Plan: | TAM-omgevingsplan Ochten, De Molenhof 5 (Hoofdstuk 22g omgevingsplan Neder-Betuwe) |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1740.tamOCdemolenhof5-ont1 |
Het voornemen is om ter plaatse van de Molenhof 5 te Ochten de bestaande kerk te slopen en hiervoor in de plaats 4 aaneengebouwde woningen te realiseren. De ontwikkeling past niet binnen het (tijdelijk deel van het) omgevingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, heeft de gemeente aangegeven dat er een TAM-IMRO plan opgesteld moet worden. Deze TAM vormt een alternatieve mogelijkheid voor gemeenten om het omgevingsplan te wijzigen. Een onderdeel van het TAM-omgevingsplan is het opstellen van een onderbouwing fysieke leefomgeving (motivering) met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Voorliggend document voorziet in deze onderbouwing.
Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Ochten, sectie E, perceelnummers 388 (540 m2) en 861 (circa 250 m2). Het plangebied heeft een oppervlakte van 790 m2.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: PDOK.nl; bewerking; Juust B.V.)
Deze onderbouwing fysieke leefomgeving bestaat, naast dit inleidend hoofdstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader, in hoofdstuk vier worden de verschillende milieu- en omgevingsaspecten beoordeeld en in hoofdstuk vijf wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied is gelegen in het westen van de kern Ochten. Het plangebied bestaat uit een voormalig kerkgebouw. In het noorden, oosten en zuiden wordt het plangebied omsloten door woningen. Aan de westzijde grenst het plangebied aan de Molenhof. Het plangebied is bijna geheel verhard.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Google Streetview)
Het voornemen is om 4 aaneengebouwde woningen te realiseren. In het plangebied worden 10 parkeerplaatsen voorzien en 3 parkeerplaatsen bij de bestaande vrijstaande woning. De rijwoningen worden voorzien van een berging in de achtertuin. Ontsluiting richting de achtertuinen vindt plaats via een pad ten noorden van de woningen.
Afbeelding 3 | Impressie toekomstige situatie (bron: BuroSalt)
Afbeelding 4 | Toekomstige situatie plangebied (bron: BuroSalt)
Afbeelding 5 | Plattegrond woningen (bron: BuroSalt)
Ter plaatse van het plangebied geldt het omgevingsplan van de gemeente Neder-Betuwe. Het bestemmingsplan 'Kernen Neder-Betuwe', dat op 14 mei 2020 door de gemeenteraad is vastgesteld, maakt met de inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege deel uit van het omgevingsplan. De gronden van het plangebied hebben de bestemming 'Maatschappelijk'.
Afbeelding 6 | Uitsnede omgevingsplan gemeente Neder-Betuwe (bron: Ruimtelijkeplannen.nl/DSO, bewerking: Juust)
In het omgevingsplan 'Kernen Neder-Betuwe' is het perceel aan de Molenhof aangewezen als 'Maatschappelijk'. Het bouwen en in gebruik nemen van woningen is niet toegestaan.
Om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit te verkrijgen, moet gemotiveerd worden dat de ontwikkeling met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL) aanvaardbaar wordt geacht, volgens artikel 8.0a, tweede lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl). Daarnaast moet ook voldaan worden aan de instructieregels en instructies van zowel de provincie als het Rijk (artikel 8.0b Bkl). Dat betekent dat de vergunning, volgens artikel 8.0b, tweede lid Bkl, geweigerd wordt als:
De instructieregels hebben betrekking op verschillende aspecten, waaronder bijvoorbeeld het beschermen van waterbelangen, beschermen van gezondheid, beschermen van het milieu, het beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed of het waarborgen van de veiligheid. Deze aspecten worden afzonderlijk behandeld in hoofdstuk 4.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
Motivering
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor de voorgenomen ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling sluit wel aan bij de prioriteit 'Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied'.
Conclusie
Het rijksbeleid staat de verlening van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:
Motivering
De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op de ambitie 'een duurzaam en divers woon- en leefklimaat' door te voorzien in een passend woningaanbod.
Conclusie
De omgevingsvisie staat verlening van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Regionale woonagenda 2020-2030
In het najaar van 2020 is de Regionale Woonagenda Rivierenland 2020-2030 vastgesteld. Neder-Betuwe heeft samen met de andere regiogemeenten vijf thema's gekozen waarin we samenwerking zoeken:
Motivering
Met voorliggend plan worden 4 betaalbare woningen toegevoegd aan de woningvoorraad. Het plan sluit hiermee aan op de ambities uit de Regionale Woonagenda.
