Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22g Buitengebied Holten, functiewijziging Schuppertsweg 2-4
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1742.TAMB2024002-0401

Regels

 
Dit TAM-Omgevingsplan is gericht op het faciliteren van de functiewijziging van de Schuppertsweg 2-4 in Holten van een agrarisch bedrijf naar bedrijf en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22g) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Rijssen-Holten. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
 
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22g van het omgevingsplan van de gemeente Rijssen-Holten. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22g' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22g' gelezen worden.
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begripsbepalingen
 
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, Bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling zijn van toepassing op dit hoofdstuk.
 
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:
 
1.1 plan
het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22g Buitengebied Holten, functiewijziging Schuppertsweg 2-4 met identificatienummer NL.IMRO.1742.TAMB2024002 van de gemeente Rijssen-Holten;
 
1.2 verbeelding
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.TAMB2024002 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de voorwaarden zijn opgenomen in 4.4.4.
 
1.6 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Als op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn wordt als hoofdgebouw aangemerkt het gebouw dat noodzakelijk is voor het realiseren van de toegelaten functie of activiteit waarvan de voorkant het dichtst bij openbaar toegankelijk gebied is gelegen.
 
1.7 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
 
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.9 bed & breakfast
het binnen de (bedrijfs)woning bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, een mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden, studie of arbeid of permanente kamerverhuur
 
1.10 bedrijf
het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen of verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaats vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
 
1.11 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat gebruikt wordt voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw op een terrein, die behoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting gelet op de functie van het gebouw of gronden noodzakelijk is.
 
1.13 bedrijven
het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen of verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaats vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
 
1.14 bestaande
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan binnen het betreffende perceel aanwezig is, dan wel krachtens een bestemmingsplanherziening mogelijk is;
  2. bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  3. het onder 1 en 2 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming.
 
1.15 bevoegd gezag
het college van burgemeester en wethouders, tenzij in dit plan of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
 
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.17 binnenplanse omgevingsplanactiviteit
het wijzigen, toevoegen of afwijken van een functie onder voorwaarden zoals genoemd in dit omgevingsplan;
 
1.18 (boom)kwekerij)
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals planten, struiken en bomen, één en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel pot- en containerteelt of daarmee gelijk te stellen teelt.
 
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk.
 
1.20 bouwlaag
een verdieping van zodanige afmeting en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor de betreffende functie.
 
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond is verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.22 bouwwerken
constructies van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond zijn verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.23 crossterrein
terrein gebruikt voor een wedstrijd of training met motorfietsen of een daarmee gelijk te stellen voertuig. Op het terrein is een parcours uitgezet met natuurlijke hindernissen.
 
1.24 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik van de mens door de jaren heen.
 
1.25 dagrecreatie
ondergeschikt medegebruik van gronden voor niet-gemotoriseerde recreatieve of sportieve activiteiten, zoals wandelen, hardlopen, nordic-walken, fietsen, mountainbiken, racefietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie of een naar de aard daarmee gelijk te stellen (mede)gebruik. De activiteiten dienen plaats te vinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht te zijn op het verstrekken van nachtverblijf.
 
1.26 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
 
1.27 de digitale plankaart
de digitale plankaart van het TAM-imro omgevingsplan Hoofdstuk 22g Buitengebied Holten, functiewijziging Schuppertsweg 4 met identificatienummer NL.IMRO.1742.TAMB2024002 van de gemeente Rijssen-Holten.
 
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig ter plaatse uitstallen van goederen en deze:
  1. te koop aanbieden,
  2. verhuren,
  3. leasen en leveren.
Een supermarkt, (motor)brandstoffenverkoop, erotisch getitne vermaakfuncties, een bedrijf alleen gericht op afhaalmaaltijden of darkstore zijn niet toegestaan, tenzij specifiek aangegeven.
 
1.29 dienstverlening
het verlenen van economische of maatschappelijke diensten aan derden;
 
1.30 drinkwatervoorziening
het geheel van activiteiten dat er op gericht is te voorzien in drinkwater.
 
1.31 dunning
het kappen van houtopstanden als onderhoudsmaatregel die erop gericht is de resterende houtopstanden een (betere) overlevingskans te bieden.
 
1.32 erf
bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt. Deze definitie is van invloed op de mogelijkheden om een bouwwerk zonder omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening te kunnen bouwen (het zogenoemde vergunningsvrij bouwen).
 
1.33 erfinrichtingsplan
plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap; het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap.
 
1.34 functie
de regels voor gebruik of bouwwerken binnen een werkingsgebied.
 
1.35 binnenplanse omgevingsplanactiviteit
het wijzigen, toevoegen of afwijken van een functie onder voorwaarden zoals genoemd in dit omgevingsplan;
 
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte. geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.37 gebouwen
alle bouwwerken, die voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.38 geluidsgevoelig object
een op basis van het omgevingsplan of met omgevingsvergunning toegelaten gebouw of een gedeelte van een gebouw met een:
  1. woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan, niet zijde:
    1. plattelandswoningen of;
    2. een bedrijfswoning beide voor wat betreft de eigen bedrijfsactiviteiten;
  2. onderwijsfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;
  3. gezondheidsfunctie met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan of;
  4. bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan.
 
1.39 gevoelig object
een bouwwerk dat bestemd is voor het meer dan incidenteel verblijven van mensen dat beschermd wordt tegen emissies van geluid, geur, ammoniak en/of fijnstof, niet zijnde de eigen bedrijfswoning of plattelandswoning.
 
1.40 hoofdgebouw
gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is.
 
1.41 huishouden
samenlevingsvorm van één gezin of met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband.
 
1.42 inwoning
een in eenzelfde woning huisvesten van één ander huishouden met eigen voorzieningen.
 
1.43 kampeermiddelen
een tent, vouwwagen, caravan, kampeerwagen, niet zijnde een niet-plaatsgebonden recreatieverblijf. Een bijzettentje wordt niet als zelfstandig kampeermiddel gezien.
 
1.44 kappen
het rooien, verplanten of verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge (kunnen) hebben.
 
1.45 karakteristiek
van lokale cultuurhistorische waarde die op grond van de typologie, architectuur, landschappelijke of stedenbouwkundige situering, gaafheid of zeldzaamheid bijdragen aan de identiteit van de omgeving.
 
1.46 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, ten behoeve van het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten;
 
1.47 kwekerij
bedrijf waar siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt worden voortgebracht of daarmee vergelijkbaar van aard.
 
