definitief |
NL.IMRO.1774.BUIBPstnicolaasklo-0401 |
In juni 2008 is voor een deel van het terrein van de St. Nicolaasstichting een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Econsultancy bv (rapportnr. 08025246).
Het verkennend bodemonderzoek heeft tot doel met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op de onderzoekslocatie grond- en/of grondwaterverontreiniging aanwezig is, teneinde te bepalen of er milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak tot matig humeus, zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De ondergrond bestaat uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De ondergrond is plaatselijk zwak grindig. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Op basis van het vooronderzoek, heeft onderzoek op een viertal deellocaties plaatsgevonden:
Deellocatie A: Tanklocatie “dienstgebouw”
In het opgeboorde materiaal uit de voormalige ontgraving is over het traject 1,8 - 3,5 m -mv een lichte tot sterke olie/aromatengeur waargenomen. In het opgeboorde materiaal is over het traject 2,1 - 3,5 m -mv een zwakker tot matige olie-waterreactie waargenomen. De bodemlaag (1,8 - 2,1) met een sterke aromatengeur is licht verontreinigd met minerale olie. Op een diepte van 3,5 m -mv zijn geen verhoogde gehalten aan minerale olie of aromaten aangetoond. Het grondwater is sterk verontreinigd met minerale olie en is licht verontreinigd met xylenen en naftaleen.
Deellocaties B en C: Tanklocaties “schoolgebouw” en “woonhuis 16”
In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. De bodemlaag ter hoogte van de grondwaterspiegel ter plaatse van beide deellocaties is met één grondmengmonster onderzocht. De ondergrond en het grondwater zijn niet verontreinigd met minerale olie of aromaten.
Deellocatie D: Overig terrein
In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met PAK en EOX. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met PAK. Het grondwater is deels in combinatie met de deellocaties A, B en C onderzocht. De verontreiniging met minerale olie ter plaatse van deellocatie A buiten beschouwing gelaten, is het grondwater licht verontreinigd met zink. Centraal op de locatie is tevens een lichte chroomverontreiniging aangetoond. De aangetoonde lichte metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties van metalen in het grondwater.
Resumé
Verificatie van de bodemkwaliteit ter plaatse van het gesaneerde terreindeel ten zuiden van het dienstgebouw “Huize Antonio” heeft uitgewezen dat sprake is van een lichte verontreiniging met minerale olie in de grond vanaf 1,8 m -mv tot naar schatting 2,5 m -mv. Het grondwater ter plaatse is sterk verontreinigd met minerale olie en licht verontreinigd met xylenen en naftaleen. Mogelijk is sprake geweest van herverontreiniging vanuit het grondwater. Overige “bronnen” kunnen zijn de restverontreiniging onder het pand en bepaalde delen van de putwand en/of -bodem waarin nog lichte verontreinigingen zijn achtergebleven. Formeel dient nader onderzoek ingesteld te worden. Geadviseerd wordt te informeren bij het bevoegd gezag over hoe om te gaan met deze restverontreiniging en de sterke olieverontreiniging in het grondwater.
Ter plaatse van de deellocaties B, C en D zijn in de bodem hooguit lichte verontreinigingen aangetoond. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er op deze terreindelen géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er géén milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie. Indien hier werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Bouwstoffenbesluit of het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Nadat de voorlopige plannen gewijzigd zijn is er een aanvullend verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Econsultancy bv (rapportnr. 09015028).
De bevindingen van het onderzoek moeten als aanvulling worden gezien op het eerder uitgevoerd verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de Gravenallee 30.
