direct naar inhoud van REGELS
Plan: Delden Noord - Herziening Ressingplein 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.SDxRessingpl2-VS10

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Delden Noord - Herziening Ressingplein 2 met identificatienummer NL.IMRO.1735.SDxRessingpl2-VS10 van de gemeente Hof van Twente;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede nevenactiviteiten in de vorm van kappers, autorijscholen, assurantiekantoren, verzekeringskantoren, schoonheidsspecialistes, hondentrimsalons, kindercrèches, pedicures en naar de aard daarmee qua uitstraling op het woonmilieu vergelijkbare activiteiten en met uitzondering van detailhandel, dat in (bijgebouwen bij) de eigen woning wordt uitgeoefend, waarbij ten hoogste 25% van het woonoppervlak wordt gebruikt met een maximum van 50 m² en de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bed and breakfast:

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, die geschikt is voor maximaal vier personen, verdeeld over maximaal twee slaapkamers en is bedoeld voor doorstroom in de recreatieve verhuur;

1.8 beeldbepalend:

bebouwing die zich laat herkennen door een vanuit cultuurhistorisch en/of architectonisch oogpunt eigen identiteit en vaak afwijkend is van de rest van de omgeving en vanwege deze kenmerken het behouden waard is;

1.9 bestaand:
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een ander planologische toestemming;
1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag:

het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw, uitgezonderd kelders;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en nietalcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.18 cafetaria/snackbar:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en nietalcoholische dranken;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 discotheek/bar-dancing:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen;

1.21 erf:

de door kadastrale grenzen dan wel door herkenbare andere perceelsbegrenzing afgebakende gronden, die direct zijn gelegen bij een gebouw met een zelfde bestemming, ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.24 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.25 horeca, categorie I:

een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.26 horeca, categorie II:

een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's, inclusief het geven van feesten en partijen;

1.27 horeca, categorie III:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, wezenlijke onderdelen vormen en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;

1.28 openbare ruimte

rijwegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen;

1.29 pension:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten;

1.30 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.31 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.32 terugliggende bouwlaag:

de bouwlaag, terugliggend ten opzichte van één of meer gevels van de woning;

1.33 voorgevel:

de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;

1.34 voorgevelbouwgrens:

het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens, voorzover niet in de verbeelding aangegeven als gevellijn;

1.35 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die de voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt;

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.37 zijerf:

het deel of de delen van de bouwstrook dat is of die zijn gelegen tussen de bouwgrens en de zijdelingse bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling;

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken van dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

vanaf de zijdelingse grens van een bouwperceel tot enig punt van een gebouw;

2.7 peil:

Indien ter plaatse geen aanduiding in een bouwvlak is aangegeven: het niveau van 15 cm tot 35 cm boven de hoogte van de aansluitende bestaande openbare ruimte dan wel de bestaande afwijking tot de mate waarin een bouwwerk van het in de aanhef genoemde niveau afwijkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlenende bedrijven;
  • c. culturele voorzieningen;
  • d. horeca, categorie 1;
  • e. wonen op de eerste en volgende verdiepingen van gebouwen;
  • f. manifestaties, kermissen en evenementen;
  • g. het behoud van de uitwendige hoofdvorm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kiosk': tevens een kiosk;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' tevens horeca categorie 2 waarbij maximaal 250 m² bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de eerste bouwlaag is toegestaan;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen en water;
  • l. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. ten minste 15 parkeerplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

met dien verstande dat:

  • in de bestemming seksinrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn begrepen;
  • onder wonen de uitoefening van een aan huis verbonden beroep mede is begrepen;
  • onder detailhandel en dienstverlening, kleinschalige kunsthandel, al dan niet in combinatie met een atelier, mede is begrepen;
  • onder water doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater worden begrepen;
3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. het aantal woningen per bouwvlak, dan wel het aantal wooneenheden per bouwvlak, bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
    • 3. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat:
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' de goot- en bouwhoogte de bestaande hoogten mag bedragen;
  • b. Voor het bouwen van een kiosk gelden de volgende regels:
    • 1. een kiosk mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kiosk';
    • 2. de bouwhoogte van een kiosk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2,2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van verkeers en verblijfsdoeleinden, openbare nutsvoorzieningen en vlaggemasten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de verschijningsvorm van karakteristieke en/of cultuurhistorische panden nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische verschijningsvorm van gebouwen in de omgeving.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het gebruik ten behoeve van detailhandel, dienstverlening of horeca op de eerste en eventueel hogere verdiepingen van gebouwen onder voorwaarde dat de functie een binding heeft met de functie op de begane grond en er geen onevenredige hinder zal worden ondervonden door woonfuncties boven of naast de nieuw te vestigen functie.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' de toegestane bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van horeca van categorie 2 wordt vergroot, waarbij tevens het gebruik van horeca van categorie 2 ter plaatse van een kelder wordt toegestaan, mits:

  • a. het totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van horeca van categorie 2 maximaal 400 m2 bedraagt;
  • b. wordt voldaan aan de parkeernormering zoals opgenomen in bijlage 1 Parkeernormen gemeente Hof van Twente.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 40 cm:
    • 1. het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 3. het verlagen van het waterpeil in gebieden;
    • 4. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 4.2, sub a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
  • c. De onder 4.2, sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    • 3. het normale onderhoud betreffen;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht;
    • 6. plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 5 Waarde - Beschermd stadsgezicht

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke stadsgezicht en dat in dit bestemmingsplan met name is gericht op:

