Plan: | herprofilering Dusinksweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401 |
De Omgevingsvisie Overijssel 2009 is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.
Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.
De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijke handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is." Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.
De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
De provincie heeft ten aanzien van autoverkeer de ambitie om te zorgen voor een goede bereikbaarheid voor het autoverkeer van en naar stedelijke netwerken en streekcentra. Het buitengebied wordt vanaf de hoofdstructuur ontsloten met gebiedsontsluitingswegen naar locaties en gebieden met bovenlokale verkeersbewegingen. Vorm en functie van wegen in het buitengebied voegen zich naar de gebiedskenmerken en versterken de leefbaarheid. Bij het ontwerp van de Dusinksweg is rekening gehouden met de gebiedskenmerken en de landschappelijke waarden van het gebied.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust-en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar dat past in de ontwikkelingsperspectieven en hoe het uitgevoerd kan worden.
De toetsing van de herprofilering van de Dusinksweg aan de Omgevingsvisie Overijssel leidt tot het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Bij de afwegingen in de eerste fase 'generieke beleidskeuzes' zijn er vier aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Dit betreft Nationaal Landschap, EHS, Natura 2000 en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Deze zijn hieronder toegelicht.
Nationaal Landschap
Het Nationaal Landschap Noordoost-Twente is een gebied met een (inter-)nationaal zeldzaam of uniek landschapskwaliteiten en is samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. In dit gebied gaat het om behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet worden vergroot. Voor grootschalige ruimtelijke die in strijd zijn met de doelstellingen van de kernkwaliteiten is geen plaats.
Zoals aangegeven betreft het een herprofilering en is de Dusinksweg al bestaand.
EHS
Realisatie van de EHS - inclusief ecologische en robuuste verbindingszones - wordt gezien als een belangrijk instrument voor het behoud van de biodiversiteit omdat daarmee een (inter) nationaal vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden tot stand kan worden gebracht. De ambitie is om de EHS in 2018 gerealiseerd te hebben.
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS waarbij tevens rekening wordt gehouden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Dat betekent dat er geen ruimte is voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan.
De Dusinksweg is buiten de EHS gelegen en vormt daardoor geen belemmering.
Natura 2000
Voor alle Natura 2000-gebieden worden beheerplannen gemaakt. De plannen geven een uitwerking van de doelstellingen en de maatregelen die nodig zijn om die doelen te halen.
De Dusinksweg is gelegen binnen 3 kilometer afstand van de Natura 2000-gebieden 'Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek' en 'Springendal & Dal van de Mosbeek'. De Natura 2000-gebieden 'Bergvennen & Brecklenkampse Veld' en 'Hügelgräberheide Halle-Hesingen (Duitsland)' zijn op 5,5 kilometer afstand gelegen van de Dusinksweg. Ten aanzien van de in de omgeving aanwezig Natura 2000-gebieden worden geen significant negatieve effecten verwacht. Zie ook paragraaf 5.4.2 Gebiedsbescherming.
Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
De SER-ladder is ontwikkeld voor gebiedsontwikkeling in de Stedelijke omgeving. In de Groene omgeving wordt gesproken van het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn naar analogie als volgt samen te vatten.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambties voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vormgegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.
Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen. Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen, maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies, is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.
De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.
In afbeelding 3.1 is een uitsnede van de ontwikkelingsperspectieven kaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.
afbeelding 3.1 Ontwikkelingsperspectief
Het ontwikkelingsperspectief voor het gebied rondom de Dusinksweg is 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap)'. Gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatiezorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken. Tevens ligt over de Dusinksweg de nadere aanduiding 'beekdal'. Een beekdal betreft een gebied met veenpakket in de ondergrond en/of laaggelegen gebieden langs waterlopen. Indien het gebied wordt gebruikt als grasland geldt dat ontwatering mag plaatsvinden niet dieper dan nodig is.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vierlagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.
1. De natuurlijke laag
Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede bepalend worden. Ook in steden en dorpen zoals nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.
afbeelding 3.2 de natuurlijke laag
De natuurlijke laag van het tracé van de Dusinksweg wordt gekenmerkt als 'dekzandvlakte en ruggen' en 'beekdal en natte laagtes'. De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk - door de wind gevormd - zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.
Het oostelijke deel van het tracé wordt gekenmerkt als 'beekdal en natte laagtes'. Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. Beeld van de beken: zomers kleine stroom met droge geulen, 's winters brede stroomdraad met meestromende geulen.