Conclusie
De regionale woonagenda staat verlening van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Regionaal woningbouwprogramma Rivierenland
Het Woningbouwprogramma voor de periode 2020-2030 is vastgesteld door de Provincie Gelderland. Voor de gemeente Neder-Betuwe gaat het om minimaal 950 en maximaal 1.400 woningen tot 2030.
De Omgevingsverordening stelt ten aanzien van nieuwe woonlocaties (artikel 2.2.1.1) dat “in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.”
De gemeenten in de regio Rivierenland werken al jarenlang samen op het gebied van wonen. De regio heeft een methodiek van kwalitatief programmeren ontwikkeld, die de instemming van de provincie heeft. Om de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte inzichtelijk te krijgen hebben de gemeenten van de regio Rivierenland afspraken gemaakt voor het opstellen en monitoren - actueel houden - van een regionaal woningbouwprogramma. Het regionale woningbouwprogramma is een dynamische lijst en wordt jaarlijks geactualiseerd.
Alle projecten worden getoetst op vier punten:
Eindconclusie
Regionaal beleid staat de verlening van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Omgevingsvisie Neder-Betuwe
De raad van de gemeente Neder-Betuwe heeft op 24 februari 2022 de 'Omgevingsvisie Neder-Betuwe' vastgesteld. De Omgevingsvisie schetst een toekomstbeeld met belangrijke waarden, die Neder-Betuwe kenmerken en wil behouden en versterken voor toekomstige ontwikkelingen. Daarnaast schetst de Omgevingsvisie ook een beeld waar de gemeente de komende jaren aan wil werken. De Omgevingsvisie bestaat uit tien speerpunten, een richtinggevende kaart en een waardenkaart.
De speerpunten
Motivering
De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op het speerpunt 'Wonen voor iedereen'. Het plan voorziet in 4 betaalbare woningen.
Conclusie
De Omgevingsvisie Neder-Betuwe staat het verlenen van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Programma Wonen 2022-2030
Op 27 januari 2022 is het Programma Wonen 2022-2030: wonen voor iedereen, vastgesteld door de raad van de gemeente Neder-Betuwe. Dit is een verdiepend programma van de (concept) Omgevingsvisie Neder-Betuwe. In het Programma wonen is het beleid met betrekking tot de woningmarkt, het aanbod en de behoefte opgenomen. Om richting te geven aan de ontwikkeling van de gemeente, biedt het Programma Wonen belangrijke handvatten voor de gemeente zelf, maar ook de partners met wie zij op het brede speelveld van het wonen samenwerkt. Het geeft een kwalitatieve inkleuring aan de woningbouwontwikkeling van zowel nieuwbouw als bestaande bouw en alle facetten die hiermee samenhangen. Dit borgt de gemeente door randvoorwaarden te stellen voor de realisatie van sociale huur en sociale koop.
Om wonen voor iedereen te realiseren ziet de gemeente de volgende aandachtspunten die gebaseerd zijn op onderzoek, bestaande beleidskaders en discussie met inwoners, professionals en de raad:
Motivering
Met het realiseren van de 4 woningen wordt voorzien in betaalbare woningen. De woningen bieden kansen voor starters.
Conclusie
Het Programma Wonen 2022-2030 staat verlening van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Eindconclusie
Het gemeentelijk beleid staat verlening van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Bij het toedelen van functies aan locaties vindt een integrale afweging plaats. De bodem is een integraal onderdeel van de fysieke leefomgeving. Het belang van het beheren en het beschermen van de bodem wordt meegenomen bij het toedelen van functies aan locaties. In de ondergrond wordt het steeds drukker. Het risico hiervan is dat ondergrondse gebruiksfuncties elkaar in toenemende mate in de weg kunnen zitten en elkaar negatief kunnen beïnvloeden. Ook kan ondergronds ruimtegebruik beperkingen opleggen aan het gebruik van de bovengrond. Aspecten die te maken hebben met de ondergrond zijn archeologie, bodemkwaliteit, kabels en leidingen en niet gesprongen explosieven.
De gemeente moet bij het vaststellen van het omgevingsplan rekening houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed. Hieronder vallen ook bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten. Dit staat in artikel 5.130 lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De gemeente kan in het belang van archeologische monumentenzorg regels stellen in het omgevingsplan over archeologisch onderzoek.
