direct naar inhoud van Beleidsuitgangspunten
Plan: Visie thema landschap en groen
Status: vastgesteld
Plantype: gemeentelijke structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.SVG2022001-0401

Beleidsuitgangspunten

Hoofdstuk 1 Landschap

1.1 Landschap per deelgebied

1.1.1 Landschap Espelo, Dijkermaten en Dijkerhoek

Het coulisselandschap is kleinschalig en fijnmazig en wordt gevormd door lijnvormige groenelementen als lanen, singels en houtwallen, oude eenmansessen en erven met sterke beplantingsstructuren. De organische lijnen en de afwisseling tussen open en gesloten landschap zorgen voor een attractief beeld. In dit gebied willen we de centrale openheid behouden en versterken en de groenblauwe functie van de Soestwetering versterken.

1.1.2 Landschap Westflank Holterberg

Het coulisselandschap is kleinschalig en fijnmazig en wordt gevormd door lijnvormige groenelementen als lanen, singels en houtwallen, oude eenmansessen en erven met sterke beplantingsstructuren. De organische lijnen en de afwisseling tussen open en gesloten landschap zorgen voor een attractief beeld. Andere landschappelijke kenmerken: blokvormige groenelementen en landgoederen. We willen de karakteristieken van het gebied behouden, waarbij het landschappelijk beeld van 1900 het beplantingspatroon bepaalt en recreatieve functies faciliteert.

1.1.3 Landschap Holterbroek, Fliermaten en Lokerbroek

De open landschappen zijn van oorsprong de lagergelegen en nattere gebieden, waar rechte ontginningswegen en waterlopen de identiteit van het landschap bepalen. Beplantingselementen zijn hier dienend aan de beleving van de openheid en de omliggende landschappen. In het open landschap bij Holten is het bedrijventerrein ontstaan en is veel ruimte voor de agrarische sector.

Andere landschappelijke kenmerken van het gebied zijn blokverkaveling en waterlopen als structuurdrager. In dit deelgebied is ruimte voor de agrarische sector en het landschap is daarin volgend.

1.1.4 Landschap Schipbeek

De open landschappen zijn van oorsprong de lagergelegen en nattere gebieden, waar rechte ontginningswegen en waterlopen de identiteit van het landschap bepalen. Beplantingselementen zijn hier dienend aan de beleving van de openheid en de omliggende landschappen. In het open landschap is veel ruimte voor de agrarische sector.

In het gebied is ruimte voor de agrarische sector en het landschap is daarin volgend. Wel willen we Schipbeek en beekdal natuurlijk en cultuurlijk inrichten.

1.1.5 Landschap Holterberg

De Holterberg met bospercelen, heidevelden en lange, rechte wegen zorgt voor belangrijke hoogteverschillen in het gebied. Gradiënten komen voor op de flanken en langs de randen van de bospercelen en op de open velden. De beleefbaarheid van de Holterberg is een belangrijk ingrediënt die de identiteit van de regio vormt.

Andere landschappelijke kenmerken zijn essen aan de zuidrand. We willen de Holterberg meer natuurlijk en extensiever inrichten, het areaal heide vergroten en naaldbos omvormen naar loofbos. Op deze toeristisch belangrijke plek is het openbaar groen van een hoger niveau dan gemiddeld in de gemeente. Het draagt blijven bij aan de aantrekkelijkheid van de gemeente. Het groen dat de toeristische trekpleisters onderling en met de centra verbindt, wordt versterkt.

1.1.6 Landschap Holter- en Lokerenk en Look

Het coulisselandschap is kleinschalig en fijnmazig en wordt gevormd door lijnvormige groenelementen als lanen, singels en houtwallen, oude eenmansessen en erven met sterke beplantingsstructuren. Daarnaast heb je de grote en open Holter- en Lokerenk. De organische lijnen en de afwisseling tussen open en gesloten landschap zorgen voor een attractief beeld.

Andere landschappelijke kenmerken: blokvormige groenelementen en landgoederen. We willen de karakteristieken van het gebied behouden, waarbij het landschappelijk beeld van 1900 het beplantingspatroon bepaalt en recreatieve functies faciliteert.

1.1.7 Landschap Beuseberg, Zuurberg en Borkeld

De Beuseberg, Zuurberg en Borkeld met bospercelen zorgen voor belangrijke hoogteverschillen in het gebied. Gradiënten komen voor op de flanken en langs de randen van de bospercelen en op de open velden. Andere landschappelijke kenmerken zijn de open essen en de lijn- en blokvormige beplantingselementen. We willen het kleinschalig landschap in stand houden. Op deze toeristisch belangrijke plek is het openbaar groen van een hoger niveau dan gemiddeld in de gemeente. Het draagt blijven bij aan de aantrekkelijkheid van de gemeente. Het groen dat de toeristische trekpleisters onderling en met de centra verbindt, wordt versterkt.

1.1.8 Landschap Oostflank Holterberg

Bospercelen, heidevelden en lange, rechte wegen zorgen voor belangrijke hoogteverschillen in het gebied. Gradiënten komen voor op de flanken en langs de randen van de bospercelen en op de open velden. De beleefbaarheid van de Holterberg is een belangrijk ingrediënt die de identiteit van dit deelgebied vormt. We willen het aanwezige bebouwingslint functioneel versterken en landschappelijke doorzichten behouden.

1.1.9 Landschap De Leiding en Overtoom

De open landschappen zijn van oorsprong de lagergelegen en nattere gebieden, waar rechte ontginningswegen en waterlopen de identiteit van het landschap bepalen. Beplantingselementen zijn hier dienend aan de beleving van de openheid en de omliggende landschappen. Het open landschap in Rijssen biedt onder andere plek voor de ontwikkeling van natte natuur.

Andere landschappelijke kenmerken zijn de veen- en heideontginningen. In dit deelgebied gaan melkveehouderijen en de ontwikkeling van natte natuur hand in hand.

1.1.10 Landschap de Rijsserberg

De Rijsserberg met bospercelen, heidevelden en lange, rechte wegen zorgt voor belangrijke hoogteverschillen in het gebied. Gradiënten komen voor op de flanken en langs de randen van de bospercelen en op de open velden.

