direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein Keizersweg-zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPHB2009001-0401

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, waar onder begrepen showrooms, kantines en andere ruimten met een representatieve uitstraling;
  • g. aan het bedrijf gebonden kantoren;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. geluidwerende voorzieningen;

met inachtneming van het volgende:

  • k. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • l. detailhandel is niet toegestaan;
  • m. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • n. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • o. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 zijn niet toegestaan;
  • p. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  • q. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, ten dienste van de bestemming, zoals bedrijfsgebouwen en nutsgebouwen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals palen, masten, verkeerstekens, luifels, erf- of perceelafscheidingen, technische installaties en reclamezuilen.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, op een afstand van ten minste 5 tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens en ten minste 3 m tot de overige perceelsgrenzen van de bij het betreffende bedrijf behorende gronden;
  • b. een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat met inachtneming van het bepaalde in Bijlage 1 Parkeernormen over voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt beschikt;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.
3.2.3 Bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 660 m³ bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van een bedrijfswoning mogen niet meer dan 6,5 m respectievelijk 10,5 m bedragen;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m respectievelijk 6 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 40 m2 bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken   Maximale bouwhoogte  
erf- of perceelsafscheidingen   2 m  
reclamezuilen   6 m  
lichtmasten, technische installaties en overige bouwwerken   12 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van bergingen, fietsenstallingen, en andere ondergeschikte dienstgebouwen buiten bouwvlakken:
    • 1. uitsluitend op gronden die direct grenzen aan gronden met de bestemming ' Groen' en achter de voorgevelrooilijn;
    • 2. tot bij elke bedrijfsvestiging een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 en

mits de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;

  • b. 3.2.2 onder a voor zover betreft de afstand van ten minste 3 m tot de overige perceelsgrenzen van de bij een bedrijf behorende gronden, ten behoeve van het bouwen tot in die perceelsgrenzen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de bereikbaarheid van en veiligheid op het betreffende perceel in geval van calamiteiten;
    • 2. de verkeersveiligheid in de omgeving van het betreffende perceel;
    • 3. de belangen en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen.
3.3.2 Afwegingskader

Een in 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 en kan worden toegestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten of die volgens Staat van Bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:

  • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
3.4.2 Afwegingskader

Een in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.