direct naar inhoud van Artikel 22 Horeca
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402

Artikel 22 Horeca

 

22. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn be­stemd voor:

a.    bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van horecabedrijven, in de vorm van cafés, restaurants (geen afhaalrestaurants), hotels en/of pensions, dan wel een combi­natie daarvan, welke per adres zijn genoemd in bijlage 4;

b.    bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfs­woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige be­drijfsmatige activiteit;

c.    recreatiewoningen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “recreatiewoning”;

d.    het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de historische buitenplaatsen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - historische buitenplaats”;

 

met daaraan ondergeschikt:

e.    wegen en paden;

f.     water;

 

met de daarbijbehorende:

g.    tuinen, erven en terreinen;

h.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22. 2.    Bouwregels

22. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 22.1. onder a en b ge­noemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkap­pingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde horecabedrijf worden ge­bouwd, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing”;

b.    het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste het aantal bedragen, zoals weergegeven in bijlage 4;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaron­der overkappingen, zal ten hoogste de gezamenlijke oppervlakte bedragen, zoals die is weergegeven in kolom 5 in bijlage 4;


d.    de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfs­woning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden ge­bouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, de bedrijfswoning op meer dan 50 m van de weg is gesitueerd, dan wel de gebouwen vóór de voorgevel van een bedrijfswoning zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand dan wel de bestaande situering ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning geldt;

e.    de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal vol­doen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn ge­steld:

 

Functie van een bouwwerk

Maximale

opper­vlakte/inhoud

Goothoogte in m

Dakhelling

in °

Hoogte in m

 

per gebouw of overkap­ping

geza­menlijk

max.

min.

max.

max.

Bedrijfsge­bouw, waar­onder een overkapping

-#

-

6,00

18

60

12,00

Bedrijfswoning

750 m³*

-

3,50*

30*

60*

9,00*

Aan- en uit­bouwen, bij­gebouwen en overkappin­gen bij de be­drijfswo­ning

-

100 m²

3,50

-

60

-**

#             bij gebouwen of overkappingen, die groter zijn dan:

-       500 m³, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een landschappe­lijk inpassingsplan;

-       2.000 m³, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrich­tingsplan ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bestaande be­bouwing.

*              tenzij de bestaande maatvoering meer bedraagt, in welk geval de maatvoering van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande maatvoering zal bedragen.

**            de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning.

22. 2. 2. Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de vol­gende regels:

a.    er zullen ten hoogste 11 recreatiewoningen worden gebouwd;

b.    de inhoud van een recreatiewoning zal ten hoogste 300 m³ be­dragen;

c.    de goothoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 8,00 m bedragen.

22. 2. 3. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebou­wen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswo­ning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedra­gen;

b.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

22. 3.    Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:

1.    het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;

2.    de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;

3.    de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² be­draagt;

4.    parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;

5.    detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden de­tailhandel;

b.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;

c.    het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;

d.    het gebruik van gronden en bouwwerken als partycentrum en/of zalencentrum, en naar de aard daarmee gelijk te stellen ho­reca-activiteiten;

e.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan voor de in lid 22.1. onder a toegestane logiesverstrekkende bedrijven, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “recreatiewoning”;

f.     het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;

g.    het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken.

 

22. 4.    Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 22.3. onder c en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:

1.    deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;

2.    de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;

3.    er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;

4.    er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;

5.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan­grenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrij­ven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

6.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiks­mogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

b.    het bepaalde in lid 22.3. onder g en toestaan dat gronden, voorzover gele­gen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:

1.    de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de open­bare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;

2.    er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabij­gelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);

3.    er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;

4.    de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m be­dragen;

5.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de historische buitenplaatsen.


22. 5.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

 

-       de bestemming ‘Horeca’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ en/of ‘Agrarisch - 1’ of ‘Agrarisch - 2’, mits:

1.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;

2.    de horeca-activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;

3.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan­grenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrij­ven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

4.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusitu­atie, de woonsituatie, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkhe­den van de aangrenzende gronden.