Plan: | Bedrijventerrein Keizersweg-zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1742.BPHB2009001-0401 |
Door DHV is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd en vervolgens een waterstructuurplan (zie Bijlage 9) gemaakt voor het betreffende plangebied. Hierin worden de huidige en de toekomstige situatie beschreven.
Maaiveldhoogten en afwatering
De maaiveldhoogten variëren van 12,65 m +NAP in het westen (vlakbij Aaltinksweg) tot 10,79 m +NAP in het oosten van het plangebied: een hoogteverschil van bijna 2 m. Aan de zuidzijde van de Keizersweg ligt een afwateringssloot. Deze sloot watert af richting het westen en mondt uit in Peters Waterleiding die op zijn beurt uitmondt in de Oude Schipbeek. Ook is ten zuiden van het plangebied een visvijver aanwezig die met een sloot verbonden is met Peters Waterleiding.
Bodemopbouw
Uit de boringen die gedaan zijn in januari 2008, blijkt dat de eerste halve meter van de bodem bestaat uit zeer fijn, matig siltig en matig humeus slecht doorlatend zand met een K-waarde van 0,3. Daaronder bevindt zich een laag tot circa 1,5 m –mv, die bestaat uit matig fijn en matig siltig zand met een K-waarde van 1. Deze goed doorlatende laag is zwak roesthoudend en een enkele keer zelfs sterk roesthoudend.
De onderste gemeten laag, is een goed doorlatende, matig tot zeer fijne en matig siltige zandlaag met een K-waarde van 1,3.
Uitgangspunten vanuit geohydrologisch onderzoek
Op basis van het onderzoek naar de geohydrologie en de bodemopbouw kunnen de volgende uitgangspunten gehanteerd worden voor het wateradvies:
Door DHV zijn op basis van de gegevens uit het hydrologisch onderzoek, een ontwaterings- en een infiltratieadvies gemaakt.
Ontwatering
In het oostelijk deel van het plangebied (richting Aaltinksweg) is de representatieve GHG 1,00 m onder maaiveld en wordt voldaan aan de ontwateringseis. In het westelijk deel van het plangebied (richting N322) is de representatieve GHG 0,40 m onder maaiveld. Om hier te voldoen aan de ontwateringseis van 0,70 m onder maaiveld, kunnen twee maatregelen worden toegepast: draineren of ophogen.
Aan draineren zijn een aantal nadelen verbonden en daarom verdient het ophogen van het plangebied de voorkeur. Om te voldoen aan de ontwateringseis van 0,70 m onder maaiveld, moet het maaiveld minimaal opgehoogd worden tot 11,39 m +NAP.
Infiltratie
Het plangebied bestaat momenteel uit grasland. Door hier parkeerplaatsen te realiseren, zal het verhard oppervlak fors toenemen. Het waterschap wil dat het (vuile) hemelwater dat op het verhard oppervlak valt op eigen terrein wordt geborgen. In het gehele plangebied is de zandlaag onder de 0,5 m dikke toplaag goed doorlatend waardoor infiltratie goed mogelijk is. Om het hemelwater van de parkeerterreinen te zuiveren, wordt geadviseerd om wadi's aan te leggen aan de rand van het plangebied langs de watergangen.
Hemelwater
Door het waterschap Rijn en IJssel worden eisen gesteld voor hemelwater in de stedelijke omgeving. In onderhavig geval zal 3,54 hectare van het plangebied (5,1 hectare) worden verhard, wat neerkomt op 69 procent van het terrein.
De eisen die door het waterschap zijn gesteld zijn verwerkt in een inrichtingsplan voor de waterberging. Volgens dit plan zullen langs de randen van het plangebied wadi's worden aangelegd, met een overstort op Peter's waterleiding. Het hemelwater dat op de parkeerplaatsen en daken valt, zal bovengronds worden afgevoerd naar deze wadi's.
Afvalwater
Het afvalwater (of Droog Weer Afvoer: DWA) van de uitbreiding wordt apart van het hemelwater ingezameld door middel van een ondergronds, gesloten rioolsysteem.
Het waterschap Rijn en IJssel heeft aangegeven in te stemmen met de uitgangspunten in het bestemmingsplan.
Het rapport van DHV is als separate bijlage (Bijlage 9 Waterstructuurplan) bij deze toelichting gevoegd.