Plan: | Wonen Rijssen, nieuwbouw zwembad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1742.BPRW2020001-0401 |
De gemeente Rijssen-Holten beschikt over diverse binnensportaccommodaties en zwemaccommodaties verspreid over de kernen Rijssen en Holten. Zwembad De Koerbelt in Rijssen is een zwemaccommodatie in de gemeente bestaande uit een binnen- en buitenbad. Zwembad De Koerbelt is gelegen aan de zuidrand van Rijssen in de nabijheid van diverse buitensportaccommodaties. De huidige zwemaccommodatie heeft in de loop van de tijd verschillende transformaties ondergaan. In de jaren '60 is het buitenbad gerealiseerd, waarna het zwemcomplex in de jaren '70 en '80 is uitgebreid met een overdekt recreatiebad en een 25-meter wedstrijdbad.
De gemeenteraad van Rijssen-Holten heeft tijdens de kaderstelling 2016/2019 besloten om een investeringsbedrag te sparen, om het verouderde zwembad De Koerbelt te vervangen door een nieuwe zwemaccommodatie. In de zomer van 2016 zijn er verschillende inspiratiesessies georganiseerd om een inzicht te krijgen in de wensen en behoeften van de verschillende gebruikersgroepen.
Op dinsdag 28 mei 2019 heeft de gemeenteraad het voorontwerp nieuwbouw zwembad voor kennisgeving aangenomen waarbij het college van burgemeester en wethouders de opdracht hebben gekregen om het nieuwe zwembad uit te werken tot een definitief ontwerp.
Het voornemen is om het bestaande overdekte zwembad te vervangen door een nieuw zwembad met bijbehorende faciliteiten. Het ontwerp van het nieuwe zwembad past niet binnen de bouwregels van het vigerende bestemmingsplan 'Veegplan Wonen Rijssen'. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk.
Ligging
Zwembad de Koerbelt bevindt zich aan de zuidzijde van Rijssen in een bosrijke omgeving. Het perceel staat kadastraal bekend als gemeente Rijssen, sectie C nummer 1930 en wordt begrenst door de Markeloseweg (N752) aan de oostzijde, de kruisweg aan de noordzijde, de Arend Baanstraat aan de westzijde en het bosrijke buitengebied aan de zuidzijde. De Kruisweg vormt een duidelijke scheiding tussen de bosrijke omgeving ten zuiden van Rijssen, waar het perceel zich bevindt, en de bebouwde omgeving. Camping 'De Goolne Ket'n' bevindt zich als een enclave binnen het perceel ten oosten van het zwembad. Op de camping bevinden zich zowel huisjes/stacaravans als plekken voor tenten en caravans.
Aan de westzijde van het perceel zijn sportvelden gelegen waar onder andere Sportclub Rijssen en Excelsior'31 gebruik van maken. Ten zuiden van het zwembad bevindt zich het sportcomplex van de Atletiekvereniging Rijssen. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Rijssen weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Atlas van Overijssel).
Begrenzing
De exacte begrenzing van het plangebied is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een luchtfoto weergegeven waarop het plangebied te zien is. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Kruisweg, aan de oostzijde door camping de Goolne Ket'n, aan de zuidzijde door de Atletiekvereniging Rijssen en aan de westzijde door de Arend Baanstraat.
Figuur 1.2: begrenzing plangebied (bron: Atlas van Overijssel).
Het plangebied is gelegen aan de Arend Baanstraat 105 en ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Wonen Rijssen', vastgesteld op 29 maart 2012. Dit plan trad per 31 mei 2012 onherroepelijk in werking. Sindsdien maken burgers, ondernemers en de gemeente zelf gebruik van de geharmoniseerde bouwregels. Geconcludeerd is dat er in het bestemmingsplan enkele verbeteringen doorgevoerd moesten worden en enkele omissies hersteld moesten worden. Al deze zaken zijn verwerkt in het veegplan 'Wonen Rijssen', vastgesteld op 30 maart 2017. Als gevolg van dit veegplan zijn de versies van het bestemmingsplan 'Wonen Rijssen' en 'Veegplan Wonen Rijssen' verwerkt in een geconsolideerde versie. Deze heeft geen juridische status maar verbeterd enkel de leesbaarheid. In onderstaande figuur 1.3 is een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.3: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Wonen Rijssen' (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Het perceel kent de enkelbestemming 'recreatie'. Een deel van het perceel kent de bestemming 'Waarde – archeologie middelhoge verwachting'. De voor 'recreatie' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen (uitsluitend kinderboerderijen, zwembaden, sport- en speelvoorzieningen).
Op grond van het vigerende bestemmingsplan dienen gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden en mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat de bestaande goot- en bouwhoogte met 10% verhoogd mag worden. De voorgenomen ontwikkeling is op grond van de bouwregels van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Wonen Rijssen, nieuwbouw zwembad' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
Kenmerkend in de ruimtelijke opbouw van Rijssen is de radiale structuur. De Holterstraatweg, de Haarstraat, de Wierdensestraat, de Enterstraat en de Markeloseweg vormen de belangrijkste invalswegen, ook wel de radialen genoemd. Behalve door de oude binnenring rond het centrum zijn de radialen met een tweede ring met elkaar verbonden. De tweede ring wordt onder andere gevormd door de Wijnand Zeeuwstraat en de Karel Doormanstraat.
Rijssen ligt met de zuidzijde aan het bosgebied Rijssenseveld/Hollands Schwarzwald. Dit bosgebied vormt de grens voor verdere uitbreiding van Rijssen in zuidelijke richting. Ten oosten en ten noorden van Rijssen liggen cultuurlandschappen op de lagere gelegen gronden. De cultuurlandschappen op het zand worden gekenmerkt door de vele houtwallen, individuele bomen en de verspreid voorkomende boscomplexen. Ten noordoosten van Rijssen stroomt de Midden-Regge. De Regge vormt de verbinding tussen de Schipbeek ten zuiden van Goor en de Overijsselse Vecht ten zuiden van Ommen.
Ten westen van Rijssen liggen de heide-ontginningen. Deze negentiende eeuwse en latere heideontginningen vertonen veel minder samenhang met het natuurlijke landschap. De verkaveling heeft hier een rationeel karakter.
Het plangebied maakt onderdeel uit van sportcomplex De Koerbelt. Sportcomplex De Koerbelt ligt ten zuiden van de woonbebouwing van Rijssen, aan de voet van de Rijsserberg. Op het sportcomplex zijn onder meer voetbalverenigingen, een zwembad en een atletiekbaan gevestigd. Het complex is bereikbaar via de Arend Baanstraat. Het sportcomplex wordt omgeven door bos.
Het plangebied betreft het huidige terrein van zwembad De Koerbelt en is gelegen op sportcomplex de Koerbelt te Rijssen. Op sportcomplex De Koerbelt bevinden zich onder meer twee voetbalverenigingen, een atletiekvereniging en het zwembad.
Zwembad De Koerbelt bestaat uit een binnen- en buitenbad met als middelpunt een grote glijbaan van 65 meter. Het zwembad heeft een horeca-afdeling met een nat en droog gedeelte en vele recreatiemogelijkheden zowel binnen als buiten. Het 25 meter lange binnenbad is heel geschikt voor wedstrijden, lesgeven aan doelgroepen, het opleiden voor de verschillende diploma’s en het diplomazwemmen zelf. Het geheel wordt omgeven door een zonneweide met veel recreatiemogelijkheden, zoals een basket-, volleybal- en een voetbalveld. In onderstaande figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1: Huidige situatie zwembad De Koerbelt (bron: Atlas van Overijssel).
Het zwembad wordt ontsloten via de Arend Baanstraat. De parkeervoorzieningen bevinden zich aan de noordzijde van het zwembad. Daarnaast kan er ook geparkeerd worden bij de parkeerplaatsen van het sportcomplex De Koerbelt.
