Plan: | Bestemmingsplan Denekamp, partiële herziening Brandlichterweg 9 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.DENBPBRANDLWEG9-0401 |
Het provinciaal beleid van Overijssel is vastgelegd in een integraal document namelijk de Omgevingsvisie Overijssel. Om het provinciaal beleid juridisch te borgen heeft de provincie Overijssel de omgevingsverordening Overijssel vastgesteld. In deze paragraaf is het initiatief getoetst aan beide documenten.
Omgevingsvisie Overijssel
In de Omgevingsvisie schetsen Provinciale Staten hun visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van onze provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. Zij geven aan wat volgens hen de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten opdragen deze te realiseren. Provinciale Staten heeft de Omgevingsvisie op 1 juli 2009 vastgesteld.
De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus. Aan de hand van de drie niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De drie niveaus komen hieronder aan de orde.
1. Generieke beleidskeuzes (of)
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Onderhavig plan betreft een inbreidingslocatie, binnen de kern van Denekamp. Het uitbreiden van de woningen binnen het stedelijk gebied van Denekamp voldoet aan het beleid tot zuinig ruimte gebruik zoals dit de provincie met de SER-ladder wordt nagestreefd.
In de kaarten behorende bij de generieke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie is het plangebied aangewezen als Donkerte, uitsluitingsgebied voor windmolens vanweze de ligging in het nationaal landschap en als geschikte locatie voor warmte/ koude opslag in de bodem. Voor het realiseren van woningbouw hebben bovenstaande generieke beleidskeuzes geen gevolgen.
Het derde aspect dat in dit geval moet worden beoordeeld is de ligging binnen het Nationaal Landschap Noordoost-Twente. In een Nationaal Landschap wordt in tegenstelling tot een nationaal park gewoond, gewerkt en gerecreëerd. Behoud door ontwikkeling is het motto. Nationale Landschappen zijn geen musea. Zo moet de uitbreiding van een fabriek mogelijk blijven, al zal de aanbouw wel moeten passen in de omgeving. Dit vergt kennis van de omgeving, creativiteit en soms een iets grotere financiële investering. Zo blijft ook woningbouw mogelijk, maar wel in beperkte mate. Grote woonwijken passen niet in een Nationaal Landschap, waar juist kleinschalige woonkernen karakteristiek zijn voor het aanzicht en de sfeer. Voor de uitbreiding in woningbouw wordt het beleid gehanteerd van migratiesaldo 0. Concreet betekent dit dat binnen een Nationaal Landschap ten hoogste ruimte is voor extra nieuwe woningen om de eigen bevolking te huisvesten.
Het uitbreidingsplan past qua bouwprogramma binnen de maat en schaal van Denekamp en voldoet aan het migratiesaldo 0 vereiste. Er is geen sprake van een grote woonwijk welke een aantasting vormt voor de karakteristieken van het landschap waar het plangebied onderdeel van uitmaakt.
Voor het overige zijn er ten aanzien van de generieke beleidskeuzes geen vermeldenswaardige aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Van grote belemmeringen is niet gebleken.
2. Ontwikkelingsperspectieven (waar)
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang.
Het plangebied is aangeduid als 'woonwijk' binnen het ontwikkelingsperspectief 'dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus (breed spectrum woon- werk- en mixmilieus)'. Het ontwikkelingsperspectief 'woonwijk' verzet zich niet tegen de bouw van drie woningen.
3. Gebiedskenmerken (hoe)
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe ontwikkeling moet zoveel mogelijk aansluiten bij de gebiedskenmerken. De voor onderhavige locatie geldende lagen met bijbehorende gebiedskenmerken zijn:
De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de stedelijke laag. Kenmerken van het oude hoevenlandschap zijn binnen het stedelijk gebied nauwelijks aanwezig. Het landschapskenmerk is nu bebouwd gebied (woonwijk, bedrijventerrein, enz.), waarop de voorgenomen invulling mede qua vorm en volume aansluit. Gezien de hoeveelheid bebouwing, met bijbehorende lichtuitstraling, in de directe omgeving is de lichttoevoeging van drie woningen verwaarloosbaar.
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde beleid.
Er is sprake van bestaand stedelijk gebied. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt voegt het nieuwe woongebied zich qua aard en maat in de bebouwde omgeving. De ontwikkeling van het plangebied sluit aan bij de oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur van het gebied (bebouwing langs bestaande wegen).
Omgevingsverordening Overijssel
In de omgevingsverordeining heeft de provincie regels ter bescherming van het provinciaal belang vastgelegd. De genoemde beleidsonderwerpen uit de omgevingsvisie is in de omgevingsverordening vastgelegd in voor gemeenten bindende regels. Uit de behandeling van de provinciale omgevingsvisie is gebleken dat het initiatief niet in strijd is met het provinciaal beleid. Hiermee is het initiatief niet strijdig met de regels uit de omgevingsverordening Overijssel.