Motivering
Voor het plangebied gelden regels over onder andere graafwerkzaamheden om archeologische waarden in de bodem te beschermen. Archeologisch onderzoek is nodig wanneer de bodemingrepen een grotere oppervlakte beslaan dan 100 m2 en niet dieper reiken dan 30 centimeter. Het bouwplan heeft betrekking op vervanging van bestaande bouwwerken en funderingen. De woningen worden grotendeels gerealiseerd op de locatie van de, nu nog bestaande, fundering van de kerk. Buiten de contour van deze fundering is een oppervlakte van 90 m² nodig voor de fundering van de woningen. Deze oppervlakte blijft binnen de 100 m² en daarom is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect archeologie staat het verlenen van de omgevingsvergunning niet in de weg.
In het omgevingsplan staan de regels die voorkomen dat er onaanvaardbare gezondheidsrisico's ontstaan bij het toelaten van een bodemgevoelig gebouw (groter dan 50 m2) op een bodemgevoelige locatie. De toelaatbare kwaliteit van de bodem is een voorwaarde voor het bouwen. Bij wijzigingen van activiteiten geldt dat de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik. Dit kan betekenen dat een onderzoek moet worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit.
Motivering
Het plangebied heeft een agrarische bestemming. Gelet op de functiewijziging naar 'Wonen' is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Grondvitaal BV heeft op 20 december 2023 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1). Uit dit onderzoek blijkt dat alleen licht verhoogde gehalten zijn gemeten. Om deze reden is een nader onderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect 'Bodemkwaliteit' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van voorgenomen ontwikkeling.
Op sommige plaatsen in Nederland bevinden zich nog onontplofte explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de bodem. Deze leveren een gevaar op, vooral als ze verplaatst of aangeraakt worden, bijvoorbeeld bij graaf- of baggerwerkzaamheden. Op het moment dat in de nabijheid van deze Niet Gesprongen Explosieven (NGE) trillingen worden veroorzaakt of grondwerkzaamheden in de bodem worden uitgevoerd, kunnen deze NGE alsnog afgaan. Onder grondwerkzaamheden worden verstaan activiteiten zoals grondverzet, graaf- en heiwerkzaamheden in de bodem.
Motivering
Op de bodembelastingkaart CE van de gemeente Neder-Betuwe is het plangebied aangeduid als verdacht gebied artillerie-, mortier-, raketbeschieting. Met het bouwen van de kerk in 1956 zijn de gronden binnen het plangebied grotendeels naoorlogs geroerd. De nieuwe woningen worden gerealiseerd ter plaatse van de fundering van de kerk.
Afbeelding 7 | Uitsnede bodembelastingkaart CE – Neder-Betuwe (bron: gemeente Neder-Betuwe)
Conclusie
Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bij het opstellen van ontwikkelplannen worden de thema's water en natuur steeds meer als leidende basisprincipes gezien. Daar waar eerst getoetst werd of er geen nadelige effecten te verwachten waren (behoud) wordt nu – met name vanwege de klimaatdoelstellingen - veel meer gestuurd op het verbeteren van de waterhuishouding en het ontwikkelen van extra natuurwaarden. In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze dit plan bijdraagt aan deze leidende principes.
Bij het toelaten van activiteiten moet rekening gehouden worden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen, ook wel 'weging van het waterbelang' genoemd. De weging van het waterbelang geldt, volgens artikel 5.37 Bkl, bij het vaststellen van het omgevingsplan. Bij de vaststelling van het omgevingsplan of het verlenen van de omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit wordt het advies van de waterbeheerder betrokken.
Motivering
Voor onderhavig plan is de digitale watertoets uitgevoerd. Het resultaat hiervan is toegevoegd als Bijlage 2. Op de locatie waar de nieuwe woningen beoogd zijn staat nu een kerkgebouw en is het plangebied grotendeels verhard. Het waterschap hanteert voor stedelijk gebied een drempelwaarde van 500 m² aan toename verharding waarbij compenserende maatregelen dienen te worden genomen. Met voorliggend plan blijft de toename aan verharding ruim onder deze drempelwaarde. Daarom is watercompensatie niet nodig. Het hemelwater en afvalwater zal overeenkomstig de huidige situatie gescheiden worden afgevoerd.
Conclusie
Het aspect weging van het waterbelang staat vergunningverlening niet in de weg.