Uit recent onderzoek is gebleken dat vervangende nieuwbouw van het binnenbad van zwembad De Koerbelt op korte termijn noodzakelijk is. De gemeente Rijssen-Holten heeft onderzocht welke behoeften er bij verschillende partijen zijn voor een nieuw binnenbad. Uit het onderzoek is gebleken dat er behoefte bestaat aan een zwembad De Koerbelt 2.0. Tevens is aangegeven dat bij De Koerbelt een buitenbad beschikbaar moet blijven.
In oktober 2018 is een ontwerpteam gestart met het opstellen van een schetsontwerp en voorontwerp voor de nieuwbouw van zwembad De Koerbelt. Het ontwerpteam heeft ingezet op een tijdloos gebouw en is ervan overtuigd dat het nieuwe zwembad ook over 20 jaar nog als een fijn zwembad gewaardeerd wordt. De Koerbelt ligt op een unieke plek, binnen de bebouwde kom, maar toch in een bosrijke omgeving (tegen het Natuurnetwerk Nederland aan). In het ontwerp is ingezet op uitzicht op de natuur. Ten behoeve van het nieuwe zwembad zal het bestaande zwembadgebouw gesloopt worden.
Het nieuwe binnenbad bestaat uit een wedstrijdbad en een recreatiebad. Beide baden worden gedeeltelijk voorzien van een beweegbare bodem, waardoor optimale flexibiliteit in het gebruiksrooster ontstaat. Er wordt een prettig peuterbad gerealiseerd en een whirlpool met een mooi uitzicht. Het is mogelijk om meerdere doelgroepen tegelijkertijd van het zwembad gebruik te laten maken, maar het is ook mogelijk om in daluren een bassin te sluiten. In het ontwerp is rekening gehouden met een horecavoorziening met zicht op het wedstrijdbad en een buitenterras in de middagzon.
Het nieuwe buitenbad bestaat uit het reeds bestaande 50-meterbad en een spraypark voor de allerkleinsten. Dit betekent dat conform het variantenonderzoek het recreatiebad buiten wordt gesloopt. De dieptes in het 50-meterbad worden echter aangepast, zodat dit bad optimaler gebruikt kan worden. Ook wordt het 50-meterbad voorzien van een familieglijbaan.
Met betrekking tot het nieuwe zwembad speelt duurzaamheid een belangrijke rol. Binnen dit project komt duurzaamheid in drie thema’s tot uiting: milieu, sociaal en economie. Binnen het thema milieu zijn de eerder geformuleerde uitgangspunten in het variantenonderzoek op dit vlak door het ontwerpteam opgepakt. Zo zijn de mogelijkheden voor een energieneutraal zwembad bekeken door het toepassen van onder andere zonnepanelen en gebruik te maken van energiezuinige apparatuur. Een ander speerpunt is een circulair gebouwd zwembad; gebruik maken van materialen die maximaal herbruikbaar zijn wanneer dit zwembad in de verre toekomst vervangen moet worden. Ook de mogelijkheden hierbinnen zijn bekeken binnen het ontwerpteam en worden in de vervolgfase verder uitgewerkt.
Het thema sociaal kenmerkt zich door een gebouw te ontwerpen waarbij sprake is van optimaal comfort en een prettige omgeving waar men graag verblijft en ook terugkomt. Een goede toegankelijkheid moet dit voor alle gebruikers mogelijk maken.
Bij het economische aspect gaat het aan de ene kant om het zodanig ontwerpen van het zwembad, waardoor multifunctioneel en gelijktijdig gebruik bevorderd wordt. Een ander aspect is dat bij de ontwikkeling niet alleen rekening gehouden wordt met de investering, maar ook met de exploitatie op de lange termijn. Ten opzichte van het variantenonderzoek heeft de uitwerking van het voorontwerp niet tot andere financiële inzichten geleid.
Het college van de gemeente Rijssen-Holten is in april 2019 akkoord met het voorontwerp en de gemeenteraad heeft het college 28 mei 2019 opdracht gegeven het voorontwerp uit te werken tot een definitief ontwerp. In onderstaande figuren 2.2 tot en met 2.4 zijn impressies van het nieuwe zwembad weergegeven.
Figuur 2.2: Aanzicht toekomstig buitenbad en binnenbad (bron: Reitsema & partners).
Figuur 2.3: Impressie toekomstige westrijdbad (bron: Reitsema & partners).
Figuur 2.4: Impressie toekomstige recreatiebad (bron: Reitsema & partners).
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit deze Structuurvisie heeft het Rijk op basis van de Wet ruimtelijke ordening, twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van elkaar in aard (beleidsmatig versus procesmatig):
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met de nationale belangen zoals deze benoemd zijn in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
Dit bestemmingsplan maakt de sloop en vervangende nieuwbouw van zwembad De Koerbelt in Rijssen mogelijk. Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven wordt het nieuwe zwembad grotendeels buiten het bouwvlak gerealiseerd.
Het bouwvlak van het huidige zwembad heeft een oppervlakte van circa 4.000 m2. Op grond van het vigerende bestemmingsplan mag het bouwvlak volledig bebouwd worden. Uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden is het op grond van het vigerende bestemmingsplan mogelijk om een gebouw van 4.000 m2 te realiseren.
Het nieuwe bouwvlak voor het zwembad bedraagt op grond van dit bestemmingsplan circa 5.190 m2. Uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden is er sprake van een toename van 1.190 m2 aan bebouwingsmogelijkheden.
Hoewel de jurisprudentie van de Ladder geen specifieke uitspraken bevat voor recreatie kan aansluiting worden gezocht bij de uitspraak van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724) waarin de Raad van State heeft bepaald dat de uitbreiding van bedrijfsbebouwing kleiner dan 500 m2 in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. Wanneer een bestemmingsplan voorziet in de realisatie c.q. uitbreiding van een bedrijfsgebouw groter dan 500 m2, dient de ontwikkeling in beginsel aangemerkt te worden als een stedelijke ontwikkeling.
In aansluiting bij deze uitspraak kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling aangemerkt kan worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daar de bebouwingsmogelijkheden in het plangebied aan de Arend Baanstraat 105 worden verruimd met 1.190 m2.
Gelet op de aard en omvang van de verruiming van de bouwmogelijkheden dient onderhavige ontwikkeling aangemerkt te worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling te bevatten. Als de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is binnen bestaand stedelijk gebied, wordt voldaan aan de Ladder. Als de ontwikkeling is gepland buiten bestaand stedelijk gebied moet volgens artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro gemotiveerd worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte voorzien kan worden.
Bestaand stedelijk gebied
Zoals is beschreven voldoet een ontwikkeling aan de Ladder als de behoefte is aangetoond en de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd wordt. In artikel 1.1.1. onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Het plangebied betreft een perceel waar recreatieve doeleinden en bebouwing ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan en is gelegen binnen de bebouwde kom van Rijssen. Hoewel recreatieve doeleinden niet specifiek zijn omschreven in de omschrijving van bestaand stedelijk gebied, kan gesteld worden dat er - gelet op de samenstel van bebouwing - sprake is van bestaand stedelijk gebied. Wanneer de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling kan worden aangetoond, wordt voldaan aan de Ladder en hoeft niet naar de beschikbaarheid en geschiktheid van andere locaties gekeken te worden.
Behoefte
In de jaren '60 is het buitenbad van het zwembad gerealiseerd, waarna het zwemcomplex in de jaren '70 en '80 is uitgebreid met een overdekt recreatiebad en een 25-meter wedstrijdbad. De gemeenteraad van Rijssen-Holten heeft tijdens de kaderstelling 2016/2019 besloten om een investeringsbedrag te sparen, om het verouderde zwembad 'De Koerbelt' te vervangen door een nieuwe zwemaccommodatie.