De ambitie bij dekzandvlakte en ruggen is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten. En door (strekkings-)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
Als er ontwikkelingen plaats vinden in de laag 'dekzandvlakte en ruggen' geven de volgende normstellende en richtinggevende uitspraken sturing.
Normstellend:
Richtinggevend:
De ambitie bij 'beekdalen en natte laagtes' is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.
Als er ontwikkelingen plaats vinden in de laag 'beekdalen en natte laagtes' geven de volgende normstellende, richtinggevende en inspirerende uitspraken sturing.
Normstellend:
Richtinggevend.
Inspirerend:
In het gebied zijn geen beleefbare dekzandvlakten en ruggen aanwezig die een beschermende bestemmingsregeling behoeven. De herprofilering van de Dusinksweg volgt grotendeels hetzelfde tracé als de huidige Dusinksweg, waardoor het watersysteem in stand gehouden wordt. Voor de herprofilering van de Dusinksweg is wel een landschappelijk inpassingsplan opgesteld die aansluit bij de kwaliteiten van het gebied.
2. Laag van het agrarisch cultuurlandschap
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben ideeën over schoonheid geen rol gespeeld. Wel zijn in de loop van de tijd de ruimtelijke kwaliteiten gewaardeerd. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.
afbeelding 3.3 Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De Dusinksweg loopt door een gebied dan wordt gekenmerkt als 'oude hoevenlandschap' en nog een klein deel 'Essenlandschap'. Het Essenlandschap bestaat uit een samenhangend systeem. Het landschap is geordend vanuit de erven en de essen, de eeuwenoude akkercomplexen die op de hogere dekzandkoppen en flanken werden aangelegd. Eeuwenlange bemesting heeft geleid tot een karakteristiek relief met soms hoge stijlranden. Onder en in de es heeft zich op deze wijze een waardevol archeologisch archief opgebouwd. Een 'oude hoevenlandschap' is een landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de grote essen 'bezet' waren. De opbouw van dit landschap kent de zelfde opbouw als het essenlandschap alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant.
De ambitie van het 'Essenlandschap' is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hiertussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.
Als er ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap geven de volgende normstellende en richtinggevende uitspraken sturing.
Normstellend:
Richtinggevend:
De ambitie van het 'oude hoevenlandschap' is het kleinschalige, afwisselende landschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen.
Als er ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap geven de volgende normstellende en richtinggevende uitspraken sturing.
Normstellend:
Richtinggevend:
Voor de herprofilering van de Dusinksweg is een landschapsplan opgesteld om te zorgen voor een juiste inpassing in het landschap. Hierbij is aangesloten op de waardevolle kenmerken van voornoemde landschaptypes.
3. De stedelijke laag
Het gebied rondom de Dusinksweg heeft op de gebiedkenmerkenkaart 'de stedelijke laag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve feitelijk buiten beschouwing worden gelaten.
4. De lust- en leisurelaag
De lust en leisurelaag is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. De lust- en leisurelaag voegt eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes, maar benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productie- landschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar tot een belevenis.
afbeelding 3.4 De Lust- en leisurelaag
Lichte gebieden geven een beeld van de economische dynamiek van de provincie: de steden en dorpen, de autosnelwegen, de kassengebieden, de attractieparken, de grote bedrijventerreinen en de gebieden met veel bebouwing. De donkere gebieden geven een indicatie van de 'buitengebieden' van Overijssel. De natuurcomplexen en de grote landbouwgebieden. De donkere gebieden zijn de gebieden waar het 's nachts nog echt donker is, waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. Het zijn de relatief 'luwe' dun bewoonde gebieden met een lage gebruiksdruk.
Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken.
Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten.
Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek van het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden, zodat passages van autosnelwegen en regionale wegen niet leiden tot stedelijke ontwikkeling aan eventuele op- en afritten. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden.
Als ontwikkelingen plaatsvinden in de 'donkerte' dan wordt er gestuurd op richtinggevende en inspirerende uitspraken:
Richting:
Inspiratie:
Bij de herprofilering van de Dusinksweg wordt spaarzaam om gegaan met het aanbrengen van straatverlichting. Op de rotonde en kruising is straatverlichting gepland en wijkt niet nauwelijks af van de huidige situatie. Langs de straat zelf is geen rekening gehouden met verlichting.
Geconcludeerd kan worden dat de herprofilering van de Dusinksweg in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoordde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.