Het aspect natuur omvat zowel soortenbescherming als gebiedsbescherming. Sommige activiteiten kunnen gevolgen hebben voor dieren en planten. Dat zijn flora- en fauna-activiteiten. De Omgevingswet geeft regels over flora- en fauna-activiteiten om soorten te beschermen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet, indien negatieve effecten op mogelijke beschermde soorten op voorhand niet uitgesloten kunnen worden, onderzocht worden of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Soortenbescherming
Motivering
Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde soorten (dieren en planten). Voor het slopen van de kerk is een sloopmelding gedaan en geaccepteerd door middel van een brief van de Omgevingsdienst Rivierenland, d.d. 19 juni 2024, met als onderwerp 'acceptatie melding'. Bij de melding en de brief is een quickscan flora en fauna toegevoerd, uitgevoerd door Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur op 5 december 2023.
Conclusie
Het aspect soortenbescherming is al beoordeeld in het kader van de sloopmelding en staat vergunningverlening niet in de weg.
Gebiedsbescherming
Motivering
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 500 meter tot het Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. Dit gebied is in de nabijheid van het plangebied niet stikstofgevoelig. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.
Voor dit plan is voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 3). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j.
Conclusie
Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig.
Het bereiken en in stand houden van een 'goede omgevingskwaliteit' is opgenomen als een centrale doelstelling in de Omgevingswet (artikel 1.3). Het gaat hierbij om de menselijke beleving van de fysieke leefomgeving, maar ook over de waarde die toegekend wordt aan de identiteit van gebieden. Voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet omgevingskwaliteit meegenomen worden in de toetsing.
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 5.129g Bkl, en stelt hierdoor inhoudelijke eisen aan het omgevingsplan, én de omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt en leegstand voorkomen wordt.
De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op een stedelijke ontwikkeling die bestaat uit de ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandelvoorziening of een andere stedelijke voorziening en die voldoende substantieel is.
Voor zover een omgevingsplan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt, met het oog op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van leegstand, in het omgevingsplan rekening gehouden met de behoefte aan die stedelijke ontwikkeling.
Als die stedelijke ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied wordt aanvullend op de beschrijving van de behoefte en het resultaat van het benodigde overleg, gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.
Onder stedelijk gebied wordt verstaan: een op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit toegelaten stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen en infrastructuur, met uitzondering van stedelijk groen aan de rand van die bebouwing en lintbebouwing langs wegen, waterwegen of waterkeringen.
Motivering
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 4 woningen en daarmee is het dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven. Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig.
De ontwikkeling draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit, en dus ook aan de omgevingskwaliteit van het gebied waarin de ontwikkeling ligt. Met het oog op het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van ongewenste leegstand is er daarnaast ook behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
Conclusie
De ladder voor duurzame verstedelijking staat vergunningverlening niet in de weg.
Elk landschap is het resultaat van natuurlijke factoren en menselijke ingrepen. De beoordeling van de kwaliteit van een landschap is altijd gebiedsspecifiek. Het gaat daarbij om de waardering van aanwezige landschappelijke kenmerken, zoals cultuurhistorische elementen, belevingswaarde en ecologische waarde. Stedenbouwkundige kwaliteit is de kwaliteit van het bebouwd gebied en de openbare ruimte. De stedenbouwkundige kwaliteit bepaalt onder andere het gebruik, identiteit en herkenbaarheid van een plek.
Motivering
De voorgenomen planontwikkeling voorziet in de realisatie van 4 aaneengebouwde woningen. De woningen bestaan uit twee lagen met kap. De woningen en woningtype passen binnen de bestaande woonwijk waar meerdere aangebouwde woningen zijn gelegen met dezelfde bouwmassa en vorm.
Conclusie
Het aspect landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteit staat vergunningverlening niet in de weg.
De omgang met het cultureel erfgoed in onze leefomgeving is geregeld in de Omgevingswet. Het gaat om zaken als de omgevingsvergunning voor rijksmonumenten, het aanstellen van een monumentencommissie, of rekening houden met cultureel erfgoed in omgevingsplannen. Gemeenten moeten in hun omgevingsplan rekening houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed. De gemeente moet voor cultureel erfgoed dat voor bescherming in aanmerking komt daarnaast een toereikend beschermingsregime opnemen in het omgevingsplan. Bij cultureel erfgoed kan het gaan om monumenten zoals (bouw)werken, tuinen en parken, bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten en (delen van) cultuurlandschappen.
