direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wonen Holten, Eg Drostenstraat De Kol
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.WPHW2013001-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Wijzigingsplan

Het bestemmingsplan 'De Kol' betreft de juridisch planologische regeling van het gebied gelegen aan de noordzijde van de kern Holten. Het voornemen bestaat om in dit gebied woningbouw te realiseren.

Voor het perceel Waagweg 8 in Holten is ook woningbouw voorzien. Op dit perceel vigeerd een bedrijfsbestemming vanwege de aanwezigheid van een schuur ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan 'De Kol'. Deze schuur is inmiddels geamoveerd. De grond is geschikt gemaakt voor woningbouw. Deze situatie was bij de vaststelling al voorzien en met het oog daarop is er voor dit perceel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Dit wijzigingsplan betreft die verdere uitwerking (als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening) en heeft het doel het realiseren van woningen met overige voorzieningen, zoals groen en verkeer.

In artikel 3 van de bij het bestemmingsplan 'De Kol' behorende regels is vermeld dat de volgende uitwerkingsregels in acht dienen te worden genomen:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het wijzigen van de bestemming Bedrijf ter plaatse van de aanduidingen Wro-zone -wijzigingsgebied 2 in de bestemmingen Groen, Tuin, Verkeer -Verblijfsgebied en Wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. dat binnen de bestemming Wonen
    • 1. ter plaatse van de aanduiding Wro-zone-wijzigingsgebied 2, de specifieke bouwaanduiding - Bergzicht van toepassing is;
    • 2. het bepaalde in artikel 9 van overeenkomstige toepassing is.
  • b. dat binnen de bestemming Groen, Tuin en Verkeer - Verblijfsgebied het bepaalde in respectievelijk artikelen 4, 6 en 8 van overeenkomstige toepassing is.
  • c. dat aangetoond wordt dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van binnen of buiten het plangebied gelegen bedrijven daadwerkelijk is geëindigd of dat is aangetoond dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden geboden.
  • d. de te realiseren woningen dienen te passen binnen de voor het gebied opgestelde stedenbouwkundige plan.
  • e. de maatvoering leidt niet tot onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
  • g. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarden, of een verkregen hogere grenswaarde
  • h. uit onderzoek (NEN5745) blijkt dat de bodemkwaliteit voldoet aan de eisen die woningbouw toestaat.
  • i. er ook voor het overige is aangetoond dat er uit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening geen onaanvaardbare milieuhygiënische belemmeringen zijn.
  • j. dat in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid.


Bij het voorliggende wijzigingsplan 'Wonen Holten, Eg Drostenstraat De Kol' wordt aan alle uitwerkingsregels voldaan.

1.1 Woon- en leefklimaat

Algemeen

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van een bedrijf op milieuhygiënische aspecten wordt het instrument milieuzonering gehanteerd. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.

Gebiedstypen

In de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; ‘rustige woonwijk’ en ‘gemengd gebied’. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), worden aangemerkt als “gemend gebied”. Het omgevingstype "gemengd gebied" wordt in de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” als volgt omschreven:

“Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.”

Het plangebied zelf is aan te merken als een “gemengd gebied”. Het is plangebied is gelegen in de nabijheid van hoofdinfrastructuur zoals de spoorlijn Deventer-Almelo en de Drostenstraat. In de directe nabijheid van het plangebied komt bedrijvigheid voor in vorm van een brandweerkazerne en een vleesverwerker. Het gebied is aan te merken als een dynamisch gebied. Derhalve kan worden uitgegaan van het omgevingstype “gemengd gebied” en zijn kleinere richtafstanden ten opzichte van de woonbestemming in het plangebied te rechtvaardigen.

Toetsing zonering op plangebied

De VNG uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Er wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:

  • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking van het plangebied op de omgeving

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast. Op basis van onderhavig wijzigingsplan worden een aantal woningen mogelijk gemaakt. Woningen veroorzaken geen milieuhinder en hebben geen milieu-uitwerking op de omgeving. Derhalve wordt gesteld dat de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling geen negatief effect heeft op het woon- en leefklimaat van de omgeving.

Interne werking van de omgeving op het plangebied

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. In voorliggend geval worden woningen in de directe nabijheid van de brandweerkazerne gerealiseerd.

Een brandweerkazerne wordt op basis van de VNG-brochure als een milieucategorie 3.1 inrichting getypeerd kan worden. Voor het aspecten geluid geldt een richtafstand van 50 meter. Op basis van de gebiedstypering 'gemengd gebied' kan de categorie een stap terug worden gebracht. Hiermee komt de richtafstand voor geluid op 30 meter. Voor de overige aspecten gelden richtafstanden van 0 meter. De werkelijke afstand tussen de brandweerkazerne en de woningen in dit wijzigingsplan betreft enkele meters. Hierdoor is het van belang dat de planologische aanvaardbaarheid van de functies ‘wonen’ en ‘bedrijvigheid’ in de nabijheid van elkaar wordt aangetoond.

Aveco de Bondt heeft hiertoe een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsproductie van de brandweerkazerne. Het onderzoek alsmede de conclusie staan beschreven in paragraaf over Geluid.

1.2 Stedenbouwkundig plan

De in dit wijzigingsplan opgenomen bestemmingen en aanduidingen komen voort uit het stedenbouwkundig plan voor de Kol. Dit stedenbouwkundig plan is niet gewijzigd ten opzichte van het bestemmingsplan 'De Kol'. Voor een nadere motivatie van het stedenbouwkundig plan wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van de toelichting bij het bestemmingsplan 'De Kol'.

1.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

In opdracht van de gemeente Rijssen-Holten heeft Aveco de Bondt een Akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en geluid afkomstig van de brandweerkazerne (industrielawaai) voor kavel Waagweg 8 te Holten. Het doel van het onderzoek is om voor de gemeente Rijssen-Holten de akoestische situatie voor kavel Waagweg 8 inzichtelijk te maken.

