direct naar inhoud van Toelichting
Plan: B&B - Hotel Bonegraafseweg 59 Ochten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Het Nationaal Fruitpark trekt bezoekers en cursisten uit alle delen van het land en daarbuiten. Het park in combinatie met het informatiecentrum wordt gebruikt voor recreatieve en educatieve activiteiten en voor zakelijke bijeenkomsten. Vanuit deze dagactiviteiten komt er een behoefte naar voren naar overnachtingsmogelijkheden. Ook vanuit de regio (RBT Rivierenland en Kamer van Koophandel) wordt aangegeven dat er te weinig aanbod is.

De eigenaren van het Nationaal Fruitpark Ochten hebben daarom het initiatief genomen om een ‘B&B - Hotel’ te realiseren op hun park. De geplande overnachtingsaccommodatie moet maximaal 30 kamers gaan herbergen. Hiermee wordt de behoefte aan een hoogwaardige overnachtingsmogelijkheid ingevuld en krijgt het park een kwaliteitsimpuls die aansluit bij de huidige bedrijfsvoering.

1.2 Aanpak

Voor het plangebied wordt een nieuw bouwvlak vastgelegd en wordt voorzien in een regeling voor de ontwikkeling van een B&B - Hotel. In dit document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden, zijn vastgelegd in de regels en aangeduid op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

1.3 Plangebied

Het plangebied is gelegen tussen de kernen Ochten en Dodewaard aan de Bonegraafseweg 59. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0001.png"

bron: bing maps

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan waarbinnen het plangebied ligt, is het bestemmingsplan "Bonegraafseweg 59" en is op 20-12-2012 vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Recreatie - Dag", waarin is bepaald dat het perceel gebruikt mag worden voor een educatie- en informatiecentrum op het gebied van de fruitteelt, agrarische productie ten behoeve van de fruitteelt, met daarbij ondergeschikt: detailhandel in streekeigen agrarische producten, horeca conform horecacategorie 1 en 2, kleinschalige evenementen en het aanbieden van vergaderruimtes. Daarnaast voor een bedrijfswoning op de plek waar deze is aangeduid.

Verder is er een bouwvlak opgenomen, waar bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning mogen worden gerealiseerd ten behoeve van deze bestemming. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter en de goothoogte niet meer dan 4 meter. Het bebouwd oppervlakte voor bedrijfsgebouwen moet binnen het bouwvlak plaatsvinden. Het bouwvlak is circa 2.100 m2 groot. Buiten het bouwvlak mag nog maximaal 450 m2 worden gebouwd.

Voor een deel van het perceel geldt tevens de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 5". Binnen deze waarde zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden in de bodem.

Tenslotte loopt er door het gebied een vrijwaringszone - weg. Deze zone kan niet zonder meer bebouwd worden.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede uit het bestemmingsplan "Bonegraafseweg 59" opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0002.png"

Bestemmingsplan Bonegraafseweg 59 met in rood het plangebied

De beoogde functie voor nachtverblijf past niet binnen de bestemmingsregels. Het gebouw is buiten het bouwvlak gelegen en voldoet niet aan de toegelaten bouwvolume buiten het bouwvlak. De hotelfunctie zal expliciet binnen een nieuw op te stellen bestemmingsplan moeten worden toegestaan. Daarnaast zal het bouwvlak en/of de maatvoeringen moeten worden gewijzigd. De rest van het Fruitpark blijft ongewijzigd, hierdoor is gekozen om alleen het deel van het B&B - Hotel te herzien.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven. In hoofdstuk 3 komt het initiatief aan bod, waarbij het stedenbouwkundig plan en de beoogde beeldkwaliteit wordt toegelicht. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Hoofdstuk 6 gaat vervolgens in op de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 wordt het juridisch plan beschreven. Tot slot bevat hoofdstuk 8 een overzicht van de te doorlopen procedure.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Karakteristiek van de omgeving

Het Fruitpark ligt binnen een uitgestrekt landelijk gebied tussen de Waal en de Rijn waarbij de betuweroute en de A-15 duidelijk zichtbare infrastructurele werken aanwezig zijn. Dit gebied is te kenschetsen als landelijk gebied, waar diverse agrarische en niet agrarische bedrijvigheid te vinden is. Veel bedrijven zijn gericht op het kweken van bomen, fruitteelt en/of veeteelt.

De Bonegraafseweg verbindt de kernen Ochten en Dodewaard. Deze weg is een regionale verbindingsweg met een landelijke uitstraling. Aan deze weg staan diverse woningen met hierachter bedrijfsbebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0003.png"

Ligging plangebied in omgeving (bron: Bing maps)

2.2 Karakteristiek van het plangebied

Huidige activiteiten Fruitpark

Het Nationaal Fruitpark is momenteel in gebruik als recreatief en educatief park waar verschillende soorten fruitbomen te vinden zijn en verschillende teelttechnieken worden getoond. Deze functie wordt ondersteund met een informatiecentrum waar bedrijven, scholen en particulieren iets kunnen leren over de geschiedenis en het heden van de fruitteelt in de regio. In de afgelopen jaren zijn de recreatieve en educatieve waarden versterkt en is het terrein voor een breder publiek toegankelijk gemaakt. Passend bij de dagrecreatieve en educatieve functie is er een terras en horecagelegenheid gerealiseerd. Voorts worden er streekeigen producten verkocht en is er onder andere een dierenweide, een uitkijkpunt en een midgetgolfbaan aanwezig. Het hoofdgebouw biedt ruimte voor ontvangst van de gasten. Er worden veel bijeenkomsten verzorgd voor bedrijven, scholen en particulieren zoals vergaderingen, cursussen en andere bijeenkomsten die zich hoofdzakelijk richten op de plattelandssector. Naast de recreatieve en educatieve waarde is ook de ecologische waarde hoog met nestkasten voor diverse vogels, poelen, nest- en foerageergelegenheden en ecologisch vriendelijke watergangen en oevers.

Inrichtingsopzet van het park

Het gebied is opgedeeld in drie lange stroken, aansluitend op het historische slotenpatroon uit de 19e eeuw. De twee buitenste velden zijn volledig benut voor de aanplant van vele fruitrassen. Het middelste veld is open zodat de bezoeker de historische verkaveling blijft herkennen en vanuit het middelste veld uitzicht heeft op bijna alle fruitrassen. Hier is een dierenweide en jeu de boulesbaan aanwezig. Aan de noordkant van het plangebied, gelegen in het weidevogelgebied, zijn kikkerpoelen aangelegd.

Het informatiecentrum is aan de Bonegraafseweg gesitueerd op het meest oostelijke veld. Het westelijke veld is deels in gebruik als parkeerterrein.

Tussen de Bonegraafseweg en het informatiecentrum wordt een bedrijfswoning gebouwd. Het is de bedoeling dat de nieuwe woning en bijbehorende bijgebouwen compact rond een erf gesitueerd worden.

De onderstaande afbeelding geeft de inrichtingsschets weer zoals het grootste deel van het Fruitpark momenteel is aangelegd. De in rood aangegeven gebouwen betreffen de bedrijfswoning en bijgebouwen die nog niet zijn gerealiseerd, maar die al wel binnen het huidige bestemmingsplan zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0004.jpg"

Inrichtingsschets zoals voor een groot deel is gerealiseerd (met uitzondering van de bedrijfswoning en bijgebouwen)

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0005.jpg"

Zicht op oostelijk deel van het Fruitpark ter hoogte van de jeu de boulesbanen

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0006.jpg"

zicht vanaf de Bonegraafseweg over open middengebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0007.jpg"

zicht vanaf de Bonegraafseweg op de entree, parkeerplaats en het westelijk gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0008.jpg"

Zicht op het informatiecentrum/congresruimte en terras vanaf middengebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0009.jpg"

Bovenverdieping ingericht als informatieruimte voor educatie en congressen

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Gewenste bedrijfsontwikkeling Fruitpark

In deze paragraaf worden de gewenste ontwikkeling en de doelstelling van het Fruitpark toegelicht. Hierin komen de beoogde doelgroepen, de duurzaamheidsambitie en de bedrijfsmatige exploitatie naar voren.

Het Fruitpark in Ochten brengt de kenmerken van het oorspronkelijke Betuwse landschap in beeld. Bezoekers maken kennis met een diversiteit aan oude rassen hoogstamfruitbomen, oorspronkelijke hagen en landschapsinrichtingen. Het unieke karakter en de functie van het Fruitpark worden gekenmerkt door duurzaamheid, educatie en het onderscheidende concept dat zo specifiek is voor de fruitboom- en laanboomteelt in dit deel van het land. Er is behoefte aan het verder uitdragen van het concept in combinatie met een overnachtingsmogelijkheid.

Het Fruitpark zal zich verder ontwikkelen naar een plek voor de regio waar mensen kunnen recreëren, kennis opdoen, zakelijk ontmoeten, overnachten en ontspannen. Op deze plek zijn onder andere (dieren) weides, kikkerpoelen, een speelterrein en met name veel fruitboomgaarden van diverse rassen aanwezig. Naast het park is er een educatie- en informatiecentrum, horecagelegenheid en overnachtingsmogelijkheid binnen eigentijdse gebouwen met een landelijke uitstraling.

3.1.1 Uniek concept met unieke overnachtingsmogelijkheden

Het unieke concept van het Fruitpark biedt thema-gerelateerde activiteiten voor zowel de toeristisch als de zakelijk markt. Bovendien heeft het park een belangrijke educatieve component en vinden er periodieke themabijeenkomsten plaats, ook meerdaags. Het is juist de combinatie van verschillende doelgroepen en locatie die dit project zo uniek maakt. Een plek waar de zakelijke markt, de toeristenmarkt en de 'maatschappelijke' markt (scholen/educatie) samen komen.

In de praktijk is zowel vanuit de toeristische als vanuit de zakelijke markt de vraag ontstaan naar overnachtingsmogelijkheden. Om die reden bestaat de wens het park uit te breiden met een B&B-hotel.

Een B&B-hotel is precies wat de naam suggereert: een combinatie van een Bed&Breakfast en een hotel. In de landen om ons heen, zeker Duitsland en Frankrijk, is het al een bekend concept, in Nederland komt het (nog) niet of nauwelijks voor.

Je kunt er overnachten en ontbijten, maar een zelfstandig restaurant is er niet. Voor het avondeten zijn de restaurants in de omgeving nodig. Deze combinatie maakt ook dat de schaal van het project beperkt kan blijven: voldoende omvang voor wat (relatief) eenvoudige voorzieningen maar een hele keukencrew voor het diner is niet nodig. Bovendien worden op deze manier lokale ondernemers betrokken bij het concept.

Anders dan een 'gewoon' hotel draagt het karakter van een B&B-hotel bij aan 'het gevoel van thuiskomen' in een kleinschalige, huiselijke setting.