We willen de Rijsserberg natuurlijker inrichten, waarbij er ruimte is voor recreatie op de flanken. Op deze toeristisch belangrijke plek is het openbaar groen van een hoger niveau dan gemiddeld in de gemeente. Het draagt blijven bij aan de aantrekkelijkheid van de gemeente. Het groen dat de toeristische trekpleisters onderling en met de centra verbindt, wordt versterkt.

1.1.11 Landschap de Regge

Aan de noordoostzijde van Rijssen heeft de Regge een belangrijke invloed. Het landschap wordt gevormd door groene structuren die de kleinschaligheid creëren, afgewisseld met grote, open velden zoals De Mors en Het Opbroek, die volgebouwd zijn of worden. Door de ligging van het Volkspark en Landgoed De Oosterhof (Rijssens Museum) rijkt het landschap met groene elementen hier tot ver richting het centrum van Rijssen.

Andere landschappelijke kenmerken zijn rechte wegen met waterlopen, waarbij laanstructuren passend zijn. We willen een meer natuurlijke en beleefbare Regge. Op deze toeristisch belangrijke plek is het openbaar groen van een hoger niveau dan gemiddeld in de gemeente. Het draagt blijven bij aan de aantrekkelijkheid van de gemeente. Het groen dat de toeristische trekpleisters onderling en met de centra verbindt, wordt versterkt.

1.2 Landschapstypen

1.2.1 Stuwwallandschap

Dit landschap is gevormd door het reliëf van de Sallandse Heuvelrug, waarvan de Holterberg onderdeel is. Het landschap kenmerkt zich door afwisseling van bos en heiderestanten en een gevarieerd beeld. Het bos is ontstaan op voormalige heideterreinen. Het stuwwallandschap kenmerkt zich door grote bospercelen die overgaan op bebouwd gebied, met oude wegen die aangezet werden met lanen, of juist door open velden en over essen liepen. We willen de verbinding van de kernen Rijssen en Holten versterken met respectievelijk de Rijsserberg en de Holter- en Beuseberg.

1.2.2 Kampenlandschap

Dit landschap wordt gevormd door restanten van een van oorsprong kleinschalig reliëfrijk oud ontginningsgebied met kleine verspreid gelegen akkers en graslanden, een rijkdom aan beplante steilranden, houtwallen en gegroepeerde boerderijen. Dit landschap vinden we nog terug op de flanken van de Holterberg rond Neerdorp en Espelo en bij Dijkerhoek. De ruimtelijke karakteristieken worden gevormd en verwerkt door lijn- en blokvormige beplantingselementen, afwisseling open en gesloten en (beplantings-)kamers. We willen de verbinding tussen de essen versterken en de gradiënten benadrukken.

1.2.3 Maten- en flierenlandschap

Dit landschap bestond oorspronkelijk uit vochtige, lagergelegen hooilanden met een netwerk van singels van zwarte els langs de perceelsgrenzen. Inmiddels bestaat het matenlandschap uit weidegronden. Een groot deel van de singels is ondertussen verloren gegaan. Het gebied is daardoor behoorlijk open. Matenlandschap vinden we in de gemeente Rijssen-Holten bij Waterhoek, Holterbroek, Lokerbroek, Fliermaten en de Schipbeek. Beplanting versterkt het open karakter van het landschap met wegen en waterlopen als structuurdragers en versterkt de herkenbaarheid van een plek. We willen in dit landschap het groen-blauwe netwerk behouden en versterken, daarnaast willen we de groen-blauwe netwerken biodivers inrichten.

1.2.4 Jong (heide-)ontginningslandschap

Dit landschap is relatief open en vlak met onregelmatig rechthoekig verkavelingspatroon en is geaccentueerd door verspreide weg- en erfbeplantingen. Het landschap is ontstaan door de ontwatering en ontginning van deze van oorsprong zeer natte gebieden en de ruilverkaveling die heeft plaatsgevonden in de 70-er jaren van de vorige eeuw. ten westen van de Holterberg vinden we dit vooral terug langs de Soestwetering, tussen het kampenlandschap van Dijkerhoek, Neerdorp en Espelo.

Ook aan de oostzijde van de Holterberg (o.a. Overtoom, De Leiding en het Ligtenbergerveld) is het jong ontginningslandschap te vinden. Bijzondere elementen in dit gebied zijn de dijkwegen en de oude markegrenzen in de vorm van greppels en wallen (o.a. de Zunasche Wal). De openheid van het ontginningslandschap met zijn rechte slagenverkalveling vormt een contrast met het hoger gelegen bos op de Holterberg. Beplanting versterkt het open karakter van het landschap met wegen en waterlopen als structuurdragers, en versterkt herkenbaarheid van een plek. We willen in dit landschap het groen-blauwe netwerk behouden en versterken, daarnaast willen we de groen-blauwe netwerken biodivers inrichten.

1.2.5 Essenlandschap

Dit is een van oorsprong kleinschalig reliëfrijk oud ontginningsgebied met escomplexen (Holterenk en Lokerenk), kleine verspreid gelegen akkers en graslanden, een rijkdom aan beplante steilranden, houtwallen, en gegroepeerde boerderijen in de omgeving van de Borkeld en de Biesterij. We willen in dit landschap het landschapsbeeld van 1900 terugbrengen en versterken daar waar mogelijk.

1.2.6 Regge landschappen

In dit gebied is de Regge een bepalende factor in het landschap. Ook de aanwezigheid van landgoederen is belangrijke factor. Verder zijn er open gebied te vinden, die veelal volgebouwd zijn of worden. We willen in dit landschap de link met cultuurhistorie benadrukken en waar mogelijk versterken.

1.3 Landschapselementen

1.3.1 Grote groenpercelen

Verspreid over het grondgebied van de gemeente Rijssen-Holten zijn grote groenpercelen te vinden. Deze percelen willen we versterken, diverser maken en de gradiënten en soortenrijkdom vergroten. Dat doen we door het toepassen van inheemse soorten.

1.3.2 Gradiënten biodiversiteit

Op de flanken van de Holter- en Rijsserberg zijn van nature veel gradiënten aanwezig. Kansen voor biodiversiteit moeten in deze gebieden benut worden.

1.3.3 Ecologische verbindingszones

Ecologische verbindingszones zijn groenblauwe kaders zie zorgen voor verbindingen tussen natuurgebieden. Binnen de ecologische verbindingszone wordt biodiversiteit versterkt en kansen voor klimaatadaptatie optimaal benut worden.

