting van het landschap het uitgangspunt voor de ontwikkeling.”
De ambitie voor de Beekdalen en natte laagtes is als volgt de definiëren: De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.
Onderhavig plan doet geen afbreuk aan de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische elementen.
Afbeelding 4.6 – kaart natuurlijke laag
Conclusie
Het plan past binnen de ambities die de provincie in de omgevingsvisie heeft verwoord.
Omgevingsverordening Overijssel
De omgevingsverordening wordt ingezet voor die beleidsonderwerpen uit de omgevingsvisie die de provincie juridisch vastgelegd wil hebben. Daartoe stelt de omgevingsverordening regels met betrekking tot de inhoud van omgevingsplannen. De Omgevingsverordening Overijssel 2024 (hierna: omgevingsverordening), die sinds 1 januari 2024 in werking is, bevat deze regels.
In de omgevingsverordening zijn onder andere regels opgenomen over landschap en natuur en agrarische activiteiten, zoals de ‘geitenstop’. Het perceel is gelegen in een gebied waar een verbod op nieuwvestiging en uitbreiding van geitenhouderijen geldt. Ook glastuinbouw is niet toegestaan. Het planvoornemen ziet niet op dergelijke agrarische activiteiten, waardoor deze regels niet van toepassing zijn.
In artikel 4.8 van de omgevingsverordening is opgenomen dat in omgevingsplannen alleen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die de ruimtelijke kwaliteit versterken. Uit de toetsing aan de omgevingsvisie van Overijssel en het landschappelijk inpassingsplan dat is opgesteld voor de locatie, volgt dat er een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt.
Kenmerkend voor het perceel is dat het is gelegen in ‘beekdalen en natte laagtes’, het ‘nationaal Landschap Noord-Oost Twente’, het ‘Oude hoevenlandschap’, het ‘informele trage netwerk’ en ‘Bakens in de tijd’. Dit volgt tevens uit de provinciale omgevingsvisie van Overijssel. Reeds is onderbouwd dat het planvoornemen geen belemmeringen kent vanwege de ligging in deze gebieden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de omgevingsverordening.
4.1.3 Omgevingsvisie Dinkelland
Op 16 maart 2021 heeft de gemeente Dinkelland de omgevingsvisie ´MijnOmgevingsvisie Dinkelland´ vastgesteld. De omgevingsvisie gaat over de toekomst van de leefomgeving; de visie van samenleving én gemeente. De visie van de gemeente Tubbergen is gericht op:
- Buitengebied in balans
- Toekomstgerichte agrarische sector
- Goede staat van natuur en landschap
- Kwalitatief toerisme
- Leefbare kernen
- Voldoende voorzieningen
- Aantrekkelijk wonen
- Ruimte voor ondernemen
- Leefbare openbare ruimte
- Leefomgeving van de toekomst
- Energieneutraal in 2050
- Duurzaam beheer
- Gezonde leefomgeving
- Veilige leefomgeving
Toetsing plan
Het plangebied is gelegen in een gebied met de ontwikkelingsrichting ‘Nieuwe landschap-structuren, veel ruimte schaalvergroting’. Zie navolgende afbeelding. Dit gebied kenmerkt zich door het open landschap met vergezichten, wegen met bomenrijen, een moderne erfopzet en kavelsloten. In dit gebied moet rekening worden gehouden met het agrarische karakter, de schaal van het landschap, heldere structuren en de bouwwijze en inrichting die in de directe omgeving gebruikelijk is.
De gemeente wil in dit gebied ruimte geven aan duurzame opwekking van energie, combinaties van functies en kleinschalige detailhandel en variatie in beplanting. Het planvoornemen ziet op het planologisch waarborgen dat aan de Rammelbeekweg 29 te Lattrop-Breklenkamp geen veehouderijactiviteiten meer mogen worden uitgeoefend. De veehouderij wordt formeel gestaakt en de overstap wordt gemaakt naar akkerbouw. Nu sprake is van een agrarische ontwikkeling/wijziging wordt rekening gehouden met het agrarische karakter van het gebied.
Afbeelding 4.7 – uitsnede waardenkaart omgevingsvisie
Conclusie
Het voornemen is in overeenstemming met de omgevingsvisie van Dinkelland.
4.1.4 Buitengebied met kwaliteit
De gemeente Dinkelland heeft ruimtelijk beleid opgesteld ten aanzien van het buitengebied. Het betreft het beleid ‘Buitengebied met kwaliteit’. Het doel van de beleidsregel is om de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied in stand te houden en te verbeteren. Daarnaast wil de gemeente economische ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk maken om zo een bijdrage te leveren aan een vitaal en leefbaar buitengebied.
