direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal
Plan: Buitengebied, Westenveldweg 13 in Tilligte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BUIBPWESTENVLDWG13-0401

3.2 Provinciaal

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

Met de invoering van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro 1 juli 2008) is het takenpakket van de provincies veranderd. Concreet is dit vertaald naar de omgevingsvisie Overijssel. Dit is de provinciale integrale visie voor de fysieke leefomgeving, zoals vastgesteld door de Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009. In de visie worden de ambities en doelstellingen aangegeven die van provinciaal belang zijn. De omgevingsvisie heeft de status van Structuurvisie als bedoeld in artikel 2.2., lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Na de vaststelling van de Omgevingsvisie Overijssel 2009 door Provinciale Staten is op 1 september 2009 de Omgevingsverordening Overijssel van kracht geworden. De omgevingsverordening heeft de status van Ruimtelijke verordening als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening en is bedoeld als juridisch instrument voor de doorwerking van het provinciaal beleid/belang. In de verordening zijn regels opgenomen waaraan gemeentelijke bestemmingsplannen (inhoud en toelichtingen) moeten voldoen.

De provincie Overijssel gaat in 2013 de Omgevingsvisie op een aantal punten aanpassen. Hiervoor hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel op 18 december 2012 het ontwerp voor de Actualisatie van de Omgevingsvisie en de -verordening vastgesteld. Met deze actualisatie worden de Omgevingsvisie en -verordening om het zo te zeggen "Hoofdlijnenakkoordproof" gemaakt.

In het Hoofdlijnenakkoord Kracht van Overijssel 2011 is een aantal uitspraken gedaan over onderdelen uit Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Deze uitspraken zijn nu verwerkt in het ontwerp voor de actualisatie. De actualisatie is beperkt tot de volgende onderwerpen:

  • Herijking Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en herbegrenzing zeer kwetsbare gebieden (WAV);
  • Streefbeeld Wegencategorisering;
  • Windenergie (rol provincie);
  • Nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's);
  • Kantorenbeleid;
  • Definitie van lokaal gewortelde bedrijvigheid;
  • Ruimtelijke reservering gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.;
  • Aanpassing verordening op basis van eerder uitgevoerde evaluatie.

Voor het project Erve Meinders is enkel de Herijking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang. HIerna wordt hier nader op ingegaan.

Hoofdambitie
De hoofdambitie van de provincie Overijssel is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Dit werkt door in een aantal centrale beleidsambities (onderwerp die de provincie van provinciaal belang acht). In relatie tot dit project zijn de volgende beleidsambities relevant:

Welzijn
Woonomgeving:

  • Voldoende en flexibel aanbod van woonmilieus
  • Beschikbaarheid van hoogwaardige voorzieningen

(Binnen)steden en landschap

  • Versterken identiteit en onderlinge diversiteit van landschappen en dorpen.

Welvaart
Economie en vestigingsklimaat

  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor schaalvergroting en verbreding in de landbouw.

Natuurlijke voorraden
Natuur

  • Vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden (EHS, robuuste verbindingszones, Natura2000)
  • Behoud en versterking van verspreide bos- en natuurwoorden.

Watersysteem en klimaat

  • Optimale water condities (kwaliteit en kwantiteit) voor landbouw, wonen, natuur en landschap.

Ondergrond

  • Beschermen van intrinsieke bodemeigenschappen en aardkundige en archeologische waarden.

Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit
In de omgevingsvisie vormen duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit de rode draad (leidende thema's). Duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De Omgevingsvisie omschrijft ruimtelijke kwaliteit als het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen, dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd.

Uitvoeringsmodel
De omgevingsvisie neemt een nieuwe werkwijze met zich mee, welke de provincie heeft vastgelegd in het uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • Generieke beleidskeuzes
  • Ontwikkelingsperspectief
  • Gebiedskenmerken

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWESTENVLDWG13-0401_0005.jpg"

Figuur 5 – Uitvoeringsmodel provincie Overijssel (bron: Omgevingsvisie)

Aan de hand het uitvoeringmodel wordt antwoord gegeven op de vragen 'of', 'waar' en 'hoe'.

  • generieke beleidskeuzes: of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is;
  • ontwikkelingsperspectieven: waar het pas in de ontwikkelingsvisie;
  • gebiedskenmerken: hoe het kan worden uitgevoerd.

Generieke beleidskeuzes
De generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Provinciaal geldt binnen de groene ruimte dat het principe van een zuinig en zorgvuldig moet worden toegepast.

De provincie beschouwt het buitengebied als een waardevol en kwetsbaar gebied. In de omgevingsvisie is om deze reden beleid opgenomen om onnodig ruimtebeslag op de groene omgeving tegen te gaan. Titel 2.1 van de verordening gaat over het sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid en is de vertaling van de omgevingsvisie in regels voor gemeenten (bestemmingsplannen) en initiatiefnemers.