1.3.4 Relatie heuvelrug

De beleving van de heuvelrug moet gewaarborgd worden. Het is daarom van belang dat beplantingselementen bijdragen aan deze beleving.

1.3.5 Waterlopen

Waterlopen zijn structuurdragende elementen in het landschap en in bijna alle deelgebieden te vinden. Rondom waterlopen liggen kansen voor het versterken van de biodiversiteit door bijvoorbeeld het aanleggen van natuurlijke oevers.

1.3.6 Beschermde landschapselementen

In de gemeente Rijssen-Holten bevinden zich een aantal landschapselementen met een grote landschappelijke-, cultuurhistorische- of beeldbepalende waarde. deze elementen hebben een divers karakter. Van stuwwalcomplexen tot holle wegen. Van prehistorische bosgebieden tot houtwallen met bijzondere kenmerken. Deze elementen zijn uniek in hun soort en willen we behouden en waar mogelijk versterken.

1.3.7 Beplantingselementen

Beplantingselementen versterken de landschappelijke en de cultuurhistorische beleving, waarbij kansen liggen om de ecologische ambities in de beplantingselementen in te passen. Hierbij moet gedacht worden aan soortenkeuze, gradiënten etc..

Hoofdstuk 2 Groen

2.1 Groen per deelgebied

2.1.1 Groen in centra

Om de binnenstedelijke groenambities te behalen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • De verkoop van openbaar groen aan particulieren is in principe niet mogelijk;
  • Het uitgangspunt is de 30-300 regel:
    • 1. Het percentage groen binnen de gehele gemeente neemt de komende jaren toe, waarbij het streven 30% is in 2050;
    • 2. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt dat minimaal 30% van de gemeentegrond groen wordt ingericht;
    • 3. Wijken (centra en woonwijken) met een laag (<15%) percentage groen krijgen voorrang bij de vergroening (o.a. vanuit het bomenfonds);
    • 4. In 2035 kan iedereen binnen 300 meter een koele plek (lees: relatief grote groene plek die aantoonbaar koeler is op hete dagen) bereiken. De opgavekaarten geven aan waar deze doelstelling nog niet is behaald en geeft daarmee prioriteit aan waar te starten met het creëren van extra koele plekken.

Voor de verschillende groenelementen in het centra geldt het volgende:

Bomen

Bomen zijn erg belangrijk en dragen bij aan een gezonde en duurzame leefkwaliteit. Bomen komen in verschillende vormen, grootten en soorten voor. Er wordt gestreefd naar vitale bomen die waarde opleveren. Kwaliteit is daarbij belangrijker dan kwantiteit. Waar mogelijk worden op grote verharde oppervlakten bomen toegevoegd ten behoeven van schaduwwerking. Bij soortkeuze van bomen is de cultuurhistorische beleving leidend en waar mogelijk worden biodiverse soorten toegepast. Boomspiegels bieden ruimte voor onderbeplanting, aansluitend op cultuurhistorische beleving, waarbij de beeldkwaliteit aansluit bij de representatieve uitstraling van het centrum. Bij invulling door hagen of heesters kan op prominente plekken gekozen worden voor bloemrijke onderbeplanting.

Bij de aanplant van nieuwe bomen zijn de locatie, landschappelijke ondergrond en functie bepalend voor de soortkeuze. Noodzakelijke groeiruimte dient voldoende aanwezig te zijn, zowel boven- als ondergronds. Alle boomspiegels hebben hierbij minimaal een grootte van 2 m2, tenzij anders aangegeven. Indien bestaande boomspiegels kleiner zijn dan 2 m2, wordt op natuurlijke ingrijpmomenten gekeken of de boomspiegel groter kan worden, of dat een andere inrichting beter past. Per boom dient minimaal 15 m3 verbeterde bomenmengsel aanwezig te zijn (bomengrond, bomenzand), zodat een nieuwe boom voldoende ruimte en voeding heeft om tot volle wasdom uit te groeien. Beheer is gericht op het behoud van bomen, waarbij het gewenste beeld en functie (bijvoorbeeld schaduwwerking) het uitgangspunt is. Bomen met groei- of gezondheidsproblemen die niet op te lossen zijn (bijvoorbeeld beperkte groeiruimte of aanwezige schimmels) worden vervangen. In de beleidsnotitie Bomen en Zonnepanelen (2014) is vastgelegd wat de afspraken zijn voor bomen en zonnepanelen: het daarin opgenomen stroomschema blijft van toepassing. Bij aanplant van bomen op een nieuwe plek (waar nog geen boom stond) en bij nieuwbouw wordt rekening gehouden met het plaatsen van bomen t.o.v. zonnepanelen. Dat kan bijvoorbeeld door te zorgen dat bomen wat verder weg van daken staan, kiezen voor transparante boomkroon of door kleinere bomen te kiezen. Kandelaberen, een ingrijpende beheersmaatregel, wordt alleen toegepast als de boom in zijn uitstraling een toegevoegde waarde heeft (bijvoorbeeld stamomvang, bijzondere kenmerken). Bij vervanging is de doelstelling (bijvoorbeeld schaduwwerking i.v.m. hittestress, biodiversiteit) van de boom leidend t.o.v. het aantal (kwaliteit en kwantiteit). Bij vervanging van de bomen kan de plek gewijzigd worden ten behoeve van betere groeikansen en bereiken van doelstellingen. Wanneer bomen gekapt moeten worden en op die locatie (op dat moment) herplant niet mogelijk is, wordt er een vergoeding in een op te zetten Bomenfonds gestopt. Deze vergoeding wordt uit het te realiseren project betaald, bijvoorbeeld een reconstructieplan. Uit dit fonds kan herplant worden gefinancierd en kunnen ook grootschaliger projecten worden opgezet. Er wordt gezorgd voor een goede bescherming van bomen bij werkzaamheden. Dit vermindert het vroegtijdig vervangen van bomen als gevolg van schade door werkzaamheden. Het Handboek Bomen wordt hiervoor gebruikt.

