Plan: | Buitengebied Holten, Broensweg 1-3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1742.BPB2010005-0401 |
Het plangebied ligt op de overgang van de Sallandse Heuvelrug naar Look. De Sallandse Heuvelrug is door opstuwingen in de IJstijd ontstaan. Deze opstuwingen maakten het verschil tussen natte en droge gebieden en veel nederzettingen in Nederland zijn op de rand van hoog en laag ontstaan. Zo is ook Holten ontstaan. De Marke Holten ontstond in de Middeleeuwen. In de Marke werden de gronden rondom de nederzetting ondergebracht en gezamenlijk beheerd. De Holterberg was echter een vrijwel geheel met bos begroeide berg (de naam Holten: hoog opgaand bos, verwijst daar nog naar) waardoor de akkers moesten worden uitgekapt in het bos. De nog steeds herkenbare enk was een grote gemeenschappelijke weide van de markegenoten.
Look is een welvende laagte tussen twee stuwwallen. Kenmerkend voor deze plek zijn de landshapppelij kovergangen van bos naar neide en van een besloten naar een meer open coulissenlandschap.
In figuur 2.1. is een historische kaart opgenomen met daarop het grondgebruik rond 1900.
Figuur 2.1. Historische kaart met daarop het grondgebruik rond 1900
Holten ligt tussen een aantal grote akkercomplexen (enken) op de flanken van de stuwwal. De enken maken onderdeel uit van het kampenlandschap. Het kampenlandschap ligt op de flanken van de stuwwal en tussen de twee stuwwallen in op de hogere gronden die in gebruik zijn als akkerland. Aan de westrand van het kampenlandschap is er sprake van een matenlandschap dat in gebruik was als wei- en hooiland. Door de hogere ligging van het kampenlandschap en de nabijheid van de maten vormde het kampenlandschap een goede basis voor de oude nederzettingen. Grenzend aan de westrand van het matenlandschap liggen de broekgronden en grenzen aan de oostkant van het kampenlandschap liggen de woeste heidegronden. Deze gronden zijn in de eerste helft van de 20e eeuw ontgonnen; de broek- en heideontginningen. Na de ontginningen hebben deze gronden ook een agrarische functie gekregen.
Het dorp Holten heeft landschappelijk gezien een bijzondere ligging in een laagte tussen de Sallandse heuvelrug en de Markelose berg. De hoogteverschillen zorgen voor een voor Nederland interessant landschap. De agrarische kern Holten is ontstaan als een enk- of esdorp aan de Holter- en Lokerenk. De erven liggen aan de rand van deze enken. De ontstaansgeschiedenis is echter niet meer terug te vinden in het huidige kavelpatroon. De enken worden wel herkend aan de relatief hogere ligging in het landschap. De enken liggen tegen Holten aan en hebben een hoge archeologische waarde.
Holten ligt op een kruispunt van belangrijke wegen. Voorbeelden daarvan zijn de handelsweg van Amsterdam naar Berlijn (in 1830 verhard), met een afslag naar Rijssen en Almelo, en de noord-zuid route naar Markelo, Goor en Raalte.
Het plangebied grenst aan de Holterenk. De Holterenk is landschappelijk een waardevol element. Het open uitzicht over de enk vanuit Holten is waardevol en moet behouden blijven.
bebouwingsstructuur
Holten is een oude agrarische nederzetting die op de flank van de stuwwal ligt. Oude nederzettingen zijn gesitueerd op de overgangszone tussen hoge en lage gronden. De hoge gronden waren in gebruik als akkerland, de lage als weide en hooiland. Grenzend aan de éénmansakkers, kleine akkers en akkercomplexen vestigden zich boerderijen.Daar waar de kerk zich op een knooppunt van wegen en in de nabijheid van grote akkercomplexen vestigde, heeft zich in de loop der tijd de kern Holten ontwikkeld. Rond ca.1900 waren de boerderijen enkel langs de akkers in het kampenlandschap gesitueerd in een zogenaamde hoevenzwermenpatroon. Na de ontginningen in de eerste helft van de 20e eeuw hebben zich ook boerderijen gevestigd in het broek- en heideontginningenlandschap.De kern Holten bestond in 1900 enkel uit wat lintbebouwing langs de hoofdroutes in de nabijheid van de kerk. De lintbebouwing bestond hoofdzakelijk uit agrarische bebouwing. De lintbebouwing heeft zich verder uitgebreid en tussen de lintbebouwing zijn woonbuurten ontwikkeld. Op de hellingen van de stuwwal vestigden zich luxe villa's in het bos.Een ander belangrijk aspect van “Het aangezicht van Holten” is de trits dorpsrand-Holterenk-gesloten bosrand. Het openhouden van de Holterenk is van groot belang omdat het een enorme kwaliteit vormt in de relatie tussen dorp en berg.
Het centrale bosgebied wordt op de kaart van 1900 nog niet vermeld. Rond het plangebied aan de Broensweg en de Schreursweg is al vroeg bebouwing aanwezig. Het agarische gebruik is geintensiveerd.
Op het kaartbeeld in figuur 2.2 is te zien dat in 1954 het Look verder is ontgonnen en verspreid bebouwing aanwezig is. De gronden zijn het meest agrarisch in gebruik.
Figuur 2.2. Situatie in 1954
Op de luchtfoto in figuur 2.3 staat de situatie anno 2010. Het landschap is veranderd. Bebouwing vanuit de kern Holten en de infrastructuur zijn aangelegd. De karakteristieke kenmerken van de verschillende landschapstypen zijn echter nog aanwezig.
Het essenlandschap wordt gekenmerkt door een samenhangend systeem van open essen, kleinschalige flanken met erven en esdorpen, kleinschalige natte laagtes met beken (zie Maten en flierenlandschap) en - voormalige - grote open heidevelden (zie Jong heide- en broekontginningslandschap). De ordening van het landschap volgt de natuurlijke ondergrond van hoog en laag en nat en droog en is als een spinnenwebstructuur gegroeid vanuit de nederzettingen. De essen onderscheiden zich door de karakteristieke openheid, de bijzondere bodemkwaliteit met archeologische waarden en het huidige reliëf. Op de flanken ligt een kleinschalig landschappelijk raamwerk van landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen.
Figuur 2.3. De situatie in het gebied anno 2010 (Bron: Google Maps)