direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Kern Ochten Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpOCcentrum-vst1

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

De bodem is van belang voor de mens. Landbouw, wonen, infrastructuur, natuur en recreatie zijn mogelijk dankzij de "diensten" die de bodem levert. Ecosystemen staan aan de basis van die diensten. Uitstoot van schadelijke stoffen en een niet duurzaam bodemgebruik hebben invloed op de kwaliteit van de bodem. Ook de mens kan daardoor risico's lopen.

Het doel van de provincie is dat in 2030 geen Gelderse inwoners meer in hun woonomgeving worden blootgesteld aan ernstige bodemverontreinigingen. Dit is conform het landelijke bodemsaneringsbeleid. De provincie geeft voorrang aan het schoonmaken van locaties in woongebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Gedeputeerde Staten van de provincie zullen alleen in uitzonderlijke gevallen de sanering zelf ter hand nemen. Zij willen hun budget in de toekomst vooral inzetten voor financiële bijdragen aan derden om zo de bodemsanering een impuls te geven. Het is de bedoeling dat de markt een groot deel van de saneringen financiert, op momenten dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de locaties.

De gemeenten in Gelderland hebben samen met de provincie alle verdachte locaties in Gelderland in beeld gebracht. Daarnaast kunnen er bij de gemeenten nog meer of andere locaties bekend zijn dan die bij de provincie bekend zijn. Dat komt doordat de provincie alleen betrokken wordt bij een verontreiniging als uit onderzoek blijkt dat deze verontreiniging (vermoedelijk) ernstig is. Voor niet-ernstige verontreinigingen is de geldende gemeentelijke regelgeving van toepassing. De provinciale inventarisatiekaart bodemverontreiniging - samengesteld op basis van archiefonderzoek naar historisch gebruik van het gebied of uitgevoerde onderzoeken bekend bij de provincie - geeft in het plangebied verdachte en/of (voormalig) verontreinigde locaties weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCcentrum-vst1_0006.jpg"

Figuur 6: Mogelijk verontreinigde locaties (bron:Atlas Gelderland )

In het plangebied komt één mogelijk (ernstig) verontreinigde locatie (Molendam 28) in het plangebied voor.

Verwerking in bestemmingsplan

De mogelijk verontreinigde locatie ligt binnen de bestemming "Detailhandel". Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om nieuwe woningen te realiseren. Aangezien de betreffende gronden al bij een bedrijfswoning behoort is het niet noodzakelijk, in het kader van de haalbaarheid, bij voorbaat een bodemonderzoek te laten verrichten.

4.1.2 Externe veiligheid

Inleiding

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op de beperking en/ of beheersing van de risico's als gevolg van opslag en verwerking van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een basis beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet de kans op een groot ongeluk met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied.

Regelgeving en belangrijke begrippen

Inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) schrijft voor om - in geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een invloedsgebied - te toetsen aan risiconormen (plaatsgevonden risico) en het groepsrisico te verantwoorden bij een toename van het van het aantal personen. Daarnaast is ook bij het opnieuw bestemmen van een bestaande situatie een toetsing aan de risiconormen voor het plaatsgebonden risico noodzakelijk. Het gaat daarbij om de omgeving van bijvoorbeeld LPGtankstations, chemische fabrieken en bedrijven waar veel verpakte gevaarlijke stoffen worden opgeslagen.

Aanvullend zijn in het Vuurwerkbesluit en het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen (bijvoorbeeld vuurwerkverkooppunten en propaantanks tot 13 m3) moeten worden aangehouden.

Transport gevaarlijke stoffen

Daarnaast zijn voor de omgeving van transportroutes en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een aantal circulaires van belang, die te zijner tijd worden vervangen door AMvB’s waarin risiconormen en een verantwoordingsplicht worden verankerd. De circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (Rnvgs) schrijft ook voor om in geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied - te toetsen aan risiconormen (plaatsgebonden risico) en het groepsrisico te verantwoorden bij een toename van het aantal personen.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor zijn de circulaires “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 en “Zonering langs transportleidingen voor brandbare stoffen K1, K2 en K3” uit 1991 komen te vervallen.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een activiteit bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met die activiteit. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip “gewichtige reden”.