1.48 landschappelijke inpassing
een plan waarmee inzichtelijk wordt gemaakt hoe een nieuwe ontwikkeling zich verhoudt tot de bestaande bebouwing en bestaande omgeving. In het plan moet in elk geval de erfinrichting en (erf)beplanting worden opgenomen en hoe deze zich verhouden tot de omgeving.
 
1.49 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende landschappelijke waarde, in verband met de voor het gebied kenmerkende waarneembare verschijningsvorm.
 
1.50 lichtmast
een vrijstaande constructie waaraan één of meerdere lampen zijn opgehangen.
 
1.51 locatie
plaats, plek of ligging.
 
1.52 lokale weg - onverhard
een weg, bestaande uit zand, die niet als rijksweg of provinciale weg is aangemerkt maar wel op de wegenlegger staat. Ook een half verharde weg, bestaande uit menggranulaat of grind, wordt aangemerkt als een onverharde weg.
 
1.53 lokale weg - verhard
een weg, bestaande uit klinkers/tegels (open) of asfalt (gesloten), die niet als een rijksweg of provinciale weg is aangemerkt maar wel op de wegenlegger staat.
 
1.54 maaiveld
de gemiddelde bestaande hoogte van het (aangrenzende) terrein.
 
1.55 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, maar ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
 
1.56 melding
een schriftelijke voorafgaande mededeling aan burgemeester en wethouders om een activiteit, zoals aangewezen in dit plan, te mogen verrichten. Voor een melding gelden de in dit plan opgenomen indieningsvereisten.
 
1.57 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde die samenhangt met de geologische, bodemkundige en biologische elementen.
 
1.58 opslagtank
een opslagtank is een opslagvoorziening voor gas met een inhoud van tenminste 150 liter. Met een opslagtank wordt het geheel van een tank, leidingwerk en appendages bedoeld;
 
1.59 paardrijbak
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining.
 
1.60 perceel
een perceel is een onroerend goed (al dan niet met bebouwing) met dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht, dat is ingeschreven bij het Kadaster.
 
1.61 perceelgrens
de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut.
 
1.62 permanente bewoning
er is sprake van permanente bewoning als een recreatiewoning, een stacaravan of ander kampeermiddel het hoofdverblijf voor de gebruiker is en/of voor bewoning anders dan in het kader van recreatief verblijf wordt gebruikt.
 
1.63 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.
 
1.64 provinciale weg
een weg, bestaande uit asfalt of vergelijkbare materialen, die als provinciale weg is aangemerkt en op de wegenlegger staat.
 
1.65 recreatief verblijf
verblijf dat plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie en dat enkel gericht is op ontspanning of vrijetijdsbesteding, niet zijnde kortdurende recreatieve activiteiten.
 
1.66 recreatiewoning
een verblijfsobject bestemd voor het recreatieve verblijf van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en waar permanente bewoning en zelfstandige kortdurende recreatieve activiteiten zijn uitgesloten.
 
1.67 rijksweg
een weg, bestaande uit asfalt of vergelijkbare materialen, die als rijksweg is aangemerkt en op de wegenlegger staat.
 
1.68 risico
de kans op ongewenste gebeurtenissen van een bepaalde omvang, die bij een bepaalde activiteit kunnen plaatsvinden;
 
1.69 risicobron
een activiteit waaraan een veiligheidsafstand is verbonden ten opzichte van beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten;
 
1.70 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.71 streekeigen producten
producten die zijn voortgebracht in dezelfde streek waar ook de grondstoffen vandaan komen en in de streek worden aangeboden.
 
1.72 vrijstaande lichtmasten
een vrijstaande mast of paal waar één of meerdere lichtarmaturen aan zijn bevestigd.
 
1.73 weg
voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg.
 
1.74 wegbeheerder
bevoegd gezag welke de wettelijke onderhoudsplicht van een weg heeft.
 
1.75 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Meet- en rekenbepalingen
 
2.1 bepalen maten, maatvoering
In dit TAM-IMRO deel van het omgevingsplan gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:
  1. peil:
    1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. voor gebouwen waarvan de toegang niet onmiddelijk aan de weg grenst en waar direct in de omgeving is gelegen: de gemiddelde hoogtemaat ten opzichte van NAP;
    3. de gemiddelde hoogte van het terrein, of;
    4. in andere gevallen: het door de gemeentelijk toezichthouder aangewezen peil;
  2. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  3. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  4. de inhoud van een bouwwerk: onderkant afgewerkte vloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  5. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, met dien verstande dat voor een boomhut de constructie onder de begane grondvloer, gementen vanaf de onderkant van de vloer, niet wordt meegerekend bij de bepaling van de bouwhoogte;
  6. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  7. afstand tot de zijdelingse perceelgrens: tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
  8. afstand tussen gebouwen: gemeten tussen de buitenzijde van de dichtst bij elkaar gelegen gevels;
  9. maaiveld: de gemiddelde bestaande hoogte van het (aangrenzend) terrein;
 
2.2 ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten en het bepalen van het oppervlak van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de onverschrijving niet meer dan 0,5 m bedraagt. Voor ondergeschikte bouwdelen groter dan 0,5 m, maar kleiner dan 0,75 m wordt een oppervlak van maximaal 4 m2 niet meegerekend tot het toegelaten oppervlak. Het eventuele resterende oppervlak wordt tot het oppervlak van het bouwwerk gerekend. 
Bouwdelen groter dan 0,75 m zijn niet ondergeschikt en worden altijd tot het oppervlak van het bouwwerk gerekend. Voor rietgedekte daken geldt dat overstekken worden gemeten van buitenkant buitenmuur tot buitenkant bouwkundige (onderliggende) constructie.
 
2.3 maten
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).
 
2.4 indieningsvereisten
Voor het indienen van een landschaps- of erfinrichtingsplan gelden de volgende eisen:
  1. het plan moet een geschaalde plattegrond bevatten;
  2. de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) dient als ondergrond voor het plan gebruikt te worden;
  3. het plan moet noord-gericht zijn getekend.
 
2.5 indieningsvereisten melding
Voor het indienen van een melding op basis van het omgevingsplan gelden de volgende eisen:
  1. de melding wordt ingediend via het op de gemeentelijke website beschikbaar gestelde elektronische formulier en;
  2. een melding wordt gedaan uiterlijk 4 weken voor aanvang van de activiteit.
 