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling wordt het bassinoppervlak van het binnenbad verruimd met 209 m2. Bij het buitenbad wordt circa 1.200 m2 aan bassinoppervlak verwijderd. Ten behoeve van het nieuwe zwembad is een variantenonderzoek (zie Bijlage 2) uitgevoerd waarin bepaald is hoeveel baden gewenst zijn en welke afmetingen deze baden moeten hebben. In het nieuwe zwembad is het van belang dat er voldoende ruimte is voor de verschillende sporten (verenigingen), doelgroepen en activiteiten. Er wordt ondergescheid gemaakt in de onderstaande activiteiten:
De gemeenteraad van Rijssen-Holten heeft in de Raadsvergadering van 13 juli 2017 ingestemd met het rapport 'Onderzoek basale voorzieningen sport'. In deze rapportage is beschreven dat een basale zwemaccommodatie een type C-accommodatie betreft.
Om aan de normeringen voor een type C-accommodatie (sportzwembad) te voldoen en de uitgangspunten ten aanzien van een recreatief zwembad is een ontwerpschets opgesteld die voorziet in de behoefte en de uitgangspunten zoals die zijn opgesteld. De ontwerpschets is in Bijlage 1 opgenomen.
Daarnaast bestaat de behoefte om een energieneutraal zwembad te realiseren. Aangezien het bestaande zwembadcomplex technisch verouderd is wegen de kosten niet op tegen de baten die nodig zijn voor een energieneutraal zwembad.
Op basis van bovenstaande en het variantenonderzoek uit Bijlage 2 kan geconcludeerd worden dat er behoefte is aan de vervangende nieuwbouw van het zwembad. Daarnaast vindt de gewenste ontwikkeling plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het plan voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De Omgevingsvisie Overijssel 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. In voorliggend geval dienen bij de afweging in de eerste fase, de 'generieke beleidskeuzes' de volgende artikelen te worden getoetst:
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip groene omgeving gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied. Onder bestaand bebouwd gebied verstaat de Omgevingsverordening Overijssel het volgende: de gronden die binnen steden en dorpen benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro.
Doorwerking voor voorliggend plan:
In voorliggend geval is er sprake van een bestaand sportcomplex met zwembad in bestaand stedelijk gebied. Het gebied wordt herontwikkeld waarbij er geen wijziging van de bestemming c.q. functie plaatsvindt. Van extra ruimtebeslag op de groene omgeving is daarom geen sprake. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde herontwikkeling van zwembad De Koerbelt voldoet aan de bepalingen zoals opgenomen in artikel 2.1.3.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Doorwerking voor voorliggend plan:
In het vervolg van deze paragraaf wordt onderbouwd dat de voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Daarnaast wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is verankerd en wordt gemotiveerd dat de ontwikkeling past binnen het gelende ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel is verankerd. Tot slot wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de niuewe ontwikkeling. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de gewenste ontwikkeling voldoet aan de bepalingen zoals opgenomen in artikel 2.1.5.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is omlijnd (bron: provincie Overijssel)
Het plangebied behoort grotendeels tot het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken'. De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
Daarnaast is een klein deel van het plangebied gelegen binnen de gronden die behoren tot het ontwikkelingsperspectief 'Natuurnetwerk Nederland'. Binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) staan in Overijssel de kwaliteitsambities 'Natuur als ruggengraat' en 'Continu en Beleefbaar watersysteem' voorop (zie paragraaf 4.1.2). Behoud en versterking van de natuurkwaliteit staat centraal binnen de bestaande natuur van het natuurnetwerk. Voor initiatieven die niet passen binnen de doelstelling van het Natuurnetwerk Nederland is binnen het natuurnetwerk geen ruimte, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang waar niet op een andere manier aan voldaan kan worden (het ‘nee, tenzij’-principe). Daarbij hanteren we zogenaamde NNN-spelregels. Binnen de gebieden waar de komende jaren natuurrealisatie plaatsvindt, is medegebruik mogelijk. Voorwaarde is wel dat initiatieven actief bijdragen aan realisatie van het robuuste en samenhangende netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit.
De voorgenomen ontwikkeling betreft enkel de herontwikkeling van een bestaand zwembad waarbij het bestaande zwembad wordt gesloopt en vervangen wordt door een nieuw zwembad. Het nieuwe zwembad (gebouw) wordt gesitueerd op een grotere afstand van de gronden die behoren tot het Natuurnetwerk Nederland dan in de huidige situatie. Daarnaast vinden er op de gronden die behoren tot het NNN geen ontwikkelingen plaats. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het gewenste voornemen past binnen het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Het plangebied is gelegen binnen stedelijk gebied. In het gebied zijn de kenmerken van de 'Natuurlijke laag' en de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' niet meer aanwezig. Daarom kan toetsing van het plan aan deze gebiedskenmerken achterwege blijven. Tevens heeft het plangebied op grond van de 'Laag van de beleving' geen bijzondere eigenschappen. Deze kan daarom tevens buiten beschouwing worden gelaten.
Stedelijke laag
Op grond van de gebiedskenmerken stedelijke laag behoort het plangebied tot de 'Woonwijken 1955 - nu'. In figuur 3.3 is een fragment van de gebiedskenmerkenkaart stedelijke laag van de Omgevingsvisie Overijssel weergegeven.
Figuur 3.3: stedelijke laag, omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken,wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. Als ontwikkelingen plaats vinden de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar.
Als ontwikkelingen plaats vinden in de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop en nieuwbouw van een bestaand zwembad in Rijssen. Bij de herontwikkeling wordt aandacht geschonken aan de architectuur van het zwembad. Ook wordt er rekening gehouden met de naastgelegen gronden die behoren tot het Natuurnetwerk Nederland. Geconcludeerd kan worden dat het voornemen niet in strijd is met de uitgangspunten van de 'woonwijken 1955 - nu'.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Op 10 februari 2012 heeft de gemeenteraad van Rijssen-Holten de structuurvisie voor de gmeeente Rijssen-Holten vastgesteld.
De structuurvisie voor de gemeente Rijssen-Holten kent een plantermijn van ongeveer 10 jaar, tot 2020 met een doorkijk naar 2030. De structuurvisie is een visie met een korte termijnplanning, met een actualisatie van het bestaande beleid en met afgestemd nieuw beleid. Daarnaast biedt de structuurvisie tevens een doorkijk naar de langere termijn, om transformaties voor de langere termijn nu al in te kunnen zetten.
Het doel van deze structuurvisie is het behouden en versterken van de eigen economische kracht van de gemeente Rijssen-Holten, het bundelen van verstedelijking, het veiligstellen van de groene ruimte en het bereiken van een goede ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. De gemeente Rijssen-Holten heeft ambities opgesteld op het gebied van duurzaamheid en kwaliteit, ruimtelijke kwaliteit, transformatie en de SER-ladder.
Duurzaamheid
Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Kerngedachte is dat duurzaamheid concreet wordt in een gebied door verschillende kwaliteiten te verenigen, op een zodanige manier dat ze elkaar versterken.
Ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt wat voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Hoewel het met de gemeente goed gaat is er op het gebied van ruimtelijke kwaliteit nog een flinke slag te slaan, het algemeen ruimtelijk beeld laat soms aan kwaliteit te wensen over.
Transformatie
Transformatie is een geleidelijk proces van functieverandering wat zich uitdrukt door een gewijzigd ruimtelijk beeld.
SER-ladder
De herontwikkeling van zwembad De Koerbelt past binnen de doelstelling van de Structuurvisie gemeente Rijssen-Holten 2010-2020 en doorkijk naar 2030. Uit recent onderzoek is gebleken dat vervangende nieuwbouw van het binnenbad van zwembad De Koerbelt op korte termijn noodzakelijk is. Het project betreft enkel de sloop en nieuwbouw van het zwembad waarbij rekening wordt gehouden met het omliggende Natuurnetwerk Nederland. Met betrekking tot het nieuwe zwembad speelt duurzaamheid een belangrijke rol. Binnen dit project komt duurzaamheid in drie thema’s tot uiting: milieu, sociaal en economie. Binnen het thema milieu zijn de eerder geformuleerde uitgangspunten in het variantenonderzoek op dit vlak door het ontwerpteam opgepakt. Zo zijn de mogelijkheden voor een energieneutraal zwembad bekeken door het toepassen van onder andere zonnepanelen en gebruik te maken van energiezuinige apparatuur. Een ander speerpunt is een circulair gebouwd zwembad; gebruik maken van materialen die maximaal herbruikbaar zijn wanneer dit zwembad in de verre toekomst vervangen moet worden. Ook de mogelijkheden hierbinnen zijn bekeken binnen het ontwerpteam en worden in de vervolgfase verder uitgewerkt.