In artikel 2.1.4 zijn de principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik opgenomen: 'Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is en dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut'.

Genoemd principe leidt er toe dat in eerste instantie vrijkomende agrarische of andere bebouwde locaties moeten worden benut. Initiatiefnemer sluit hier bij aan door op een bestaand erf een paardenzorgboerderij te realiseren. Hoewel in deze situatie de bestaande gebouwen worden gesloopt en de zorgboerderij en bijbehorende gebouwen en bouwwerkennieuw worden gebouwd, is er sprake van een toename van de verharding op het erf. Er is echter wel sprake van hergebruik van een oud agrarisch erf, waarmee er sprake is van toepassing van het principe zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

De ontwikkeling van een paardenzorgboerderij wordt wel aangemerkt als een grootschalige uitbreiding als bedoeld in artikel 2.1.6 onder 1 van de Omgevingsverordening. Een bestemmingsplan kan uitsluitend in deze uitbreiding voorzien indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn en er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Gemeenten in de provincie Overijssel moeten deze regel vertalen naar de praktijk. Om de gemeente handvaten te bieden, is het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving opgesteld. Het werkboek biedt referenties, handvatten en voorbeelden voor de toepassing van de kwaliteitsimpuls. De uitwerking van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving komt later aan bod. Allereerst wordt ingegaan op de 'waar' en 'hoe' vragen van het uitvoeringsmodel.

Met de actualisatie van de Omgevingsvisie vindt een herijking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) plaats. De EHS wordt op een groot aantal plaatsen binnen de provincie Overijssel ingedikt en/of aangepast. Dit geldt ook voor de gronden rondom de Dinkel bij Tilligte (zie figuur 6 en 7). Voor het plangebied betekent dit dat de gronden na de actualisatie van de Omgevingsvisie geen onderdeel meer uitmaken van de EHS. Het plan is hiermee in lijn met de generieke beleidskeuzes.

Ontwikkelingsperspectief
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar zou kunnen worden ontwikkeld. Er wordt een onderverdeling gemaakt in twee ontwikkelingsperspectieven, een voor de stedelijke omgeving en een voor de groene omgeving. De groene ruimte is verder onderverdeeld in drie verschillende ontwikkelingsperspectieven. Genoemde ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

Het plangebied ligt op de grens van twee ontwikkelingsperspectieven. Het westelijk deel ligt in het ontwikkelingsperspectief buitengebied met het accent veelzijdige gebruiksruimte. Dit is een mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren. Het oostelijk deel ligt in het ontwikkelingsperspectief realisatie groene hoofdstructuur. Het betreft de concreet begrensde EHS, nieuwe natuur, nog te realiseren.

De provincie past de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur aan. De zogenaamde Groenblauwe hoofdstructuur in de Omgevingsvisie vervalt en in de plaats daarvan komt er een Zone Ondernemen met Natuur en Water. Het plangebied valt na aanpassing in zijn totaliteit binnen het ontwikkelingsperspectief mixlandschap.

De begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur is gebaseerd op de volgende onderdelen:

  • de bestaande en ingerichte natuur voor zover gelegen binnen de oorspronkelijk begrensde Ecologische Hoofdstructuur
  • de te realiseren juridische en bestuurlijke verplichtingen
  • de ontwikkelopgave Natura2000.

In december 2012 hebben Gedeputeerde Staten besloten welke begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en Zone Ondernemen met Natuur en Water ze in de ontwerp Omgevingsvisie opneemt. De ontwerp Omgevingsvisie heeft vanaf 11 januari tot 22 februari 2013 ter inzage gelegen. De Provinciale Staten stellen naar verwachting in juli 2013 de actualisatie van de Omgevingsvisie vast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWESTENVLDWG13-0401_0006.png"

Figuur 6 – Detail Omgevingsvisie 2009: ontwikkelingsperspectief (bron Omgevingsvisie)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWESTENVLDWG13-0401_0007.png"

Figuur 7 - Detail Actualisatie Omgevingsvisie 2013: ontwikkelingsperspectief
en ontwerp begrenzing EHS (bron: www.atlasvanoverijssel.nl)

Het plan draagt bij aan het ter plaatse geldende perspectief (mixlandschap), want de ontwikkeling van de paardenzorgboerderij levert een bijdrae aan de verbreding van het voorzieningenaanbod rondom TIlligte en het zorgaanbod binnen de gehele regio. Daarnaast wordt er een bijdrage geleverd aan het behoud en de versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden op het erf en de directe omgeving.

Gebiedskenmerken
Voor het inpassen van de ontwikkelingen in het landschap heeft de provincie de catalogus Gebiedskenmerken opgesteld. Hierin wordt een lagenbenadering gehanteerd, waarbij per laag wordt aangegeven op welke wijze een ontwikkeling kan worden ingepast in het landschap. De gebiedskenmerken zijn verdeeld in vier lagen: de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Deze lagen geven specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkeling.