Toetsing plan
In onderhavig geval is enkel sprake van het planologisch waarborgen dat geen veehouderijactiviteiten meer kunnen worden uitgeoefend aan de Rammelbeekweg 29 te Lattrop-Breklenkamp. Per saldo neemt de oppervlakte van het bouwvlak en de bebouwing niet toe. Dit betekent dat geen sprake is van een ‘uitbreiding’. In het kader van het plan hoeft geen KGO-bijdrage te worden geleverd.
Conclusie
Er hoeft geen investering te worden gedaan in de Groene Omgeving volgens het Beleid Buitengebied met Kwaliteit.
4.1.5 Beleidsnota “De casco-benadering in Noordoost-Twente”
Algemeen
In het Ontwikkelingsperspectief voor het Nationale Landschap Noordoost-Twente hebben de hierbij betrokken partijen de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap. Zowel gemeenten als provincie hadden behoefte aan een praktisch concept om in de dagelijkse praktijk invulling te geven aan deze ambitie. Voor het bereiken van deze ambitie is het, het meest wenselijk om de belangen van initiatiefnemers die elementen willen verwijderen te koppelen aan grondeigenaren die bereid zijn nieuwe elementen te plaatsen om zo het landschap te versterken. Alle individuele aanvragen zullen dan uiteindelijk moeten leiden tot een beter functionerend en herkenbaar landschap. Om dit te bereiken is de casco-benadering ontwikkeld.
Met de casco-benadering beschikken de provincie Overijssel en de deelnemende gemeenten van Noordoost-Twente over een generieke methode om vorm te geven aan de doelen voor het Nationaal Landschap: behoud en ontwikkeling van het landschap inclusief al haar functies. In relatie tot het provinciaal beleid is de cascobenadering een middel om invulling te geven aan het fenomeen 'ruimtelijke kwaliteit' en uitvoering aan de kwaliteitsagenda van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.
Casco-benadering in de praktijk
De landschapstypen van Noordoost-Twente vormen, samen met de ontwikkeling die deze landschappen hebben doorgemaakt (dynamiek), het uitgangspunt van de casco-benadering. Elk landschapstype heeft een eigen kenmerkende structuur van opgaande beplantingen. Deze structuur is het casco van het landschap.
Het kan daarbij gaan om bomenrijen, houtwallen, houtsingels en (kleinere) bosjes. Het beleid is er op gericht om dit casco te versterken. Toepassing van de casco benadering leidt op termijn tot versterking van het ‘kleinschalige groene karakter’ van het landschap in totaliteit.
De basis voor initiatieven is de cascokaart. Hierop staan drie typen elementen weergegeven, zie de navolgende tabel.
| |
Elementen die tot het casco behoren | Mogen in principe niet verplaatst worden |
Elementen die niet tot het casco behoren | Mogen verplaatst worden, als aan de regels van casco-benadering wordt voldaan |
Te compenseren elementen | Locaties waar de initiatiefnemer de elementen heen kan verplaatsen |
Aan de hand van de casco-kaart wordt beoordeeld of het landschapselement tot het casco behoort of niet. Uit de beoordeling hiervan volgen drie mogelijke opties:
- Regulier casco: het te verwijderen element is geen casco en de initiatiefnemer compenseert op een lijn uit de casco-kaart
- Afwijking van de compensatie: het te verwijderen element is geen casco, maar de initiatiefnemer wil compenseren op een andere plek dan aangegeven op de casco-kaart.
- Afwijking van het casco: het te verwijderen element behoort tot het casco en het te compenseren element ligt of op de casco-kaart, zo niet dan is de een aanvraag een combinatie met situatie 2 (afwijking compensatie).
In navolgende figuur is een uitsnede van de Cascokaart behorende bij de Casco-benadering opgenomen, met daarbij in het zwart omlijnd het plangebied.
Afbeelding 4.8 – Uitsnede Cascokaart
Toetsing
Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in een gebied dat onderdeel is van het casco. Aangezien met het planvoornemen sprake is van het kappen van een bestaand casco-element, heeft de ontwikkeling gevolgen ten aanzien van het beleid dat wordt gevoerd. Het gekapte casco-element wordt opnieuw aangeplant. Het cascobeleid heeft daarom geen consequenties voor de ontwikkeling.
Conclusie
Het cascobeleid vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.