Gras

Onder gras vallen alle grasachtige beplantingen, zoals gazon en bloemrijk grasveld. Bermen, oevers en wadi's bestaan voor een deel ook uit gras (ruw/bloemrijk/gazon). Gras wordt veel gebruikt langs wegen, paden en in woonwijken. Gras heeft een belangrijke functie in het gebruik van groen (denk aan spelen, hond uitlaten, bewegen). Grasvelden en gazons kunnen ook water bufferen. Binnen het centrum is gras representatief voor de uitstraling en identiteit van het centrumgebied. De toepassing van gras is mogelijk op grote verharde oppervlakten, al dan niet in de vorm met zitrand (referentie rond de Schildkerk). In verband met gebruikersdruk wordt grondverbetering en worden sterke mengsels toegepast.

Hagen

Hagen worden over het algemeen ingezet om ruimten te scheiden, waarbij de toepassing vaak plaatsvindt langs parkeerplaatsen, het spoor en door particulieren als erfafscheiding. Hagen hebben een dichte en strakke uitstraling, aansluitend op de hoogwaardige kwaliteit van het centrumgebied. Waar mogelijk worden parkeerterreinen ingekleed met hagen. Soortkeuze van hagen is gebaseerd op cultuurhistorie.

Natuurlijke beplanting

Natuurlijke beplanting oogt zo natuurlijk mogelijk. Binnen de bebouwde kom gaat het vooral om bosplantsoen en natuurlijke oevers. Buiten de bebouwde kom gaat het om bos, struweel en houtsingels en -wallen. We voegen meer natuurlijke beplanting toe in de openbare ruimte. Dit vraagt relatief minder onderhoud en draagt bij aan de biodiversiteit door gelaagdheid. Bij toepassing van biodiverse soorten in borders en groenstroken is de cultuurhistorische beleving bepalend.

Cultuurlijke beplanting

Cultuurlijke beplanting ontwikkelt zich niet op natuurlijke wijze en de beplanting moet intenstief onderhouden worden om te zorgen dat de beplanting zijn vorm behoudt. Het gaat om heesters, rozenstruiken en vaste planten. Deze kunnen ook in plantenbakken voorkomen. Cultuurlijke beplanting is met name gericht op beleving en uitstraling. Cultuurlijke beplanting is representatief voor de uitstraling van het centrumgebied. Op prominente plekken (zoals entrees, rotondes, pleinen en winkelstraten) kan de toepassing van groen afwijken om de plek te markeren. Waar mogelijk worden grote verharde plekken ontdaan van stenen en worden border toegepast. Plantenbakken worden voorzien van bloemrijke beplanting welke past bij de representatieve uitstraling van het centrum. In plantvakken wordt ingezet op sierwaarde van heesters in plaats van bosplantsoen en waar mogelijk worden biodiverse soorten in borders en groenstroken toegepast, waarbij cultuurhistorische beleving leidend is.

2.1.2 Groen in woonwijken

Om de binnenstedelijke groenambities te behalen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • De verkoop van openbaar groen aan particulieren is in principe niet mogelijk;
  • Het uitgangspunt is de 30-300 regel:
    • 1. Het percentage groen binnen de gehele gemeente neemt de komende jaren toe, waarbij het streven 30% is in 2050;
    • 2. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt dat minimaal 30% van de gemeentegrond groen wordt ingericht;
    • 3. Wijken (centra en woonwijken) met een laag (<15%) percentage groen krijgen voorrang bij de vergroening (o.a. vanuit het bomenfonds);
    • 4. In 2035 kan iedereen binnen 300 meter een koele plek (lees: relatief grote groene plek die aantoonbaar koeler is op hete dagen) bereiken. De opgavekaarten geven aan waar deze doelstelling nog niet is behaald en geeft daarmee prioriteit aan waar te starten met het creëren van extra koele plekken.

Voor de verschillende groenelementen in de woonwijken geldt het volgende:

Bomen

Bomen zijn erg belangrijk en dragen bij aan een gezonde en duurzame leefkwaliteit. Bomen komen in verschillende vormen, grootten en soorten voor. Er wordt gestreefd naar vitale bomen die waarde opleveren. Kwaliteit is daarbij belangrijker dan kwantiteit. Het totaal aantal bomen in woonwijken neemt de komende jaren toe. Door toepassen van bomen (van de eerste categorie) wordt schaduw toegevoegd op verblijfsplekken, in het bijzonder bij speelplekken en gebieden rondom ouderencomplexen. Waar mogelijk wordt schaduw toegevoegd langs logische loop- en fietsroutes. Boomspiegels bieden ruimte voor heesters, bloemrijke beplanting of ruig gras. Het adopteren van boomspiegels in de woonstraten door bewoners wordt als optie aangeboden. Bomen in woongebied dragen bij aan beleving en activiteiten in het gebied, bijvoorbeeld door het toepassen van klimbomen, fruitbomen, etc.

Bij de aanplant van nieuwe bomen zijn de locatie, landschappelijke ondergrond en functie bepalend voor de soortkeuze. Noodzakelijke groeiruimte dient voldoende aanwezig te zijn, zowel boven- als ondergronds. Alle boomspiegels hebben hierbij minimaal een grootte van 2 m2, tenzij anders aangegeven. Indien bestaande boomspiegels kleiner zijn dan 2 m2, wordt op natuurlijke ingrijpmomenten gekeken of de boomspiegel groter kan worden, of dat een andere inrichting beter past. Per boom dient minimaal 15 m3 verbeterde bomenmengsel aanwezig te zijn (bomengrond, bomenzand), zodat een nieuwe boom voldoende ruimte en voeding heeft om tot volle wasdom uit te groeien. Beheer is gericht op het behoud van bomen, waarbij het gewenste beeld en functie (bijvoorbeeld schaduwwerking) het uitgangspunt is. Bomen met groei- of gezondheidsproblemen die niet op te lossen zijn (bijvoorbeeld beperkte groeiruimte of aanwezige schimmels) worden vervangen. In de beleidsnotitie Bomen en Zonnepanelen (2014) is vastgelegd wat de afspraken zijn voor bomen en zonnepanelen: het daarin opgenomen stroomschema blijft van toepassing. Bij aanplant van bomen op een nieuwe plek (waar nog geen boom stond) en bij nieuwbouw wordt rekening gehouden met het plaatsen van bomen t.o.v. zonnepanelen. Dat kan bijvoorbeeld door te zorgen dat bomen wat verder weg van daken staan, kiezen voor transparante boomkroon of door kleinere bomen te kiezen. Kandelaberen, een ingrijpende beheersmaatregel, wordt alleen toegepast als de boom in zijn uitstraling een toegevoegde waarde heeft (bijvoorbeeld stamomvang, bijzondere kenmerken). Bij vervanging is de doelstelling (bijvoorbeeld schaduwwerking i.v.m. hittestress, biodiversiteit) van de boom leidend t.o.v. het aantal (kwaliteit en kwantiteit). Bij vervanging van de bomen kan de plek gewijzigd worden ten behoeve van betere groeikansen en bereiken van doelstellingen. Wanneer bomen gekapt moeten worden en op die locatie (op dat moment) herplant niet mogelijk is, wordt er een vergoeding in een op te zetten Bomenfonds gestopt. Deze vergoeding wordt uit het te realiseren project betaald, bijvoorbeeld een reconstructieplan. Uit dit fonds kan herplant worden gefinancierd en kunnen ook grootschaliger projecten worden opgezet. Er wordt gezorgd voor een goede bescherming van bomen bij werkzaamheden. Dit vermindert het vroegtijdig vervangen van bomen als gevolg van schade door werkzaamheden. Het Handboek Bomen wordt hiervoor gebruikt.