Motivering
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie staat het verlenen van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Voor zowel bestaande als nieuwe bouwwerken geldt dat deze moeten voldoen aan eisen vanuit welstand Bij nieuwbouw of verbouw beoordeelt de gemeente met een welstandstoets of het bouwwerk past in de omgeving. Dit doet de gemeente op basis van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Veel gemeenten hebben een welstandsnota.
Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsgunning voor de activiteit bouwen wordt een bouwplan getoetst aan Welstand. In de gemeentelijke Welstandsnota (2011) staan daarvoor de criteria genoemd.
Bij de historische kern van Ochten is welstandsniveau 1 (zware toetsing) van toepassing. De historische bebouwingslinten maken deel uit van de hoofdstructuur van de kern. Hier worden de bouwplannen ook getoetst volgens welstandsniveau 1. De linten en oude dorpskern stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel monumenten voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. De linten en de oude dorpskern bevatten bijzondere cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige karakteristieken.
Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot verkeersproblemen op de omliggende wegen. Er moeten ook voldoende parkeerplaatsen voor auto's en voor fietsen gerealiseerd worden. Wat voldoende is, is afhankelijk van de locatie en gemeentelijk beleid. Mobiliteit is geen doel op zich, maar een belangrijke randvoorwaarde voor onder meer de woningbouwopgave en de regionale economie. Gemeenten kennen een breed takenpakket op het gebied van mobiliteit. Het gaat niet alleen om het beheer en onderhoud van lokale wegen, maar ook over de mobiliteitstransitie, verkeersveiligheid en toegankelijkheid. Om mobiliteit toekomstbestendig te maken moeten al deze aspecten in onderlinge samenhang beschouwd worden. Gemeenten hebben daarnaast een eigen verantwoordelijkheid om locaties binnen de gemeente goed bereikbaar te houden.
Motivering
De verkeersgeneratie wordt bepaald aan de hand van de CROW-publicatie 381 'toekomstbestendig parkeren'. Uitgegaan wordt van stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en gebiedstype 'rest bebouwde kom'. De gemiddelde verkeersgeneratie voor een tussen/hoekwoning bedraagt 7,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De totale verkeersgeneratie voor het plangebied komt daarmee op afgerond 30 (29,6) motorvoertuigbewegingen per etmaal. De verkeersgeneratie die door de realisatie van deze woningen toeneemt zal geen noemenswaardige effecten hebben op de bestaande verkeerssituatie. De nieuwbouw heeft geen gevolgen voor de verkeersafwikkeling ter plaatse.
Conclusie
Het aspect verkeersgeneratie staat het verlenen van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Motivering
Het plangebied is bereikbaar per auto, fiets of lopend. De ontsluiting vindt plaats via de Molenhof. De minimale extra verkeersgeneratie kan goed afgewikkeld worden op het omliggende infrastructuur.
Conclusie
Het aspect vervoersmodaliteit en ontsluiting staat het verlenen van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Motivering
De parkeernorm is bepaald op basis van het geldende parkeerbeleid 'Nota Parkeernormen Neder-Betuwe'. Het plangebied valt binnen de bebouwde kom. Voor een tussen/hoekwoning binnen de bebouwde kom geldt een parkeernorm van 2,4. Voor de 4 woningen komt de totale parkeerbehoefte daarmee op 9,6. Voor de bestaande vrijstaande woning geldt een parkeernorm van 2,7. Een totale parkeerbehoefte van afgerond 13 parkeerplaatsen (12,3) voor de 5 woningen. Binnen het plangebied zijn 13 parkeerplaatsen beoogd en voldoet daarmee aan het parkeerbeleid.
Conclusie
Het aspect parkeren staat het verlenen van de omgevingsvergunning niet in de weg.
Duurzaamheid is het waarborgen van de bestaansmogelijkheden van en het voorzien in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee de behoeften van toekomstige generaties is gevaar te brengen. Duurzaam omgaan met de ruimte betekent onder meer rekening houden met de huidige gebruiksfuncties en de mogelijkheid voor toekomstige generaties om functies aan een gebied te geven. Bij duurzame gebiedsontwikkeling gaat het om duurzaam gebruik van materialen, energie, natuur en mobiliteit. Omdat duurzaamheid veel facetten heeft, is een integrale benadering noodzakelijk.