Artikel 3 Toepassingsbereik
 
    1. Het bestemmingsplan ChwVeegplan Buitengebied Rijssen-Holten (NL.IMRO.1742.BPB2023000-0401) is niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
    2. Voor zover de begripsbepalingen en de wijze van meten van plannen op de locatie bedoeld in het derde lid afwijken van de bepalingen uit dit hoofdstuk, gaat dit hoofdstuk voor.
  1. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk. Als de regels uit afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3, in de toekomst een andere plek in de structuur van het omgevingsplan krijgen, blijven die regels van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de daarop doorgevoerde wijzigingen.
  2. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22g Buitengebied Holten, Schuppertsweg 2-4, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.TAMB2024002-0401 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
  3. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk. Als de regels uit paragraaf 22.5.2 in de toekomst een andere plek in de structuur van het omgevingsplan krijgen, blijven die regels van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de daarop doorgevoerde wijzigingen.
2 Functies en gebiedsaanwijzingen
 
Artikel 4 Bedrijf - Schuppertsweg 2-4 Holten
 
4.1 Functieomschrijving ‘bedrijf’
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als ‘Bedrijf – Schuppertsweg 2-4 Holten’ heeft de volgende functies:
  1. één bedrijf tot en met milieucategorie 2, met daarbij behorende:
    1. bedrijfsgebouwen;
    2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten enkel zijn toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2’;
  1. voorzieningen zoals:
    1. in- en uitritten, parkeerplaatsen, paden en wegen;
    2. groen, landschappelijke inpassing zoals tuinen of erfbeplanting;
    3. speelvoorzieningen;
    4. water;
  2. akkerbouw en opslag bestaande uit caravans/campers en opslagplaatsen voor (zee)containers (zonder aanwezigheid van gevaarlijke stoffen) ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2’;
  3. bestaande compostering met milieucategorie 4.2 ter plaatse van de functieaanduiding ‘compostering tot en met milieucategorie 4.2’;
  4. ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering of de handel in streekeigen producten;
  5. de mogelijkheid tot het opwekken van duurzame energie:
    1. met gebruik van zonnepanelen in veldopstelling met de daarbij behorende voorzieningen of;
    2. het omzetten van wind in elektriciteit op het dak van de bedrijfsbebouwing voor eigen gebruik met de daarbij behorende voorzieningen;
  6. buitenopslag ten dienste van de bedrijfsvoering op onbebouwde grond na omgevingsvergunning niet zijnde caravans, containers (zonder de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen) of daarmee gelijk te stellen opslag, zoals opgenomen in Binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor buitenopslag bij niet-agrarische bedrijven in artikel 4.4.2;
  7. met dien verstande dat de gronden niet mogen worden beschouwd als erf.
 
4.2 Functieomschrijving ‘bedrijfswoning(en)
Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als ‘Bedrijf – Schuppertsweg 2-4 Holten’ heeft de volgende functies:
  1. het wonen in de twee bestaande bedrijfswoningen, met daarbij behorende:
    1. gebouwen;
    2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    3. werken, geen gebouw zijnde;
  2. voorzieningen zoals:
    1. in- en uitritten, parkeerplaatsen, paden en wegen;
    2. groen, landschappelijke inpassing zoals tuinen of erfbeplanting;
    3. speelvoorzieningen;
    4. water;
  3. bed & breakfast in de bedrijfswoning, mits:
    1. niet meer dan drie kamers worden verhuurd;
    2. de bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  4. de mogelijkheid tot het opwekken van duurzame energie:
    1. met gebruik van zonnepanelen in veldopstelling met de daarbij behorende voorzieningen of;
    2. het omzetten van wind in elektriciteit op het dak van de woning met de daarbij behorende voorzieningen;
  5. een paardenbak na omgevingsvergunning, zoals opgenomen in lid 4.4.3 Paardrijbak;
  6. een aan huis gebonden beroep na melding, zoals opgenomen in lid 4.4.4 Melding voor een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  7. inwoning na melding, zoals opgenomen in lid 4.4.5 Melding voor inwoning;
  8. mantelzorg na omgevingsvergunning, zoals opgenomen in lid 4.4.6 Mantelzorg;
  9. plattelandsappartementen in een karakteristiek bijbehorend bouwwerk na omgevingsvergunning, zoals opgenomen in lid 4.4.7.
  10. met dien verstande dat de gronden niet mogen worden beschouwd als erf.
 
4.2 Beoordelingsregels
4.2.1 Beoordelingsregels voor bedrijven (niet-agrarisch)
4.2.1.1 Algemene beoordelingsregels voor bouwwerken
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van bouwwerken de volgende beoordelingsregels:
  1. Voor het bouwen van bouwwerken geldt een omgevingsvergunningsplicht. Als wordt voldaan aan onderstaande regels wordt de omgevingsvergunning voor het ruimtelijke deel verleend.
  2. Situering en inpassing van bouwwerken op het (bestaande) erf vindt plaats aan de hand van de kenmerken en uitgangspunten van het bestaande erftype uit de bijlage Erfstructuren buitengebied Rijssen-Holten.
  3. in afwijking van artikel 22.27 en 22.26 is er in het gehele plangebied geen sprake van erf in de zin van mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen.
  4. Nieuwe of te verbouwen bouwwerken worden op voldoende afstand van de weg opgericht vanwege het wegbeheer en de verkeersveiligheid. Voldoende afstand ten opzichte van de as van de weg is in ieder geval:
 
Type weg
Afstand
rijksweg
100 m
provinciale weg
50 m
lokale weg - verhard
20 m
lokale weg - onverhard
10 m
  
  1. Een kortere afstand kan alleen wanneer dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en de wegbeheerder vanuit wegbeheer en verkeersveiligheid geen bezwaar heeft;
  2. Nieuwe vrijstaande bouwwerken worden in ieder geval 5 meter van andere bouwwerken opgericht, maar nooit verder dan 25 meter tenzij aan(een)gebouwde bouwwerken specifiek zijn toegelaten;
  3. Nieuwe bouwwerken of te verbouwen bouwwerken voldoen aan redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit, zoals opgenomen in de welstandsnota;
  4. Nieuwe bouwwerken op een onbebouwde of volledig gesaneerde locatie worden binnen een logische structuur ten opzichte van elkaar gesitueerd. De structuur wordt afgestemd met de opzet binnen het geldende landschapstype en de redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit zoals opgenomen in de welstandsnota.
  5. Reclame-uitingen, als er sprake is van een rechtstreeks en functioneel verband met het pand waar de reclame op, aan of bij geplaatst is, zoals opgenomen in de reclamenota.
 