Gras

Onder gras vallen alle grasachtige beplantingen, zoals gazon en bloemrijk grasveld. Bermen, oevers en wadi's bestaan voor een deel uit gras (ruw/bloemrijk/gazon). Gras wordt veel gebruikt langs wegen, paden en in woonwijken. Gras heeft een belangrijke functie in het gebruik van groen (denk aan spelen, hond uitlaten, bewegen). Grasvelden en gazons kunnen ook water bufferen. Het natuurlijk spelen wordt gestimuleerd, door het toepassen van verschillende speelaanleidingen. Om biodiversiteit te vergroten worden ruigere mengsels op specifieke plekken en aangepast beheer toegepast.

Hagen

Hagen worden over het algemeen ingezet om ruimten te onderscheiden, waarbij de toepassing vaak plaatsvindt langs parkeerplaatsen, het spoor en door particulieren als erfafscheiding. Het toepassen van hagen op erfafscheidingen, bijvoorbeeld door middel van het delen van kennis en stimuleringsprogramma's, wordt gestimuleerd. Ten behoeve van biodiversiteit wordt de soortendiversiteit van hagen en de afwisseling van hagen bestaande uit verschillende soorten vergroot. Bij ontwikkelingen (uitbreiding of inbreiding) is het toepassen van hagen op erfafscheiding de norm.

Natuurlijke beplanting

Natuurlijke beplanting oogt zo natuurlijk mogelijk. Binnen de bebouwde kom gaat het vooral om bosplantsoen en natuurlijke oevers. Buiten de bebouwde kom gaat het om bos, struweel en houtsingels en -wallen. We voegen meer natuurlijke beplanting toe in de openbare ruimte. Dit vraagt relatief minder onderhoud en draagt bij aan de biodiversiteit door gelaagdheid. Eentonige struikborders maken plaats voor diverse inheemse planten en kruiden. (Sociale) veiligheid is leidend bij toepassing van natuurlijke beplanting in woonwijken en bij beheer. Strak bijgehouden oevers worden zo beheerd dat ze uitgroeien tot natuurlijke oevers die de biodiversiteit vergroten. Op de overgang van woonwijken en (grote) groenarealen wordt natuurlijke beplanting toegepast.

Cultuurlijke beplanting

Cultuurlijke beplanting ontwikkelt zich niet op natuurlijke wijze en de beplanting moet intensief onderhouden worden om te zorgen dat de beplanting zijn vorm behoudt. Het gaat om heesters, rozenstruiken en vaste planten. Deze kunnen ook in plantenbakken voorkomen. Cultuurlijke beplanting is met name gericht op beleving en uitstraling. Bij entrees op wijkniveau, of overgangen tussen verschillende wijken, is de beheerintensiteit groter en heeft het groen een meer representatieve en herkenbare uitstraling. Kleur en fleur toepassen is de norm ten behoeve van de beleving van groen.

2.1.3 Groen op bedrijventerreinen

Om de binnenstedelijke groenambities te behalen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • De verkoop van openbaar groen aan particulieren is in principe niet mogelijk;
  • Het uitgangspunt is de 30-300 regel:
    • 1. Het percentage groen binnen de gehele gemeente neemt de komende jaren toe, waarbij het streven 30% is in 2050;
    • 2. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt dat minimaal 30% van de gemeentegrond groen wordt ingericht;
    • 3. In 2035 kan iedereen binnen 300 meter een koele plek (lees: relatief grote groene plek die aantoonbaar koeler is op hete dagen) bereiken. De opgavekaarten geven aan waar deze doelstelling nog niet is behaald en geeft daarmee prioriteit aan waar te starten met het creëren van extra koele plekken.

Voor de verschillende groenelementen op de bedrijventerreinen geldt het volgende:

Bomen

Bomen zijn erg belangrijk en dragen bij aan een gezonde en duurzame leefkwaliteit. Bomen komen in verschillende vormen, grootten en soorten voor. Er wordt gestreefd naar vitale bomen die waarde opleveren. Kwaliteit is daarbij belangrijker dan kwantiteit. Op bedrijventerreinen is de ambitie om gemiddeld één boom per 100 m2, op het onbebouwde deel van het privaat terrein te hebben. Ambitie is om minimaal de tweede grootte toe te passen, met soortkeuze die aansluit bij de ondergrond. Soorten dragen hierbij bij aan de biodiversiteit.