De onderzoekslocatie betreft een tweetal deellocaties. Deellocatie A bevindt zich ten noorden van een schoolgebouw (Gravenallee 24) en deellocatie B bevindt zich ter plaatse en met name ten zuiden van het gebouw voor dagbesteding.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De ondergrond is plaatselijk sterk oerhoudend of zwak roesthoudend. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
Deellocatie A:
In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. De bovengrond ter plaatse van boring A04 is matig verontreinigd met PAK. Verder is de bovengrond (plaatselijk) licht verontreinigd met lood en PAK. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, cadmium en zink. Op grond van de verhoogde detectiegrens voor naftaleen dient het grondwaterformeel als licht verontreinigd voor deze parameter te worden aangemerkt. De aangetoonde lichte metalenverontreiniging zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties van metalen in het grondwater.
Deellocatie B:
In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. In de boven- en ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en nikkel. De aangetoonde lichte metalenverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties van metalen in het grondwater.
Conclusie
Gelet op het regionale karakter van de lichte metaalverontreiniging in het grondwater en het ontbreken van verontreinigingen in de grond kan deellocatie B als ‘onverdacht’ ten opzichte van haar omgeving worden beschouwd.
Econsultancy adviseert om de omvang van de vastgestelde PAK-verontreiniging in de bovengrond ter plaatse van boring A04 nader te onderzoeken.
In maart 2009 is voor de locatie Gravenallee 14 gelegen op het terrein van de St. Nicolaasstichting een nader bodemonderzoek uitgevoerd door Nibag Milieu & Ruimte B.V. (rapportnr. 1000.8284).
Het nader bodemonderzoek heeft tot doel de ernst, mate en omvang van de in het voorgaande bodemonderzoek aangetoonde bodemverontreiniging op de locaie vast te stellen. Hiertoe is de kwaliteit van het grondwater aanvullend in beeld gebracht door het uitvoeren van aanvullende boringen waarbij grondwatermonsters chemisch-analytisch zijn onderzocht.
Op grond van de beschikbare gegevens kan het volgende worden geconcludeerd:
Verontreinigingssituatie
Grondwater
In het uitgevoerde nader bodemonderzoek ter plaatse van de voormalige ondergrondse tank is de bodemverontreiniging aanvullend afgeperkt. Rondom de verontreinigingskern is een sterke grondwaterverontreiniging gelegen met minerale olie en een lichte grondwaterverontreiniging met aromaten. Uit de actualisatie van de verontreinigingssituatie blijkt dat de grondwaterverontreiniging een totale omvang heeft van circa 24 m3 waarvan 6 m3 sterk verontreinigd grondwater. De verontreiniging is waarschijnlijk de restverontreiniging van de gesaneerde bodemverontreiniging met olieproduct als gevolg van de voormalige ondergrondse HBO-tank. In bepaalde delen van de putwand/ putbodem waren nog lichte verontreinigingen achtergebleven na de sanering in 1993.
Grond
Onder de bebouwing van dienstgebouw ‘Huize Antonio’ is mogelijk een kleine restverontreiniging met minerale olie in de grond gesitueerd. Gezien de omvang van de grondwaterverontreiniging en de omvang van de in 1993 gesaneerde grondverontreiniging wordt aangenomen dat het geen ernstig geval van bodemverontreiniging betreft.
Conclusies en aanbevelingen
Ter plaatse van Huize Antonio is een bodemverontreiniging met minerale olie en aromaten in beeld gebracht. In totaal is 6 m3 sterk verontreinigd grondwater met minerale olie aangetoond ter plaatse van de voormalig ondergrondse tank.
Op basis van de aangetoonde gehalten en de omvang blijkt dat geen sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging (grondwatervolume sterk verontreinigd grondwater < 100 m3) en dus bestaat er in het kader van de Wet Bodembescherming geen saneringsplicht voor het wegnemen van de grondwaterverontreiniging.
Indien bij de herinrichting grondwater onttrokken gaat worden dan dient rekening te worden gehouden met de aanwezige grondwaterverontreiniging. Formeel dient dan een plan van aanpak te worden opgesteld en ingediend bij gemeente Dinkelland (bevoegd gezag) waarin wordt omschreven hoe hiermee wordt omgegaan.