4.2.1.2 Specifieke regels voor bedrijfsgebouwen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden voor bedrijfsgebouwen tevens de volgende regels:
  1. de totale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing mag niet meer bedragen dan 3.027 m2.
  2. de maximale bouwhoogte is 14 m;
  3. de maximale goothoogte is 6 m;
  4. de minimale dakhelling is 15°.
 
4.2.1.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden onderstaande bouwregels:
  1. De maximale bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee is 1,5 m;
  2. Overige perceel- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze:
    1. passend zijn in het gebiedstype en de functie van de locatie en;
    2. onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  3. Zonnepanelen in veldopstelling voldoen aan de volgende voorwaarden:
    1. zonnepanelen in veldopstelling aansluitend aan de bestaande bebouwing zijn alleen toegelaten als zonnepanelen op bebouwing of binnen open ruimten tussen de bestaande bebouwing niet mogelijk zijn, omdat de opbrengst van de panelen op die plekken beperkt is;
    2. de maximale bouwhoogte van de opstelling is 2,5 m;
    3. het maximale oppervlak aan zonnepanelen is 100 m2, en;
    4. zonnepanelen in veldopstelling worden landschappelijk ingepast aan de hand van de kenmerken van het deelgebied op basis van het landschapontwikkelingsplan en de welstandsnota;
    5. als de opstelling binnen 200 m is gelegen van de hartlijn van een aardgastransportleiding wordt advies aan de leidingbeheerder gevraagd voordat de omgevingsvergunning verleend kan worden;
  4. De maximale bouwhoogte van windturbines die op het dak geplaatst worden, is 2 m boven de nok van het dak van de bedrijfswoning;
  5. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde anders dan genoemd onder a, c en d is maximaal 3 m waarbij vrijstaande lichtmasten niet zijn toegestaan.
 
4.2.1.4 Milieuregels bij een Bedrijf (niet-agrarisch)
Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als wordt voldaan aan de volgende normen:
 
Milieunormering
Donkerte
Er geen sprake is van onevenredige aantasting van de aanwezige donkerte conform de ambitie op basis van het gemeentelijke lichtdonkerbeleid.
Geur
Indien bij een activiteit emissie naar de lucht plaatsvinden, wordt daarbij geurhinder bij geurgevoelige objecten voorkomen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is, wordt de geurhinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt.
Geluid
a. Bouwwerken worden zo gesitueerd dat de geluidsbelasting (LAr,Lt) ten gevolge van vaste installaties en vaste toestellen op de gevel van het dichtsbijgelegen bedrijf niet hoger is dan: 7.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-7.00 uur 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A) b. De waarde wordt beoordeeld op 50 meter van de inrichtingsgrens. Als binnen die grens geluidgevoelige objecten zijn gelegen, wordt de belasting beoordeeld op de dichtstbijgelegen gevel van het geluidgevoelige object.
Fijnstof (PM 10)
a. De jaargemiddelde concentratie, inclusief de bijdrage van de nieuwe ontwikkeling, bedraagt maximaal 20 μg/m3 en
b. De nieuwe ontwikkeling niet meer dan 1,2 μg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie.
Stikstof
De emissie, inclusief de nieuwe ontwikkeling, bedraagt niet meer dan de bestaande emissie.
  
4.2.2 Beoordelingsregels voor bedrijfswoningen
4.2.2.1 Algemene beoordelingsregels voor bouwwerken
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van bouwwerken de volgende beoordelingsregels:
  1. Voor het bouwen van bouwwerken geldt een omgevingsvergunningsplicht. Als wordt voldaan aan onderstaande regels wordt de omgevingsvergunning voor het ruimtelijke deel verleend.
  2. Situering en inpassing van bouwwerken op het (bestaande) erf vindt plaats aan de hand van de kenmerken en uitgangspunten van het bestaande erftype uit de bijlage Erfstructuren buitengebied Rijssen-Holten.
  3. in afwijking van artikel 22.27 en 22.26 is er in het gehele plangebied geen sprake van erf in de zin van mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen.
  4. Nieuwe of te verbouwen bouwwerken worden op voldoende afstand van de weg opgericht vanwege het wegbeheer en de verkeersveiligheid. Voldoende afstand ten opzichte van de as van de weg is in ieder geval:
Type weg
Afstand
rijksweg
100 m
provinciale weg
50 m
lokale weg - verhard
20 m
lokale weg - onverhard
10 m
 
  1. Een kortere afstand kan alleen wanneer dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en de wegbeheerder vanuit wegbeheer en verkeersveiligheid geen bezwaar heeft;
  2. Nieuwe vrijstaande bouwwerken worden in ieder geval 5 meter van andere bouwwerken opgericht, maar nooit verder dan 25 meter tenzij aan(een)gebouwde bouwwerken specifiek zijn toegelaten;
  3. Nieuwe bouwwerken of te verbouwen bouwwerken voldoen aan redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit, zoals opgenomen in de welstandsnota;
  4. Nieuwe bouwwerken op een onbebouwde of volledig gesaneerde locatie worden binnen een logische structuur ten opzichte van elkaar gesitueerd. De structuur wordt afgestemd met de opzet binnen het geldende landschapstype en de redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit zoals opgenomen in de welstandsnota.
 
4.2.2.2 Bedrijfswoningen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden voor bedrijfswoningen tevens de volgende regels over de maatvoering:
    1. het maximum oppervlak is 150 m2 per bedrijfswoning;
    2. de maximale bouwhoogte is 10 m;
    3. de maximale goothoogte is 3,5 m;
    4. de minimale dakhelling is 30°;
    5. in afwijking van 1 tot en met 4 geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld omgevingsplan gehandhaafd mogen worden;
  1. in afwijking van het genoemde onder 1 kan een voormalige boerderij inpandig vergroot worden boven het maximum oppervlak, middels de binnenplanse afwijking opgenomen in lid 4.5.1 Inpandig vergroten van een voormalige boerderij.
  2. in afwijking van het genoemde onder a kan worden afgeweken ten behoeve van het wijzigen van de gevel voor duurzaamheidsdoeleinden middels een binnenplanse afwijking opgenomen in 4.5.3 Wijzigen van de gevel voor duurzaamheidsdoeleinden.
 