3.1.2 Doelgroepen

Het Fruitpark is bedoeld voor verschillende doelgroepen. Voor toeristen (als centrale uitvalsbasis naar diverse toeristische locaties in de regio), voor de zakelijke markt (waar thema- en sector gerelateerde bijeenkomsten plaatsvinden op een locatie waar de geschiedenis van de agrarische sector, in het bijzonder de fruitsector, in beeld zijn gebracht).

Ook heeft het park een belangrijke educatieve component en wordt het om die reden veel bezocht door scholen en voor praktijkopleidingen zoals snoeicursussen en het verlenen van spuitlicenties.

Wat positionering betreft wordt bijvoorbeeld ook aangesloten bij de seizoenen. In voorjaar en zomer richt het Fruitpark zich met name op de recreatief-toeristische markt gerelateerd aan de fruitteelt en de omgeving. Maar in het najaar en het winterseizoen zit ook een fruitboomkweker niet stil en is het park dus niet gesloten. In die periode richt het Fruitpark zich voornamelijk op de sector gerelateerde zakelijke markt

Een schets van de verschillende doelgroepen staat hieronder.


Scholen

Voor basisscholen, middelbare scholen en agrarische vakscholen biedt het Fruitpark de mogelijkheid om kennis op te doen van onder andere de regionale cultuurhistorie, ecologie, diverse fruitsoorten en het boerenleven. Zowel binnen als buiten kan aan de hand van een gids en informatieborden veel worden verteld en geleerd. Hier kunnen ook educatieve activiteiten zoals kikkervissen vangen, vogels spotten, haren/veren verzamelen, bomen snoeien, fruit plukken worden gecombineerd. Tussen deze activiteiten door kan er gespeeld worden in de speeltuin en kan er geluncht worden op het terras.


Gezinnen

Het park is openbaar en gratis toegankelijk. Hierdoor is het Fruitpark voor ieder gezin financieel bereikbaar. Diverse activiteiten richten zich op gezinnen, zo zijn er een midgetgolfbaan en een kinderboerderij en is er ruimte voor educatie. De midgetgolfbaan ligt verdeeld op het terrein van circa 4 hectare. De kinderboerderij biedt de mogelijkheid de kinderen kennis te laten maken met boerderijdieren. Achter in het park is er een mogelijkheid om kennis op te doen van het leven in de kikkerpoelen. Vanaf de uitkijktoren is er zicht op het beschermde weidevogelgebied. Belangrijkste is dat men op een speelse wijze in contact komt met de cultuurhistorische achtergronden van de Betuwe en met name de fruitteelt.

Naast eendaagse activiteiten in het park biedt het nieuwe B&B - Hotel de mogelijkheid om langer te blijven en andere activiteiten te ondernemen. Daarmee combineert het Fruitpark de beleving van de authentieke kenmerken van het rivierengebied en het Betuws landschap met de mogelijkheid tot een langer verblijf in de regio.

Het Fruitpark ligt op een centrale plek in de Betuwe, bestaande fiets- en wandelroutes doen het park al aan (er is zelfs een startpunt van het Wandelnetwerk). 'Recreatieve rondjes' komen langs Echteld en buurtschappen zoals Eldik, de wijngaarden in Dodewaard en de Romeinse wachttoren in Opheusden, kasteel Wijenburg en het landgoed Hemmen. Kernen als Ochten en Hemmen zijn nabij, maar ook de Romeinse Limesroute en het voetpontje naar Druten en er wordt gewerkt aan een thematische fietsroute voor de laanboomteelt. Bovendien leent het park zich uitstekend als uitvalsbasis voor een bezoek aan Wamelland of musea zoals het Museum Flipje, het Streekmuseum en het Betuws oorlogsmuseum en kunnen vogelspotters er hun hart ophalen. Tenslotte zijn er arrangementen met regionale toeristische trekkers als Ouwhands Dierenpark en de Tuinen van Appeltern.


50 plussers

Ook voor 50 plussers biedt het park de mogelijkheid om recreatieve met educatieve activiteiten te combineren. Er zullen samenwerkingsverbanden met organisaties worden aangegaan zoals VVV, Betuwe-express, natuurorganisaties en winkels met streekproducten. Voor deze doelgroep zijn met name de historie van het fruit en de regio interessant. Een aantal functies zoals wellness en fitnessmogelijkheden binnen het nieuwe B&B - Hotel biedt voor deze groep meer dan alleen een overnachtingsmogelijkheid. Overdag kan men gebruik maken van een fiets of scooter die men kan huren en daarnaast wordt een gratis shuttledienst naar een bushalte of treinstation opgezet. Het Fruitpark ligt nabij een belangrijke fietsroute in noord-zuidrichting waarmee men binnen een kwartier bij de rivieren Nederrijn of Waal is en in oost-westrichting waarmee binnen een kwartier de kern Ochten of Dodewaard te bereiken is.


Zakelijke agrarische markt

Het Fruitpark wil de rol voor het netwerk van agrariërs, fruit- en teeltexperts binnen de regio versterken. Deze agrarisch-zakelijke markt is nadrukkelijk de doelgroep van de betrokken ondernemer, vanwege het onderscheidend vermogen ten opzichte van meer algemene (al dan niet bestaande) vergader en overnachtingslocaties. Nu al vormen netwerkbijeenkomsten, congressen en symposia een substantieel deel van de activiteiten in het Fruitpark. Deelnemers komen niet alleen vanuit Nederland, maar ook van daarbuiten. Denk hierbij aan congressen, cursussen en bijeenkomsten van bijvoorbeeld Tree Centre Opheusden (TCO), de Rabobank, accountants uit vee-/en fruitsector en het Regionaal Centrum voor Technologie (RCT). Deze bijeenkomsten zijn gerelateerd aan de agrarische sector i.h.a. en de fruitsector in het bijzonder. Vaak zijn de bijeenkomsten een combinatie van theorie en praktijk zoals dat goed in het park te verenigen is. Zo vinden er snoeicursussen en opleidingen voor spuitlicenties plaats.

Dit soort initiatieven en bijeenkomsten wordt met de komst van een B&B - hotel verder gefaciliteerd. In het informatiecentrum en het B&B - Hotel zijn meerdere ruimtes beschikbaar om kennis op te doen en kennis te delen op het gebied van de fruit- en bomenteelt en aanverwante onderwerpen.

Tussen de presentaties, brainstormsessies en workshops kan men theorie combineren met de praktijk in het Fruitpark (snoeicursussen, opleidingen voor spuitlicenties etc.).

De bijeenkomsten kunnen gepaard gaan met een lunch of met diners verzorgd door restaurants/catering uit de regio. Bij meerdaagse bijeenkomsten biedt het B&B - Hotel de mogelijkheid om te overnachten. Ook voor de (buitenlandse) bezoekers aan de boomkwekerijen en andere regionale bedrijven sluit het B&B - Hotel aan bij de wens naar een slaapgelegenheid.

Ook nu al geven zakelijke gasten aan de behoefte te hebben aan een combinatie met hotelfunctie. De komst van het Agro Business Center (ABC) in Opheusden zal dit verder versterken: steeds vaker zullen internationale vertegenwoordigers uit de boomteeltsector naar de regio komen. Internationale klanten uit de boomteelt vinden met het unieke concept op deze locatie dan een plek om midden in markt te logeren, waar bovendien theorie en praktijk gecombineerd kunnen worden en historie en toekomst (oude en nieuwe fruitboomrassen staan naast elkaar opgesteld) bij elkaar komen.

3.1.3 Duurzaamheid

Naast de recreatieve en educatieve rol zal het Fruitpark zich richten op duurzaamheid. Dit komt tot uitdrukking in de ecologische diversiteit en stimulerende natuurontwikkelingsmaatregelen en anderzijds door de beoogde energiebesparende maatregelen in de gebouwen.

De ecologische meerwaarde komt naar voren door de nestgelegenheden voor valken, kiekendieven en ooievaars. Achter op het terrein bieden de poelen en oeverinrichting verblijfsmogelijkheden voor diverse amfibieën en vissen. Ook de fruitbomen en hagen bieden mogelijkheden om te nestelen maar ook te foerageren. Tot slot zijn er diverse watergangen op een natuurvriendelijke manier aangelegd die zo een leefgebied vormen voor diverse waterdieren.

Met het nieuwe B&B - Hotel wordt geambieerd om het gebouw energieneutraal te maken. Dit komt tot uitdrukking in de toepassing van warmtepompen, zonnepanelen, zonneboilers en de hoge isolatiewaarde. De relatie tussen binnen en buiten wordt versterkt door de toepassing van veel glas. Tot slot kan met technische maatregelen op een directe manier inzichtelijk worden gemaakt hoe het energieverbruik is. Dit heeft ook een educatieve meerwaarde voor de gebruikers van het park

3.1.4 Bedrijfsmatige exploitatie

Het Fruitpark heeft de ambitie om verder uit te groeien tot een belangrijke verbindende speler/voorziening binnen de fruitteelt en niet alleen binnen de regio maar ook uit alle delen van het land en zelfs daarbuiten. Niet alleen moeten de exploitanten nu noodgedwongen een deel van de markt laten liggen (omdat de behoefte aan overnachtingsmogelijkheden zonder het B&B - hotel niet kan worden ingevuld), de ontwikkeling van het Fruitpark in combinatie met overnachtingsmogelijkheden draagt ook bij aan de Ambities van Regio Rivierenland en de gebiedsopgave Gelderse Corridor en past binnen het regionale projectplan "Fruitrijk".

Hiermee vervult het Fruitpark naast een educatieve rol ook steeds meer een recreatieve rol. Deze rol zal de komende jaren verder worden uitgebreid door meer samen te werken met regionale scholen, fruittelers, restaurants, winkels, natuurorganisaties en organisaties voor recreatie en toerisme. Door de samenwerking aan te gaan ontstaat er een groter netwerk binnen de regio dat elkaar op diverse manieren kan versterken. De regio wint hierdoor in betekenis op het vlak van educatie en recreatie. Het Fruitpark speelt hierin een belangrijke rol en functioneert als het ware als vliegwiel voor andere initiatieven op het vlak van educatie en recreatie.

Het bovenstaande kan alleen worden bereikt door niet alleen ééndaagse activiteiten aan te bieden, maar ook arrangementen om de cursisten, fruitexperts, teeltexperts, recreant, toerist, etc. langer in de regio vast te houden. Hiervan profiteren zowel de regionale en lokale voorzieningen, als de bedrijven. Een functie die hier complementair aan is, is een overnachtingsvoorziening. Binnen de regio is een tekort aan dergelijke gecombineerde functies. Er wordt steeds vaker gevraagd naar overnachtingsmogelijkheden. Het Regionaal Bureau voor Toerisme-Rivierenland en de Kamer van Koophandel bevestigen deze vraag (zie paragraaf 4.1.1). Het B&B - Hotel is enerzijds dus een aanvulling op de activiteiten binnen het Fruitpark en anderzijds biedt het een verblijfsmogelijkheid binnen de regio, die nu niet tot nauwelijks aanwezig is.