Groepsrisico (GR)

In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, die als een contour in beeld kan worden gebracht, wordt het groepsrisico door een (grafiek)curve weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor 10 slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, spoor, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. Het invloedsgebied van het groepsrisico, waarbinnen personendichtheden worden meegenomen bij de berekening van het groepsrisico, komt overeen met het gebied binnen de zogenaamde 1 % letaliteitsgrens.

Voor het groepsrisico is een verantwoordingsplicht van toepassing met als doel om locatie- en situatiespecifiek te bepalen of een extern veiligheidsrisico acceptabel is. Als gevolg hiervan geldt voor het groepsrisico geen harde norm maar een oriëntatiewaarde, die kan worden gebruikt als ijkpunt. Elke toename van het groepsrisico, ook al bevindt het risico zich onder de oriëntatiewaarde, is in principe gebonden aan een verantwoordingsplicht. De regionale brandweer is hierbij aangewezen als wettelijk adviseur. De regionale brandweer kan bijvoorbeeld een advies uitbrengen over het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Mede naar aanleiding van het advies van de regionale brandweer kan vervolgens een verantwoording van het groepsrisico worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Ochten

Bevi-Inrichtingen

Uit de uitsnede van de risicokaart blijkt dat er zich binnen of nabij het plangebied geen Bevi inrichtingen bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCcentrum-vst1_0007.png"

Figuur 7: Risicokaart Ochten (bron:Risicokaart Nederland )

Overige risicorelevante inrichtingen

Er bevinden zich geen andere risicorelevante bedrijven binnen het bestemmingsplangebied, waarvoor veiligheidsafstanden zijn opgenomen in het Vuurwerkbesluit en het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim) en die gewaarborgd dienen te worden in het bestemmingsplan.

Nieuwvestiging van risicorelevante bedrijven

Overeenkomstig het gestelde in de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente is geborgd dat nieuwvestiging van risicorelevante bedrijven binnen de bestemming "Bedrijf" niet kan plaatsvinden.

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen

De kern Ochten ligt in de nabijheid van enkele relevante transportroutes met betrekking tot externe veiligheid.

Autosnelweg A15

Het plangebied valt buiten de veiligheidszone van de A15 (Basisnet 2012).

Spoorlijn Arnhem - Tiel

Ten aanzien van transportrisico’s ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor zijn de Risicoatlas spoor (DHV, 2001) beschikbaar en het ANKER-COEV onderzoek (RWS-AVV, 2005). Voorts is in 2007 een beleidsvrije marktprognose (ProRail) verschenen waarin een beeld wordt geschetst van de toekomst m.b.t. het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. Volgens deze documenten vindt over de spoorlijn Arnhem – Tiel geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Daarom hoeft geen aandacht besteed te worden aan het aspect externe veiligheid vanwege deze spoorlijn.

Betuwespoorlijn

Het plangebied valt buiten de veiligheidszone van de Betuweroute (Basisnet, december 2012).

Buisleidingen

Binnen het plangebied bevinden zich geen hogedruk aardgasleidingen. Ook ligt het plangebied niet binnen de risicocontour voor het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar van een dergelijke buisleiding. Wel ligt aan de noordzijde van het plangebied op circa 1,5 km een hogedruk aardgastransportleiding. De leiding (N574-10) heeft een maximale werkdruk van 40 bar en diameter van 6 inch. Het invloedsgebied bedraagt 70 m vanuit de as van de leiding. Het invloedsgebied kent geen overlap met het plangebied.