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Rijssen-Holten 2010-2020 en doorkijk naar 2030.
In de Strategische visie 2010-2030 is vastgelegd in welke richting de gemeente zich wil ontwikkelen. De gemeente kan niet alles zelf ontwikkelen, uitvoering ligt in handen van partners en de inwoners. De gemeente neemt de rol van regisseur op zich. In september 2015 is de Strategische visie gemeente Rijssen-Holten 2010-2030 geactualiseerd. De ontwikkelingsrichting is gebaseerd op 3 pijlers:
De kernen van Rijssen-Holten hebben een eigen identiteit. Door die te erkennen, te koesteren en te versterken krijgt onze gemeente meer uitstraling naar buiten. De kern Rijssen en de kern Holten met zijn buurtschappen hebben hun eigen sterke punten. Die ondersteunen en stimuleren we.
Rijssen-Holten is een aantrekkelijke vestigingsplaats voor het bedrijfsleven. Het ondernemerschap zit bij veel inwoners in de genen en het is er goed wonen en werken. De gemeente steunt en stimuleert het ondernemende klimaat en is ook zelf actief in het benutten van kansen.
Modern noaberschap betekent dat we als inwoners van Rijssen-Holten voor elkaar zorgen. We zijn trots op de samenhang die inwoners ervaren in onze gemeente. Om dat te behouden en te versterken heeft dit gevolgen voor de inwoners en het bestuur. Hierbij kunnen we denken aan sociaal ondernemerschap en aan een aanpak waarin de wensen en mogelijkheden van de wijk centraal staan.
Cultuur en sport zijn in de gemeente Rijssen-Holten in beginsel een zaak van het particulier initiatief. De gemeente zorgt echter voor de basisvoorzieningen en heeft een voorwaardenscheppende rol. Omdat cultuur en sport mensen met elkaar verbinden, dragen zij bij aan modern noaberschap.
Op het gebied van sport stimuleert de gemeente Rijssen-Holten de breedtesport. Een samenleving met gezonde inwoners is vitaler, gelukkiger en goedkoper. Daarom zorgt de gemeente Rijssen-Holten voor de bouw en aanleg van basisvoorzieningen als sporthallen en trainings- en wedstrijdvelden. Deze voorzieningen zijn voor meerdere doelen te gebruiken, waardoor ze zo intensief mogelijk worden benut. De herontwikkeling van zwembad De Koerbelt past binnen de doelstellingen van de Strategische visie gemeente Rijssen-Holten 2010-2030 en levert concreet een bijdrage aan de sport en cultuur en het verbinden van elkaar (modern noaberschap).
Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad van Rijssen-Holten de Duurzaamheidsvisie 2016-2019 vastgesteld. Het beleid is gericht op de duurzame ontwikkeling van Rijssen-Holten. Gewerkt wordt vanuit de volgende visie en missie:
Visie
Duurzaam, samen, sterker! Rijssen-Holten ontwikkelt zich als een gemeente waar duurzaamheid een onderdeel is van het afwegingskader. Voor welk vraagstuk of uitdaging ze ook staat, de rekening wordt voor zover dat binnen de reële mogelijkheden van de gemeente Rijssen-Holten ligt, niet doorgeschoven naar een andere plaats of volgende generatie.
Missie
Rijssen-Holten ziet in duurzaamheid een grote kans om samen met inwoners, bedrijven en partners werkgelegenheid en betaalbaar wonen te realiseren en tevens te waarborgen dat ook toekomstige generaties in hun behoeften kunnen voorzien.
Met de duurzaamheidsvisie wil Gemeente Rijssen-Holten voor een langere periode richting geven aan het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid en in ieder geval voor de komende 4 jaar (2016-2019) invulling geven aan de verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te gaan met mens en milieu. De duurzaamheidsvisie geeft duidelijkheid over de gemeentelijke duurzaamheidstaken en hoe deze worden ingevuld. Hiernaast vormt de duurzaamheidsvisie een richtinggevend kader voor de integratie van milieuthema’s in andere beleidsvelden (de externe integratie).
Zoals in paragraaf 2.3 reeds is beschreven speelt duurzaamheid een belangrijke rol bij de herontwikkeling van zwembad De Koerbelt. Daarbij maakt de gemeente Rijssen-Holten onderscheid in de thema's milieu, sociaal en economie. Op het gebied van duurzaamheid is het uitgangspunt voor het zwembad dat het een energieneutraal gebouw wordt, zonder gasaansluiting. Daarnaast worden de mogelijkheden tot circulair bouwen onderzocht. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de Duurzaamheidsvisie 2016-2019.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Het voorliggende plan voorziet in de herontwikkeling van zwembad De Koerbelt. Het voornemen bestaat om het bestaande zwembad te slopen en te vervangen door een nieuw zwembad. De beoogde activiteit wordt in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Het onderhavige project wordt niet gezien als een m.e.r.- plichtige activiteit omdat deze pas geldt bij gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden, waar het onderhavige project ruimschoots onder blijft. Het milieubelang is in dit bestemmingsplan zorgvuldig afgewogen in de plantoelichting.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen en dat belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten. Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen en heeft ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de omgeving, waardoor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is.
Per 16 mei 2017 is een aanmeldnotitie nodig wanneer sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarden blijven (en daarmee niet planMER-plichtig zijn). Er is geen ondergrens wat betreft het plan zelf, dus ook bij de ontwikkeling van onderhavig plan.
Onderhavig plan heeft betrekking op een bestaande en bestemde functie. Het bestemmingsplan maakt enkel de wijziging van het bouwvlak mogelijk waardoor een m.e.r. beoordeling niet noodzakelijk is. Het milieubelang van de voorgenomen ontwikkeling is in dit bestemmingsplan voldoende afgewogen. Geconcludeerd kan worden dat er als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Het plangebied is gelegen aan de zuidkant van de kern Rijssen en maakt onderdeel uit van sportcomplex De Koerbelt. Gelet op de verscheidenheid aan functies in de omgeving van het plangebied (recreatie, sportvoorzieningen, verblijfsrecreatie en woningen) kan geconcludeerd worden dat het plangebied aangemerkt kan worden als omgevingstype 'gemengd gebied'.
Op grond van bedrijven en milieuzonering dient bij het realiseren van een nieuwe bestemming gekeken te worden of de nieuwe functie past in de omgeving (externe werking) en of de omgeving de nieuwe functie toelaat (interne werking).
Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
In voorliggend geval wordt een bestaand zwembad gesloopt en vervangen door een nieuw zwembad. Op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behoort een niet overdekt zwembad tot milieucategorie 4.1. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' geldt een richtafstand van 100 meter in verband met het aspect geluid. Voor een overdekt zwembad geldt milieucategorie 3.1 waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt voor het omgevingstype 'gemengd gebied'.
De afstand van de grens van de milieubelastende bestemming 'Recreatie' tot aan de dichtsbijzijnde gevel van de woning aan de Kruisweg bedraagt 45 meter. De afstand van het nieuwe overdekte zwembad tot aan de dichtsbijzijnde gevel van de woning aan de Kruisweg bedraagt ten minste 90 meter. De afstand van het nieuwe niet overdekte zwembad tot aan de dichtsbijzijnde gevel van een woning aan de Kruisweg bedraagt ten minste 125 meter.