Om de beschreven rol te kunnen vervullen zullen er voldoende inkomsten moeten worden gegenereerd. Dit komt met name van de recreatieve- en zakelijke markt en de arrangementen met overnachtingsmogelijkheden. De kosten bestaan uit de stichtings-/bouwkosten van het B&B - Hotel, het onderhoud van zowel het park als de gebouwen, loonkosten personeel, maar ook marketing voor het Fruitpark en de regio en het aangaan van samenwerkingsverbanden met ondernemers in de regio.

Om te komen tot een exploitabele businesscase is een capaciteit van 30 kamers nodig. Anderzijds is het niet de bedoeling om meer dan 30 kamers te realiseren aangezien anders het beoogde huiselijke en kleinschalige karakter van het hotel verloren gaat. Er wordt uitgegaan van een gebouw van maximaal 1.250 m2 en bestaat uit twee bouwlagen. Binnen dit gebouw zullen de hotelkamers, de ontvangsthal, kleine keuken (max. 30 m2), opslag, vergader/kantoorruimte, ontbijtruimte, lounge-, wellness, en fitnessgedeelte komen. Er is verder een ruimte/huiskamer voor personeel dat gecombineerd is met een kleine slaapkamer en kookgelegenheid zodat hier personeel en/of uitbater 24 uur aanwezig kan zijn. Het verblijf zal incidenteel zijn. De voorraadruimte en koel- vriescellen zullen grotendeels gecombineerd worden met het huidige pand.

De onderstaande indicatieve plattegronden van het gebouw geven een indruk waarom het beoogde gebouw een dergelijke omvang nodig heeft om de gewenste functies in te passen. Hiermee kan een hotelfaciliteit met de gewenste allure worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0010.png"

Impressie plattegrond begane grond

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0011.png"

Impressie plattegrond eerste verdieping

Met betrekking tot de genoemde functies is het van belang dat het B&B - Hotel altijd in samenhang met het Fruitpark functioneert. Het is niet mogelijk om de B&B - Hotel los verder te ontwikkelen: het moet één ruimtelijke eenheid zijn en als zodanig herkenbaar zijn in het veld. Enkele specifieke functies binnen het B&B - Hotel zijn ondergeschikt aan, ten dienste van en onlosmakelijk verbonden met de hotelfunctie. Dit betekent bijvoorbeeld dat het restaurantgedeelte niet als 'a la carte' restaurant mag functioneren maar alleen voor ontbijt/lunch voor de gasten. Dit betekent ook dat het wellness gedeelte niet als saunafunctie voor passanten mag worden gebruikt. Om de ondergeschiktheid van deze functies te waarborgen geldt dat maximaal 15% van het bruto vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor dergelijke functies.

Het betreft de volgende functies: keuken, wellness, fysiotherapie, fitness en kantoor-/vergaderruimte. De overige ruimten zoals kamers, gang, opslag- en wasruimten, technische ruimte, huiskamer/ontbijtzaal, personeelsruimte behoren tot de (gewone) hotelfunctie.

Een belangrijk uitgangspunt met betrekking tot het voorliggend initiatief is dat met het B&B - Hotel het Fruitpark zowel qua bebouwing als qua functie als geheel kan worden afgerond. Het is niet de bedoeling dat in de toekomst meer (grootschalige) bebouwing bijkomt of dat er nieuwe functies worden ontplooid. Deze functionele en bebouwingskaders zijn ook als zodanig binnen het bestemmingsplan vastgelegd.

3.2 Toekomstig plan

3.2.1 Algemeen

Het grootste deel van het Fruitpark is reeds gerealiseerd. De voorbereidingen voor het realiseren van de bedrijfswoning en bijgebouwen zijn ten tijde van voorliggend plan in gang gezet. Het toekomstig plan richt zich alleen op het B&B - Hotel en de bijbehorende terreininrichting. De rest is immers al gerealiseerd, in gang gezet of toegestaan binnen het huidige bestemmingsplan.

Voor het B&B - Hotel zijn uitgangspunten geformuleerd om te komen tot een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van het gebouw en de bijbehorende terreininrichting. Hierna worden de uitgangspunten beschreven ten aanzien van de aspecten stedenbouw, architectuur en erfinrichting.

De uitgangspunten zijn vertaald in twee mogelijke schetsontwerpen, 3D-beelden en plattegronden waarmee de bandbreedte van de uitgangspunten zijn verbeeld.

3.2.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten

De locatie van het B&B hotel sluit aan op de huidige opzet van het Fruitpark. In het ontwerpconcept van het huidige Fruitpark is een driedeling aanwezig die bestaat uit een westzone met parkeren en daarachter de fruittuin, een centrale open groene zone en een oostzone met een bebouwingscluster en daarachter een speeltuin en fruittuin. Logischerwijs is het B&B hotel achter het bestaande bebouwingscluster gesitueerd. Hiermee blijft het overige gebied vrij van gebouwen. De kleinschaligheid van het landschap door middel van de strokenverkaveling blijft hiermee gehandhaafd. De nieuwbouw is mede hierdoor vanaf de Bonegraafseweg bij de entree maar voor een deel zichtbaar en blijft hierdoor ondergeschikt aan het beeld van het Fruitpark. Vanaf Dodewaard zal de nieuwbouw eveneens niet tot nauwelijks zichtbaar zijn door de bebouwing van het naastgelegen agrarische bedrijf.

Er ontstaat als het ware een eigentijdse agrarische erfopzet door achtereenvolgens de bedrijfswoning (boerderij), het infocentrum (bedrijfsgebouw) en erachter het hotel (schuur) te plaatsen. Ook qua uitstraling (detaillering, materialen en kleuren) zijn er parallellen te trekken met de bebouwing op erven zoals die in de omgeving aanwezig zijn, maar nadrukkelijk in een modern jasje (zie paragraaf 'architectonische uitgangspunten').

Het B&B hotel heeft verwijzingen naar een agrarische schuur en volgt daarom hoofdzakelijk de richting van de langgerekte strokenverkaveling. Het gebouw heeft een eenvoudige hoofdvorm en plattegrond. De (relatief grootschalige) omvang is ook vergelijkbaar met een agrarische schuur. Dit kan in de vorm van een recht hoekig grondvlak met eventueel een verbijzondering aan de zuidzijde. Deze verbijzondering kan een haakse verdraaiing van de kap zijn aan de zijde van het infocentrum (T vorm). Hiermee wordt het plein/erf tussen de nieuwbouw en het infocentrum begeleid en wordt gereageerd op de richting van het infocentrum.

De bebouwing staat zoveel als mogelijk aan de oostzijde van het plangebied, hiermee blijft vanaf het infocentrum en het plein zicht op het Fruitpark. Vanuit de kamers heeft men vanaf de oostzijde zicht op het landelijk gebied en aan de westzijde zicht op het Fruitpark.

Door de positie van de nieuwbouw achter het infocentrum wordt de speeltuin verplaatst naar het middengebied. De benodigde extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd in het verlengde van het bestaande parkeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0012.png"  afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0013.png"

Stedenbouwkundig schetsplan met mogelijke situering van het B&B - Hotel

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0015.jpg"

3D vogelvluchtimpressie van beide varianten

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0016.jpg"  afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0017.jpg"

zicht vanaf de Bonegraafseweg

3.2.3 Architectonische uitgangspunten

De maximale omvang van het gebouw is 1.250 m2. De verhouding is hierbij ca. 60 meter lang en ca. 20 m breed, hiermee ontstaat nog wat ruimte ten behoeve van de kapverdraaiing in model 2 of het overkappen van het terras. Het plan gaat uit van maximaal 30 kamers. Door deze te verdelen over twee bouwlagen is er minder ruimtebeslag nodig. Dit betekent dat het gebouw bestaat uit een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter. De hoogte is daarmee gelijk aan het infocentrum. De goothoogte is hoger. Hiermee kunnen op de verdieping kamers worden gemaakt met voldoende lichttoetreding zonder dat de kap moet worden onderbroken door dakkapellen.

De gevels zijn strak vormgegeven waarbij geen (grote) gevelverspringingen, geveltoevoegingen of ornamenten zitten. Er wordt een grote kap toegepast, waarbij openingen zoveel als mogelijk worden voorkomen. Mogelijkheden om daglicht toe te laten treden zijn: een uitsnede in het dak, een onderschoer, langgerekte dakramen, een glazen kopgevel of een doorlopende uitsnede in dak en/of gevel.

De gevels bestaan hoofdzakelijk uit hout, bijvoorbeeld door de toepassing van antraciet gepotdekseld hout of natuurlijk bewerkt hout (vergelijkbaar met het infocentrum). Dit kan ook uitgevoerd worden in hoogwaardig uitgevoerd kunststof/staalplaat met houtnerf. Ondergeschikt wordt gebruikt gemaakt van glas en/of een gestuukte gevel. Hiermee wordt verwezen naar de architectuur van het infocentrum.

3.2.4 Uitgangspunten erfinrichting

De landschappelijke inrichting van het Fruitpark is voor een groot deel aangelegd. De oorspronkelijke opzet van het park, dat gebaseerd is op een schilderij van Mondriaan, blijft met de ontwikkeling grotendeels in tact. Dit heeft betrekking op de driedeling van het gebied waardoor de schaalgrootte dat bij het landschap past overeind blijft. Het park bestaat verder uit een vlakverdeling met diverse fruitboomsoorten, meanderende watergangen, poelen achterop het terrein, een middenzone met een dierenweide, een speelterrein en jeu de boules banen. Verspreid over het terrein zijn diverse wandelpaden en een midgetgolfbaan aanwezig. Het terrein is dus in feite al landschappelijk ingepast en heeft een ecologische meerwaarde voor het gebied.

Voor onderhavig plan is, naast het toevoegen van het hotel, nog van belang dat er extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Voor het benodigde aantal parkeerplaatsen is aangesloten bij de gemeentelijke parkeernormen (zie paragraaf 5.4). Deze parkeerplaatsen worden in het verlengde van het bestaande parkeerterrein geplaatst en omzoomd met een groene haag zodat de auto's uit het zicht worden gehaald.

De beoogde locatie van het hotel is momenteel in gebruik als speelweide en een klein deel met bomen. Deze worden naar een andere plek van het Fruitpark verplaatst, waarbij het speelterrein tussen de jeu de boules banen en de dierenweide wordt geplaatst. Hierdoor zijn de recreatieve activiteiten in het middengedeelte bij elkaar gelegen en is er toezicht mogelijk vanaf het terras.

Er zijn verder geen aanpassingen met betrekking tot de bestaande inritten en/of verkeersstructuur nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0018.jpg"  afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0019.jpg"

zicht vanaf parkeerterrein op het plein met de twee varianten

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0020.jpg"  afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0021.jpg"

zicht vanaf het plein/infocentrum op het park

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is "duurzame verstedelijking". Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De ladder bestaat uit drie 'treden' die doorlopen moeten worden om te bezien of een ontwikkeling bijdraagt aan duurzame verstedelijking. De treden zijn:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt naar die handreiking verwezen.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het Barro geeft aan dat de Ecologische hoofdstructuur door de provincie geometrisch wordt bepaald en wordt voorzien van regels hieromtrent. Dit komt in paragraaf 4.2 aan de orde. Het plangebied ligt verder niet in, of in de directe nabijheid van de aangewezen beschermde gebieden.