Motivering
Bij de gewenste ontwikkeling vindt de duurzaamheid in de bouwtechnische uitvoering van de bebouwing plaats. De woningen worden energieneutraal en gasloos opgeleverd. Daarnaast worden zoveel mogelijk natuurlijke duurzame materialen gebruikt. De gewenste ontwikkeling probeert op deze manier bij te dragen aan de algemene doelstellingen op het gebied van duurzaamheid.
Conclusie
Het aspect duurzaamheid vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van voorgenomen ontwikkeling.
Een van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet is een gezonde fysieke leefomgeving. Binnen de kaders van Omgevingswet kunnen overheden eigen gezondheidsambities vastleggen en uitwerken. Het aspect gezondheid is veelomvattend en zeer divers. Aan de meeste milieuaspecten (o.a. luchtkwaliteit, geluid en geur) zijn in meer of mindere mate immers gezondheidsaspecten verboden. De fysieke leefomgeving kan gevolgen hebben voor de gezondheid van mensen, in positieve of negatieve zin. Zo kan een groene en beweegvriendelijke omgeving goed zijn voor de gezondheid. Aan de andere kant kunnen bijvoorbeeld een matige luchtkwaliteit of een lawaaiige omgeving ongezond zijn.
Motivering
In de huidige situatie is het plangebied bijna volledig verhard. Met de realisatie van de woningen zal het plangebied aanzienlijk groener worden met de aanleg van voor- en achtertuinen.
Conclusie
Het aspect groen vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van voorgenomen ontwikkeling.
Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet ervoor zorgen dat voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten voorkomen wordt. Sommige activiteiten die vanuit een planologisch perspectief mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Motivering
In de nabijheid van het plangebied zijn geen relevante bedrijven gelegen waarvoor nadere afstemming noodzakelijk is. Op een afstand van circa 12 meter tot het plangebied is een kantoorfunctie gesitueerd. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand ten opzichte van het kantoor. Met het vervallen van de maatschappelijke functie is er sprake van het verdwijnen van een milieubelastende activiteit. Door de voorgenomen ontwikkeling is er sprake van een verbetering van het woon- en leefklimaat voor omliggende woningen.
Conclusie
Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van voorgenomen ontwikkeling.
Omgevingsveiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines. Voor omgevingsveiligheid zijn instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.2 Bkl. De paragrafen 5.1.2.2 tot en met 5.1.2.6 Bkl gaan over het toelaten van beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties. Dit in verband met het externe veiligheidsrisico van een activiteit die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De doelstelling van omgevingsveiligheid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Omgevingsveiligheid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving. De instructieregels van paragraaf 5.1.2 zijn erop gericht gebouwen en locaties te beschermen waar personen gedurende een periode verblijven.
Motivering
Over de Waal, de A15 en de Betuweroute vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied is niet gelegen binnen een gifwolk-, brand- en explosieaandachtsgebied van deze routes. Het plangebied is wel gelegen binnen het de PR 10-8 (een plaatsgebonden risico van één op de 100 miljoen per jaar). De ligging binnen de PR 10-8 contour leidt er niet toe dat er een belemmering is voor het plan. Het plangebied ligt immers niet binnen een aandachtsgebied en voorziet ook niet in het mogelijk maken van een (beperkt) kwetsbare (buiten)locatie. Voor het overige zijn er geen risicobronnen in de directe omgeving van het projectgebied gelegen.
Afbeelding 8 | Uitsnede professionele risicokaart (bron: Signaleringskaart EV)
Conclusie
Het aspect omgevingsveiligheid vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van voorgenomen ontwikkeling.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Omgevingswet bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een aandachtsgebied van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Motivering
De ontwikkeling voorziet in het mogelijk maken van geluidgevoelige objecten. Het plangebied is gelegen in een 30 km/u zone. Mogelijk heeft de Cuneraweg een geluidsaandachtsgebied, maar gezien de afstand en de reeds aanwezige bebouwing gelegen tussen de Cuneraweg en de Molenhof vormt het aspect geluid naar verwachting geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van voorgenomen ontwikkeling.
Bij het toelaten van activiteiten moeten, in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, de gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld. Als sprake is van een zeer beperkte bijdrage aan de concentratie van stikstofdioxide (NO2) en PM10 is geen beoordeling nodig of aan de omgevingswaarde wordt voldaan. Er is sprake van een 'niet in betekenende mate bijdrage' wanneer de toename van de concentratie NO2 en PM10 in de buitenlucht niet hoger is dan 3% van de omgevingswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2. Daarnaast is een aantal categorieën aangewezen die in elk geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt. Bij activiteiten en werken die binnen deze categorieën vallen hoeft verder niet door middel van berekeningen of op een andere manier aangetoond te worden dat de toename van de concentraties niet de van toepassing zijnde grens voor NIBM overschrijdt.
