direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerrein 't Wegdam, uitbreiding 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In september 2015 hebben de drie Hengeveldse bedrijven Hebo Kozijnen B.V., Bakkerij Nollen en Tres Chic Hengevelde B.V. gezamenlijk principeverzoeken ingediend voor een uitbreiding van Bedrijventerrein 't Wegdam met circa 1.8 hectare om de uitbreidingsplannen van de drie bedrijven te realiseren. Hierna wordt per bedrijf ingegaan op de aanleiding voor de uitbreidingsplannen.

HEBO Kozijnen B.V. gevestigd aan Eeftinkstraat 4 en 't Wegdam 1 te Hengevelde is fabrikant van houten en kunststof gevelelementen. Het bedrijf is in 1980 ontstaan uit bouw- en aannemersbedrijf HEBO. Voor 2007 lag de nadruk van de productie op houten gevelelementen. In 2007 is het bedrijf op kleinschalige wijze gestart met de fabricage van kunststof gevelelementen. Sindsdien is de vraag naar en productie van kunstgevelelementen aanzienlijk gegroeid wat heeft geresulteerd in een uitbreiding van de productielocatie aan 't Wegdam 1 in 2014. Gezien de nog steeds toenemende vraag naar kunststof gevelelementen en de wens om ook in de vraag naar aluminium gevelelementen te kunnen voorzien heeft het bedrijf dringend behoefte aan meer ruimte in Hengevelde.

Brood- en Banket bakkerij Nollen gevestigd aan de Goorsestraat 9 (winkel/banketbakkerij) en Industriestraat 63 (broodbakkerij) te Hengevelde is een familiebedrijf dat reeds 100 jaar bestaat en is uitgegroeid tot een regionale ambachtelijke bakkerij met meerdere eigen winkels in Twente en de Achterhoek. Daarnaast levert het bedrijf aan vele horecagelegenheden en lokale supermarkten. De bakkerswinkel en achterliggende brood- en banketbakkerij zijn in de loop der jaren verbouwd en vergroot om aan de toenemende vraag te voldoen. Om het bedrijf klaar te maken voor expansie is in 2012 aan Het Wegdam 3a een nieuwe broodbakkerij gerealiseerd. Doordat de productie van brood en banket op twee verschillende locaties plaatsvindt komen er logistieke problemen naar boven. Enerzijds worden hierdoor onnodig veel kosten worden gemaakt, maar de vele verkeersbewegingen komen ook de drukte en veiligheidssituatie van de Goorsestraat niet ten goede. Vanuit het oogpunt van bedrijfsefficiëntie, duurzamer omgaan met energie en het verbeteren van de verkeersveiligheid van de Goorsestraat heeft het bedrijf de behoefte om haar productie weer te centraliseren op de locatie aan 't Wegdam.

Tres Chic Hengevelde B.V. gevestigd aan Eeftinkstraat 2 te Hengevelde is producent, groothandelaar en detaillist in bruidsmode en bruidsmode gerelateerde accessoires. De afgelopen jaren heeft het bedrijf een stormachtige groei doorgemaakt. Hierdoor is de huidige locatie te klein geworden om het assortiment wat wereldwijd wordt verkocht representatief te showen aan detaillisten en consumenten. Daarnaast wil het bedrijf graag permanente bruidshows verzorgen op de locatie in Hengevelde. Uitbreiding van het bedrijf op de huidige locatie Eeftinkstraat 2 is niet mogelijk. Verder heeft het bedrijf in de loop der jaren steeds meer licht- en geluidsapparatuur aangekocht. Hiervoor is in 2004 een afzonderlijk bedrijf opgericht “So Nice Light en Show Equipment B.V”. So Nice is zich in de loop der jaren verder gaan ontwikkelen en verzorgd complete geluids-, lichtshows op uiteenlopende evenementen in binnen- en buitenland. De apparatuur en materialen zijn momenteel op diverse plaatsen opgeslagen wat concurrerend en logistiek werken bemoeilijkt. Het bedrijf is daarom op zoek naar een locatie waar alle apparatuur gestald kan worden. Omdat Zowel Tres Chic als So Nice door dezelfde directie worden aangestuurd is het wenselijk dat deze locatie in Hengevelde ligt.

