direct naar inhoud van Regels
Plan: Wonen Holten, Eg Drostenstraat De Kol
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.WPHW2013001-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De begrippen van het bestemmingsplan 'De Kol' van de gemeente Rijssen-Holten, vastgesteld op 28 april 2011, zijn ook van toepassing met dien verstande dat daar waar onderstaande begrippen ook in bestemmingsplan 'De Kol' worden genoemd, onderstaande begrippen van toepassing zijn;

1.1 plan:

het wijzigingsplan 'Wonen Holten, Eg Drostenstraat De Kol' met identificatienummer NL.IMRO.1742.WPHW2013001-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.12 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.14 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.17 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. speelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';

met bijbehorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen en voorzieningen van openbaar nut.

3.2 Bouwregels
3.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. speelvoorzieningen 4 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 gebouwen

Uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -aanbouwen uitgesloten' geen uitbouwen zijn toegestaan, mits:

  • a. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
  • b. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m tot de voorste perceelsgrens bedraagt;
  • c. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.
4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en (on)bebouwde gronden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd;

5.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:

  • a. voor lichtmasten en verwijsborden 12 m;
  • b. speelvoorzieningen 4 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut
  • c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

6.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. speelvoorzieningen 4 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande, twee-aaneen en/of aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergzicht' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat voor de activiteit maximaal 35% van het brutovloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt, evenwel met een maximum van 75 m2;
  • c. voorzieningen van openbaar nut;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

7.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd aan de zijde van de voorste bouwgrens;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergzicht' moet sprake zijn van een gesloten wand en moet bovendien voor aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergzicht' per bestemmingsvlak gezien vanaf de voorste bouwgrens sprake zijn van maximaal vijf voorgevels in elkaars verlengde met in totaal een maximale lengte van 30 meter, met dien verstande dat de sprong tussen de verspringende voorgevels minimaal 0,6 m bedraagt;
  • d. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande woningen: aan beide zijde minimaal 2,5 m;
    • 2. twee-aaneen: aan één zijde minimaal 2,5 m;
  • e. goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen voor maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte binnen het bouwvlak met dien verstande dat de goothoogte van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergzicht' zowel minimaal als maximaal 6 m moet bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder 7.2 onder e is ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bergzicht' voor maximaal 50% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 9 m respectievelijk 12 m toegestaan;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder 7.2 onder e is ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bergzicht' voor maximaal 10% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 12 m respectievelijk 13,5 m toegestaan;
  • h. bijgebouwen worden gebouwd aan één zijde van de woning en bij:
    • 1. vrijstaande en twee-aaneen woningen: minimaal 10 m achter de voorste bouwperceelgrens;
    • 2. aaneengebouwde woningen: minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits: de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt; de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt; voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt; de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouw-laag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 50% mag bedragen;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder 7.2 onder i mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw voor zover het aaneengebouwde woningen betreft maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 75% mag bedragen;
  • k. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van bijgebouwen gebouwd aan de zijgevel van de woning gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergzicht' minimaal en maximaal 6 m mag bedragen;
  • l. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen gebouwd aan de zijgevel van de woning gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergzicht' minimaal en maximaal 6 m mag bedragen.
  • m. de hoogte van overkappingen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • n. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag maximaal 25 m2 per hoofdgebouw bedragen;
  • o. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan bedraagt minimaal 1 m;
7.2.1 bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.1 onder a ten behoeve van de realisatie van gestapelde woningen, waarbij het aantal gestapelde woningen per bestemmingsvlak maximaal 6 mag bedragen en waarbij het totaal aantal gestapelde woningen in het plangebied maximaal 24 mag bedragen;
  • b. artikel 7.2 onder d ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen voor het aan een zijde verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 0 meter.
  • c. artikel 7.2 onder h voor het verkleinen van de afstand van een bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat bijgebouwen zoals garages minimaal 10 meter achter de voorste bouwperceelgrens worden gebouwd.
  • d. artikel 7.2 onder i voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 75%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd niet toegestaan'.

7.3.1 afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de geëiste hoeveelheid parkeerplaatsen op eigen terrein gehandhaafd blijft dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik of het laten gebruiken van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik of het laten gebruiken van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het, met uitzondering van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, afwijken van de voorgeschreven maatvoering, eventueel van de bebouwingsgrens, mits deze afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

10.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Overige regels

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundi-ge aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het afwijkenvan de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen van voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Wonen Holten, Eg Drostenstraat De Kol'.