Ladder duurzame verstedelijking

Het plan gaat uit van een hotel achter het bestaande informatiecentrum. Het B&B - Hotel vormt een aanvullende functie van het huidige Fruitpark. Deze hotelfunctie is binnen het huidige bestemmingsplan niet toegestaan. Het plan kan worden aangemerkt als verstedelijking.

Aan de hand van de stappen van de ladder is onderhavig plan getoetst aan deze ladder voor duurzame verstedelijking:

stap 1:

Er is regionaal gezien sterk behoefte aan een plek waar overnacht kan worden, zowel door recreanten als voor de zakelijke markt. Beide groepen zoeken deze regio op voor de gebiedseigen kenmerken: het rivierenlandschap en, juist hier, ook de fruit- en laanboomteelt.

Voor de zakelijke markt geldt dat er behoefte is aan een plek waar bijeen gekomen kan worden ín de eigen kenmerkende sfeer en waar theorie en praktijk kunnen worden gecombineerd. Het is ten behoeve van deze doelgroep, de agrarisch-zakelijke markt, waar het onderscheidend vermogen ten opzichte van meer algemene vergader en overnachtingslocaties goed tot zijn recht komt. De zakelijke doelgroep kent diverse branches uit zowel binnen- als buitenland. Denk daarbij aan vertegenwoordigers uit de boom- en fruitteeltsector, opleiders (snoei- en spuitcursussen, teeltcursussen), banken en accountants die werken voor de agrarische sector, (buitenlandse) bezoekers van de veiling in Geldermalsen of de Universiteit van Wageningen (met de bijhorende Research-bedrijven) als ook fruithandelaren in de regio.

Recreanten zoeken daarbij ook de combinatie tussen locatie specifieke arrangementen met overnachten. Ten behoeve van het onderbouwen van de behoefte, vraag en marktpotentie is er een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd door HTC advies. Dit onderzoek is in bijlage 2 van de toelichting opgenomen.

Belangrijkste conclusie die wordt getrokken is dat de markt voldoende groot is en er voldoende kansen zijn in het verzorgingsgebied. Er liggen voldoende kansen in de markt vanwege de populariteit van het primaire verzorgingsgebied bij dag- en buitenrecreanten. Er is wel concurrentie in de vergader- en overnachtingsbranche , maar de markt kan uitbreiden, omdat in de regio ook veel overnachtingsmogelijkheden verloren zijn gegaan. Bovendien kan de markt van vergaderfaciliteiten naar hoger plan getild worden, juist door het bieden van overnachtingen: nu is er een grote groep potentiële zakelijke klanten die niet komt vergaderen vanwege het gebrek aan overnachtingsmogelijkheden.

Overigens zijn er binnen de gemeente Neder-Betuwe zelf vrij weinig overnachtingsmogelijkheden, En regionaal gezien is er - door in te zetten op een onderscheidende concept - in feite geen sprake van concurrentie met bijvoorbeeld Van der Valk in Tiel, waar een deel van de regionaal verloren gegane overnachtingsmogelijkheden is opgevuld. Het onderscheidende/unieke totaalconcept kan ook alleen maar op deze locatie en zal eerder een waardevolle aanvulling zijn dat juist meer gasten naar deze regio trekt.

De kracht van het concept wordt gevormd door de cross-sectorale verbinding tussen Agribusiness en Recreatie & Toerisme: (Fruitpark, infocentrum en Fruithotel), het onderscheidend vermogen en de huiselijke sfeer gecreëerd door de medewerkers woonachtig op locatie. Hier kan het huidige aanbod in de regio niet in voorzien. In het Ambitiedocument 2016-2020 Regio Rivierenland zijn o.a. Agribusiness en Recreatie & Toerisme opgenomen als belangrijke speerpunten, waarbij benoemd staat dat 'het speerpunt Recreatie & Toerisme op natuurlijke wijze verbonden is met het speerpunt Agribusiness' Om de ambitie van 'een jaarlijkse omzetgroei van 5% in R&T te bereiken' moet ook worden gezocht naar innovatieve verbindingen tussen de sectoren. De opgaven om te werken aan 'verbinding van agribusiness met de samenleving, het DNA van ons gebied (denk o.a. aan verbrede plattelandsontwikkeling in combinatie met toerisme, streekproducten)' en de opgave 'pro-actief het toeristisch aanbod stimuleren dat inspeelt op de sterkten van de regio, dat doelgroepen die daarbij passen aantrekt en dat tekorten in aanbod aanvult (o.a. meer overnachtingsmogelijkheden)' geven aan dat regionaal behoefte is aan deze nieuwe ontwikkelingen en wordt ingezet op het benutten van kansen passend bij de ambitie van Regio Rivierenland. De verschillende marktvariabelen die in het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn vertaald in schaalwaarden van 1 tot 5. Bij een score boven de 3,0 zijn er marktmogelijkheden. De behaalde gewogen score van 3,2 geeft aan dat er voldoende mogelijkheden in de markt zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0022.png"

analyse marktkansen Bron: HTC advies

Het bovenstaande is uitgebreid beschreven en cijfermatig onderbouwd in het onderzoek. Deze cijfermatige marktbehoefte komt ook naar voren in de praktijk, aangezien gasten van buiten de regio en vanuit het buitenland aangeven te willen overnachten (momenteel circa 80 zakelijke bijeenkomsten per jaar). Tot slot komt de behoefte naar voren vanuit marktanalyses en beleid van de regio en de gemeente naar (meer) overnachtingsmogelijkheden (zie ook paragraaf 4.4).

In het kader van het aantonen van de regionale behoefte van het hotel is zowel op regionaal en gemeentelijk niveau als door een deskundig adviesbureau bevestigd. Naast de beschrijving in het ambitiedocument van Regio Rivierenland van de hierboven genoemde regionale behoefte blijkt uit de recent gepresenteerde 'Monitor Vrijetijdseconomie Rivierenland 2014'dat er een daling heeft plaatsgevonden van het aantal overnachtingen. Deze daling is voor een groot deel toe te schrijven aan het wegvallen van een aantal hotelaccommodaties in de regio. Het onderzoek geeft aan dat 'het moment is aangebroken om het tij te gaan keren. Nieuwe ontwikkelingen zullen naar verwachting een substantiële bijdrage gaan leveren aan de economische spin-off in de vrijetijdseconomie. Uit de stukken blijkt niet alleen dat het huidige aanbod ontoereikend is, maar ook dat er een vraag is naar een hang naar authenticiteit en behoefte aan plattelandsbeleving; de zogenaamde 'story telling' locaties. Voorliggend project past juist daarom ook zo goed op deze locatie: deze locatie past als een (eerste) spin in een nieuw recreatief web waar behoefte aan bestaat in de regio. Het vormt daarmee, naast andere fruit- en laanboomgeoriënteerde projecten zoals de ontwikkeling van het Agro Business Centre (ABC), een van de voorlopers van het uitbouwen van een regionaal herkenbaar economisch / maatschappelijk concept. Het draagt bij aan het project 'Fruitrijk', het bevordert de cross-over tussen Agribusiness & Samenleving en Recreatie & Tourisme, het is al een Startpunt Wandelnetwerk, het gaat een Toeristisch Overstap Punt (TOP) worden, het vormt een goed uitgangspunt voor arrangementen in de regio (Ouwehands Dierenpark, de Tuinen van Appeltern, het project 'Rondje pontje'. Verder biedt deze locatie een goede uitvalsbasis om het rivierenlandschap te ontdekken met de bijhorende dijklandschappen, fraaie kernen (bijvoorbeeld het buurtschap Eldik), de wijngaarden in Dodewaard en de Romeinse wachttoren in Opheusden, Plein 10, kasteel Echteld en het Hemmense Bos.

Samenwerking met ondernemers is noodzakelijk voor het ontwikkelen en vernieuwen van het aanbod. Ook de markt voor zakelijke bijeenkomsten kan een impuls krijgen door toevoeging van onderscheidend en bijzonder aanbod.' Voor meer informatie en een samenvatting ervan wordt naar de Monitor Vrijetijdseconomie Rivierenland 2014 verwezen. Voorliggend plan past goed bij deze Monitor.

stap 2:

Het B&B – Hotel bij het Fruitpark is een totaal concept. Het hotel is onlosmakelijk verbonden met het park en de activiteiten op het Fruitpark en in het infocentrum. Zoals aangegeven is het onderscheidende vermogen gelegen in de combinatie van beleving en de bijzondere setting. Juist dit het is verschil ten opzichte van meer algemene vergader en overnachtingslocaties: de locatie trekt recreanten (vooral fietsers en wandelaars) die juist deze beleving en locatiespecifieke informatie zoeken en hier willen blijven slapen: midden in het gebied zelf waar de interesse naar uitgaat. In bestaand stedelijk gebied is aan een dergelijke behoefte niet of veel moeilijker te voldoen. Ook voor de zakelijke gasten is het belangrijk dat zij overnachten bij het Fruitpark en niet op een andere (stedelijke) locatie vanwege de al eerder genoemde eigen en kenmerkende sfeer op een locatie waar theorie en praktijk kunnen worden gecombineerd .

Het onderzoek 'Monitor vrijetijdseconomie' van het Regionaal Bureau voor Toerisme Rivierenland onderschrijft ook dat de ligging in het buitengebied juist zo belangrijk is.

Voorts is het ook niet haalbaar om het beoogde totaalconcept "Fruitpark, infocentrum en het Fruithotel" naar de kern te verplaatsen. Naast dat de initiatiefnemer hier geen gronden heeft en het financieel niet haalbaar is, is hiervoor te weinig ruimte beschikbaar binnen de kernen. Gezien het voorstaande is er binnen stedelijk gebied geen mogelijkheid om onderhavig plan/concept te realiseren. Hiermee is het plan getoetst aan stap 2.

stap 3:

De locatie is centraal gelegen binnen de gemeente Neder-Betuwe gelegen aan de Bonegraafseweg. Deze weg verbindt de kernen Dodewaard en Ochten en staat in directe verbinding met de A15. Voor de auto is het Fruitpark dus goed bereikbaar. De treinstations Kesteren en Opheusden liggen op 5 min rijden met de auto en 10 min. fietsen. De dichtbij zijnde bushalte ligt redelijk ver, circa 30 minuten lopen. De initiatiefnemer is voornemens om voor gasten een gratis shuttledienst op te zetten richting ov-haltes.

Conclusie

De ladder voor duurzame verstedelijking staat niet aan realisatie van dit plan in de weg.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
4.2.1.1 Algemeen

Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening van Gelderland. Deze visie en verordening is vastgesteld (09-07-2014). De omgevingsvisie en verordening vervangen het Streekplan en de provinciale verordening Gelderland.

4.2.1.2 Omgevingsvisie Gelderland

De omgevingsvisie heeft een tweetal doelen geformuleerd, te weten:

  • 1. Duurzame economische structuurversterking.

Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Deze versterking van de economie gebeurt in een andere context dan een aantal jaar geleden. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. Ter versterking van de kansen voor bedrijvigheid zet de provincie gericht stappen om ruimte te bieden aan initiatiefnemers en om hen te faciliteren. Dat betekent vooral:

  • kansen bieden aan bestaande bedrijven,
  • creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's,
  • creëren van een goede bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en de economische kerngebieden met fiets, openbaar vervoer en auto maar ook digitaal,
  • versterken van ruimtelijke randvoorwaarden voor de sterke (top)sectoren,
  • een gezonde vrijetijdseconomie,
  • een adequaat beheer van de bestaande bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland, zowel kwalitatief als kwantitatief en een daarop aangepaste aanpak van eventuele nieuwe plannen.
  • 2. Borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

De realisatie van deze tweede centrale doelstelling betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek,
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap,
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed, een gezonde en veilige leefomgeving.

Ondernemersklimaat versterken agri-sector

De provincie zet zich in voor versterking van het vestigings- en ondernemersklimaat agri-sector:

  • Als gevolg van schaalvergroting, ketenintegratie, verbreding, verschuivingen in het verdienmodel en innovaties is er steeds meer behoefte aan verruiming van de planologische ruimte op (tuinbouw)bedrijven. Aan bedrijfsgerelateerde ketenactiviteiten en teeltondersteunende voorzieningen biedt de provincie binnen kwalitatieve randvoorwaarden meer ruimte voor ontwikkelingen;
  • Ter versterking van de tuinbouwclusters biedt de provincie enige ruimte voor gesegmenteerde agro-gelieerde bedrijfsterreinen. ABC Opheusden, Fruit Business Center Geldermalsen, Agropark Lingewaard en de magneetlocatie Velddriel zijn belangrijk voor de sector;

Combinaties van onderwijs- en onderzoeksinstellingen, ondernemers en overheid rond deze sectoren moeten verder uitgebouwd en gefaciliteerd worden. Op andere terreinen bijvoorbeeld in de agrarische sector liggen de kansen voor de combinatie van leren en werken meer in het landelijk gebied, in de centra van bijvoorbeeld boomteelt, fruitteelt. Ook daar moet worden ingezet op het faciliteren en uitbouwen van de samenwerking tussen de verschillen partijen.

Recreatie

De ligging, landschappelijke kwaliteiten, cultuurhistorie en mogelijkheden voor waterrecreatie maken Rivierenland tot een aantrekkelijke toeristische en recreatieve trekpleister. Doel is om een toename te realiseren van de werkgelegenheid in de vrijetijdseconomie door groei van de bestedingen in deze sector.

Om dat te bereiken zijn speerpunten geformuleerd:

  • de fysieke infrastructuur (wandelroutekeuzenetwerk, fietsroutenetwerk, kwaliteitsverbetering, jachthavens, aanleg rivierpleisterplaatsen en passantenplaatsen);
  • het ondernemerschap van recreatieondernemers;
  • uitbreiding van het areaal verblijfsrecreatie;
  • nieuwe attracties (waaronder Fruitrijk, Geofort, Levende Land);
  • aantrekken van een grootschalig evenement
  • promotie en marketing.

Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

De provincie en partners gaan nieuwe ontwikkelingen bezien in samenhang met de bestaande voorraad. Dit vereist een denk- en cultuuromslag. Als leidend principe hanteren de provincie en partners de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen, staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. De juridische basis hiervoor is de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De Gelderse Ladder voor Duurzaam Ruimtegebruik is in onderhavig plan van toepassing, de ladder bestaat uit de volgende stappen.

  • a. Is er sprake van een actuele behoefte?
  • b. Is in de actuele behoefte te voorzien door herstructurering, transformatie of anderszins van bestaande gebouwen in bestaand stedelijk gebied?
  • c. Indien bovenstaande vraag negatief wordt beantwoord: is in de actuele behoefte te voorzien door nieuwbouw binnen het bestaand stedelijk gebied?
  • d. Indien bovenstaande vraag negatief wordt beantwoord: is in de actuele behoefte te voorzien in het landelijk gebied door hergebruik, herstructurering, transformatie of anderszins, die gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld ?
  • e. Indien uit bovenstaande blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet middels benutting van bestaande bebouwing in het buitengebied van de desbetreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre kan worden voorzien in de behoefte op locaties aansluitend op het bestaand stedelijk gebied die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld?

Met de verordening worden de onderwerpen uit de Omgevingsvisie waarvoor de provincie verantwoordelijk is juridisch gewaarborgd.

4.2.1.3 Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De gebiedsgerichte voorwaarden die van belang is voor onderhavig plan hebben betrekking op de Groene Ontwikkelingszone (GO) en weidevogelgebied (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0023.png"

Uitsnede omgevingsvisie, groene ontwikkelingszone(groen) en weidevogelgebied (arcering)

Overige gebiedsgerichte voorwaarden met betrekking tot bijvoorbeeld Natura 2000, Nationaal Landschap, Waardevol open gebied, waterwingebieden etc. liggen ruim buiten het plangebied.

Groene ontwikkelingszone

De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven.

Zowel bij nieuwvestiging als bij een grootschalige uitbreiding dient, naast een goede landschappelijk inpassing, sprake te zijn van een per saldo (substantiële) versterking van de kernkwaliteiten van de GO. Daarbij is zowel de invulling van het begrip "substantieel" van belang als de wijze waarop de afspraken worden vastgelegd.

De kernkwaliteiten van de GO ter plaatse van het plangebied worden beschreven bij het deelgebied Midden-Betuwe, namelijk:

  • afwisseling van stroomruggen en kommen, variabel agrarisch cultuurlandschap, veel boomteelt
  • deels onderdeel van Nationaal Landschap Rivierengebied
  • landgoed Hemmen met essen-iepenbos op oude standplaats en oude verkavelingsstructuur; plaatselijk ook andere landgoederen: Den Eng, Wijenburg, IJzendoorn
  • zeer rijk leefgebied steenuil
  • plaatselijk kleinschalige landschappen (bijv. Randwijk, Hien, Aalst, Eldik)
  • cultuurhistorische waarden van de stroomruggen en landgoederen, doorbraakkolken, historische waterstaatswerken (o.a. Liniedijk, Spanjaardsdijk, weteringen, Linge)
  • abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, waterreservoir
  • ecosysteemdiensten: recreatie, waterwinning
  • alle door de Flora- en faunawet of Natuurbeschermingswet beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied

Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden. Doelstellingen voor deze zone zijn;

  • de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren;
  • ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie;
  • kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie;
  • beschermen van bos;
  • specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.

Weidevogelgebieden

De Weidevogelgebieden zijn een bijzonder onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. De provincie en haar partners willen in de nog perspectiefvolle weidevogelgebieden een landbouwpraktijk stimuleren en instandhouden die rekening houdt met weidevogels.

In de resterende goede en perspectiefvolle weidevogelgebieden zet de provincie in op behoud en versterking van de functie als weidevogelgebied.

4.2.1.4 Planspecifiek

Onderhavig plan speelt in op het versterken van de recreatieve functie van het Fruitpark. Daarnaast is de functie ondersteunend aan de agrarische sector en versterkt het bedrijf, via diverse samenwerkingsverbanden binnen de recreatie- en bedrijfsnetwerken, de regio op het gebied van deze sectoren. Deze doelstellingen sluiten naadloos aan bij de omschreven doelstellingen en speerpunten van de provincie:

  • duurzame economische structuurversterking van bestaande bedrijven
  • borgen van kwaliteit van de leefomgeving
  • versterken van ondernemersklimaat agri-sector (ondersteunend aan deze sector)
  • samenwerkingen aan gaan met onderwijs-, overheids- en bedrijfsinstellingen
  • uitbreiden (verblijfs-)recreatievoorzieningen

De ontwikkeling van Fruitpark borduurt voort op wat er al aanwezig is en de nieuwe ontwikkelingen vinden logischerwijs plaats op dezelfde locatie. Zoals in paragraaf 4.1.1 is omschreven, is de ontwikkeling dan ook in lijn met de ladder voor duurzame verstedelijking doordat het plan inspeelt op een bewezen regionale behoefte en heeft er een zorgvuldige afweging plaatsgevonden met betrekking tot de locatiekeuze en de doelgroepkeuze.

Groene ontwikkelingszone

Het Fruitpark houdt op diverse manieren rekening met de doelstellingen van de groene ontwikkelingszone. De ontwikkelingen van het Fruitpark gaan namelijk gepaard met het (verder) versterken van de ecologische diversiteit in het park en door landschappelijke versterking. Zoals bij het toekomstbeeld en toekomstplan is omschreven zet het Fruitpark in op een duurzaam park en energie neutrale faciliteiten. Dit komt qua ecologie tot uitdrukking in: natuurlijke poelen, ecologisch vriendelijke oevers bij de watergangen, nestkasten voor diverse vogelsoorten, een grote diversiteit aan fruitbomen en hagen die schuilgelegenheden en foerageermogelijkheden bieden voor diverse diersoorten. De gebouwen worden uitgevoerd met duurzame materialen en zullen worden voorzien van diverse energiebesparende/opwekkende voorzieningen zoals zonnepanelen, -boilers, warmtepompen, etc..

Onderhavig plan is onderdeel van de ontwikkeling van het Fruitpark dat de afgelopen 5 jaar in gang gezet en is dus niet losstaand te zien. Bovenstaande inrichtingselementen op het Fruitpark hebben de afgelopen jaren zichtbaar geleid tot een substantiële versterking van de natuurwaarde van het gebied. Het was immers alleen maar een weiland. Hiermee is/wordt voldaan aan de doelstellingen van de provincie voor de Groene ontwikkelingszone bij een grootschalige ontwikkeling.

De positie van het hotel is met voorliggend bestemmingsplan ingeperkt tot één locatie op het park. Hiermee wordt niet teveel flexibiliteit geboden wat ten koste zou kunnen gaan aan de huidige landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten.

Weidevogelgebied

Het weidevogelgebied heeft in de huidige structuurvisie van de gemeente en in het geldende bestemmingsplan een andere begrenzing. In het bestemmingsplan maakt het plangebied geen deel uit van het weidevogelgebied (zie onderstaande afbeelding), in de provinciale omgevingsvisie is dit wel het geval.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0024.png"

Uitsnede bestemmingsplan met het gedeelte van het weidevogelgebied in rood weergegeven rond het Fruitpark

Vanuit het provinciaal beleid wil de provincie bevorderen dat ook buiten de reservaten een blijvende functie als leefgebied voor weidevogels in stand blijft.