4.2.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden onderstaande bouwregels:
  1. het maximale oppervlak is 150 m2, waarvan maximaal 30 m2 aangebouwd;
  2. per perceel mogen maximaal 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  3. de maximale bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is 6 m;
  4. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is tenminste 1 m lager dan de vergunde bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  5. de maximale goothoogte is 3,5 m;
  6. de minimale dakhelling is 30°, een andere dakhelling is onder voorwaarden mogelijk middels een Binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor het afwijken van de dakhelling van bijbehorende bouwwerken in 4.5.2;
  7. in afwijking van het bepaalde onder 3 tot en met 6 kan voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden afgeweken van de goot- en bouwhoogte of dakhelling, middels een binnenplanse afwijking opgenomen in 4.5.4 Afwijken van de goot- en bouwhoogte of dakhelling voor platafgedekte ondergeschikte bouwdelen;
  8. in afwijking van het bepaalde onder 1 tot en met 6 geldt dat afwijkingen in aantallen, maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld omgevingsplan gehandhaafd mogen worden. Voor het oppervlak van bijbehorende bouwwerken geldt als de legaal aanwezige m2 meer bedragen dan 150 m2, vervangende nieuwbouw is toegestaan tot deze bestaande oppervlakte met een maximum van 300 m2, onder voorwaarde van landschappelijke inpassing.
 
4.2.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde bij de bedrijfswoning
  1. De maximale bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee is 1,5 m;
  2. Overige perceel- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze:
    1. passend zijn binnen het gebiedstype en de functie van de locatie en;
    2. onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  3. zonnepanelen in veldopstelling voldoen aan de volgende voorwaarden:
    1. Zonnepanelen in veldopstelling aansluitend aan bestaande bebouwing zijn alleen toegelaten als zonnepanelen op bebouwing of binnen de open ruimte tussen de bestaande bebouwing niet mogelijk zijn, omdat de opbrengst van de panelen op die plekken beperkt is;
    2. De maximale bouwhoogte van de opstelling is 2,5 m;
    3. Het maximale oppervlak aan zonnepanelen in veldopstelling is 50 m2;
    4. Zonnepanelen in veldopstelling worden landschappelijk ingepast aan de hand van het geldende landschapstype en de welstandsnota;
    5. als de opstelling binnen 200 m is gelegen van de hartlijn van een aardgastransportleiding wordt advies aan de leidingbeheerder gevraagd voordat de omgevingsvergunning verleend kan worden;
  4. De maximale bouwhoogte van windturbines die op het dak geplaatst worden, is 2 m boven de nok van het dak;
  5. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde anders dan genoemd onder a, c en d, is maximaal 3 m waarbij vrijstaande lichtmasten niet zijn toegestaan.
4.2.7 Milieuregels bij een bedrijfswoning
Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als wordt voldaan aan de volgende normen:
Milieunormering
Donkerte
Er geen sprake is van onevenredige aantasting van de aanwezige donkerte conform de ambitie op basis van het gemeentelijke lichtdonkerbeleid.
Geur van een grondgebonden agrarisch bedrijf
a. De minimale afstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object is nooit minder dan 25 meter.
b. De minimale afstand tussen een geurgevoelig object en een emissiepunt van een dierverblijf, niet zijnde een dierverblijf van het eigen (agrarisch) bedrijf, bedraagt:
1. 100m voor een object binnen de bebouwde kom;
2. 50m voor een object buiten de bebouwde kom, of;
3. Een kortere bestaande afstand dan onder 1 of 2 genoemd indien de afstand tussen de veehouderij en het geurgevoelig object dat binnen de onder b bedoelde afstand is gelegen, niet afneemt en het aantal dieren van één of meer diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld niet toeneemt.
Geur van een intensief agrarisch bedrijf
a. De minimale afstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object is nooit minder dan 25 meter.
b. Een bestaand geurgevoelig object, anders dan geurgevoelig object bedoeld onder c, wordt niet uitgebreid, dan wel een nieuw gevoelig object wordt niet opgericht, binnen een contour van een veehouderij met een hogere geurbelasting dan:
1. 14 ou/m3 voor een object buiten de bebouwde kom; \
2. 3 ou/m3 voor een object binnen de bebouwde kom.
c. De minimale afstand tussen een emissiepunt van een dierenverblijf en een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij of dat op of na 19 maart 2000 is gebouwd:
1°. Op een kavel dat op dat tijdstip in gebruik was als veehouderij;
2°. in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de veehouderij, en
3°. in samenhang met de sloop van bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van een veehouderij; bedraagt:
1. 100 m voor een object binnen de bebouwde kom;
2. 50 m voor een object buiten de bebouwde kom.
Geluid niet-agrarische bedrijven
a. Geluidgevoelige objecten worden zo gesitueerd dat de geluidsbelasting (LAr,Lt) ten gevolge van vaste installaties en vaste toestellen van het dichtstbijgelegen bedrijf niet hoger is dan: 7.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-7.00 uur 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A) b. De waarde wordt beoordeeld op 50 meter van de inrichtingsgrens. Als binnen die grens de (nieuwe) gevel van het geluidgevoelige object is gelegen, wordt de belasting op dat punt beoordeeld.
Geluid agrarische bedrijven
a. Geluidgevoelige objecten worden zo gesitueerd dat de geluidsbelasting (LAr,Lt) ten gevolge van vaste installaties en vaste toestellen van het dichtstbijgelegen bedrijf niet hoger is dan: 6.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-6.00 uur 45 dB(A) 40 dB(A) 35 dB(A)
b. De waarde wordt beoordeeld op 100 meter van de inrichtingsgrens. Als binnen die grens de (nieuwe) gevel van het geluidgevoelige object is gelegen, wordt de belasting op dat punt beoordeeld.
Fijn stof (PM 10)
Woningen worden niet gebouwd en niet uitgebreid binnen een gebied waar de concentratie meer dan 20 μg/m3 jaargemiddelde grenswaarde is.
Stikstof
Niet van toepassing  
    
4.3 Specifieke functieregels
4.3.1 algemeen strijdig gebruik voor bedrijven (niet-agrarisch)
Onder gebruik in strijd met deze functie wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:
  1. (boom)kwekerijen, tenzij expliciet toegelaten in het plan.
  2. opslag van:
    1. afval anders dan ten gevolge van de toegelaten bedrijfsvoering;
    2. materialen of goederen in de openlucht anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    3. gevaarlijke stoffen anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    4. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
    5. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  3. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  4. dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel of plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  5. detailhandel, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel, met dien verstande dat supermarkten in het gehele plangebied niet zijn toegelaten;
  6. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  7. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  8. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  9. het splitsen van woningen of het samenvoegen van woningen, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  10. permanente bewoning van recreatiewoningen of objecten met een functie voor verblijfsrecreatie, tenzij er een persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing is;
  11. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  12. bewoning van bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de bedrijfsvoering, tenzij deze bewoning is aangevangen voor 1 november 2012;
  13. bewoning van een woning door meer dan één huishouden, tenzij dit op basis van een melding of omgevingsvergunning is toegestaan;
  14. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning of op het moment van terinzagelegging van het vastgesteld omgevingsplan legaal aanwezig was;
  15. vrijstaande lichtmasten, tenzij deze ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteld omgevingsplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd konden worden met een vergunning;
  16. vrijstaande overkappingen, tenzij deze ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteld omgevingsplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd konden worden met een vergunning;
  17. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.
 