Motivering
In artikel 5.54 Bkl zijn de standaardgevallen genoemd die niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie van stikstofdioxide (NO2) en PM10. Hierin is onder andere aangegeven, dat gebouwen met een woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan, met ten hoogste 1.500 woningen en één ontsluitingsweg aan te merken zijn als een categorie die 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de concentratie van stikstofdioxide.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van 4 woningen. Deze valt onder de hiervoor genoemde categorie. De instructieregels voor de bescherming van de kwaliteit van de buitenlucht zijn derhalve niet van toepassing.
Conclusie
Het aspect 'Luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van voorgenomen ontwikkeling.
De wetgeving omtrent de milieueffectrapportage (m.e.r) is opgenomen in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en in hoofdstuk 11 en bijlage V bij het Omgevingsbesluit. In bijlage V van het Omgevingsbesluit zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn.
Motivering
Bij de ontwikkeling van 4 woningen, zoals hier het geval is, is er sprake van een mer-beoordelingsplicht. Het gaat hier namelijk om de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra en de aanleg van parkeerterreinen als bedoeld in kolom 1 onder J11 uit bijlage V Omgevingsbesluit.' Er moet beoordeeld worden of er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn.
Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling. In onderhavig plan worden 4 woningen mogelijk gemaakt. Het project wordt, gezien de aard en omvang, niet aangemerkt als een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Tevens zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten, omdat de milieueffecten zeer beperkt zijn (zie paragraaf 4.1 t/m 4.6). Het opstellen van een mededeling voornemen is niet nodig.
Conclusie
Het opstellen van een 'mededeling' van het voornemen voor het bouwplan is op grond van het Omgevingsbesluit niet nodig.
Om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit te verkrijgen, moet gemotiveerd worden dat de ontwikkeling met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL) aanvaardbaar wordt geacht, volgens artikel 8.0a, tweede lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl). Daarnaast moet ook voldaan worden aan de instructieregels en instructies van zowel de provincie als het Rijk (artikel 8.0b Bkl).
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het geldende beleid en zijn de relevante milieu- en omgevingsaspecten beschouwd. Hieronder is aangegeven of aan een aspect voldaan wordt, niet wordt voldaan of onder voorwaarden kan worden voldaan.
Bodem | |
Archeologie | V |
Bodemkwaliteit | V |
Niet Gesprongen Explosieven | V |
Natuur en water | |
Weging van het waterbelang | V |
Natuur | V |
Omgevingskwaliteit | |
Ladder voor duurzame verstedelijking | V |
Landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteit | V |
Cultuurhistorische waarden | V |
Welstand | V |
Mobiliteit en bereikbaarheid | |
Verkeersgeneratie | V |
Vervoersmodaliteit en ontsluiting | V |
Parkeren | V |
Duurzaamheid | |
Duurzame energie | V |
Gezonde leefomgeving | |
Groen | V |
Milieuzonering | V |
Omgevingsveiligheid | V |
Geluid | V |
Luchtkwaliteit | V |
Milieueffectrapportage | V |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat aan alle aspecten wordt voldaan. Er is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
In het omgevingsplan geeft de gemeente aan dat een bepaalde functie op een locatie 'kan' komen en zodra zich een concreet initiatief aandient moet onderzocht 'hoe' dat financieel uitvoerbaar is. Bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, die voldoende concreet is, moet de uitvoerbaarheid daarom worden aangetoond.
Er is sprake van een ontwikkeling welke volledig op initiatief en voor eigen rekening van de grondeigenaar (tevens initiatiefnemer) plaatsvindt. De te verhalen kosten voor de gemeente betreffen eventuele nadeelcompensatie en proceskosten. Ten aanzien van deze aspecten is het mogelijk een privaatrechtelijke overeenkomst te sluiten tussen de gemeente en de initiatiefnemer zodat er geen publiekrechtelijk kostenverhaal in het kader van de buitenplanse omgevingsplanactiviteit nodig is. Deze overeenkomst zal voor het verlenen van de omgevingsvergunning worden gesloten. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen.
