direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, Brandlichterweg 66d Denekamp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BUIBPBRANDLIWEG66D-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan ''Buitengebied, Brandlichterweg 66d Denekamp'' met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPBRANDLIWEG66D-VG01 van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afvalstoffen:

alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen en welke zijn opgesomd in Bijlage 3;

1.6 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende (bevestigings)constructie;

1.7 archeologische waarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.8 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf, inclusief bijbehorend kantoor, dat uitsluitend of overwegend arbeid verricht ter productie of levering van goederen of diensten aan agrarische bedrijven met behulp van (landbouw)werktuigen en (landbouw)apparatuur of het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van (landbouw)werktuigen of -apparatuur;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;

1.11 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen, in­stalleren en/of herstellen van goederen;

1.12 bedrijfsafvalstoffen:

afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 cultuurhistorische waarden:

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen, die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 gevaarlijke afvalstof:

afvalstof die een of meer van de in bijlage III bij de kaderrichtlijn afvalstoffen (zoals geldend ten tijde van inwerkingtreding van dit plan) genoemde gevaarlijke eigenschappen bezit;

1.26 grondverzetbedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend arbeid verricht ter productie of levering van goederen of diensten op het gebied van grondverzet, grond-/ (onderhouds)werkzaamheden en opslag en transport van zand, grind, kalk, puin en bouw- en sloopafval, teelaarde en soortgelijke materialen;

1.27 huishoudelijke afvalstoffen:

afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, niet zijnde bedrijfsafvalstoffen;

1.28 inzameling:

verzameling van afvalstoffen en schroot, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie;

1.29 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.30 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.31 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.32 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.33 overige loonwerkdiensten:

het verlenen van diensten of arbeid op het gebied van cultuurtechnische werkzaamheden, infrastructurele werken of voorzieningen, onderhoud van (openbare)groenvoorzieningen en ander daaraan gerelateerd of daaraan gelijk te stellen loonwerk;

1.34 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien over of in het water wordt gebouwd:
    • 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.35 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie en waarvoor geen winkelruimtes worden ingericht;

1.36 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.37 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.38 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veilig­heid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.39 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij ook bedrijfsmatige was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 silo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslag­doeleinden;

1.41 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.42 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf al dan niet in combinatie met overige loonwerkdiensten tot en met milieucategorie 3.1;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een grondverzetbedrijf tot en met milieucategorie 3.1;
  • c. de inzameling van bedrijfs- en (grof) huishoudelijke afvalstoffen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inzameling afval' tot en met milieucategorie 3.1, met dien verstande dat de capaciteit hiervoor minder dan 50 ton per dag bedraagt;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. een kantoor uitsluitend ten dienste van het bepaalde onder a, b en c;
  • e. verhuur van agrarisch materieel en materieel ten behoeve van grondverzet;
  • f. verhuur van containers;
  • g. detailhandel in zand en grind uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - zand en grind';
  • h. het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van (landbouw)werktuigen en/of (landbouw)apparatuur;
  • i. opslag van zand, grind, kalk, puin en bouw- en sloopafval, teelaarde en soortgelijke materialen;
  • j. wegen en paden;
  • k. water;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouwen' maximaal 150 m2 aan bedrijfsgebouwen is toegestaan buiten het bouwvlak;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak, waaronder overkappingen, mag ten hoogste 6.000 m2 bedragen;
  • d. de maatvoering van een bedrijfsgebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
    Functie van een bouwwerk   Goothoogte in meters   Dakhelling in °   Hoogte in meters  
      Max.   Min.   Max.   Max.  
    Bedrijfsgebouw waaronder een overkapping   6 m   18°   45°   12 m  
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouwen':
    • 1. de goothoogte van bedrijfsgebouwen niet meer dan 4 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer dan 8 m bedragen.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d mag de minimale dakhelling van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende dakhelling' tevens 0° bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de hoogte van een antenne-installatie zal ten hoogste 20,00 m bedragen waarbij maximaal 1 antenne-installatie is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - silo's' zijn silo's toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 8,00 m;
  • d. de bouwhoogte van keerwanden zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m onder peil bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c voor het vergroten van de gezamenlijk toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen met, maximaal 15%, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van het bedrijf;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de waarde van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
  • 1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
    • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijvigheid dan de in lid 3.1 genoemde bedrijvigheid;
    • b. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor permanente bewoning;
    • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
    • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel of detailhandel als bedoeld in lid 3.1;
    • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel met een oppervlakte van meer dan 200 m²;
    • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van autowrakken;
    • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de inzameling van afvalstoffen anders dan de bedrijfs- en (grof) huishoudelijke afvalstoffen die zijn opgenomen in Bijlage 3;
    • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de inzameling van bedrijfs- en (grof) huishoudelijke afvalstoffen anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – inzameling afval’;
    • i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de inzameling van bedrijfs- en (grof) huishoudelijke afvalstoffen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – inzameling afval’ met een maximumcapaciteit van 50 ton per dag of meer;
    • j. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de inzameling van schroot, niet zijnde autowrakken;
    • k. het gebruik van een puinbreker;
    • l. het verkleinen van houtafval middels een shredderinstallatie.
  • 2. Onder sub j van het eerste lid wordt niet begrepen de inzameling van schroot voor zover de opslagcapaciteit hiervoor in totaal minder dan 10.000 ton bedraagt en maximaal 1 ton per dag aan schroot wordt ingezameld.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschapsmaatregelen
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.4.3 Voorwaardelijke verplichting gebouw