Onderhavig plan heeft enkel betrekking op de sloop en nieuwbouw van het zwembad. Er vindt geen bestemmingswijziging plaats die een milieugevoeligere bestemming mogelijk maakt. In de huidige situatie is er reeds een zwembad aanwezig. De afstand tussen het overdekte en niet overdekte zwembad en de woningen aan de Kruisweg wordt ten opzichte van de bestaande situatie niet verminderd. Gelet op de afstand van het bouwvlak van het overdekte zwembad en de situering van het niet overdekte zwembad tot aan de dichtsbijzijnde gevel van de woningen aan de Kruisweg, kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat met zich mee brengt.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving of dat de ontwikkeling leidt tot belemmering in de bedrijfsvoering van de bestaande functies.
Een zwembad wordt niet aangemerkt als milieugevoelig object. Het zwembad ondervindt derhalve geen hinder van bestaande functies in de omgeving. Tevens moet worden opgemerkt dat onderhavig plan enkel betrekking heeft op de sloop en nieuwbouw van zwembad De Koerbelt. Er wordt geen nieuwe milieugevoelige functie mogelijk gemaakt.
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Door Kruse Milieu is een verkennend bodemonderzoek (projectcode 19053516, d.d. 15 oktober 2019) uitgevoerd om de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem in het plangebied te onderzoeken. De bodem is onderzocht op een terreindeel ter grootte van circa 4.200 m2 aan de Arend Baanstraat 105 te Rijssen. Het verkennend bodemonderzoek is verricht op de volgende terreindelen:
Het bodemonderzoek is als Bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Hieronder worden de resultaten weergegeven.
Resultaten veldwerk
In totaal zijn handmatig 15 inspectiegaten gegraven, waarvan er 4 zijn doorgeboord tot 2.0 mmv. Omdat het grondwater lager staat dan 5.0 m-mv is het grondwateronderzoek komen te vervallen. Gebleken is dat de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn zand. Zintuiglijk zijn plaatselijk bodemvreemde materiaal waargenomen. Visueel zijn alleen asbestverdachte materialen waargenomen in de bovengrond van inspectiegat 23. Bij de opslag van chloorbleekloog en zwavelzuur zijn geen waarnemingen gedaan, die duiden op een verontreiniging.
Resultaten analyses
Op basis van de resultaten van de analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
Bovengrondse opslag chloorbleekloog en zwavelzuur, deellocatie A
Overig terreindeel:
Conclusies en aanbevelingen
De bovengrond BG I, BG II en de ondergrond zijn niet verontreinigd. De bovengrondse opslag van chloorbleekloog en zwavelzuur (deellocatie A) heeft geen aantoonbare negatieve invloed gehad op de bodemkwaliteit; A - BG is niet verontreinigd met chloride.
De mengmonsters van de fijne fractie zijn niet asbesthoudend. Inspectiegat 23 is asbesthoudend; het gewogen asbestgehalte is ruim lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek. Geadviseerd wordt alert te blijven op asbestnesten.
Slotconclusie
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien geen verontreinigingen zijn aangetoond. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (recreatie).
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Als gevolg van onderhavig plan worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder gerealiseerd. Daarmee is er geen sprake van belemmeringen door weg- en/of spoorweglawaai. Er is daarnaast geen sprake van een gezondeerd industrieterrein. Daarmee is ook geen sprake van belemmeringen vanuit het aspect industrielawaai en de Wet geluidhinder.
Wel moet worden opgemerkt dat een zwembad aangemerkt kan worden als geluidbelastende functie. De geluidbelasting is enerzijds hoorbaar in de vorm van stemgeluid van personen (met name in het buitenbad) en anderzijds geluidemissie als gevolg van het parkeerterrein en geluid van nieuwe installaties ten behoeve van het zwembad.
Met betrekking tot het stemgeluid van het buitenbad wordt verwezen naar paragraaf 4.2. Op grond van bedrijven en milieuzonering geldt voor een niet overdekt zwembad in het omgevingstype 'gemengd gebied' een richtafstand van 100 meter in verband met het aspect geluid. De afstand van het niet overdekte zwembad tot aan de dichtsbijzijnde woningen aan de Kruisweg bedraagt meer dan 100 meter waardoor voldaan wordt aan de richtafstand die geldt op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering.
Ten behoeve van de geluidemissie van het parkeerterrein behorend bij het zwembad moet worden opgemerkt dat de afstand van het parkeerterrein ten opzichte van de woningen aan de Kruisweg nauwelijks verkleind wordt ten opzichte van de huidige situatie. Op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering geldt voor een autoparkeerterrein een richtafstand van 10 meter voor het omgevingstype 'gemengd gebied'. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.
Voor wat betreft installaties ten behoeve van het zwembad moet worden opgemerkt dat de Wet milieubeheer en de Wabo eisen dat milieuregels voldoen aan de 'Best Beschikbare Technieken' (BBT). Het begrip Best Beschikbare Technieken staat voor de meest doeltreffende methoden die technisch en economisch haalbaar zijn, om emissies (bijvoorbeeld geluidemissie) en andere nadelige gevolgen voor het milieu van een bedrijf/inrichting te voorkomen.
Op grond van bovenstaande kan derhalve geconcludeerd worden dat het aspect 'geluid' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Onderhavig plan heeft betrekking op de realisatie van een nieuw zwembad op sportcomplex De Koerbelt. In de Regeling NIBM ist een lijst met categorieën opgenomen van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van onderhavig project kan geconcludeerd worden dat het plan ruimschoots onder de 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer blijft. Om dit aan te tonen wordt gebruik gemaakt van een worst-case scenario waarbij het aantal extra verkeersbewegingen als gevolg van het plan 500 bedraagt. Het aandeel vrachtverkeer is 2%. De berekening is in figuur 4.2 weergegeven.
Figuur 4.2: Worst-case berekening voor bijdrage van extra verkeer (bron: infomil.nl)
Uit deze berekening volgt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig. Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt bovendien dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Toets
Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl).
Uit de inventarisatie blijkt dat zwembad De Koerbelt is aangemerkt met aanduiding 'overig'. Deze categorie bevat bedrijven of inrichtingen met gevaarlijke stoffen die niet als aparte categorie zijn benoemd. Onderhavig bestemmingsplan maakt enkel de nieuwbouw van zwembad De Koerbelt mogelijk. Er wordt geen nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk gemaakt. Daarnaast geldt dat het plangebied:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de SVIR en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Waterbeheerplan 2016-2021
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Gemeentelijk waterbeleid
Op basis van de gemeentelijke Watervisie is het streefbeeld voor de kern Hoog Rijssen nog meer het laten infiltreren van regenwater, waardoor ook weer in de stad natuurlijke kwelsystemen (zoals bij de Weijerd en de wellen in de Molenbeek en bij Hagslagen/de Steeg) gaan functioneren en dit schone kwelwater gebruikt kan worden voor de voeding van vijvers en de doorspoeling van het stedelijk watersysteem. In hoog Rijssen wordt vanwege het ontbreken van voldoende openbare ruimte al veel water geïnfiltreerd in IT stelsels, kratten, lavavelden en diepinfiltraties.
De gemeente Rijssen-Holten heeft vanuit haar rol als rioleringbeheerder beleid opgesteld ten aanzien van riolering. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met de Waterschappen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen. Naar aanleiding van de wateroverlast van 2002 en 2003 heeft de gemeente het beleid geformuleerd dat in geval van inbreidingslocaties het water in het gebied moet blijven. Dit houdt in dat het hemelwater op de locatie geïnfiltreerd moet worden.
Het uitgangspunt bij binnenstedelijke herontwikkelingen is dat per m2 afvoerend verhard oppervlak 30 mm statische berging gerealiseerd wordt. Indien niet voldaan kan worden aan de genoemde afkoppelnorm dient een bijdrage van € 26,-/m2 bijgedragen te worden ten gunste van het gemeentelijk rioleringsfonds. De financiële bijdrage van €26,-/m2 is van toepassing voor het totaal van alle m2 afvoerend verhard oppervlak.
Watertoetsproces
Op 1 oktober 2019 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie bijlage 4. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van toepassing is.