Participatie is een belangrijk onderdeel van de Omgevingswet. Een initiatiefnemer moet bij het aanvragen van een omgevingsvergunning aangeven of hij aan participatie heeft gedaan en wat de resultaten zijn. Dit aanvraagvereiste omvat geen verplichting voor de aanvrager om aan participatie te doen. De gemeenteraad kan echter gevallen aanwijzen waarin participatie verplicht is.
Op 13 augustus 2024 is een informatiebijeenkomst geweest. Aanwezigen geven aan zich te kunnen vinden in het plan. Een aantal opmerkingen zijn gemaakt en er is afgesproken dat het plan wordt aangepast aan de wensen van de omwonenden. In Bijlage 4 is het participatieverslag opgenomen.
De aanvraag om een omgevingsvergunning heeft betrekking op het toestaan van een activiteit in afwijking van het omgevingsplan. Op de onderhavige aanvraag is conform artikel 16.62 Omgevingswet de reguliere procedure van titel 4.1 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De beslistermijn is acht weken.
Op 1 januari 2024 is het omgevingsplan van rechtswege ontstaan. Dit omgevingsplan bestaat uit alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen en wijzigingsplannen, en uit de Bruidsschat die de gemeente van het Rijk heeft ontvangen. In de Bruidsschat zitten onder andere regels voor milieubelastende activiteiten en bouwactiviteiten. Gemeenten krijgen tot 1 januari 2032 de tijd om het omgevingsplan van rechtswege en andere regels over de fysieke leefomgeving om te zetten naar een nieuw omgevingsplan. Op grond van artikel 2.4 en 22.6 van de Omgevingswet kan de gemeenteraad het omgevingsplan van rechtswege (laten) wijzigen.
De Omgevingswet integreert wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Het DSO ondersteunt bij de uitvoering van de wet en bestaat uit lokale systemen van overheden en de landelijke voorziening (DSO-LV), zoals Regels op de kaart en het Omgevingsloket. Er zijn tijdelijke alternatieve maatregelen (TAMs) ontwikkeld voor organisaties die nog geen gebruik kunnen maken van lokale of landelijke onderdelen van het DSO. Een van deze TAMs is TAM-IMRO. Bij TAM-IMRO wordt het omgevingsplan gewijzigd via de - onder de Wet ruimtelijke ordening gebruikte - IMRO-standaard (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de voorziening ruimtelijkeplannen.nl.
Het gebruik van TAM-IMRO is, vooralsnog, toegestaan tot en met 31 december 2024. Als het ontwerp van een TAM-IMRO omgevingsplan uiterlijk 31 december 2024 ter inzage is gelegd, mag het ook na 1 januari 2025 worden afgemaakt met TAM-IMRO. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Klimaat geeft aan dat TAM-IMRO plannen uiterlijk voor 1 januari 2032 moeten worden omgezet naar de nieuwe Standaard officiële publicaties (STOP) met de bijbehorende Toepassingsprofielen omgevingsdocumenten (TPOD).
Met het TAM-omgevingsplan Ochten, De Molenhof 5 (Hoofdstuk 22g omgevingsplan Neder-Betuwe) wordt de realisatie van 4 aaneengebouwde woningen te realiseren. Deze wijziging op het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Rhenen is technisch opgesteld conform het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO), maar is inhoudelijk uitgewerkt op basis van de vereisten volgens de Omgevingswet.
De regels in dit TAM-IMRO omgevingsplan zijn van toepassing op de locatie De Molenhof 5 in Ochten, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1740. tamOCDeMolenhof5-ont1, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
Hoofdstuk 1 bevat bepalingen die gelden voor het gehele plangebied en bestaat uit:
In hoofdstuk 2 is opgenomen welke functies binnen het plangebied zijn toegestaan. In dit geval is dat de functie 'Wonen'. Hierbinnen is aangegeven waar en hoe bouwen ten behoeve van de functie is toegestaan.
De locatie is aangewezen voor het gebruiksdoel 'Wonen' en heeft de volgende functies: wonen, niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Het is in ieder geval verboden om een woning en vrijstaande bijbehorende bouwwerken te gebruiken ten behoeve van kamerbewoning.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene bepalingen:
In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen ter bescherming van bepaalde waarden of bepaalde objecten. In dit geval zijn dat regels behorende bij de functie 'Waarde – Archeologie 1' en heeft als doel het behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
In dit hoofdstuk is het overgangsrecht van bouwwerken en het overgangsrecht van gebruik opgenomen.