Plan: | Bedrijventerrein Holten |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1742.BPHB2009000-0401 |
Toetsingskader
Toetsing van ruimtelijke plannen aan het externe veiligheidsbeleid vindt plaats op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). In het besluit zijn milieukwaliteitseisen geformuleerd. Het besluit maakt een onderscheid tussen:
Daarnaast maakt het besluit onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het Bevi geeft een overzicht van type gebouwen en functies die onder één van deze twee categorieën valt. Samengevat kan de volgende onderverdeling gemaakt worden:
De toetsingnormen uit het Bevi zijn:
Gemeentelijke externe veiligheidsbeleid
De gemeente Rijssen-Holten heeft gemeentelijke externe veiligheidsbeleid opgesteld (Rijssen-Holten, 2006). Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's er in de gemeente Rijssen-Holten zijn en hoe met deze risico's dient te worden omgegaan. De gemeente streeft naar een beheersbare veiligheidssituatie, waarbij:
De gemeente heeft de bestaande risicovolle situaties in kaart gebracht om toekomstige ongewenste risicovolle situaties te voorkomen.
De ligging van risicovolle inrichtingen en risico's van transportassen worden in het Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS) opgenomen. De gemeente heeft een signaleringskaart opgesteld. Op deze signaleringskaart is de ligging van de risicobronnen weergegeven.
Uit deze kaart blijkt dat de externe veiligheidsrisico's zich in hoofdzaak bevinden op en in de nabijheid van de industriegebieden en de transportroutes van gevaarlijke stoffen (spoor, hoofdwegen en buisleidingen). Binnen de gemeente Rijssen-Holten zijn weinig probleemgebieden aanwezig.
Bevi-bedrijven
In en rondom het plangebied bevinden zich geen bedrijven die worden aangemerkt als inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het plan staat wel de vestiging van dergelijke bedrijven toe, mits aan bepaalde voorwaarden betreffende de ligging van de veiligheidscontour wordt voldaan. Daarbij zal de regionale brandweer om advies wordt gevraagd in verband met de verantwoording van het groepsrisico.
Routes gevaarlijke stoffen wegen
De N332 zijn geen routes voor het transport van gevaarlijke stoffen.Uit het Anker-rapport 'Inventarisatie van EV-risico's bij het vervoer van gevaarlijke stoffen' (2006) blijkt dat de N332 geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft en dat een dergelijke contour voor deze weg ook niet wordt verwacht.
Routes gevaarlijke stoffen spoor
Het plangebied ligt direct aan de doorgaande spoorlijn Almelo - Deventer (bebouwing op circa 20 meter in De Haar en op circa 60 meter in de Vletgaarsmaten). Over het spoor worden, voor ozver betreft gevaarlijke stoffen, voornamelijk brandbare vloeistoffen en brandbare gassen vervoerd. In mindere mate vindt ook transport van giftige vloeistoffen en gassen plaats. Het plangebied ligt daarmee binnsen het invloedsgebied van een ongeval op deze spoorlijn. Op basis van de berekeningen, die zijn gemaakt in het kader van het Basisnet Spoor door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, is bekend dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontour niet buiten de infrastructuur komt. Ook is het niet aannemelijk dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden, gelet op het type bebouwing en de afwezigheid van ongelijkvloerse kruisingen en wissels. Gezien de plaats waar en de mate waarin het bestemmingsplan voorziet in nieuwe ontwikkelingen, is er ook geen sprake van een toename van het groepsrisico als gevolg van de ruimtelijke omgeving.
Aanwezigheid beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten
Op het bedrijventerrein zijn tal van beperkt kwetsbare functies aanwezig. De bedrijfswoningen zijn afzonderlijk op de plankaart aangegeven. Volgens het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. De bij veel bedrijven aanwezige kantoorruimten zijn niet apart aangegeven. Binnen de contouren van het plaatsgebonden risico mogen kantoren in principe niet uitgebreid worden. Verder is in de regels bepaald dat geen kantoren zijn toegestaan met een oppervlakte van meer dan 1.500 m².
Het gemeentelijke beleid is erop gericht om in de directe omgeving van risicobronnen bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare functies toe te laten. Voor het bedrijventerrein gaat het daarbij om nieuwe bedrijfswoningen en nieuwe kantoorruimte. Zoals hiervoor is aangegeven zijn nieuwe bedrijfswoningen volgens het bestemmingsplan niet toegestaan. Het bestemmingsplan staat (nieuwe) kantoorruimte als ondergeschikt bedrijfsonderdeel van bedrijven toe. Gelet op de aanwezige bedrijven zal het daarbij om relatief kleine oppervlakten gaan.
Nieuwe zelfstandige kantoorruimte kan alleen gerealiseerd worden door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Volgens het gemeentelijke beleid dienen in die situaties, naast de beoordeling van het PR, ook het GR en de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit in de afwegingen betrokken te worden. Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid dienen burgemeester en wethouders te toetsen of de voorgenomen ontwikkeling in het veiligheidsbeleid van de gemeente past. Zoals uit onderstaande afbeelding blijkt, valt een groot deel van het bedrijventerrein in het kader van het groepsrisico onder de invloedsfeer.