4.3.2 algemeen strijdig gebruik voor bedrijfswoningen
Onder gebruik in strijd met deze functie wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:
  1. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  2. opslag van:
    1. afval anders dan ten gevolge van de toegelaten bedrijfsvoering;
    2. materialen of goederen in de openlucht anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    3. gevaarlijke stoffen anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    4. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
    5. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  3. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  4. het splitsen van woningen of het toevoegen van woningen en het samenvoegen van woningen, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  5. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  6. bewoning van (agrarische) bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de bedrijfsvoering, tenzij deze bewoning is aangevangen voor 1 november 2012;
  7. bewoning van een woning door meer dan één huishouden, tenzij dit op basis van een melding of omgevingsvergunning is toegestaan;
  8. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  9. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  10. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning of op het moment van terinzagelegging van het vastgesteld omgevingsplan legaal aanwezig was.
  11. vrijstaande lichtmasten, tenzij deze ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteld omgevingsplan reeds met een vergunning aanwezig waren;
  12. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.
 
4.3.3 Voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing
In aanvulling op het algemeen strijdig gebruik geldt, dat tot een gebruik in strijd met het omgevingsplan in ieder geval gerekend wordt het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken zonder de uitvoering en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen Erfinrichtingsplan Schuppertsweg 2 en 4 in Holten.
 
4.4 Vergunningplicht voor afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Aanwijzing vergunningplichtige en meldingsplichte gebruiksactiviteiten
Het is verboden zonder een melding of zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende activiteiten uit te voeren:
  1. buitenopslag bij een niet-agrarisch bedrijf;
  2. Het realiseren van een paardrijbak;
  3. Het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep;
  4. inwoning;
  5. mantelzorg;
  6. inpandig vergroten van voormalige boerderij.
 
4.4.2 Beoordelingsregels afwijkmogelijkheid buitenopslag
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het algemeen strijdig gebruik voor deze functie en een buitenopslag bij een niet-agrarisch bedrijf toestaan. De volgende voorwaarden zijn van toepassing:
  1. de buitenopslag is aantoonbaar noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
  2. er wordt voldaan aan de geldende geluidsnormen, zoals opgenomen in artikel 4.2.1.4 en de bruidsschat;
  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing wat blijkt uit een meegeleverd landschapsplan;
  4. er bij buitenopslag geen verlichting wordt gebruikt die leidt tot een aantasting van het geldende gemeentelijke lichtdonkerbeleid;
  5. buitenopslag leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
  6. er mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd als wordt voldaan aan de volgende bouwregels:
    1. de maximale bouwhoogte van keerwanden is 3 m.
 
4.4.3 Beoordelingsregels afwijkmogelijkheid paardrijbak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het algemene strijdige gebruik voor het realiseren van een paardrijbak bij een (bedrijfs)woning, onder voorwaarde dat:
  1. een paardrijbak uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
  2. er maximaal 1 paardrijbak per (bedrijfs)woning is toegestaan;
  3. de paardrijbak aansluitend aan het bestaande erf gerealiseerd dient te worden, volgens het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  4. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt maximaal 1.300 m2;
  5. de afstand tot de perceelgrens bedraagt minimaal 5 m;
  6. de omheiningen hebben een maximale hoogte van 1,8 m;
  7. lichtmasten zijn niet toegestaan.
 
4.4.4 Beoordelingsregels afwijkmogelijkheid ten behoeve van aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
  1. Het is toegestaan een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit te realiseren binnen een woning of in bijbehorende bouwwerken indien daar van tevoren melding is gedaan bij het college onder indiening van een situatieschets op schaal of het college realisatie van het beroep aan huis heeft verboden.
  2. Het college verbiedt het aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit indien:
    1. de beroeps- of bedrijfsfunctie niet ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    2. meer dan 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximale oppervlakte van:
      1. 75 m2, dan wel;
      2. indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld omgevingsplan;
    3. degene die de beroeps- of bedrijfsactiviteiten uitvoert, niet de bewoner van de woning is;
    4. de ruimtelijke uitstraling niet in overeenstemming is met de woonfunctie en woonomgeving;
    5. er detailhandel en horeca-gerelateerde activiteiten plaatsvinden;
    6. de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit uitsluitend plaatsvindt in een bijbehorends bouwwerk.
  3. Het aan huis gebonden beroep kan worden gerealiseerd als het college niet binnen 4 weken na ontvangst van de melding realisatie heeft verboden.
 
4.4.5 Beoordelingsregel afwijkmogelijkheid ten behoeve van inwoning
  1. Het is toegestaan om een inwoonsituatie te realiseren indien daar van tevoren melding is gedaan bij het college onder indiening van een situatieschets op schaal van de gewenste inwoonsituatie, tenzij het college realisatie van de inwoonsituatie heeft verboden.
  2. Het college verbiedt de inwoonsituatie indien:
    1. de twee huishoudens niet onder één dak worden gehuisvest;
    2. het uiterlijk van de woning niet één woning, één bouwmassa is;
    3. er geen sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    4. er geen sprake is van woningscheidende wand;
    5. er vergunningplichtige, bouwkundige aanpassingen in- dan wel uitpandig aan het gebouw plaatsvinden.
  3. De inwoonsituatie kan worden gerealiseerd als het college niet binnen 4 weken na ontvangst van de melding realisatie heeft verboden.
 