De waterhuishoudkundige functie 'weidevogelgebieden' geldt voor die gebieden waar belangrijke en kwetsbare weidevogelpopulaties voorkomen. De inrichting en het beheer van het watersysteem zijn gericht op:

  • bescherming van de weidevogelgebieden door een ontwateringsdiepte en peilbeheer te hanteren dat is afgestemd op de weidevogels en de functie landbouw;
  • het veiligstellen van weidevogelgebieden door in ieder geval het handhaven van de huidige waterhuishoudkundige situatie, een vergroting van de drooglegging en ontwateringsdiepte is in de weidevogelgebieden niet toegestaan;
  • de maximale drooglegging in veenweidegebieden is 60 cm onder maaiveld om versnelde maaivelddaling te voorkomen.

Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik voor dagrecreatie en al langere tijd niet meer in gebruik als agrarisch perceel. In een eerder stadium zijn al diverse aanpassingen (aanleggen park met watergangen, bouwen infocentrum etc.) op het perceel geweest, deze plannen zijn in een eerder bestemmingsplan bestendigd en hierdoor bekend bij de provincie en het Waterschap.

De nieuwbouw van het hotel heeft geen effect op de waterhuishouding van het gebied. Verder dient het effect op het weidevogelgebied bekeken te worden ten opzichte van de huidige inrichting en het gebruik. Het terrein is momenteel niet als open weidegebied aan te merken gezien de vele beplanting en bebouwing. Nu vinden er al recreatieve activiteiten plaats. Ruimtelijk heeft het vervangen van beplanting voor bebouwing gering effect op de openheid. Het hotel zal gepaard gaan met geluid en verlichting, maar ten opzichte van het huidige gebruik is dit niet significant te noemen. Hierbij kan worden opgemerkt dat het gebouw afschermend werkt ten opzichte van de activiteiten op het terras, in het speeltuin en in het park. Het gebouw ligt met de luwe zijde richting het weidevogelgebied. Over het (mogelijke) effect van dit plan op het weidevogelgebied wordt verder verwezen naar paragraaf 5.5 (flora en fauna).

Gezien de hiervoor genoemde argumenten is het plan niet strijdig met de doelstellingen van het provinciaal beleid.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Toeristisch recreatieve visie Regio Rivierenland 2012-2015

Een van de drie belangrijkste pijlers waarop de Regio Rivierenland wil gaan inzetten is recreatie en toerisme. In de toeristische recreatieve visie Regio Rivierenland 2012-2015 'versterken en uitbouwen', geeft de regio aan economische groei te willen bevorderen door gezamenlijk te investeren in recreatie en toerisme. Hierbij wordt ingezet op productontwikkeling en marketing. De focus bij productontwikkeling ligt zowel bij verblijfsaccommodaties als op dagrecreatie. Binnen het dagrecreatieve aanbod moet de groei met name gezocht worden in bovenregionaal aantrekkelijk aanbod in de vorm van evenementen en publieksattracties, bij voorkeur aansluitend bij het onderscheidend vermogen van het Rivierengebied.

Planspecifiek

Onderhavig initiatief past binnen de regionale beleidsdoelstellingen en geeft hieraan specifiek invulling. Het Fruitpark vervult zowel op recreatief gebied, als op zakelijk gebied en onderwijs een belangrijke rol gericht op de regionale identiteit (met name fruitteelt).

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Structuurvisie Neder-Betuwe 2015

Een structuurvisie is als beleidsdocument de belangrijkste beleidsmatige grondlegger op gemeentelijk niveau. De raad van de gemeente Neder-Betuwe heeft op 4 juni 2015 de 'Structuurvisie Neder-Betuwe 2015' vastgesteld.

In de structuurvisie voor Neder-Betuwe wordt de ambitie beschreven voor de toekomst als de 'Green-Valley van Europa'. De vele boomkwekers en fruittelers in het gebied zijn van (inter)nationale betekenis. Naast het versterken van deze positie zet de gemeente in op recreatie waarbij de beleving van het landschap centraal staat. Hierbij horen ook mogelijkheden voor horeca en overnachtingen. Concreet geeft de structuurvisie aan dat het gaat om de beleving van het samenspel aan functies in het landelijk gebied. De recreant is niet meer alleen geïnteresseerd in vermaak, maar steeds meer in het functioneren van het gebied zelf, in zowel het heden als het verleden (cultuurhistorie). Het Fruitpark wordt aangehaald als een ontwikkeling dat zeer goed inspeelt op het voorgaande.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0025.jpg"

Uitsnede visiekaart van de Structuurvisie Neder-Betuwe

Planspecifiek

Aangezien het Fruitpark wordt gezien als goed voorbeeld van de combinatie van recreatie en beleefbaar maken van de bijzondere landbouwvormen van de regio past het versterken van deze functie goed binnen de structuurvisie. Het toestaan van functies die de educatieve en recreatieve waarden versterken zijn in lijn met de ambitie van de structuurvisie. Het B&B - Hotel is hier dan ook complementair aan.

Ruimtelijk gezien is het plangebied gelegen aan de rand van het 'Teeltrijke oeverwallen' gebied met 'ontwikkeling laanboomteelt' als primair doel en grenst het aan het 'Komgebied' dat tevens is aangemerkt voor 'behouden weidevogelgebied'. Het plan sluit in die zin niet aan bij de primaire doelstelling voor laanboomteelt maar staat hier wel ten dienste aan. De activiteiten passen binnen het profiel van: Kennisuitwisseling over de agrarische sector van de Betuwe met in het bijzonder het telen van fruit. De overige functies zijn hieraan ondergeschikt.

Verder dient er rekening te worden gehouden met het landelijke karakter en kleinschaligheid van het landschap. Hierdoor is het van belang dat de locatie na het toevoegen van het B&B - Hotel, qua grootschalige bebouwing niet verder uitbreidt. De ruimtelijke beleidslijn om in het buitengebied bebouwing zoveel als mogelijk te mijden omdat dit ruimtelijk verstorend werkt is onderhavig plan als negatief aan te merken. Het beoogde plan is landschappelijk gezien wel goed ingepast doordat de nieuwbouw achter de bestaande bebouwing is gelegen waardoor het gebouw vanaf de Bonegraafseweg en vanuit het landschap niet volledig in het zicht is gelegen. In feite is de kavelopzet met een 'schuurachtig' gebouw achter bestaande bedrijfsgebouwen in lijn met de groei van agrarische bedrijvigheid in de omgeving. Verder draagt de parkachtige inrichting met boomgaarden en hagen bij aan de kleinschaligheid en de kwaliteiten van het landschap.

Het effect van het plan op het weidevogelgebied is in paragraaf 4.2.1.4 uitgebreid beschreven. Het plan heeft ten opzichte van het huidig gebruik en inrichting geen significant effect op dit gebied.

Het plan sluit goed aan bij de recreatieve doelstellingen van de Structuurvisie en levert het Fruitpark een belangrijke meerwaarde voor de bomen/fruitteeltsector door het faciliteren van kennisuitwisseling om te komen tot 'Green-Valley van Europa'. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de gemeentelijke visie op recreatie en toerisme in Neder-Betuwe.

Concluderend kan worden gesteld dat het plan goed aansluit bij de recreatieve doelstelling en is qua functie complementair aan de fruitteelt- en bomenteeltsector. Ruimtelijk gezien heeft het toevoegen van bebouwing in het buitengebied niet de voorkeur. Echter gezien de situering achter bestaande bebouwing, waarbij de landschappelijke structuur behouden blijft en aangesloten wordt op de landelijke uitstraling is dit wel op een wijze gedaan die aanvaardbaar wordt geacht. Hierbij zijn de aanwezige landschappelijke en natuur waarden niet in het geding.

4.4.2 Visie Recreatie en Toerisme gemeente Neder-Betuwe, 2013

De beleidsnotitie is een vervolg op het actieplan recreatie en toerisme Neder-Betuwe uit 2007. In deze beleidsnota is kort teruggeblikt op wat in de afgelopen jaren is gerealiseerd, welke marktontwikkelingen er zijn, wat de sterke en zwakke kanten zijn en waar de gemeente zich de komende jaren op zal richten.

De algemene visie is als volgt omschreven: Economische groei door middel van uitbreiding van verblijfsrecreatie en dagrecreatie waarbij de sterke kanten en mogelijkheden van Neder-Betuwe naar voren komen en ingespeeld wordt op de wensen van de doelgroepen.

Neder-Betuwe is het hart van de Betuwe. De naamsbekendheid van de Betuwe is groot. Mensen hebben een bepaald beeld voor zich als ze aan de Betuwe denken: fruit, bloesem, rust en natuur zijn het meest bekend. Dit beeld willen ze graag terugzien als ze het gebied komen bezoeken.

Er zijn te weinig dagrecreatieve voorzieningen in de gemeente. Ook voor de burgers is dit van belang. Mensen moeten voldoende keuze hebben om hun dag in te vullen met activiteiten. Dit kunnen verschillende kleinschalige voorzieningen zijn, maar het is ook van belang dat er juist grotere dagvullende voorzieningen zijn, die bij voorkeur jaarrond toegankelijk zijn. Hiermee kan niet alleen de verblijfsduur van bezoekers worden verlengd, maar zal ook seizoensverlenging plaatsvinden.

De zakelijke markt is complementair aan de toeristisch recreatieve markt. Vindt toerisme en recreatie met name in de weekenden plaats, de zakelijke markt richt zich vooral op de weekdagen. De zakelijke markt heeft behoefte aan hotelbedden, vergaderlocaties/ congresruimten en restaurants. Kwaliteit moet hier voorop staan. Veel meer dan vroeger neemt het vrijetijdsaspect een rol in binnen de zakelijke markt: tussen de vergaderingen en bijeenkomsten door genieten van de omgeving of samen een activiteit ondernemen wordt belangrijker.

Planspecifiek

Het initiatief gaat uit van het versterken van de educatieve en recreatieve waarde en dit wordt middels het aanbieden van een overnachtingsmogelijkheid in een park dat aansluit bij de identiteit van het gebied op een wijze zoals dat in de visie Recreatie en toerisme is aangeven. In paragraaf 3.1 wordt uitgebreid ingegaan op de doelgroepen voor het Fruitpark en het B&B - Hotel. Het initiatief speelt in op het gemeentelijk beleid en de genoemde regionale behoefte.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

De uitvoerbaarheid van een plan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

5.1 Milieu

5.1.1 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • 1. een verzorgingstehuis;
    • 2. een psychiatrische inrichting;
    • 3. een kinderdagverblijf.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Planspecifiek

Voor voorliggend document is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai van de Bonegraafseweg. Er is in het kader van de realisatie van de bedrijfswoning een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek is dat de voorkeurswaarde ter plaatse niet overschreden wordt. Het B&B - Hotel is nog verder van de weg gelegen waardoor dit aspect geen invloed heeft op het plan.

5.1.2 Luchtkwaliteit

In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.