Verwerking in het bestemmingsplan

Voor het aspect externe veiligheid (inrichtingen, transport en buisleidingen) hoeven geen beperkingen in het plan te worden opgenomen, met uitzondering van het feit dat er geen LPG-tankstations en andere Bevi-inrichtingen in de kern mogen worden opgericht.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeurgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s).

In de onderstaande figuur zijn de verschillende geluidszones van industrie terreinen, provinciale wegen, rijkswegen en spoorwegen in de nabijheid van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCcentrum-vst1_0008.jpg"

Figuur 8: Ligging geluidszones (bron: Atlas Gelderland)

Wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai

Uit de kaartuitsnede blijkt dat het noordelijk deel van de kern Ochten is gelegen binnen de geluidszones van de rijksweg A15, de provinciale weg N233 en de Betuwespoorlijn. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt echter buiten deze geluidszones.

Industrie lawaai

Uit de kaartuitsnede blijkt verder dat de kern Ochten niet binnen de geluidszone van een gezoneerd industrieterrein is gelegen.

Verwerking in het bestemmingsplan

In het kader van de Wgh is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk voor onderhavig bestemmingsplan. Het voorliggend plan heeft een conserverend karakter en maakt geen nieuwe te realiseren geluidsgevoelige bebouwing mogelijk, met uitzondering van uitbreidingen aan bestaande woningen. In het geval dat nieuwe woningen worden toegestaan is geluid een belangrijke factor en zal aan de geldende normen moeten worden voldaan. In dit plan kunnen nieuwe woningen via wijziging worden toegestaan. Eén van de voorwaarden is dat onderzoek naar de geluidsbelasting wordt gedaan. De geluidbelasting zal de voorkeursgrenswaarde niet mogen overschrijden, aangezien bij de vaststelling geen ontheffing hiervan zal zijn verleend. Als uit onderzoek blijkt dat wel sprake is van een overschrijding, dan is het opstellen van een wijzigingsplan niet mogelijk, maar zal een andere planologische procedure gekozen moeten worden.

4.1.4 Luchtkwaliteit

In bijlage 2 van de Wet Milieubeheer zijn luchtkwaliteitsnormen opgenomen. Onder meer bij het vaststellen van een bestemmingsplan dienen deze normen in acht genomen te worden. Enerzijds mag het vaststellen van een bestemmingplan, conform hoofdstuk 5 uit de Wet Milieubeheer, niet leiden tot een (verdere) overschrijding van de grenswaarden in betekenende mate. Anderzijds dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening rekening gehouden te worden met deze luchtkwaliteitseisen.

Uit de jaarrapportage luchtkwaliteit 2006 van de gemeente Neder-Betuwe blijkt dat nergens langs de gemeentelijke wegen de luchtkwaliteitsnormen overschreden worden, dan wel overschreden zullen gaan worden. Conform de Regeling 'Niet in betekenende mate' draagt een toename van het aantal woningen met minder dan 1.500 woningen niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Daarnaast dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening rekening te worden gehouden met grenswaarden voor luchtkwaliteit. Uit de eerder genoemde rapportage blijkt dat in Ochten nergens (toekomstige) grenswaarden overschreden worden. Ook langs gemeentelijke wegen vindt er geen overschrijding plaats van (toekomstige) grenswaarden.

Dit betekent dat in de huidige situatie geen overschrijdingen plaatsvinden. Door de maatregelen die getroffen en genomen gaan worden kan geconcludeerd worden dat de situatie alleen maar verbeterd.

Verwerking in het bestemmingsplan

Vanwege de Regeling 'Niet in betekenende mate' behoeft er bij eventuele toevoegingen van woningen in de wijzigingsbevoegdheden geen randvoorwaarde in het kader van de luchtkwaliteit opgenomen te worden. De grenswaarden voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer en scheepvaart worden nergens overschreden. De eisen van goede ruimtelijke ordening staan vestiging van een nieuwe woning via een wijzigingsbevoegdheid dan ook niet in de weg.