Bij de aanplant van nieuwe bomen zijn de locatie, landschappelijke ondergrond en functie bepalend voor de soortkeuze. Noodzakelijke groeiruimte dient voldoende aanwezig te zijn, zowel boven- als ondergronds. Alle boomspiegels hebben hierbij minimaal een grootte van 2 m2, tenzij anders aangegeven. Indien bestaande boomspiegels kleiner zijn dan 2 m2, wordt op natuurlijke ingrijpmomenten gekeken of de boomspiegel groter kan worden, of dat een andere inrichting beter past. Per boom dient minimaal 15 m3 verbeterde bomenmengsel aanwezig te zijn (bomengrond, bomenzand), zodat een nieuwe boom voldoende ruimte en voeding heeft om tot volle wasdom uit te groeien. Beheer is gericht op het behoud van bomen, waarbij het gewenste beeld en functie (bijvoorbeeld schaduwwerking) het uitgangspunt is. Bomen met groei- of gezondheidsproblemen die niet op te lossen zijn (bijvoorbeeld beperkte groeiruimte of aanwezige schimmels) worden vervangen. In de beleidsnotitie Bomen en Zonnepanelen (2014) is vastgelegd wat de afspraken zijn voor bomen en zonnepanelen: het daarin opgenomen stroomschema blijft van toepassing. Bij aanplant van bomen op een nieuwe plek (waar nog geen boom stond) en bij nieuwbouw wordt rekening gehouden met het plaatsen van bomen t.o.v. zonnepanelen. Dat kan bijvoorbeeld door te zorgen dat bomen wat verder weg van daken staan, kiezen voor transparante boomkroon of door kleinere bomen te kiezen. Kandelaberen, een ingrijpende beheersmaatregel, wordt alleen toegepast als de boom in zijn uitstraling een toegevoegde waarde heeft (bijvoorbeeld stamomvang, bijzondere kenmerken). Bij vervanging is de doelstelling (bijvoorbeeld schaduwwerking i.v.m. hittestress, biodiversiteit) van de boom leidend t.o.v. het aantal (kwaliteit en kwantiteit). Bij vervanging van de bomen kan de plek gewijzigd worden ten behoeve van betere groeikansen en bereiken van doelstellingen. Wanneer bomen gekapt moeten worden en op die locatie (op dat moment) herplant niet mogelijk is, wordt er een vergoeding in een op te zetten Bomenfonds gestopt. Deze vergoeding wordt uit het te realiseren project betaald, bijvoorbeeld een reconstructieplan. Uit dit fonds kan herplant worden gefinancierd en kunnen ook grootschaliger projecten worden opgezet. Er wordt gezorgd voor een goede bescherming van bomen bij werkzaamheden. Dit vermindert het vroegtijdig vervangen van bomen als gevolg van schade door werkzaamheden. Het Handboek Bomen wordt hiervoor gebruikt.

Gras

Onder gras vallen alle grasachtige beplantingen, zoals gazon en bloemrijk grasveld. Bermen, oevers en wadi's bestaan voor een deel uit gras (ruw/bloemrijk/gazon). Gras wordt veel gebruikt langs wegen, paden en in woonwijken. Gras heeft een belangrijke functie in het gebruik van groen (denk aan spelen, hond uitlaten, bewegen). Grasvelden en gazons kunnen ook water bufferen. Om biodiversiteit te vergroten worden waar mogelijk ruigere grassoorten en een aangepast maaibeheer toegepast.

Hagen

Hagen worden over het algemeen ingezet om ruimten te scheiden, waarbij de toepassing vaak plaatsvindt langs parkeerterreinen, het spoor en door particulieren als erfafscheiding. Om biodiversiteit te vergroten is de ambitie om landschappelijke hagen met verschillende inheemse soorten op erfafscheidingen toe te passen, al dan niet in combinatie met hekwerken. Bij nieuwe ontwikkelingen en inbreiding is het toepassen van hagen op de erfafscheiding de norm, al dan niet in combinatie met hekwerken.

Natuurlijke beplanting

Natuurlijke beplanting oogt zo natuurlijk mogelijk. Binnen de bebouwde kom gaat het vooral om bosplantsoen en natuurlijke oevers. Buiten de bebouwde kom gaat het om bos, struweel en houtsingels en -wallen. We voegen meer natuurlijke beplanting toe in de openbare ruimte. Dit vraagt relatief minder onderhoud en draagt bij aan de biodiversiteit door gelaagdheid. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers toegepast, waarbij klimaatadaptatie leidend is. Plantvakken worden in principe natuurlijk ingericht. Hoogte en vorm van de beplanting dienen de veiligheid niet in de weg te staan.

Cultuurlijke beplanting

Cultuurlijke beplanting ontwikkelt zich niet op natuurlijke wijze en de beplanting moet intenstief onderhouden worden om te zorgen dat de beplanting zijn vorm behoudt. Het gaat om heesters, rozenstruiken en vaste planten. Deze kunnen ook in plantenbakken voorkomen. Cultuurlijke beplanting is met name gericht op beleving en uitstraling. Op bedrijventerreinen worden waar mogelijk open verharding en/of plantvakken toegepast.

2.2 Groengradiënten

2.2.1 Groen in radialen

De radialen dragen bij aan de beleving van de spinnenwebstructuur van Rijssen en Holten. Ze vormen herkenbare, doorgaande lijnen waarlangs biodiversiteit versterkt wordt. De relatie tussen de bebouwde kern en het omliggende landschap wordt versterkt door deze lijnen aan te kleden met gebiedskarakteristieke beplanting en fragmentatie van lijnen moeten vermeden worden. Binnen de radialen gelden per groenelement aanvullende uitgangspunten

Bomen

Waar mogelijk worden bomen toegevoegd, waarbij laanstructuur passend is in Holten en in Rijssen toepassing meer luchtig en informeel is. Met uitzondering van cultuurhistorische plekken, landgoederen en het gebied langs de Regge. Op deze plekken is een laanstructuur passend. Soortkeuze draagt bij aan biodiversiteit en cultuurhistorische beleving, waarbij fragmentatie van lijnen vermeden moet worden. Bij bomen in radialen moet een monotype bomen tegen worden gegaan en moet zorg gedragen worden voor variatie in soorten en onderlinge afstanden. Ambitie is om, afwijkend op de algemene doelstelling van 2 m2 boomspiegels, boomspiegels in radialen toe te passen van minimaal 4 m2. Hierdoor worden de radialen vergroend.

Gras

Binnen de radialen zorgt ruige, bloemrijke onderbeplanting voor vergroting van de biodiversiteit. Toepassen van natuurlijk bermbeheer is de norm, waarbij wordt ingezet op kleurrijke soorten.

Hagen

Hagen in de radialen zijn structuren in de openbare ruimte en een toevoeging voor de biodiversiteit, waarbij soorten afgewisseld worden en beheer meer los en natuurlijk is.