Railverkeer

De kavel Waagweg 8 ligt op circa 30 meter van het spoor. Uit de berekening blijkt dat de geluidbelasting op de toetspunten van kavel Waagweg 8 maximaal 67 dB zal bedragen. Daarmee wordt de maximaal te ontheffen waarde van 68 dB niet overschreden. In onderhavig onderzoek is al rekening gehouden met het plaatsen van raildempers. Er zal dus een verzoek om hogere grenswaarden nodig zijn. Het binnenniveau in de woningen moet uiteraard gewaarborgd worden.

Wegverkeer

De onderzochte kavel is gelegen binnen de zone van de Drostenstraat. De geluidsbelasting bedraagt ten hoogste 56 dB bedraagt. Hiermee is de geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn vermeld in paragraaf 3.3. Met deze maatregelen wordt de geluidbelasting ten gevolge van de Drostenstraat niet gereduceerd tot aan de voorkeursgrenswaarde. Op geen van de toetspunten op kavel Waagweg 8 wordt de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB vanwege het wegverkeer overschreden. Tevens kan voor een woning op de kavel een geluidluwe zijde gecreëerd worden conform het gemeentelijke beleid. Het college van Burgemeester en wethouders wordt verzocht hogere grenswaarden vast te stellen om de bebouwing van kavel Waagweg 8 te realiseren.

Geluid van de inrichting

Het geluid van de inrichting wordt veroorzaakt door activiteiten op het terrein van de brandweerkazerne. De brandweerkazerne ligt tussen de rotonde en de kavel Waagweg 8. De onderzochte representatieve bedrijfssituaties Er zijn twee soorten activiteiten onderscheiden: het houden van oefeningen en het uitrukken bij brand en ongevallen (repressie). De langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus voor de bedrijfssituatie Repressie zijn in alle drie beoordelingsperioden van het etmaal lager dan de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit . De geluidniveaus overschrijden de ambitiewaarde van het gemeentelijk geluidbeleid, maar zijn lager dan de bovengrens van dit geluidbeleid.

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor de representatieve bedrijfssituatie ‘Oefening’ bedraagt ten hoogste 42 dB(A) voor de avondperiode.De grenswaarde uit het Activiteitenbesluit wordt niet overschreden. Ook de bovengrens behorend bij de gebiedstypering uit het gemeentelijk geluidbeleid wordt niet overschreden

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor de incidentele bedrijfssituatie ‘Oefening’ bedraagt ten hoogste 56 dB(A) voor de avondperiode. In de avondperiode wordt de toetsingswaarde uit het Activiteitenbesluit overschreden.Ook de bovengrens behorend bij de gebiedstypering uit het gemeentelijk geluidbeleid wordt overschreden.

Maatregelen

Om in de incidentele bedrijfssituatie aan de toetsingswaarde voor de avondperiode te kunnen voldoen, mag de kettingzaag niet meer dan 3 minuten in bedrijf zijn. Deze bedrijfstijd is niet realistisch. Door de kettingzaag in de oksel van de gebouwen te plaatsen daalt het geluidsniveau tot ca. 50 dB(A). Verdere maatregelen, zoals het plaatsen van een scherm zullen er niet toe leiden dat het geluidsniveau onder de toetswaarde van 45 dB(A) komt. Burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten worden verzocht een maatwerkvoorschrift op te stellen waardoor de berekende geluidsniveaus vergund kunnen worden.

LAmax

Het LAmax bedraagt voor de avondperiode ten hoogste 66 dB. De toetsingswaarden uit het Activiteitenbesluit worden voor de avondperiode met 1 dB(A) overschreden. De overschrijding wordt veroorzaakt door het rijden van de (brandweer)voertuigen. Om te kunnen voldoen aan de grenswaarde voor de avondperiode, kan een geluidsscherm geplaatst worden in het verlengde van de meest oostelijke gevel van de gebouwen. Dit scherm moet dan een hoogte hebben van tenminste 6,5 m. Gezien de financiële en planologische consequenties die met het plaatsen van een scherm gemoeid zijn, lijkt ons dit geen reële mogelijkheid. Burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten worden daarom verzocht een maatwerkvoorschrift op te stellen waardoor de berekende geluidsniveaus vergund kunnen worden en daardoor de realisatie van een woning mogelijk te maken.

1.4 Bodem

In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 3.1.6 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in beeld gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Omdat bij het voorgenomen plan sprake is van nieuwbouw van woningen, is door Aveco de Bondt een Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek dat uitgevoerd is in mei 2011 blijkt dat de grond vanuit milieuhygienisch oogpunt geschikt wordt geacht voor de transactie van het perceel en daarmee ook voor woningbouw.

Het aspect bodemkwaliteit vormt gezien het onderzoek geen belemmering voor de uitvoering van het voorgenomen plan.

1.5 Milieuhygiënische belemmeringen

Naast de reeds beschreven milieuhygienische aspecten besteed het bestemmingsplan 'De Kol' ook aandacht aan andere milieuaspecten. Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'De Kol'. De in onderhavig wijzigingsplan opgenomen ontwikkeling levert milieuhygiënisch geen belemmering op.

1.6 Parkeren

In het wijzigingsplan is een verkeersbestemming opgenomen waarbinnen het mogelijk is om parkeerplaatsen te realiseren. De parkeeroplossing volgt de ontwerpuitgangspunten zoals deze zijn verwoord in het bestemmingsplan 'De Kol'. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.6 van de toelichting bij het bestemmingsplan. Gesteld kan worden dat het aspect parkeren geen belemmeringen oplevert voor dit bestemmingsplan.