Het plangebied maakt op grond van de Watervisie van de gemeente Rijssen-Holten deel uit van Hoog Rijssen. In hoog Rijssen wordt vanwege het ontbreken van voldoende openbare ruimte al veel water geïnfiltreerd in IT stelsels, kratten, lavavelden en diepinfiltraties.
De gemeente Rijssen-Holten is zelf eigenaar van de gronden in het plangebied. De gemeente Rijssen-Holten dient zelf zorg te dragen voor de noodzakelijke waterberging in het plangebied. Het aspect 'water' vormt derhalve geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toetsing
Het voornemen is om het bestaande zwembad aan de Arend Baanstraat 105 te Rijssen te vervangen door een nieuw zwembad. Ook zal de buitenruimte heringericht worden. Omdat een overtreding van de Wet natuurbescherming als gevolg van de voorgenomen activiteiten op voorhand niet kan worden uitgesloten, is Natuurbank Overijssel gevraagd om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld te brengen. De resultaten zijn verwerkt in de Quickscan natuurwaardenonderzoek (projectnummer 1977, versie 1.0, d.d. 13 augustus 2019) en opgenomen in Bijlage 5 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Hieronder worden de belangrijkste resultaten weergegeven.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Gronden die tot het NNN behoren liggen op minimaal 5 meter afstand van het plangebied. In onderstaande figuur 4.4 is de ligging van het Natuurnetwerk Nederland in de omgeving van het plangebied weergegeven.
Figuur 4.4: Ligging plangebied t.o.v. Natuurnetwerk Nederland (bron: Atlas van Overijssel)
De invloedssfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal. De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op beschermd (natuur)gebied. Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties.
Natura 2000-gebied
Het plangebied behoort niet tot Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op minimaal 1,3 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Borkeld. In figuur 4.5 is de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied weergegeven.
Figuur 4.5: Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000-gebied (bron: Atlas van Overijssel)
De invloedssfeer van de voorgenomen activiteiten is hoofdzakelijk lokaal. Mogelijk zijn tijdens de uitvoering van de voorgenomen activiteiten stof, geluid en trillingen waarneembaar direct buiten het plangebied, maar deze effecten zijn incidenteel en kortstondig en hebben geen negatief effect op Natura 2000-gebied.
Het aantal verkeersbewegingen van en naar het zwembad hoeft niet toe te nemen als gevolg van de exploitatie van het nieuwe zwembad en het is onbekend of er een toename of juist afname van uitstoot NOx zal optreden in de nieuwe situatie als gevolg van het verwarmen van het nieuwe bad. Ook is het onduidelijk of de emissie van NOx en NH3, als gevolg van de sloop en bouw van het nieuwe bad zal leiden tot een verhoging van de depositie NOx/NH3 op verzuringsgevoelige natuur in Natura2000-gebied. Om dit te onderzoeken is door Natuurbank Overijssel een AERIUS-berekening uitgevoerd (projectnummer 2287, versie 1.0, d.d. 11 december 2019), zie Bijlage 6. De resultaten worden hieronder weergegeven.
Om het effect van de emissie van NOx en NH3, als gevolg van de voorgenomen activiteiten, op verzuringsgevoelige Habitattypen te kunnen berekenen wordt gebruik gemaakt van het computerprogramma Aerius Caluculator (www.aerius.nl), versie september 2019. AERIUS Calculator rekent op basis van het Operationele Prioritaire Stoffen model (OPS versie 4.5.2.1) van het RIVM en standaard rekenmethode 2 (SRM2) uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. In de stikstofberekening voor het plangebied, dient het effect van de Ontwikkelfase in beeld gebracht te worden. Omdat de gebruiksfase niet leidt tot een toename van het aantal verkeersbewegingen of een toename van het verbruik van aardgas, hoeft de gebruiksfase niet in beeld gebacht te worden. De emissie NOX gedurende de gebruiksfase is gelijk aan het huidige gebruik (dus voor de uitbreiding van bebouwing).
Tot de ontwikkelfase behoren alle activiteiten die uitgevoerd worden om tot het wenselijke eindbeeld te komen. Stikstof (Stikstofoxiden als NOx en NO2) komt vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen. Emissiebronnen die ammoniak uitstoten zijn niet aanwezig in het plangebied tijdens de ontwikkelfase. Tot de emissiebronnen die meegenomen worden bij de berekening van de stikstofemissie tijdens de ontwikkelfase horen:
Voor het berekenen van de hoeveelheid fossiele brandstof die verbruikt wordt in het plangebied zijn aannames gemaakt voor de inzet van mobiele graafwerktuigen (kraan, tractor en vrachtwagen) en het leveren van bouwmaterialen. Deze aannames zijn tot stand gekomen op basis van ‘expert-judgement’ en ervaring met soortgelijke projecten. De kengetallen zijn in paragraaf 5.3 van Bijlage 6 opgenomen. De resultaten van de berekening worden hieronder weergegeven.
Rekenresultaten ontwikkelfase
Er wordt niet gewerkt met een referentiesituatie in een verschilberekening. Feitelijk kan het gasverbruik en de vermindering van het aantal verkeersbewegingen, omdat het zwembad gesloten is, in mindering gebracht worden. Dit wordt in deze berekening buiten beschouwing gelaten.
Gedurende de ontwikkelfase vindt er een emissie plaats van 13,7 kg stikstof per jaar.
aspect | Emissie NOx (kg/jaar) |
inzet kraan voor sloop | 1,1 |
inzet kraan bouwrijp maken en afwerken bouwplaats | 6,8 |
verkeer: lichte voertuigen (auto's en busjes) | 0,4 |
middelzware vrachtwagen | 0,1 |
zware vrachtwagen | 0,8 |
bronbemaling | 2,7 |
telescoopkraan | 1,8 |
Totaal | 13,7 |
Deze emissie leidt niet tot een toename van depositie NOx in een Natura 2000-gebied.
Rekenresultaten gebruiksfase
Het gebruik van het nieuwe zwembad leidt tot een afname van emissie van NOx en is daarom niet meegenomen in de berekening.
Conclusie
Uit een berekening met behulp van Aerius Calculator is gebleken dat tijdens de totale ontwikkelfase 13,7 kg NOx wordt uitgestoten als gevolg van de inzet van machines en transport. Deze emissie leidt niet tot een toename van depositie NOx in Natura2000-gebied. Er hoeft geen passende beoordeling uitgevoerd te worden.
Soortenbescherming
In het kader van het natuurwaardenonderzoek is het plangebied op 26 juni 2019 tijdens de daglichtperiode (middag) bezocht. Het onderzoeksgebied is te voet onderzocht op de aanwezigheid en potentiële aanwezigheid van beschermde flora- en faunawaarden.
De voorgenomen activiteiten worden gezien als 'ruimtelijke ontwikkeling' Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten' geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden, verwonden en het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingsplaats', als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden of om opzettelijk rust- en voortplantingsplaats te mogen beschadigen en te vernielen.
Het plangebied behoort vermoedelijk tot functioneel leefgebied van verschillende vogel-, amfibieën-, vleermuis- en grondgebonden zoogdiersoorten. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied als foerageergebied en mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en/of voortplantingsplaats, bezetten sommige amfibieën er een (winter)rustplaats, nestelen er vogels in de bebouwing en beplanting en bezetten vleermuizen een verblijfplaats in de bebouwing.
In het plangebied nestelen alleen vogelsoorten waarvan uitsluitend het bezette nest beschermd is, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Werkzaamheden waarbij vogelnesten beschadigd of vernield worden dienen uitgevoerd te worden buiten de voortplantingsperiode.