Planspecifiek

Met betrekking tot het beoogde plan is het van belang te kijken naar de verwachte toename van het aantal verkeersbewegingen. Op basis van de publicatie 317: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van de CROW, wordt uitgegaan van 27,6 motorvoertuigbewegingen per 10 kamers per etmaal (4*hotel/buitengebied/weinig stedelijk). Het plan gaat uit van maximaal 30 kamers waardoor de te verwachten toename van circa 82,8 zal bedragen. De hoeveelheid vrachtverkeer ten behoeve van bevoorrading en busverkeer ten behoeve van groepsvervoer is ingeschat op 5 procent van het aantal toe te voegen verkeerbewegingen. Om te beoordelen of het project een NIBM-project is, is de rekentool van Infomil (zie www.infomil.nl) gebruikt. De bijdrage is dan, zie onderstaande afbeelding, niet in betekende mate en verder onderzoek is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0026.png"

5.1.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op: risicovolle inrichtingen vallende onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

  • risicovolle inrichtingen vallende onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het ruimtelijk beleid beleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd.

Toetsingskaders vanuit wet- en regelgeving zijn onder andere het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkt kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.

Bij groepsrisico is niet een contour bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Bij groepsrisico wordt gewerkt met een oriëntatiewaarde en niet met een grenswaarde. Hoe meer mensen dicht op de bron zijn bij een bepaalde calamiteit, hoe groter het effect. Hierbij is de 1% letaliteit belangrijk. Zolang deze oriëntatiewaarde niet overschreden wordt is er geen specifieke motivatie noodzakelijk. Indien de 1% letaliteit wel overschreden wordt dient in de ruimtelijke planvorming dit risicoaspect bewust geaccepteerd te worden met daarbij de motivatie waarom dat acceptabel gevonden wordt. Via inrichtingsmaatregelen (op basis van de gebruiksvergunning en de bouwverordening) en rampenplannen e.a. kan het effect bij een calamiteit beperkt worden.

Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar

Kwetsbare objecten zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.

(Bevi-)inrichtingen

De regelgeving omtrent externe veiligheid bij inrichtingen (bedrijven) is geregeld in het Bevi. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. Het besluit (en bijbehorende regeling) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR).

De regeling voor buisleidingen is hiermee vergelijkbaar met de regeling voor inrichtingen Het ministerie heeft het Handboek buisleidingen in bestemmingsplannen gepubliceerd, waarin praktische informatie en voorbeelden staan voor het opnemen van buisleidingen met gevaarlijke stoffen in bestemmingsplannen.

De aanpak richt zich op veiligheidsafstanden rond buisleidingen, het beheer en toezicht en de registratie van de ligging van buisleidingen. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) wordt de regelgeving verder uitgewerkt en worden regels gesteld ten aanzien van risico's en zonering langs buisleidingen, het opnemen van regels in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. Als categorieën buisleidingen waarvoor het Bevb geldt zijn voorlopig alleen buisleidingen met een druk vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van respectievelijk 50 en 70 mm voor het transport van aardgas en vloeibare brandstoffen aangewezen.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor

Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vanaf 1 april 2015 vastgelegd in de Wet Basisnet en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wgvs). Voor ruimtelijke ordening in relatie tot transportroutes is er het Besluit transportroutes externe veiligheid (BTEV). Dit besluit is gebaseerd op de Wro en de Wm. Volgens het Bevt mag op grond van een ruimtelijke besluit geen kwetsbaar object in de veiligheidszone (PR) worden gebouwd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen alleen in uitzonderlijke gevallen in de veiligheidszone worden toegestaan. Het Bevt gaat ook in op de hoogte van het groepsrisico. Wanneer het aannemelijk is dat het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt is een verantwoording van het groepsrisico is niet verplicht.

Planspecifiek

Uit zowel de landelijke website risicokaart.nl als op de gemeentelijke externe veiligheidskaart is op te maken dat er geen risicovolle inrichtingen en/of routes in de nabijheid van het plangebied zijn gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0027.jpg"

Uitsnede risicokaart

Het plangebied ligt op circa 1000 meter van de Betuweroute en een aardgasleiding. Hierdoor ligt het plangebied binnen het grote invloedsgebied van de Betuweroute (4 km), maar niet binnen de 200 meter zone van deze basisnetroute. Op grond van art. 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) moet worden ingegaan op de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De afstand tot de Betuweroute, maar ook tot de aardgasleiding is dermate groot dat de risico's van het plangebied bij een ongeval zeer klein is. De doelgroep die hier zal verblijven betreft geen 'kwetsbare' groep, de zelfredzaamheid is erg goed. Daarmee vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.1.4 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.

Planspecifiek

Voor het plangebied is in 2006 een bodemonderzoek gedaan. Uit dit rapport is te concluderen dat het toestaan en bouwen van een woning geen bezwaren oplevert ten aanzien van de bodemkwaliteit. Het is aannemelijk dat dit ook geldt voor een hotelfunctie. Gelet op het gebruik van de grond sinds 2006 is het aannemelijk dat de locatie nog steeds goed bruikbaar is om te verblijven/overnachten. In het kader van de Wro is hiermee aannemelijk dat dit plan uitvoerbaar is op dit aspect. Straks, bij de aanvraag omgevingsvergunning, zal in het kader van de bouwverordening een recent bodemonderzoek conform de NEN 5740 (2009) overlegd worden van de bouwkavel inclusief het terreindeel dat gerelateerd aan het te realiseren bouwwerk.

5.1.5 Bedrijven en Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functies krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Planspecifiek

Het plan voorziet in een hotelfunctie behorende bij het Fruitpark. Deze functie is aan te merken als milieugevoelig object. In de omgeving van het plangebied liggen diverse agrarische bedrijven. Deze liggen echter op een grotere afstand dan de aan te houden richtafstand zoals die in de VNG-publicatie is gehanteerd (meer dan 50m). Dit geldt ook voor het bedrijf aan de Bonegraafseweg 61 dat als veehouderij is aangemerkt. De aan te houden afstand komt hier voort uit de Wet geurhinder en veehouderij. Dit heeft als consequentie dat ook een minimale afstand moet worden aangehouden van 50 meter vanaf de dichtstbijzijnde gevel van de stal. In het voorliggend plan is rekening gehouden met deze milieucontour.

De hotelfunctie heeft ook invloed op het woon- en leefklimaat. In de VNG publicatie is hiervoor een richtafstand van 10 meter gehanteerd tot een rustige woonwijk en 0 meter in een gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woning (los van de eigen bedrijfswoning) is op meer dan 70 meter gelegen.

Ten aanzien van het aspect bedrijven en milieuzonering is het plan uitvoerbaar.

5.1.6 Spuitzonering

Er gelden in Nederland geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en nabij gelegen, voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige objecten, zoals woningen en bedrijven. Vanwege mogelijk vrijkomende drift (verwaaiing van spuitvloeistof) bij het bespuiten van fruitbomen wordt in de bestemmingsplanpraktijk een vuistregel gehanteerd om een afstand van 50 meter aan te houden tussen een fruitboomgaard en een gevoelige bestemming. Dit is een in de praktijk gegroeide vuistregel.

Gevoelige functies zijn plaatsen waar regelmatig en voor een groot gedeelte van de dag, mensen verblijven of samenkomen. Bedrijfsgebouwen worden als zodanig aangemerkt. Vanwege de korte verblijfsduur van personen ter plaatse van parkeerterreinen of wegen, zoals fietspaden, is een parkeerplaats geen voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functie. Bij de afstand van 50 meter wordt ervan uitgegaan dat enerzijds de bedrijfsvoering van de teler niet wordt belemmerd en anderzijds dat er geen nadelige effecten optreden voor de gezondheid van de bewoners van de (bedrijfs)woning. De 50 meter afstand is echter een indicatieve afstand en hangt onder meer af van het soort teelt ter plaatse en de plaatselijke omstandigheden. Drift in bijvoorbeeld de fruitteelt is door de aard van de bespuiting, met name op- en zijwaarts gericht spuiten, hoger en intensiever dan bij bespuitingen in de lage bomenteelt. Voor het betrokken bestuursorgaan bestaat zowel bij toepassing als afwijking van deze afstand een onderzoeksplicht. Een kortere afstand is mogelijk, mits voorzien van een deugdelijke motivering.

Planspecifiek

In de huidige situatie is het fruitpark en informatiecentrum (recreatieve verblijfsfunctie) reeds aan te merken als een gevoelige object. Hiermee moeten omliggende bedrijven al reeds met hun bedrijfsvoering rekening houden. Dit geldt ook voor de waterkwaliteit van de bestaande watergangen in het kader van het Activiteitenbesluit. Omliggende bedrijven worden dus met het hotel in hun bedrijfsvoering niet beperkt.

Bovendien zijn de daadwerkelijk aanwezige kwekerijen op meer dan 50 meter afstand gelegen (Bonegraafseweg 57 en 68). De agrarische gronden behorende bij Bonegraafseweg 61 zijn momenteel niet in gebruik voor het kweken van gewassen. Echter deze gronden hebben een agrarische bestemming waardoor , maar geldt hier ook de restricties voor een weidevogelgebied. In het bestemmingsplan is alleen een afwijkingsbevoegheid opgenomen om onder andere bomen te planten ten behoeve van een boomkwekerij mits kan worden voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het bestemmingsplan. Maar ook dan geldt dat het potentieel toekomstig bedrijf rekening dient te houden met de huidige situatie.

Kortom het plan heeft geen invloed op de bedrijfsvoering van omliggende (potentiële) gewas-, boom- en fruitkweekbedrijven. Het aspect spuitzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.7 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (de tweede soort staat ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.

Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wgv gelden de volgende normen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0028.png"

Als het geen bedrijf is waar een geuremissiefactor voor is vastgelegd gelden op basis van artikel 3. lid 2 van de Wgv gelden de volgende eisen:

  • binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 100 meter;
  • buiten de bebouwde kom geldt een afstand van 50 meter.

Tot slot geldt voor zowel dieren met als voor dieren zonder geuremissiefactoren altijd een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. Dit betreft 50 respectievelijk 25 meter voor hetzij buiten danwel binnen de bebouwde kom.

De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.

De gemeenteraad is bevoegd lokale afwegingen te maken betreffende de te accepteren geurbelasting en in afwijking van de ten hoogste toegestane geurbelasting een andere waarde of een andere afstand te stellen. Bij deze afweging moet rekening gehouden worden met de ligging van het bedrijf, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen buiten de bebouwde kom of binnen de bebouwde kom en rekening wordt gehouden of het bedrijf ligt in een concentratiegebied of in een niet-concentratiegebied. Voor de onderbouwing van andere normen wordt de geursituatie berekend met het verspreidingsmodel.

Planspecifiek

De gemeente Neder-Betuwe heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met een gemeentelijke verordening af te wijken van de wettelijke normen. De gemeenteraad heeft een geurverordening vastgesteld op grond van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij. De vaststelling van de geurverordening is onderbouwd in de herziening van de Gebiedsvisie, behorende bij de geurverordening N-B 2011, vastgesteld 15 september 2011.

