direct naar inhoud van 4.2 Provinciaal beleid
Plan: Bestemmingsplan LOFAR-station Weerselo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie vastgesteld. In dit integrale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving, waarin het streekplan, het verkeer- en vervoerplan, het waterhuishoudingsplan en het milieubeleidsplan zijn samengevoegd, geeft de provincie de richting aan voor de ontwikkeling van Overijssel tot 2020 en verder. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is 'een toekomst met vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'. Leidend voor de beleidskeuzes die op dit gebied worden gemaakt, zijn de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

De Omgevingsvisie geeft de mogelijkheden aan binnen de Groene omgeving buitengebied.

In de Groene omgeving buitengebied wordt ruimte geboden voor sociaaleconomische ontwikkelingen wanneer dit vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en past in het ontwikkelingsperspectief ter plekke en volgens de gebiedskenmerkencatalogus wordt uitgevoerd.

Ontwikkelingsperspectief

Volgens de kaart ontwikkelingsperspectieven ligt het plangebied in het ontwikkelingsperspectief 'Aaneengesloten structuur van natuurgebieden' dat onderdeel uitmaakt van de concreet begrensde Ecologische Hoofdstructuur.

Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden met als hoofdaccent de ontwikkeling van natuur en versterking van het watersysteem. Het perspectief op provinciaal-regionaal niveau is om de gebieden met hoge natuurwaarden (weer) in een onderling verband te brengen. Hierdoor ontstaat er een robuust systeem waar plant- en diersoorten stevige levensgemeenschappen in kunnen ontwikkelen.

Op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer is het perceel met een kwalitatieve verbintenis bezwaard waarbij met het oog op het natuurdoel, i.c. halfnatuurlijk grasland, er geen landbouwkundig gebruik van de gronden meer mogelijk is. De met de bijbehorende bestemmingswijziging gepaard gaande waardedaling van de grond wordt vergoed. De feitelijke 'footprint' van de antennes en bijbehorende kasten beslaat minder dan 10% van de totale oppervlakte van het perceel. Voor dit deel vindt overeenkomstig beheer plaats. Er is in die zin geen belemmering voor de beheerverplichtingen die de eigenaar op grond van het voornoemde heeft te treffen. De gronden worden niet minder geschikt voor de verwezenlijking van het (natuur)doel waartoe deze bestemd zijn. De geprojecteerde locatie voor het Lofarstation is onderdeel van de EHS. Met het vestigen van voornoemde kwalitatieve verbintenis voor het betrokken beheertype zijn geen (aanvullende) inrichtingsmaatregelen of ingrepen anderszins nodig. De Lemselerbeek is binnen het project 'Landinrichting Saasveld-Gammelke' verlegd om het natuurlijke karakter van de aanliggende Lemselerbeek te herstellen. Hierdoor is bijgedragen aan de versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden in dit EHS-gebied.

Het Lofarstation kan gerealiseerd worden zonder verdere aanpassing van de huidige beek. Het Lofarstation wordt na een periode van ongeveer 10 jaar opgeheven. De functie en het gebruik van het antennestation vormen geen belemmering voor het ontwikkelingsperspectief.

Gebiedskenmerken

1. Natuurlijke laag

De natuurlijke laag waarop het LOFAR-station wordt geplaatst, is 'beekdalen en natte laagtes'. De ambitie van de provincie Overijssel is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft een zo natuurlijk mogelijk functionerend en beleefbaar watersysteem na.

Het plan betreft een kleinschalige ontwikkeling dat slechts een gering impact heeft op het watersysteem. In overleg met het Waterschap Regge en Dinkel wordt bepaald wat de afstand van de antennes tot de Lemselerbeek dient te zijn.

2. Laag van het agrarische cultuurlandschap

Het noordelijke deel van het plangebied is in de Omgevingsvisie aangeduid als 'maten en flierenlandschap' en het zuidelijke deel als 'jong heide- en broekontginningslandschap'. Kenmerkend voor het maten en flierenlandschap is de kleinschaligheid met veel variatie in de ruimtelijke opbouw. Kenmerkend voor het jong heide- en broekontginningslandschap zijn de landbouwontginningen in relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door een boscomplex.