Voor de drie bedrijven geldt dat ze diep geworteld en zeer betrokken zijn bij de Hengeveldse samenleving met betrekking tot de werkgelegenheid, maar dragen ook in grote mate bij aan sociale activiteiten in het dorp zoals de zomerfeesten. De beoogde uitbreiding zal de werkgelegenheid in het dorp laten groeien en de leefbaarheid en saamhorigheid in het dorp continueren.

Deze gewenste uitbreidingslocatie is gevonden op de agrarische gronden aan de noordwestkant van het bestaande bedrijventerrein 't Wegdam. De plannen zijn niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan “Buitengebied Hof van Twente”. Om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging van het plangebied

De locatie bevindt zich ten noordwesten van bedrijventerrein 't Wegdam aan de noord-westzijde van de kern Hengevelde ten noorden van de Goorsestraat. De ligging van het plangebied ten opzichte van Hengevelde en de nabije omgeving wordt hierna weergegeven met de rode belijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0001.png" Afbeelding 1.1: Ligging van de locatie (Bron: provincie Overijssel)

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein 't Wegdam, uitbreiding 2017 bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.1735.HExWegdam2017-VS10) en een renvooi;
  • regels (met bijbehorende bijlagen);
  • toelichting (met bijbehorende bijlagen).


Op de verbeelding zijn de bestemmingen binnen het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en is een verplicht onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend.

1.4 Huidig planologisch regiem

1.4.1 Algemeen

Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van een tweetal bestemmingsplannen, te weten:

  • “Buitengebied Hof van Twente”, vastgesteld op 16 december 2014
  • "Bedrijventerrein 't Wegdam e.o. (Hengevelde)”, vastgesteld op 9 augustus 2012

In afbeelding 1.2 is met rode kaders aangegeven, waar de ontwikkelingen plaatsvinden. Voor de exacte begrenzing van het plangebied, wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0002.png"

Afbeelding 1.2: Uitsnede verbeelding geldende bestemmingsplannen (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4.2 Beschrijving bestemmingen

Bestemmingsplan “Buitengebied Hof van Twente”

Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd tot 'Agrarisch' en 'Wonen' (Goorsestraat 38/38a), waarbij voor een deel van de gronden tevens de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische verwachting 1' van toepassing is. Verder gelden voor het plangebied de gebiedsaanduidingen 'Reconstructiewetzone – verwevingsgebied' en 'Vrijwaringszone – radar'.

De voor 'Agrarische' bestemde gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden, er zijn geen bouwmogelijkheden.

De voor 'Wonen' bestemde gronden zijn voor maximaal één woning per bestemmingsvlak. Naast de woonfunctie mag hier ook een aan huis verbonden beroep uitgeoefend worden.

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van mogelijke archeologische waarden.

Voor de gronden met gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone – verwevingsgebied' gelden de regels zoals opgenomen in de enkelbestemming 'Agrarisch'.

De gronden met gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone – radar' zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een radarverstoringsgebied. Hier mag niet hoger dan 45 meter gebouwd worden.

Bestemmingsplan “Bedrijventerrein 't Wegdam e.o. (Hengevelde)”

In dit bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van de enkelbestemming 'Groen' en de dubbelbestemmingen:

  • Waarde – Archeologische verwachting 1 (hoge verwachting, onderzoeksplicht bij ingrepen dieper dan 40 cm en met oppervlakte groter dan 2500 m2) .
  • Waarde – Archeologische verwachting 2 (middelhoge verwachting, onderzoeksplicht bij ingrepen dieper dan 40 cm en met oppervlakte groter dan 5000 m2)
  • Waarde – Archeologische verwachting 3 (hoge verwachting, onderzoeksplicht bij ingrepen dieper dan 40 cm en met oppervlakte groter dan 10 hectare)

De voor 'Groen' bestemde gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, waterlopen en –partijen voor de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein.