Voor de beschermde grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten, die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden en verwonden' en het 'beschadigen en vernielen van rust- en/of voortplantingslocaties'. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. De bebouwing lijkt geschikt als verblijfplaats van vleermuizen en op basis van het uitgevoerde onderzoek kan de aanwezigheid van een verblijfplaats van vleermuizen niet uitgesloten worden. Vleermuizen en hun verblijfplaatsen zijn beschermd en mogen alleen met een ontheffing van de verbodsbepalingen negatief beïnvloed worden. Om de functie en betekenis van de bebouwing voor vleermuizen in beeld te krijgen, dient aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden conform het vleermuisprotocol. De functie van het plangebied als foerageergebied voor de in het plangebied voorkomende beschermde diersoorten, wordt niet aangetast als gevolg van de voorgenomen activiteiten.
Op basis van het uitgevoerde natuurwaardenonderzoek kunnen de volledige wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten niet inzichtelijk gemaakt worden. In het kader van dit bestemmingsplan wordt er een aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen uitgevoerd. Met betrekking tot de stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling kan geconcludeerd worden dat de emissie als gevolg van het plan niet leidt tot een toename van depositie NOx in Natura2000-gebied. Er hoeft geen passende beoordeling uitgevoerd te worden.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
Voor het gehele grondgebied van de gemeente Rijssen-Holten is een archeologische inventarisatie uitgevoerd en vervolgens een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. Op grond van deze archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart zijn in de regels van het vigerende bestemmingsplan nadere regels opgenomen ter bescherming van de voorkomende zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting.
Voor het overgrote deel van plangebied zijn geen nadere regels gesteld ten aanzien van de bescherming van archeologische waarden. Voor een klein deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'. Voor deze gronden geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden indien er bouwwerken of werkzaamheden uitgevoerd worden over een oppervlakte van 250 m2 of meer en de uit te voeren werkzaamheden en diepte hebben van meer dan 0,5 meter onder peil.
De vervangende nieuwbouw van het zwembad vindt grotendeels plaats op de gronden waarvoor geen nadere regels zijn gesteld ten aanzien van de bescherming van de archeologische waarden. De grens van 250 m2 wordt daarbij niet overschreden waardoor gesteld kan worden dat het aspect 'archeologie' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van provincie Overijssel kan worden afgeleid dat binnen het plangebied geen cultuurhistorische. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
Het plangebied aan de Arend Baanstraat 105 grenst aan de N752/Markeloseweg. Dit is een provinciale ontsluitingsweg richting het centrum van Rijssen en Noord Nederland. Hoewel het plangebied grenst aan de Markeloseweg, is er geen directe verbinding met de Markeloseweg vanaf het plangebied. De locatie wordt ontsloten door de Arend Baanstraat. Op de Arend Baanstraat geldt een maximum snelheid van 50 km per uur waarbij fietsers op de rijbaan rijden. De Kruisweg geldt als verbindingsweg tussen de Arend Baanstraat en de Markeloseweg. De grootste verkeersbewegingen vinden plaats aan de noordzijde van de locatie ter plaatse van de rotonde ter hoogte van de Kruisweg en de Arend Baanstraat. Vanuit het centrum van Rijssen is de locatie eveneens via de Arend Baanstraat bereikbaar. De dichtsbijzijnde OV-verbinding is bushalte Medisch Centrum Rijssen dat op circa 15 minuten loopafstand van het plangebied ligt.
In de huidige situatie hebben automobilisten drie mogelijkheden om te parkeren:
In onderstaande figuur 4.6 is de ontsluiting van het plangebied en de ligging van de parkeerplaatsen weergegeven.
Figuur 4.6: Ontsluiting en parkeren huidige situatie (bron: gemeente Rijssen-Holten)
Door Goudappel Coffeng is een onderzoek verricht naar de huidige situatie met betrekking tot het parkeren en naar de toekomstige parkeerbehoefte. Het onderzoek van Goudappel Coffeng is als Bijlage 7 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.
Met behulp van ervaringscijfers van Goudappel Coffeng, welke als achtergrond dienen bij de landelijk te hanteren kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie, is de parkeervraag berekend. Met behulp van de ervaringscijfers en de bezoekersaantallen (uitgangspunt 2018) is door Goudappel Coffeng een inschatting gemaakt van de huidige parkeervraag op de gemiddelde, maatgevende en piekdag in het zomer- en winterseizoen. In tabel 2.3 van Bijlage 7 is de huidige parkeervraag op basis van de huidige bezoekersaantallen weergegeven. Voor de zomerperiode bedraagt de parkeervraag op een gemiddelde dag 81 parkeerplaatsen, op een maatgevende dag 210 parkeerplaatsen en op een piekdag 294 parkeerplaatsen. In de winterperiode bedraagt de parkeervraag op een gemiddelde dag 12 parkeerplaatsen, op een maatgevende dag 18 parkeerplaatsen en op een piekdag 25 parkeerplaatsen. Tevens is door Goudappel Coffeng een parkeerdrukmeting uitgevoerd. De resultaten van dat onderzoek zijn in Bijlage 8 opgenomen.
Daarbij moet worden opgemerkt dat piekdagen in de zomerperiode in principe op iedere dag van de week kan plaatsvinden. Wel is zichtbaar dat het aantal bezoekers in weekenddagen over het algemeen lager ligt dan op doordeweekse dagen. De verschillen in bezoekersaantallen over de dagen van de week tussen de zomer- en de winterperiode zijn beperkt. De resultaten zijn vergelijkbaar met elkaar. De meeste bezoekers zijn op woensdag aanwezig. Dit is zowel in de zomer- als in de winterperiode de maatgevende dag van de week. In het weekend zijn de bezoekersaantallen relatief beperkt.
In de huidige situatie zijn op het terrein van het zwembad 61 parkeerplaatsen aanwezig. Deze parkeercapaciteit is voldoende om de parkeervraag tijdens de winterperiode (september tot en met april) te faciliteren. In de zomermaanden (mei tot en met augustus) is de parkeercapaciteit in circa 50% van de dagen voldoende om de parkeervraag op eigen terrein te faciliteren. Daarbuiten wordt gebruik gemaakt van de parkeercapaciteit in de omgeving, bijvoorbeeld langs de Arend Baanstraat, waarlangs ruim 70 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. De overige verenigingen hebben juist in juni, juli en augustus minder activiteiten door een zomerstop. Daarnaast zijn deze functies hoofdzakelijk in de weekenddagen actief. Dit zijn juist de dagen waarop het zwembad relatief lage bezoekersaantallen kent. Buiten het terrein van het zwembad zijn op het sportpark circa 333 parkeerplaatsen beschikbaar op een maximale loopafstand van circa 250 meter. In CROW publicatie 317 zijn ter indicatie acceptabele loopafstanden opgenomen. De acceptatie van de loopafstanden kent grote marges. Deze worden onder andere veroorzaakt door:
Zoals reeds is beschreven heeft dit bestemmingsplan betrekking op de sloop en vervangende nieuwbouw van het zwembad. Op grond van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' van de CROW kan de verkeersgeneratie en de parkeernormen voor een ontwikkeling bepaald worden.
Met betrekking tot het parkeren heeft de gemeente Rijssen-Holten de 'Nota Parkeernormen 2018' opgesteld. Het plangebied wordt op grond van de parkeernota aangemerkt als 'stedelijkheidszone 'rest bebouwde kom' en amtig stedelijk.
Verkeer
Op grond van de kencijfers van de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' wordt de verkeersgeneratie voor een zwembad bepaald aan de hand van de oppervlakte van het bassin. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in een openlucht zwembad en een overdekt zwembad.
In de huidige situatie heeft het openlucht zwembad een recreatiebad met een bassinoppervlak van 1.200 m2 en een wedstrijdbad van 1.000 m2. Het overdekte zwembad heeft een wedstrijdbad van 375 m2, een recreatiebad van 200 m2, een peuterbad van 26 m2 en een whirlpool van 8 m2. Gezamenlijk hebben deze binnenzwembaden een bassinoppervlak van 609 m2.