Het realiseren van een LOFAR-station heeft geen gevolgen voor de structuur van het agrarisch cultuurlandschap, omdat er geen singels of boscomplexen worden verwijderd of worden aangeplant en geen watergangen gegraven of worden gedempt.

3. Stedelijke laag

De stedelijke laag is niet van toepassing op de ontwikkelingen binnen het plangebied.

4. Lust en leisurelaag

De lust en leisurelaag is niet van toepassing op de ontwikkelingen binnen het plangebied.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

In de groene omgeving geldt het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is samen te vatten in: (her)benutting van bestaande bebouwing, combinatie van functies conform gebiedskenmerken.

Het herbenutten van bestaande bebouwing is in het onderhavige geval niet mogelijk. Een combinatie van functies wordt gezocht in de versterking van natuurwaarden in het plangebied. Andere functies kunnen niet met het LOFAR-station worden gecombineerd.

4.2.2 Omgevingsverordening

Tegelijkertijd met de Omgevingsvisie is ook een besluit genomen over de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening 2009 heeft de status van ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening en is op 1 september 2009 in werking getreden. Net als bij de Omgevingsvisie zijn ook bij de verordening kaarten gevoegd waaruit blijkt welke bepalingen voor het plangebied gelden.

Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied is volgens het provinciaal beleid begrensd als Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nieuwe natuur nog te realiseren.

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een dergelijk gebied strekt mede tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscategorieën nieuwe nog niet gerealiseerde natuur en zoekgebied.

In de paragraaf Flora en fauna in deze toelichting wordt uiteengezet wat de gevolgen zijn voor de huidige en toekomstige ecologische waarden en/of doelstellingen.

Nationaal landschap

Het plangebied maakt eveneens onderdeel uit van het Nationaal landschap Noordoost Twente. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente zijn:

a. het samenhangende complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen;

b. de grote mate van kleinschaligheid;

c. het groene karakter.

Het plan heeft geen effect op de structuur van het landschap (geen kap of aanplant van bomen, dempen of graven van sloten of oprichting van gebouwen). Het plan heeft geen negatief gevolg voor de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente.

Grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied. Het is in dergelijke gebieden verboden een inrichting op te richten indien die inrichting behoort tot een categorie van inrichtingen die is aangewezen in bijlage 2 van de Omgevingsverordening. Een antennestation wordt in deze bijlage niet genoemd. De antennes zullen vervaardigd worden van niet-uitlogende materialen. Het grondwaterbeschermingsgebied heeft geen nadere gevolgen voor het plangebied.

4.2.3 Landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke

Het plangebied is gelegen in het Landinrichtingsgebied Saasveld-Gammelke. Voor dit gebied heeft de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Weerselo in 1998 het landinrichtingsplan 'Saasveld-Gammelke' vastgesteld, bedoeld om meer ruimte te bieden voor landbouw, natuur, landschap en leefbaarheid. In het kader van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) is in december 2008 het gewijzigde inrichtingsplan door Gedeputeerde Staten van Overijssel vastgesteld. Het plan uit 1998 is geactualiseerd en er is meer aandacht voor de vitaliteit van het platteland. De Dienst Landelijk Gebied voert de regie over de uitvoering van dit project.

Het natuurlijk vormgeven van de Lemselerbeek maakt onderdeel uit van het Landinrichtingsplan. Om de meer natuurlijke loop van de beek en de realisering van nieuwe natuur planologisch mogelijk te maken is in het kader van de landinrichting het bestemmingsplan 'Lemselerbeek' opgesteld. Dit bestemmingsplan wordt als basis genomen voor onderhavig bestemmingsplan dat het realiseren van het LOFAR-station mogelijk moet maken.