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder het realiseren en de instandhouding van een gebouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' met een geluid afschermende werking zoals gemodelleerd in het akoestisch onderzoek en de aanvulling (Buijvoets d.d. 10 april 2015) en het advies van Tideman (d.d. 18 mei 2015), zoals opgenomen Bijlage 2.

3.4.4 Voorwaardelijke verplichting keerwand

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder het realiseren en de instandhouding van een keerwand met een minimale bouwhoogte van 4,50 meter, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' met een geluid afschermende werking zoals bepaald in het advies van Tideman (d.d. 18 mei 2015), zoals opgenomen in Bijlage 2.

3.4.5 Voorwaardelijke verplichting laden en lossen

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden ten behoeve van het laden en lossen, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - laden en lossen'.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking voorwaardelijke verplichting landschapsmaatregelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in het in Bijlage 1 opgenomen Inrichtingsplan andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het Inrichtingsplan opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het Inrichtingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
3.5.2 Afwijking voorwaardelijke verplichting laden en lossen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.5 voor het laden en lossen op gronden anders dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - laden en lossen', uitsluitend voor zover het geluidsniveau op geluidsgevoelige objecten in de omgeving gelijkblijvend is, dan wel sprake is van een lager geluidniveau, in vergelijking met de berekende geluidbelasting op de omgeving zoals opgenomen in het akoestisch onderzoek en de aanvulling op het akoestisch onderzoek (Buijvoets d.d. 10 april 2015) en het advies van Tideman (dd.18 mei 2015), zoals opgenomen in Bijlage 2.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de gezamenlijke toegestane oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, wordt vergroot met maximaal 25%, mits

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van het bedrijf en verplaatsing van het bedrijf niet mogelijk is;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing een erfbeplantingsplan, afgestemd op de landschaps- en beheersvisie uit het gemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan, is opgesteld;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de waarde van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden in de vorm van in hoogte opgaand groen en groenvoorzieningen. De beplanting van de voor 'Groen' aangewezen gronden bestaat uit de plantsoorten zoals genoemd in het in Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Inrichtingsplan;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • b. het opslaan van mest en/of andere landbouw producten of andere materialen;
  • c. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
  • b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf en/of seksinrichting;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
  • d. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • e. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat vóór een voorgevel wordt gebouwd op de wijze van:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,00 m zal bedragen.

Artikel 8 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen ex artikel 3.6. lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening, is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentekantoor ter inzage;
  • b. Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, digitaal, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in sublid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

9.2 Parkeren
9.2.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren of stallen van voertuigen.

9.2.2 Specifieke parkeerregels bouwen

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen geldt de regel dat de inrichting van de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden zodanig moet plaatsvinden dat er voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren of stallen van voertuigen wordt gerealiseerd.

9.2.3 Gemeentelijk parkeerbeleid

Voor lid 9.2.2 geldt dat voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' en dat indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.

9.2.4 Afmetingen parkeerplaatsen

De in lid 9.2.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de afmetingen voor parkeren in de lengterichting van de weg en voor parkeren in de dwarsrichting van de weg voldoen aan de afmetingen die zijn neergelegd in bijlage V van de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.

9.2.5 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.2. Het bevoegd gezag neemt hierbij, conform het beleid als bedoeld in lid 9.2.3, in overweging of er op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte, wordt voorzien, zoals omschreven in het de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' en dat indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • b. de afmetingen in lid 9.2.4 indien de feitelijke inrichting daartoe aanleiding geeft.

9.2.6 Specifieke gebruiksregel

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in dit artikel.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het genoemde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het genoemde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan "Buitengebied, Brandlichterweg 66d Denekamp"