In de toekomste situatie wordt het recreatiebad buiten gesloopt en wordt het wedstrijdbad gerenoveerd. Dat betekent dat er een afname plaatsvindt van 1.200 m2 aan bassinoppervlak voor het buitenzwembad. Het binnenbad heeft in de toekomstige situatie een wedstrijdbad met een bassin van 525 m2, een recreatiebad van 260 m2, een peuterbad van 30 m2 en een whirlpool van 8 m2. Gezamenlijk heeft het binnenbad een bassinoppervlak van 823 m2. De toename van het bassinoppervlak van het binnenzwembad bedraagt 214 m2.
Op grond van de CROW-normen geldt voor een overdekt zwembad een verkeersgeneratie van 31,5 verkeersbewegingen per 100 m2 bassin per weekdagetmaal. Voor een openlucht zwembad geldt een verkeersgeneratie van 14,2 verkeersbewegingen per 100 m2 bassin per weekdagetmaal.
In onderstaande tabel wordt de verkeersgeneratie van het huidige zwembad en het toekomstige zwembad weergegeven.
Op basis van de CROW-normen die gelden voor een overdekt- en openlucht zwembad kan geconcludeerd worden dat de verkeersgeneratie als gevolg van onderhavig plan afneemt. Daarbij moet de opmerking worden gemaakt dat deze afname enkel geldt ten opzichte van het openlucht zwembad (buiten). De verkeersgeneratie als gevolg van het overdekte zwembad neemt met circa 68 verkeersbewegingen toe. Deze toename kan - gelet op de ligging van het plangebied en de aanwezige infrastructuur - eenvoudig afgewikkeld worden via de bestaande wegen. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het aspect 'verkeer' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Parkeren
Het toekomstige aantal parkeerplaatsen is aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen te bepalen. Voor de gemeentelijke parkeernormering van Rijssen-Holten wordt uitgegaan van het gemiddelde parkeercijfer van het CROW. De parkeernormen zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2018' van de gemeente Rijssen-Holten.
Op grond van de 'Nota Parkeernormen 2018' geldt dat het plangebied is gelegen in de stedelijkheidszone 'rest bebouwde kom'. De parkeernormen voor zwembad de Koerbelt zijn:
Het nieuwe binnenbad heeft een bassinoppervlakte van 823 m2. Dit is inclusief het peuterbad en de skimout van de glijbaan. Het buitenbad heeft een bassinoppervlakte van 1.000 m2. Dit is exclusief het spraypark, gezien dit geen bassin betreft. Uitgaande van de parkeernormen dienen onderstaande aantal parkeerplaatsen aanwezig te zijn:
Tevens is door Goudappel Coffeng een onderzoek uitgevoerd naar het parkeren als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling (kenmerk 003120.20181116.N1.02, d.d. 4 december 2018). Deze rapportage is als Bijlage 7 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Hieronder worden de belangrijkste resultaten beschreven.
Het effect op de parkeervraag voor het zwembad wordt beredeneerd vanuit de huidige situatie. De sloop van het buitenzwembad in combinatie met de renovatie van het andere buitenbad zal per saldo naar verwachting niet leiden tot hogere bezoekersaantalle gedurende de zomerperiode. Netto gezien verdwijnen er namelijk meer functies dan er bijkomen, waardoor er geen reden is om extra toeloop van bezoekers te verwachten. Bezoekers komen in de basis voor de zwemfaciliteiten en maken daarbij gebruik van de ligweide. De omvang van de ligweide is daarom niet leidend in het te verwachten aantal bezoekers.
Parkeervraag buitenbad
Het aantal bezoekers bedraagt op de maatgevende dag circa 2.000 en op de piekdag circa 3.000. De parkeervraag in de zomerperiode blijft voor de maatgevende dag alsmede de piekdag respectievelijk circa 200 tot 300 auto's (zie tabel 2.3 uit Bijlage 7). Dit kan worden gefaciliteerd op het bestaande sportpark, conform de huidige situatie, door gebruik te maken van de parkeerplaatsen op het sportpark omdat er, zoals geconstateerd in het rapport van Goudappel Coffeng, minder activiteiten zijn bij de overige functies in het gebied.
Parkeervraag binnenbad
Uitbreiding van het bassin van het binnenbad zal, in theorie, leiden tot een hoger aantal bezoekers in de winterperiode. De omvang van de uitbreiding van 214 m2 bassinoppervlak bedraagt circa 26% extra ten opzichte van de reeds bestaande omvang van 609 m2 bassinoppervlak.
Op basis van de huidige parkeervraag op een piekdag in de winterperiode van 25 parkeerplaatsen is voor de situatie na uitbreiding met 214 m2 bassinoppervlak een parkeervraag berekend van 32 parkeerplaatsen. Daarnaast wordt gerekend met een groei van de bezoekersaantallen van circa 10%. Worst-case zal de parkeervraag hierdoor ook met 10% toenemen tot circa 36 parkeerplaatsen op de drukste dagen van de week (over het algemeen de woensdag). Deze zijn in de huidige situatie ruim aanwezig en geadviseerd wordt de huidige parkeercapaciteit in stand te laten, om zodoende ook tijdens het hoogseizoen een groot deel van de parkeervraag op eigen terrein te faciliteren.
Op basis van de analyse van Goudappel Coffeng kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
In vervolg op het voorgaande onderzoek van Goudappel Coffeng is een vervolgonderzoek uitgevoerd om het feitelijke parkeergebruik bij De Koerbelt te onderzoeken.
Naar aanleiding van het uitgevoerde parkeeronderzoek is door Goudappel Coffeng een vervolgonderzoek uitgevoerd ten aanzien van het parkeren (kenmerk 003867.20190815.R1.02, d.d. 20 september 2019). Voor dat onderzoek is in de omgeving van het sportpark alle parkeercapaciteit (aantal openbare parkeerplaatsen) in kaart gebracht en ondergebracht in kleine deelgebieden. Vervolgens is op verschillende momenten (reguliere- en piekmomenten) van de aanwezige functies (zwembad en voetbal) de parkeerbezetting op deze secties in kaart gebracht, gedurende twee woensdagen en vier zaterdagen. De rapportage is als Bijlage 8 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
Op basis van de rapportages van Goudappel Coffeng kan geconcludeerd worden dat het aspect 'parkeren' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Bestemmingen
De bestemming 'Bos' is in algemene zin bedoeld voor het binnen het plangebied gelegen bos en/of dichte beplantingsstroken, voet- en fietspaden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, infrastructurele voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden zijn tevens in de bestemming begrepen.
Dagrecreatieve voorzieningen als een kinderboerderij, het zwembad met bijbehorende parkeervoorzieningen en speel- en spelvoorzieningen zijn middels de bestemming 'Recreatie' geregeld. Binnen deze bestemming is het alleen toegestaan om gebouwen binnen het bouwvlak te bouwen.
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Zonder omgevingsvergunning is het niet mogelijk werkzaamheden uit te voeren die de grond dieper dan 50 cm beroeren. Het gaat tevens om grondwerkzaamheden die een oppervlakte groter dan 250 m2 beslaan. Gebruikelijke bewerkingen ten behoeve van tuinonderhoud kunnen dus zonder meer worden uitgevoerd. De toelaatbaarheid van een werk of werkzaamheden is afhankelijk van de voorwaarden waaraan dient te worden voldaan. Deze regeling biedt een garantie dat de archeologische waarden niet worden aangetast.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeente Rijssen-Holten is zelf eigenaar van de gronden in het plangebied waarop het bouwplan van toepassing is. Het verhalen van kosten op anderen is niet nodig, waarmee het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De gemeenteraad kan derhalve besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
De voorgenomen ontwikkeling is in regulier overleg met de provincie Overijssel besproken. De provincie heeft aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de voorgenomen ontwikkeling. Daarnaast heeft de provincie Overijssel in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie A onder 2, waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Op 1 oktober 2019 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Omwonenden
Om de directe omwonenden te informeren zijn drie inloopavonden georganiseerd. Tijdens deze drie avonden zijn de plannen voor het nieuwe zwembad gepresenteerd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 22 januari 2020 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.