Voor dit plan is in het algemeen gekeken naar de geursituatie ter plaatse en daarbij is in het bijzonder aandacht uitgegaan naar de relatie met een veehouderij aan de Bonegraafseweg 55. De conclusie uit dat onderzoek is dat voldaan wordt aan de streefwaarde voor de achtergrondbelasting van 18,0 ouE/m³ in het buitengebied van de gemeente Neder-Betuwe. Het woon- en leefklimaat ter plaatse staat niet aan uitvoering van dit plan in de weg. Voorts kan op basis van dit onderzoek worden geconcludeerd dat het bedrijf aan de Bonegraafseweg 55 niet wordt belemmerd in haar ontwikkelingsmogelijkheden door oprichting van een B&B-hotel aan de Bonegraafseweg 59. Ten aanzien van het aspect geur is het plan uitvoerbaar. Het onderzoek is in bijlage 5 opgenomen.

5.2 Watertoets

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Planspecifiek

Het Waterschap Rivierenland hanteert in haar beleid bij een toename van verharding meer dan 1.500 m2 in het buitengebied dat er compenserende maatregelen moeten worden getroffen. In relatie tot het beoogde plan neemt de verharding toe vanwege het Hotel. Het maximale bebouwingsoppervlakte voor het hotel is gesteld op 1.250 m2. Aangezien voor het gebied niet eerder een vrijstelling is afgegeven zijn er geen compenserende maatregelen nodig. Dit is door het Waterschap Rivierenland bevestigd met de reeds afgegeven watervergunning (zie bijlage 4).

Het uit te breiden parkeerterrein is reeds uitgevoerd en paste nog in de eerder verleende watervergunning. Ondanks dat de toename verharding onder de drempelwaarde blijft en dus niet direct 'nodig' is, heeft de initiatiefnemer wel het voornemen om een grote waterpartij aan te leggen. Deze vijver heeft een oppervlakte van ca. 510 m2 en is gesitueerd ter hoogte van de nieuw te bouwen bedrijfswoning. Bij een maximale peilstijging van 30 cm resulteert dit in een bergingscapaciteit van ca. 153 m3. Aan de hand van de rekenmethode van het waterschap (436 x ha verharding = bergingscapaciteit) zou dit voldoende zijn om nog ca. 3.510 m2 te verharden. Hiermee kan ruimschoots worden voldaan aan de eisen van het waterschap.

Het hemelwater en het afvalwater wordt gescheiden afgevoerd. Het hemelwater gaat richting de watergangen en de vijver. Het afvalwater zal met een rioolsysteem worden afgevoerd dat gescheiden is van het rioolsysteem van het infocentrum en de bedrijfswoning.

Met het beoogde plan en het bijhorende waterhuishoudkundige aspecten zijn geen belemmeringen te verwachten, het plan is uitvoerbaar.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.

Archeologie

Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.

Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.

Planspecifiek

Bij de aanleg van het terrein in 2007 en het archeologisch onderzoek destijds zijn geen noemenswaardige bijzonderheden gevonden betreffende archeologie en/of cultuurhistorie. Onderstaand een afbeelding van de gemeentelijke archeologische beleidskaart 2008.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0029.png"

Ten aanzien van het archeologisch beleid van de gemeente is een groot deel van het Fruitpark aangewezen als 'AWV categorie 9 (gebieden met een lage archeologische verwachting' en een klein deel als 'AWV categorie 7 (gebieden met een middelmatige archeologische verwachting)'. Voor de laatste geldt voor plannen groter dan 2.000 m2 en dieper dan 30 cm –m mv, dat dan een onderzoekrapportage dient te worden overlegd. Dan kan het archeologisch onderzoek uit 2007 gebruikt worden ter onderbouwing.

Verder zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle gebieden, structuren of objecten/elementen aanwezig.

Vanuit bovenstaande motivering is het project in het kader van archeologie en cultuurhistorie haalbaar.

5.4 Verkeer en parkeren

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Denk aan ontsluiting, wegenstructuur, parkeren en parkeerbalans aan de hand van parkeernormeringen etc.

Planspecifiek

Verkeer

Aan de hand van een intensiteitenscan kan het gebruik beoordeelt worden van een weg ten opzichte van de vormgeving van de weg en de functie van de weg. De beoordeling wordt uitgevoerd op basis van eisen en kengetallen zoals opgenomen in CROW-publicaties, aangevuld met uitwerking van kwalitatieve criteria (zoals de oversteekbaarheid van een weg). Hierbij is aan de hand van de verhouding tussen intensiteit en capaciteit van de weg aan te geven of een bepaald type weg voldoende capaciteit heeft. Bij een I/C waarde (Intensiteit/Capaciteit) van kleiner dan 0,8 is doorgaans geen sprake van het stilvallen van verkeer.

Ten gevolge van het beoogde plan zal het verkeer met maximaal 83 vervoersbewegingen toenemen per dag (zie onderbouwing paragraaf 5.1.2). De Bonegraafseweg is aan te merken als een 'Erftoegangsweg met fietsstrook' (type I) waar gemiddeld circa 2.350 motorvoertuigen per dag plaatsvinden (Bron: Verkeerstelling 2012 Bonegraafseweg tussen Dodewaardsestraat en Matensestraat). Voor onderhavig plan is dit een goede indicatie voor de intensiteit ter plaatse. Bij een dergelijk type weg is de maximum capaciteit 5.000 mvt/etmaal. Met de toename is de intensiteit/capaciteit verhouding 2433/5000 en is daarmee 0,5.

De toename kan als marginaal worden aangemerkt en er zijn geen aanvullende verkeersmaatregelen nodig aangezien de weg nog voldoende capaciteit heeft.

Met betrekking tot het recreatief fietsverkeer zijn er in het verleden al diverse verkeersremmende maatregelen getroffen bij de Bonegraafseweg zoals: de snelheid is naar 60 km/u gebracht en er zijn drempels geplaatst. In de huidige situatie is de verkeersveiligheid voldoende geacht, dit zal met het nieuwe plan niet veranderen.

Parkeren

In de Nota Parkeernormen van de gemeente Neder-Betuwe (26-02-2013) zijn o.a. parkeernormen opgenomen die gelden bij nieuwe ontwikkelingen. De parkeernorm voor een 4 sterren hotel is gesteld op 9,5 parkeerplaatsen per 10 kamers. In het plan wordt uitgegaan van maximaal 30 kamers, dit resulteert in circa 29 parkeerplaatsen. Binnen onderhavig plan wordt ten noorden van de huidige parkeerplaats een uitbreiding gerealiseerd om aan de parkeernorm te kunnen voldoen (30 plaatsen opgenomen). Bovendien is hierbij nog geen rekening gehouden met dubbelgebruik van de andere aanwezige functies op het bestaande parkeerterrein.

Gezien het bovenstaande is het plan ten aanzien van het aspect verkeer en parkeren uitvoerbaar.  

5.5 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.

Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.


Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van EZ (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de site synbiosys.alterra.nl/natura2000 geraadpleegd. Hieruit is op te maken dat het plangebied buiten de beschermde gebieden (en de invloedsfeer) ligt. Ter definitieve zekerstelling van deze stelling is met het daartoe opgestelde programma 'Aerius' een calculatie uitgevoerd. Deze is in bijlage 6 opgenomen. Hieruit volgt dat de kritische depositie waarde (KDW) inderdaad niet overschreden wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0030.jpg"

uitsnede beschermde gebieden (Bron: Ministerie van Ecomische zaken)


Zoals bij het toekomstbeeld en toekomstplan is omschreven zet het Fruitpark in op een duurzaam park en energieneutrale faciliteiten. Dit komt qua ecologie tot uitdrukking in: natuurlijke poelen, ecologisch vriendelijke oevers bij de watergangen, nestkasten voor diverse vogelsoorten, een grote diversiteit aan fruitbomen en hagen die schuilgelegenheden en foerageermogelijkheden bieden voor diverse diersoorten.

Het plan voorziet in de bouw van een B&B - Hotel en aanleg van een parkeerterrein. Het gebouw komt ter plaatse van het bestaande speelterrein en terras en op een locatie waar, net als ter plaatse van het parkeerterrein, enkele hagen en recent geplante fruitbomen staan. Er zullen geen structurele groenelementen verdwijnen, (oude) schuren/gebouwen worden gesloopt, historische beplanting gerooid of watergangen worden gedempt. Hierdoor is het aannemelijk dat er geen potentiële verblijfsruimtes worden verstoord. . Gezien de recente aanleg van het park en het feit dat de ecologische waarde van het park wordt gerespecteerd bij de ingrepen zal dit geen effect hebben op de eventueel aanwezige beschermde soorten.

Ter verdere onderbouwing van deze visie is een ecologisch onderzoek verricht. Dat rapport is in bijlage 3 opgenomen. De conclusie van dat rapport is dat het plan geen effect heeft op het weidevogelgebied en dat het aspect flora en fauna niet aan uitvoering van dit plan in de weg staat.

5.6 Leidingen

Het B&B - Hotel kan op het bestaande rioolstelsel en leidingnet worden aangesloten. In het gebied waar er bodemingrepen plaatsvinden zijn geen gas-, water- of elektriciteitsleidingen aanwezig waar rekening mee hoeft te worden gehouden.

5.7 Explosieven

In de tijd van de Tweede Wereldoorlog is het gebied in de gemeente Neder-Betuwe diverse malen getroffen door bombardementen. De gevechten hebben geleid tot zogenaamde 'niet gesprongen explosieven' (NGE). Bij ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen moet worden nagegaan of er NGE aanwezig zijn. Voor de hele gemeente is een bureau onderzoek gedaan naar het voorkomen van NGE in de grond. Uit dat onderzoek komt naar voren dat er een grote kans is op het aantreffen van NGE. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen moet aangegeven worden hoe met het risico van NGE omgegaan wordt. Dit in het kader van het veilig kunnen bouwen.

Onderstaande afbeelding geeft met een blauwe cirkel het plangebied aan op de gemeentelijke explosievenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpOCbonegraafsew59-vst1_0031.png"

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De gemeente Neder-Betuwe heeft ten behoeve van het project met de initiatiefnemer afspraken gemaakt betreffende de plankosten en eventuele planschade. Gelet op de aard van de ontwikkeling en de eigendomssituatie behoeft voor de financiële haalbaarheid van dit project niet te worden gevreesd: het project is financieel uitvoerbaar. De plankosten worden via een anterieure overeenkomst verzekerd waardoor een exploitatieplan niet nodig is.

Hoofdstuk 7 Het juridisch plan

7.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

7.2 Toelichting afzonderlijke bestemmingen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • "Recreatie" waarbij de functie hotel wordt neergelegd. Het hotel is ten dienste van en onlosmakelijk verbonden aan het Fruitpark. Binnen het hotel zijn ondergeschikte functies toegestaan tot maximaal 15% van het bruto vloer oppervlakte zoals het bereiden van maaltijden (lunch en ontbijt) en dranken, wellness, kantoor-/vergaderruimte, fysiotherapie en fitness.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 8 Overleg, inspraak en zienswijze

8.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

8.2 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

In bijlage 7 is het verslag te vinden van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro.

8.3 Verslag inspraak ex artikel 3.1.6 Bro

In bijlage 7 is het verslag te vinden van de inspraak ex artikel 3.1.6 Bro.

8.4 Verslag zienswijzen

In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.