direct naar inhoud van Artikel 8 Natuur
Plan: Buitengebied Markelo, herziening Industrieterrein Twentekanaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.MKLxBGxIndustrietr-OH10

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke waarden, zoals deze vooral tot uitdrukking komen in de vegetatie (heideterreinen) en de landschappelijke waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de openheid van het gebied alsmede voor extensief recreatief medegebruik;
  • b. een recreatiewoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';

met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de tot "Natuur" bestemde gronden is uitsluitend de volgende bebouwing toegestaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gebouwen in de vorm van recreatiewoningen die voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. de inhoud bedraagt, inclusief kelder, maximaal 250 m3;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,5 m;
    • 4. bij een recreatiewoning is maximaal één bijgebouw toegestaan met een goothoogte van maximaal 3 m, een bouwhoogte van maximaal 4,5 m en een oppervlakte van maximaal 10 m2;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 2 m;.
8.3 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 ten behoeve van:

  • a. gebouwen ten dienste van het natuurbeheer - niet zijnde woningen - met dien verstande dat:
    • 1. de omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend indien en voor zover sprake is van een oppervlakte van ten minste 150 ha aaneengesloten tot Natuur en/of Bos bestemde gronden;
    • 2. de oppervlakte ten hoogste bedraagt 300 m2;
    • 3. de goothoogte ten hoogste bedraagt 2,5 m;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 4 m;
  • b. een brandtoren indien dit noodzakelijk is uit oogpunt van brandpreventie en/of brandbestrijding, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 25 m;
  • c. een hoogzit ten behoeve van het wildbeheer of natuurstudie, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste bedraagt 25 m;
  • d. een voederberging of voederruif voor wild indien dit noodzakelijk is uit oogpunt van beheer van de wildstand, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte ten hoogste bedraagt 3 m2;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 2,5 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk uit oogpunt van beheer, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 2,5 m.
8.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
8.4.1

Het is verboden op of in de tot "Natuur" bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden zijnde, uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, voet- en/of ruiterpaden;
  • b. het aanleggen van parkeerplaatsen;
  • c. het afgraven of ophogen van gronden;
  • d. het egaliseren van gronden;
  • e. het zaaien of inplanten van bomen en andere houtopstanden;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
8.4.2

Het bepaalde in artikel 8.4.1 is niet van toepassing indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreft:

  • a. die in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • b. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  • c. die worden uitgevoerd krachtens een, in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheerplan.
8.4.3

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke en/of landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.