4.4.6 Beoordelingsregel omgevingsplanactiviteit mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning mantelzorg mogelijk maken onder voorwaarden dat:
  1. het bouwwerk door niet meer dan twee personen gebruikt gaat worden;
  2. situering van een mantelzorgsituatie in een nieuw te bouwen bouwwerk plaatsvindt op basis van de kenmerken en uitgangspunten van het bestaande erftype uit de bijlage Erven buitengebied Rijssen-Holten;
  3. de afstand van de bijbehorende (bedrijfs)woning tot de mantelzorgsituatie niet meer dan 25 m bedraagt;
  4. de totale oppervlakte aan mantelzorgruimten niet groter is dan 75 m2;
  5. de mantelzorgsituatie enkellaags is;
  6. er een door een zorgprofessional opgestelde zorgindicatie kan worden overlegd waaruit blijkt dat de mantelzorg noodzakelijk is en;
  7. de mantelzorgsituatie wordt beëindigd als er geen mantelzorg meer wordt verleend.
 
4.4.7 Beoordelingsregel omgevingsplanactiviteit ten behoeve van het realiseren van plattelandsappartementen in een karakteristiek bijbehorend bouwwerk
 
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het algemene strijdige gebruik voor het realiseren van een plattelandsappartement in een karakteristiekbijbehorend bouwwerk, onder voorwaarde dat:
  1. het plattelandsappartement moet gerealiseerd worden in een karakteristiekbijbehorend bouwwerk;
  2. het realiseren van een plattelandsappartement niet is toegestaan in de basisfunctielaag Natuurlandschap en de deelgebieden Landschap Holterbroek, Fliermaten en Lokerbroek (deelgebied 3) en Landschap de Schipbeek (deelgebied 4);
  3. het oppervlak van een plattelandsappartement moet minimaal 50 m2 en maximaal 300 m2 bedragen;
  4. het plattelandsappartement mag omliggende bedrijvigheid in hun bestaande bedrijfsvoering niet (aanvullend) belemmeren;
  5. parkeren plaatsvindt op eigen terrein, conform de gemeentelijke parkeernormen;
  6. permanente bewoning is niet toegestaan;
  7. er mag geen aantasting plaatsvinden van cultuurhistorische, landschappelijke of monumentale waarden. Daar waar mogelijk vindt herstel van deze waarden plaats. Uit een deskundigenrapport moet blijken wat de te behouden waarden zijn;
  8. het geheel wordt landschappelijk ingepast. Deze landschappelijke inpassing vindt plaats volgens een goedgekeurd landschapsplan.
 
4.5 Vergunningplicht voor afwijken van de bouwregels
4.5.1 Beoordelingsregel omgevingsplanactiviteit ten behoeve van het inpandig vergroten van een voormalige boerderij
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels, als er sprake is van het inpandig vergroten van een voormalige boerderij, onder voorwaarden dat:
  1. de uitwendige hoofdvorm van de woning gehandhaafd blijft;
  2. de totale inhoud ervan niet wordt vergroot, dan wel met niet meer dan 10% van de inhoud wordt vergoot of verkleind;
  3. geen andere afwijkingen van het omgevingsplan ontstaan;
  4. bij vergroting, het bouwwerk niet hoger wordt dan op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan;
  5. de woning niet zodanig van karakter verandert, dat het niet of minder in de omgeving past;
  6. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt.
 
4.5.2 Beoordelingsregel omgevingsplanactiviteit afwijkende dakhelling bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de dakhelling van bijbehorende bouwwerken zoals bepaald in de bouwregels bij (bedrijfs)woningen onder voorwaarden dat:
  1. het bijbehorende bouwwerk kwalitatief passend is bij de uitstraling en opzet van het erf en de woning;
  2. het bijbehorende bouwwerk moet voldoen aan de redelijke eisen van welstand, zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota.
 
4.5.3 Beoordelingsregel omgevingsplanactiviteit ten behoeve van het wijzigen van de geven voor duurzaamheidsdoeleinden
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels bij (bedrijfs)woningen en recreatiewoningen ten aanzien van de maximale oppervlakte voor het wijzigen van de gevel(s) en daken voor duurzaamheidsdoeleinden, onder de voorwaarden dat:
  1. de uiterlijke verschijningsvorm past binnen de redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit, zoals opgenomen in de welstandsnota.
 
4.5.4 Beoordelingsregel omgevingsplanactiviteit voor het afwijken van de goot- en bouwhoogte of dakhelling voor platafgedekte ondergeschikte bouwdelen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels over een minimale of maximale goot- en bouwhoogte of minimale of maximale dakhelling voor het realiseren van een plat dak onder de volgende voorwaarden:
  1. een plat dak is alleen toegelaten bij een aangebouwd bijbehorend bouwwerk;
  2. het maximale oppervlak van het platte dak bedraagt 20 m2;
  3. het aangebouwde bijbehorende bouwwerk past qua schaal en architectonisch opzicht bij het hoofdgebouw.
3 Algemene regels
    
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
 
5.1 Algemeen gebruiksverbod
  1. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven functies en/of gebiedsaanwijzingen;
  2. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de in dit omgevingsplan besloten regels, bij een omgevingsvergunning is afgeweken, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor bij die omgevingsvergunning is afgeweken.
 
5.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van dit omgevingsplan, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de geldende parkeernormen. Voor de geldende parkeernormen zie; Nota Parkeernormen 2018, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen;
  2. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van dit bestemmingsplan, waarbij sprake is van een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen, overeenkomstig de Nota Parkeernormen 2018, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen.
 
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de Nota Parkeernormen 2018, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen, afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 onder a en b inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.
 
5.4 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig de geldende parkeernormen. Voor de geldende parkeernormen zie Nota Parkeernormen 2018, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen.
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
 
6.1 Overige zone – Landschap Beuseberg, Zuurberg en Borkeld
Dit landschap is gevormd door het reliëf van de Sallandse heuvelrug. Het landschap kenmerkt zich door afwisseling van bos, heideresten en behoort tot het stuwwallandschap.
Dit glooiende gebied ligt op de flanken van de stuwwal. Opvallend in de omgeving zijn de vele cultuurhistorische hoger gelegen oude bouwlanden of enken. Kenmerkend zijn de (naald-)bossen en de kleinschalige graslanden met historische boerderijen en erven. In dit gebied komen ook holle wegen voor.
Opgaven voor het landschap:
  1. vergroten contrast openheid en beslotenheid op de overgang tussen de gebieden Beuseberg en Fliermaten;
  2. behoud en beleefbaar maken van stijlranden door de hoge kanten te beplanten en de lage vrij te houden;
  3. behoud van onverharde- en holle wegen, historische boerderijen en erven;
  4. aandacht voor landschappelijke inpassing recreatieterreinen.
 