Maatregelen
Zowel op het punt van 'risicobronnen' als het punt van 'beperkt kwetsbare / kwetsbare objecten' is in overwegende mate sprake van een bestaande situatie. In een bestaande situatie zijn vooral bronmaatregelen en maatregelen ten aanzien van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheideffectief.
Bronmaatregelen
De mogelijkheden van het gemeentebestuur om bronmaatregelen te treffen bij het spoorvervoer zijn zeer beperkt. De kaders daarvoor worden op landelijk niveau door ministeries bepaald. In dat kader heeft de minister van Infrastructuur en Milieu opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een zogenaamd basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen, onder andere voor het spoorvervoer. Binnen dit basisnet spoor wordt gekeken naar bronmaatregelen. Door deze maatregelen zal het groepsrisico dalen. Eén van de voorgenomen maatregelen is het warme-BLEVE-vrij samenstellen van de treinen, waarbij tussen wagons met brandbare vloeistoffen en wagons met brandbare gassen een afstand van 18 meter wordt aangehouden (BLEVE = Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). De kans op het worst-case BLEVE-scenario neemt daardoor af. Onbekend is in hoeverre de maatregel daadwerkelijk voor het voorkomen van een warme BLEVE kan zorgen. Wel is bekend dat deze maatregel de hoogte van het groepsrisico aanzienlijk laat dalen.
Zelfredzaamheid
Het bevorderen van zelfredzaamheid kan het aantal slachtoffers bij een incident verlagen. Bij zelfredzaamheid kan gedacht worden aan vluchtwegen (op objectniveau de richting van de uitgangen en op bestemmingsplanniveau de capaciteit van de wegen van de risicobron af), alarmering/voorlichting en het type aanwezigen in de omgeving van het spoor. In het onderhavige bestemmingsplangebied zullen voornamelijk zelfredzame personen aanwezig zijn. Ook zijn er voldoende wegen die van de risicobron weg leiden. De dekking door het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS) reikt tot aan de N332. Een deel van het gebied kan daardoor niet worden bereikt in het geval van een incident waarbij schuilen noodzakelijk is. Bezien wordt of aanvulling of verschuiving van de WAS-palen noodzakelijk is. Bezien wordt om in overleg met de bedrijven in de bedrijfsnoodplannen rekening te houden met een ontruiming van de spoorlijn af. Het verbeteren van de ontruiming kan ervoor zorgen dat bij escalatie van een incident minder slachtoffers vallen.
Beheersbaarheid / bestrijdbaarheid
Naast de zelfredzaamheid is aandacht voor de mogelijkheden voor rampenbestrijding benodigd. Voorzieningen voor bluswater en bereikbaarheid zijn een noodzaak om de hulpdiensten in staat te stellen een effectieve bestrijdingspoging te ondernemen en zodoende de effecten van een voorzienbaar incident te beperken of zelfs te voorkomen. De spoorlijn ter hoogte van het plangebied ligt verhoogd. De bereikbaarheid wordt daardoor beperkt. Er zijn echter twee ongelijkvloerse kruisingen aanwezig. Aan beide zijden van het spoor zijn, op beperkte afstand daarvan, (ongeveer) parallel lopende verkeersverhardingen aanwezig.
Bluswatervoorzieningen zijn wel aanwezig in de vorm van brandkranen, maar onbekend is of deze voldoende bluswater kunnen leveren voor incidenten op het spoor. Open water is aanwezig naast de N332 en in de vorm van een vijver aan de Aaltinksweg. Deze laatste ligt echter op een afstand van meer dan 500 meter van het spoor.
Conclusie
Zowel in de bestaande situatie, als bij de ontwikkelingen die het bestemmingsplan toelaat, zijn er geen problemen ten aanzien van het plaatsgebonden risico. In de bestaande situatie wordt de oriënterende waarde van het groepsrisico nergens overschreden; in veel gevallen blijft het groepsrisico zelfs ver onder de oriënterende waarde. Door de ontwikkelingen die het bestemmingsplan toelaat kan het groepsrisico worden vergroot. Uit de onderzoeken blijkt dat ook dan de oriënterende waarde van het groepsrisico niet overschreden wordt. Gelet op de ruimtelijke doelstellingen zoals intensivering van het ruimtegebruik, wordt de toename van het groepsrisico aanvaardbaar geacht.
Zoals hiervoor is aangegeven is voor de substantiële ontwikkelingen die het groepsrisico kunnen verhogen het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid noodzakelijk. In het kader van de procedure van de wijzigingsbevoegdheid dienen burgemeester en wethouders te toetsen of de voorgenomen ontwikkeling in het veiligheidsbeleid van de gemeente past. Daarbij dient ook een nadere verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Daarbij dienen vanzelfsprekend ook de maatregelen tot het beperken van de risico's en de maatregelen om de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken in de overwegingen betrokken te worden.