Natuurlijke beplanting

Inheemse soorten (heesters, planten en grassen) als onderbeplanting om de biodiversiteit te vergroten.

Cultuurlijke beplanting

Rond entrees kan gekozen worden voor meer cultuurlijke beplanting om een strakker beeld te creëren en het contrast te markeren. Daarbij mogen de lijnen niet gefragmenteerd raken.

2.2.2 Groen in klimaatlinten

Water wordt zoveel mogelijk vastgehouden op de hoger gelegen gebieden van de kernen. Om ruimte te bieden voor huidige en toekomstige waterproblematiek op kernniveau, bijvoorbeeld piekregenwater of droogte, vormen de klimaatlinten verbindingen dwars op de overgangen van hoog naar laag. Op deze manier wordt water langer vastgehouden en vertraagd afgevoerd. Het groenareaal wordt optimaal ingezet voor waterberging en klimaatadaptatie. Hierbij moet gedacht worden aan de uitbreiding van open water, wadi's etc., waarbij waar mogelijk koppelkansen gezocht worden met biodiversiteit. Specifiek voor de oude wal van Rijssen geldt dat cultuurhistorie gewaarborgd moet worden. Verhard oppervlak wordt vergroend, of in ieder geval optimaal ingezet om water vast te houden en te bergen. Bij ontwikkelingen wordt optimaal ingezet op klimaatadaptatie, bijvoorbeeld door het stimuleren van groene daken en gevels en het benutten ven bermen bij het vasthouden van regenwater. Binnen de klimaatlinten gelden per groenelement aanvullende maatregelen.

Bomen

Ambitie is om bomen te behouden, tenzij deze klimaatadaptieve doelstellingen in de weg staan, bijvoorbeeld bij vernatting of vergroten oppervlakte open water. De boomkeuze is primair gericht op het leveren van een bijdrage aan het klimaatvraagstuk op de locatie. Mocht een boom niet de juiste oplossing zijn, dan wordt een andere inrichting gekozen. Soortkeuze wordt bepaald door klimaatadaptieve ambities, en pas daarna door de landschappelijke ondergrond of cultuurhistorische waarde. Er wordt gestreefd naar boomspiegels van minimaal 4 m2, waarbij deze ingezet worden om water vast te houden. Op verblijfsplekken en langs doorgaande routes voor wandelaars en fietsers moeten grote bomen aanwezig zijn voor de schaduwwerking.

Gras

Het toepassen van combinaties van gras, ruigte en beplanting, waarbij functionaliteit voor water vasthouden en bergen leidend is, is de norm. Biodiversiteit wordt waar mogelijk gekoppeld. Binnen klimaatlinten worden wadi's ingezet om ruimte te bieden aan piekregenval, water vast te houden en vertraagd af te voeren. Langs wegen, die bol worden aangelegd, is zoveel mogelijk groen aanwezig waar water op afgevoerd of vastgehouden kan worden. Natuurvriendelijke oevers zijn gewenst, mits zij geen belemmering vormen in doorstroming.

Hagen

Wanneer hagen worden toegepast, ondersteunen deze klimaatadaptieve doelstellingen.

Natuurlijke beplanting

Bij ontwikkelingen wordt optimaal ingezet op klimaatadaptatie, bijvoorbeeld door het stimuleren van groene daken.

Cultuurlijke beplanting

Bij ontwikkelingen wordt optimaal ingezet op klimaatadaptatie, bijvoorbeeld door het stimuleren van groenen daken.

2.2.3 Groen in stads- en dorpsranden

Stadsranden Rijssen

De rand van de Veeneslagen en het bedrijventerrein bestaat uit een ecologische zone met open, natte natuur. Er zijn verschillende recreatieve verbindingen vanuit de wijk het landschap in. Deze landschappelijke en recreatieve verbindingen worden versterkt, waarbij het open landschap meer de kern in getrokken wordt. De beleving van de Holterberg, als zicht vanaf de stadsrand van Rijssen, achter het open landschap wordt behouden en versterkt.

De stadsrand van Braakmanslanden is gerafeld en woningen zijn veelal met hun achterzijden naar het landschap gericht. De afscheiding van deze percelen vormen veelal de rand richting het open landschap. Groene erfafscheidingen zijn de norm. Om de openheid te behouden wordt in het openbaar gebied geen opgaan groen toegepast.

Tot slot zijn de stadsranden in het Reggelandschap meer rafelig, waarbij beplantingselementen als lanen, houtwallen, bosperceeltjes afgewisseld worden met (grote) open ruimten.

De rand op de Rijsserberg wordt gekenmerkt door functies als het sportcomplex, een manege of de begraafplaats. De vrij harde rand van de overige bebouwing wordt ingepast met singels en houtwallen, waar hier en daar relatie wordt gelegd met naastgelegen functies.

Dorpsranden Holten

Het bedrijventerrein van Holten is ontstaan in het open ontginningslandschap en is voor een deel nog in ontwikkeling. Rechte wegen en watergangen zijn structuurdragers. Lijnvormige beplantingselementen passen daarom bij de rand van het bedrijventerrein.

Op de Beuseberg zijn oude holle wegen aanwezig, welke langs de bolle enken leiden. De dorpsrand van Holten verdwijnt hier karakteristiek achter zo'n enk, waarbij de achterliggende Holterberg ook weer beleefbaar is. Dit specifieke beeld dient behouden te blijven en daarom zal de rand niet ingepast worden met opgaande beplanting.

De rand langs de N360 wordt gevormd door afwisselende bebouwing uit verschillende bouwtijden, langs de parallelweg. Afwisselende voor-, zij- en achterkantsituaties met verschillende erfafscheidingen kenmerken het beeld. Passend langs deze parallelweg is laanbeplanting, al dan niet met een strakke haagstructuur. Aan de oostzijde van Holten is een diverse groenzone gesitueerd, welke ruimte biedt voor biodiversiteit en klimaatadaptatie. Toepassing van verschillende soorten en afwisseling van massa en ruimte zijn hier passend.

De spoorlijn is tot slot de harde grens ten noorden van Holten. De beleving van de Holterberg is belangrijk aan de overzijde van het spoorlijn en ook vanuit verschillende plekken in de woonwijken. Deze beleving dient behouden te blijven. Daarnaast is de spoorzone een versnipperde ruimte waarbinnen groen veelal klimaatadaptieve en duurzame doelen dient. Groen in deze dorpsrand dient dit te versterken.