6.2 Overige zone - Archeologische verwachtingswaarde
6.2.1 Functieomschrijving en aanwijzing gebieden met archeologische waarden
In het plangebied zijn gebieden aangewezen waar voor archeologie een verwachtingswaarde geldt. Om de mogelijke archeologische waarden in deze gebieden te beschermen gelden er regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
 
6.2.2 Toedelen functies of activiteiten
Ter plaatse van de zonering archeologische verwachtingswaarde zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:
  1. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden.
 
6.2.3 Omgevingsvergunningsplicht en voorwaarden in verband met archeologie
  1. Er geldt een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden binnen een aangewezen gebied met archeologische waarden.
  2. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning vast te stellen kwalificaties;
  3. Er is geen omgevingsvergunning nodig voor:
    1. bouwwerken of projecten met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2 waarbij de bodem niet op een grotere diepte dan 0,5 m wordt verstoord;
    2. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is;
    3. bouwwerken of projecten waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend en waarbij een rapport dat niet ouder dan 5 jaar is, wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld of;
    4. bouwwerken of projecten waarbij vervangende nieuwbouw op bestaande fundering plaatsvindt.
 
6.3 Overige zone - Zonering aanwijzing gebied buiten bebouwde kom Wet natuurbescherming
6.3.1 Aanwijzing werkingsgebied
Binnen het omgevingsplan is er een gebied buiten de bebouwde kom Wet natuurbescherming aangewezen.
 
6.3.2 Omgevingsvergunningsplicht
Binnen dit gebied geldt voor het kappen of laten kappen van hakhout, een houtopstand of 1 of meer bomen een vergunningplicht.
 
6.3.3 Geldigheidsduur omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning voor het kappen geldt 12 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van de vergunning tenzij in de vergunning anders is bepaald.
 
6.3.4 Toetsingsgronden omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand kan worden verleend als er geen aantasting is van:
  1. de natuurwaarde van de houtopstand;
  2. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
  3. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  4. de beeldbepalende wwaarde van de houtopstand;
  5. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand of;
  6. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
 
6.3.5 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht
In afwijking van de omgevingsvergunningsplicht is geen vergunning vereist voor het kappen van:
  1. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
  2. vruchten en windschermen om boomgaarden;
  3. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
  4. kweekgoed;
  5. houtopstanden die bij wijze van dunning wordt gekapt;
  6. houtopstanden waarvoor het kappen onder bevoegd gezag van de Provincie Overijssel valt of;
  7. houtopstanden die moeten worden gekapt krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving op last van het college van burgemeester en wethouders.
 
6.3.6 (Zelfstandige) herplantplicht
Burgemeester en wethouders kunnen een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften. Deze herplantplicht kan zelfstandig worden opgelegd.
 
6.4 Overige zone - Zonering geurgehinderden buitengebied
Om ruimte te bieden aan agrarische activiteiten die geur veroorzaken en ter bescherming van geurgevoelige gebouwen tegen activiteiten die geurhinder veroorzaken worden in het omgevingsplan gebieden aangewezen met een maximale achtergrondbelasting.
 
6.5 Zonering risicobronnen in de vorm van opslagtanks
6.5.1 Aanwijzing werkingsgebied
Binnen de gemeente Rijssen-Holten is een gebied aangewezen zonering risicobronnen in de vorm van opslagtanks.
 
6.5.2 Verbod
Ter plaatse van de 'zonering risicobronnen in de vorm van opslagtanks' is het niet toegestaan risicobronnen in de vorm van opslagtanks ten behoeve van ruimteverwarming te realiseren.
 
6.5.3 Afwijken van het verbod
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om af te wijken van het gestelde onder artikel 610.2 voor het realiseren van een risicobron in de vorm van een opslagtank ten behoeve van ruimteverwarming, onder de voorwaarde dat:
  1. duurzame initiatieven ten behoeve van ruimteverwarming onwenselijk/onhaalbaar zijn gelet op de bestaande of toekomstige ruimtelijke structuur van de beoogde locatie, en;
  2. de minimale veiligheidsafstanden van de betreffende risicobron op eigen terrein liggen.
 
6.6 Reliëf
6.6.1 Functieomschrijving
De met reliëf aangeduide gebieden zijn van groot cultuurhistorisch belang. Deze gebieden zijn van zeer beeldbepalend belang voor het landschap. Daarom is het van belang dat deze gebieden open blijven, waardoor het reliëf goed zichtbaar blijft.
 
6.6.2 Toegestaan gebruik of functies
Ter plaatse van de zonering reliëf zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:
  1. het behoud, bescherming of herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het grootschalig reliëf en het begroeiingspatroon;
 
6.6.3 Bouwen
In de met reliëf aangeduide gebieden mogen uitsluitend, in afwijking van hetgeen in overige regels is bepaald, bouwwerken worden opgericht indien de cultuurhistorische belangen niet geschaad worden.
Artikel 7 Overige regels
 
7.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van diverse werken of werkzaamheden
7.1.1 Omgevingsvergunningsplicht
Er geldt een omgevingsvergunningsplicht voor de volgende werken of werkzaamheden:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden, of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het egaliseren, diepploegen, diepwoelen op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld;
  3. het ophogen van gronden met meer dan 0,2 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  4. het aanleggen of veranderen van waterlopen, sloten en greppels en het vergraven, verruimen en dempen van waterlopen en kolken en het draineren van gronden;
  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur of;
  6. het beplanten van gronden met diepwortelende bomen en struiken.
 
7.1.2 Toetsingsgronden omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning van worden verleend, mits er geen aantasting plaatsvindt van:
  1. de landschappelijk en natuurlijke waarden;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden of;
  5. de externe veiligheid.
 
7.1.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht
In afwijking van de omgevingsvergunningsplicht is geen vergunning vereist voor werken of werkzaamheden:
  1. voor oppervlakteverhardingen met een totale oppervlakte van 100 m2;
  2. die het normale onderhoud betreffen;
  3. die het aanleggen of laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen betreffen binnen de basisfunctielaag Infrastructuur en Agrarisch landschap - gemengde functies met toestemming van de net- of leidingbeheerder, met uitzondering van:
    1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" of een druk van meer dan 40 bar;
    2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    3. hoogspanningsleidingen;
    4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;
  4. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  5. waarvoor een Omgevingsvergunningsplicht en voorwaarden in verband met archeologie vereist is;
  6. het aanleggen of verharden van wegen of paden ter directe ontsluiting van agrarische (bouw)percelen of;
  7. het aanleggen van koe- of kavelpaden.