Dit zelfde geldt voor de mogelijk aanwezige restverontreiniging onder de bebouwing. Aanbevolen wordt om de fundering tijdens de eventueel uit te voeren sloopwerkzaamheden onder milieukundige begeleiding weg te nemen op basis van een kort plan van aanpak. Het plan van aanpak dient te worden voorgelegd aan en goedgekeurd door de gemeente Dinkelland. Dit plan van aanpak is reeds goedgekeurd door de gemeente Dinkelland.
Indien gewenst kan hier ook een inpandig onderzoek worden verricht om uit te sluiten of onder de bebouwing sprake is van een restverontreiniging.
Naar aanleiding van het aanvullend verkennend bodemonderzoek heeft Econsultancy een nader bodemonderzoek uitgevoerd aan de Gravenallee nabij nr. 24 (rapportnr. 09015028). Uit het aanvullend verkennend bodemonderzoek blijkt onder andere, dat de bovengrond ten noorden van Gravenallee 24 plaatselijk matig verontreinigd is met PAK.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, matig fijn zand. De bodem is tot 1,0 m onder het maaiveld (-mv) bovendien matig humeus. De bovengrond is veelal tot 0,5 m -mv zwak tot sterk kolengruishoudend. Zeer lokaal zet deze zintuiglijk waargenomen bijmenging zich door tot 1,0 á 1,5 m -mv. Verder is het opgeboorde materiaal van een boring tot een diepte van 1,5 m –mv zwak tot matig puinhoudend.
Uit het onderzoek blijkt dat in de nabijheid van het met asfalt verharde pad een matige tot sterke PAK-verontreiniging aanwezig is. Deze PAK-verontreiniging in de grond is vermoedelijk grotendeels te relateren aan het zintuiglijk waargenomen bijmenging met kolengruis. Mogelijk is deze verontreiniging ontstaan door het gebruik van kolen voor de verwarming van de bebouwing. Ook is niet geheel uit te sluiten dat de verontreiniging te maken heeft met de ter plaatse aanwezige asfaltverharding en/of eventueel verontreinigd fundatiemateriaal.
Conclusie
Ondanks de uitbreiding van de oorspronkelijke onderzoeksopzet wordt op basis van analyseresultaten en de zintuiglijke waarnemingen de matige tot sterke PAK-verontreiniging in de grond slechts ten dele als afgeperkt beschouwd. Met name in noord-/noordwestelijke richting is de omvang van de verontreiniging niet in voldoende mate in beeld gebracht om een uitspraak te kunnen doen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Verder is het niet mogelijk een inschatting te maken van de milieuhygiënische risico’s van het geval van bodemverontreiniging, waardoor de spoedeisendheid van een eventuele sanering niet is vast komen te staan.
Econsultancy adviseert een vervolgfase van het nader bodemonderzoek in te stellen met als primair doel de omvang van het geval van bodemverontreiniging (beter) in beeld te brengen zodat uitsluitsel gegeven kan worden of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en de milieuhygiënische risico’s ingeschat kunnen worden. Daarnaast wordt geadviseerd de puinhoudende bodemlaag te onderzoeken op het voorkomen van asbest.
Naar aanleiding van het nader bodemonderzoek is een plan van aanpak opgesteld hoe om te gaan met de aanwezige grondwaterverontreiniging. Dit plan is ingediend bij het bevoegd gezag (de gemeente Dinkelland). Het plan van aanpak is goed gekeurd door de gemeente Dinkelland.
Naar aanleiding van het aanvullend nader bodemonderzoek wordt een vervolgonderzoek ingesteld om de verontreiniging beter in beeld te brengen voor de noord/noordwestelijke richting van het perceel Gravenallee 24.
De ingrepen die deze ontwikkeling met zich meebrengen zijn niet ingrijpend. De dakhelling ondervindt geen hinder van de bodem en de fietsenstalling heeft geen diepe fundering.