In de natuurlijke laag heeft het plangebied de aanduiding “dekzandvlakte”. De ambitie van de provincie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Als er ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Daarnaast is de strekkingsrichting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWESTENVLDWG13-0401_0008.png"

Figuur 8 – Detail omgevingsvisie: agrarische cultuurlandschap (bron Omgevingsvisie)

In de laag van het agrarische cultuurlandschap ligt het plangebied wederom op de grens van twee typen landschap. De westzijde van het plangebied heeft de aanduiding 'oude hoevelandschap' en de oostzijde van het plangebied de aanduiding 'jonge heide- en broekontginningslandschap'.

De ambitie in het oude hoevelandschap is het kleinschalige, afwisselende landschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over der ven, de erf- en landschapsbeplantingen. Als er ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevelandschap, dan dragen deze bij aan het behoud en de accentuering van de dragende structuren en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen.

De ambitie in het jonge heide- en broekontginningslandschap de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijke raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginngenstructuren versterken. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven, mits deze een stevige landschappelijke jas krijgen. Ontwikkelingen dragen bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWESTENVLDWG13-0401_0009.png"

Figuur 9 – Detail omgevingsvisie: natuurlijke laag (bron Omgevingsvisie)

Bij de stedelijke laag is de bebouwde kom van Tilligte aangeduid als 'bebouwing – woonwijken 1955 – nu'. Het plangebied zelf heeft geen specifieke aanduiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWESTENVLDWG13-0401_0010.png"

Figuur 10 – Detail omgevingsvisie: stedelijke laag (bron Omgevingsvisie)

In de lust- en leisure laag heeft het plangebied de aanduiding 'donkerte'. De ambitie daarbij is het huidige donkere gebied ten minste zo donker te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWESTENVLDWG13-0401_0011.png"

Figuur 11 – Detail omgevingsvisie: lust- en leisurelaag (bron Omgevingsvisie)

Zoals aangegeven wordt de ruimtelijke kwaliteit gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten toegevoegd. De kwaliteitsambitie is er op gericht om de verschillen tussen oud en nieuw te accentueren.

In het opgestelde erf- en inrichtingsplan is rekening gehouden met voornoemde kenmerken, voorwaarden en ambities. De ervenconsulent is van mening dat de ontwikkeling van een nieuw erf, waarop een paardenhouderij wordt gecombineerd met een woonzorgaccommodatie, in ruimtelijk opzicht een positieve bijdrage zal leveren. De historische ontwikkeling van het landschap geeft aanknopingspunten om het nieuwe erf op een logische wijze in te passen op deze locatie. Het verschil tussen oude hoevenlandschap aan de westkant en heideontginningenlandschap aan de oostkant kan duidelijker worden gemaakt door de inrichting van het erf. Het oppakken van deels verdwenen beplantingslijnen is een belangrijk manier om het erf op een logische manier in te bedden in de omgeving.

Het erf zelf wordt opgezet als een eenheid van gebouwen, beplanting, verharding en verlichting. Op dit erf komen verschillende functies naast en door elkaar voor. Voor een optimaal gebruik van het erf is het logisch dat de agrarische elementen (paardenhouderij, tredmolen, sleufsilo en buitenbak) bij elkaar liggen. Dat geldt ook voor de woning en de daarbij behorende elementen als tuin en weide.

De niet meer zo zichtbare langgerekte lijnen van het ontginningenlandschap lenen zich uitstekend voor het grote en lange gebouw voor het houden van paarden. De losheid en kleinschaligheid van het oude hoevenlandschap geeft juist aanleiding voor het intiemere deel van het erf waar wonen en kleinschalige activiteiten plaatsvinden. Bovendien vervangen de nieuwe woning en bijgebouwen de bestaande (te slopen) gebouwen. De rundvee- en kleinveeschuur nemen een tussenpositie in, zowel functioneel als ruimtelijk: de gebouwen worden de schakel tussen het bedrijfsgedeelte en het woonzorggedeelte.

3.2.2 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (september 2010) geeft een overzicht op welke moment een kwaliteitsimpuls groene omgeving van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWESTENVLDWG13-0401_0012.png"

Figuur 12 – Categorieën van ontwikkelingen (bron Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving)

De realisatie van een paardenzorgboerderij kan worden gezien als een grootschalige uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf. Er kan aan deze grootschalige uitbreiding ruimte worden geboden, indien er invulling wordt gegeven aan de kwaliteitsimpuls met aanvullende kwaliteitsprestaties. Dit betekent dat naast een goede ruimtelijke inpassing van het erf en de gebouwen (de basisinspanning) er aanvullende kwaliteitsprestaties in de omgeving moet worden geleverd. In bijlage 2 is de uitwerking van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving opgenomen.