  • a. handhaven van het historische stratenpatroon;
  • b. een passende inrichting van de openbare ruimte en de kenmerkende erfafscheidingen;
  • c. behouden en herstel van de rooilijnen van gebouwen en gebouwenensembles;
  • d. behoud van de massawerking van gebouwen;
  • e. behoud van de maatvoering (goot- en nokhoogte, alsmede kapvorm) van beeldbepalende en structuurbepalende panden;
  • f. behoud van de gevelindeling van beeldbepalende panden;
  • g. het behoud van de vormgeving van karakteristieke gebouwen;
  • h. behoud van bouwhistorie (documentatie en vastlegging);
  • i. behoud en verstrekking van groen;
  • j. behoud van de bestaande perceelsbreedte.
5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt dat:

  • a. de bestaande goot- en bouwhoogten, alsmede de kapvorm van gebouwen die ter plaatse zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dienen te worden gehandhaafd, zoals aangegeven op de bouwvormenkaart in de Bijlage 1 Informatie structuur- en beeldbepalende bebouwing;
  • b. de bestaande gevelindeling ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dient te worden gehandhaafd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat:
    • 1. de goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling wordt gewijzigd;
    • 2. wordt afgeweken van de plaatsing van gebouwen in de gevellijn;

indien instandhouding van de bestaande goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling redelijkerwijs niet mogelijk is vanwege zwaarwegende economische of gebruikstechnische redenen, dan wel toestaan dat wordt afgeweken van de plaatsing van gebouwen in de ter plekke aangegeven 'gevellijn' om het bouwen in een oorspronkelijke gevellijn mogelijk te maken.

  • b. Het bevoegd gezag betrekt een advies van de erfgoedcommissie in het besluit tot afwijking.
5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op behoud, herstel en versterking van het karakteristieke stadsgezicht, nadere eisen stellen aan:

  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen, in die zin dat dient te worden aangesloten bij de goot- en bouwhoogte van omliggende structuur- en beeldbepalende bebouwing;
  • b. de oppervlakte van gebouwen zodat het bouwvolume aansluit bij de omgeving;
  • c. de breedtemaat van gebouwen indien deze groter is dan de historische perceelmaat;
  • d. de plaats van bebouwing die zijn gelegen naast de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend';
  • e. de plaats en hoogte van erfafscheidingen zoals die zijn aangegeven op de kaart karakteristieke hoekoplossingen en ruimtelijke inrichting, in Bijlage 1 Informatie structuur- en beeldbepalende bebouwing;
  • f. kapvorm van gebouwen en overkappingen in de zin dat die dient te worden afgestemd op omliggende bebouwing

Het bevoegd gezag betrekt een advies van de erfgoedcommissie in het besluit tot afwijking.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op een erf dat is gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied, de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van verhardingen met een groter oppervlak dan 50 m² dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt per bouwperceel;
  • b. Het onder 5.5 sub a vervatte verbod gelden niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. betreffende het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds in uitvoering waren;
  • c. De onder 5.5 sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien wordt aangetoond dat de extra verharding niet leidt tot afbreuk van het groene karakter van het stadsgezicht.
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  • b. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
  • c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de sloop niet leidt tot een achteruitgang van de waarde van het beschermd stadsgezicht en er een garantie bestaat voor een goede herinvulling ter plaatse van de te slopen bebouwing. Ter plaatse van de gebouwen die met 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' zijn aangeduid dient er garantie te zijn bij het afgeven van de vergunning dat de karakteristieke hoofdvorm, dan wel een passend alternatief binnen redelijke termijn zal worden herbouwd.
5.7 Advisering erfgoedcommissie

Het bevoegd gezag betrekt bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van de bouwregels of nadere eisen worden gesteld, dan wel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of voor geheel of gedeeltelijke sloop van gebouwen, zoals voorgeschreven in de leden 3, 4, 5 en 6, een advies van de erfgoedcommissie.

Artikel 6 Waarde - Boom

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de levensvatbaarheid en ruimtelijke, monumentale en ecologische betekenis van bomen met dien verstande dat bij de beoordeling van het behoud van de bomen ook rekening wordt gehouden met de gemeentelijke Bomenverordening.

Bestaande gebouwen en bouwwerken zijn binnen de bestemming toegestaan.

6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt dat op deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden bedoeld in dit artikel de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 2. het leggen van drainagebuizen;
    • 3. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    • 5. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;
    • 6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.
  • b. Het onder 6.3, sub a vervatte verbod gelden niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. betreffende het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
      mits het uitvoeren van deze werken en/of werkzaamheden niet de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.
  • c. De onder 6.3, sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien wordt aangetoond dat het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast.

Ten behoeve van het verlenen van de onder a genoemde omgevingsvergunning dient een bomeneffectanalyse te worden uitgevoerd. De vergunning kan alleen worden afgegeven respectievelijk uitgevoerd indien uit de bomeneffectanalyse blijkt dat de boom, eventueel na het treffen van maatregelen, duurzaam kunnen worden gehandhaafd. Het bevoegd gezag is tevens bevoegd bij het verlenen van de omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen en aard van de verhardingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
  • b. De onder sub a bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de brandveiligheid;
  • de verkeersveiligheid.


Bij de toepassing van deze bevoegdheid dienen onder andere effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, bij de beoordeling te worden betrokken.

Artikel 10 Overige regels

  • a. Indien de (wijziging van de) omvang, het bouwen van en/of de bestemming van een gebouw danwel het terrein daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht, conform bijlage 2 Parkeernormen gemeente Hof van Twente parkeernormering, op eigen terrein in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw danwel die functie behoort.
  • b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.
  • c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimtem, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als

'Regels van het bestemmingsplan  Delden Noord - Herziening Ressingplein 2 '.