Dorpsranden Dijkerhoek

Dijkerhoek is een kleine kern in het kampenlandschap. De beleving en/of relatie tussen de kern en het buitengebied kan worden versterkt, door het omliggende kampenlandschap zoveel mogelijk de kern in laten lopen door het gebruik van groene gradiënten en aandacht voor de molenbiotoop.

Binnen de stads- en dorpsranden gelden per groenelement aanvullende uitgangspunten

Bomen

Boomsoortenkeuze, grootte, toepassing volgt de karakteristieken van de verschillende randen in Rijssen en Holten en het onderliggende (cultuur)landschap.

Gras

Waar binnen de stads- en dorpsranden openheid wordt voorgeschreven, is er ruimte voor ruigere grassoorten of kleurrijke bloemenmengsels.

Hagen

De biodiversiteit wordt vergroot door het toepassen van meer landschappelijke hagen, bestaande uit verschillende inheemse soorten, tenzij dit cultuurhistorisch niet passend is.

Natuurlijke beplanting

In de voormalige jonge ontginningen en broekgebieden wordt natuurlijke beplanting toegepast om openheid te benadrukken, zichtlijnen te begeleiden en/of plekken te markeren. Beplantingselementen als houtwallen en singels worden doorgezet, gelijk aan schaal en maat van aanwezige elementen en fijnmazigheid van het onderliggende (cultuur)landschap. Soortenkeuze, grootte, toepassing van beplanting volgt de karakteristiek van de stads- en dorpsranden en onderliggend (cultuur)landschap.

Cultuurlijke beplanting

Rond entrees kan ervoor gekozen worden meer cultuurlijke beplanting en een meer strak beeld te creëren, om het contrast en de plekken te markeren.

2.2.4 Groen in spoorzone

Door de ligging tussen de heuvelruggen, op verschillende lage punten in het gebied, zal waterproblematiek hier het eerst zichtbaar en beleefbaar zijn. Er is hier al wat wateroppervlak aanwezig dat een rol kan dienen in het bergen van bijvoorbeeld piekregenwater. De zone is versnipperd geraakt door de radialen, overige ontsluiting en positionering van de uitbreidingswijken, waardoor groene ruimten hun identiteit verliezen en onder druk staan. Groen biedt ruimte aan waterberging en (toekomstige) opgaven rondom het omgaan met piekregenwater. Nieuwe ontwikkelingen in deze zone dienen hieraan bij te dragen. Daarnaast zijn er koppelkansen met biodiversiteit, waarbij klimaatadaptatie altijd leidend zal zijn. Waar mogelijk zullen er ecologische dwarsverbindingen gelegd worden met de hoogwaardige groenstructuren en het omliggende landschap. Overhoekjes dienen zoveel mogelijk ingeplant te worden met biodiverse soorten om waterberging te optimaliseren. Binnen spoorzone gelden per groenelement aanvullende uitgangspunten.

Bomen

Bomen zijn primair gericht op een bijdrage aan klimaatadaptatie. Waar mogelijk worden bomen toegepast op overhoeken en nabij kruisingen, daarbij wel dienend aan de verkeersveiligheid. Eisen van NS/ProRail zijn leidend bij het toepassen van bomen met betrekking tot afstand tot het spoor, soortkeuze en grootte.

Gras

Het toepassen van combinaties van gras, ruigte en beplanting, waarbij functionaliteit voor water vasthouden en bergen leidend is en biodiversiteit daaraan gekoppeld kan worden. Binnen klimaatlinten worden wadi's ingezet om ruimte te bieden aan piekregenval, water vast te houden en vertraagd af te voeren. Langs wegen, die bol worden aangelegd, is zoveel mogelijk groen aanwezig waar water op afgevoerd of vastgehouden kan worden. Geen overhoeken beplanten of inzaaien met gras.

Hagen

Wanneer hagen worden toegepast, zijn deze ondergeschikt ten opzichte van klimaatadaptieve doelstellingen, waarbij deze bijvoorbeeld ingezet kunnen worden ten behoeve van afscheiding of geluidsreductie.

Natuurlijke beplanting

Bij ontwikkelingen wordt optimaal ingezet op klimaatadaptatie, bijvoorbeeld door het stimuleren van groene daken. Overhoeken worden ingeplant met biodiverse inheemse soorten.

Cultuurlijke beplanting

Bij ontwikkelingen wordt optimaal ingezet op klimaatadaptatie, bijvoorbeeld door het stimuleren van groene daken.

2.2.5 Groen rondom entrees

Punt of locatie dat een entree aangeeft van een wijk, kern of buitengebied (landschap), waarbij verbijzonderd groen de locatie markeert. Het groen heeft hier een 'poortfunctie' en geeft extra identiteit aan het aanliggende gebied door middel van een markante boom, bijzondere bloeiende heesters, of groen ontworpen plek.

2.2.6 Fijnmazige groenstructuur

Groen openbare gebieden die kenmerkend zijn voor de stedenbouwkundige opbouw en identiteit van de wijk of buurt. Deze groene gebieden kunnen, in samenspraak met de bewoners, ingezet worden voor de biodiversiteit en natuurwaarden, klimaatadaptatie en duurzaamheid en/of vitale leefomgeving. Deze groene plekken krijgen hierdoor meer ruimtelijke, klimaatadaptieve, biodiverse en sociale betekenis voor de buurt.

2.3 Beheer

2.3.1 Uitgangspunten beheer groen

Waar mogelijk wordt ecologisch beheer toegepast. De principes van de circulaire economie worden gehanteerd. Exoten worden beheersbaar gehouden om gewenste soorten voldoende ruimte te geven en overlast tegen te gaan. Nieuw aangelegd groen is duurzaam en goed te beheren. Op toeristisch belangrijke plekken (zoals entrees en centra) geldt een hogere inrichtings- en beheerkwaliteit, gericht op aantrekkelijkheid. Er is sprake van schoon, heel en veilig groen, gekoppeld aan afgesproken beeldkwaliteit. Op belangrijke zichtplekken in de gemeente, zoals rotondes, pleinen, winkelstraten en centrale plekken in wijken geldt een hogere inrichtings- en beheerkwaliteit gericht op herkenbaarheid van de plek.