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van mogelijke archeologische waarden.

1.4.3 Strijdigheid

Op gronden met de bestemming 'Agrarisch', 'Wonen' en 'Groen' is realisatie van de bedrijfskavels niet mogelijk.

Daarom is het gewenst om aan de rood omlijnde gronden:

  • De bestemming 'Bedrijventerrein' met passende bouwmogelijkheden toe te kennen;
  • Een passende bestemming toe te kennen waarbinnen de landschappelijke inpassing en bijbehorende (waterbergende)voorzieningen ten behoeve van de bedrijven gerealiseerd kunnen worden;
  • De ontsluiting planologisch te regelen door het toekennen van een verkeersbestemming.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie in en rondom het plangebied en in hoofdstuk 3 op de gewenste situatie. Hoofdstuk 4 behandelt het relevante beleid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. In hoofdstuk 7 wordt de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan toegelicht, gevolgd door de maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstuk 8.

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

2.1 Landschappelijke situatie

Het plangebied bevindt zich in het jonge heide- en broekontginningslandschap, aan de rand van het oude hoevenlandschap. Dit landschap werd vanuit oude erven langzaamaan ontgonnen. Het ontginnen bestond uit het verrijken van de grond en het aanbrengen van organische stof (structuurverbetering). In 1950 was het landschap rondom het plangebied zeer kleinschalig. Het landschap was kleinschalig door de aanwezigheid van landschapselementen zoals: essen, houtwallen en wegen die het plangebied doorkruisen. Aan de rand van het plangebied lag aan de westkant een houtwal tussen de Goorsestraat en de Wethouder Goselinkstraat. In 1950 zijn de onontgonnen gronden ontgonnen. Structuurverbetering en verrijking van de bodem maakten de grond bruikbaar voor agrarisch gebruik. Parallel aan de houtwal aan de westzijde van het plangebied is een weg aangelegd. In het huidige landschap is het ooit zo kleinschalige landschap verdwenen. Het erfgroen op het erf aan de Goorsestraat en de Wethouder Goselinkstraat is het enige beeldbepalende groen. Onderstaande kaartbeelden geven de ontwikkeling van het landschap weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0003.png"

Afbeelding 2.1: Ontwikkeling van het landschap tussen 1905 en 1950 (Bron: Eelerwoude)

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0004.png"

Afbeelding 2.2: Huidige landschappelijke situatie (Bron: Eelerwoude)

2.2 Het plangebied en de omgeving

Het plangebied bevindt zich ten noordwesten van het bestaande bedrijventerrein 't Wegdam aan de noord-westzijde van de kern Hengevelde ten noorden van de Goorsestraat. De ligging en globale begrenzing van het plangebied waar de nieuwe bedrijfspanden voorzien zijn wordt weergegeven op afbeelding 2.3. Opgemerkt wordt dat ten noordwesten van het plangebied tevens 3000 m2 aan waterberging wordt gerealiseerd. Het bestaande bedrijventerrein is goed bereikbaar via de N347 (Goorsestraat) en bestaat uit bedrijfskavels waar bedrijvigheid met een maximale milieucategorie 3.2 is toegestaan.

Het plangebied is met uitzondering van het woonperceel Goorsestraat 38/38a geheel onbebouwd. De huidige situatie wordt hierna weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0005.png"

Afbeelding 2.3: Luchtfoto's plangebied (Bron: provincie Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0006.png"

Afbeelding 2.4: Straatbeelden huidige situatie (Bron: Eelerwoude)

2.3 Bedrijfsprofielen

Hieronder wordt de historie en missie en visie van de drie ondernemingen beschreven. Op afbeelding 2.5 worden de huidige locaties van de bedrijven weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0007.png"

Afbeelding 2.5: Huidige locaties bedrijven (Bron: Atlas van Overijssel)

2.3.1 HEBO Kozijnen B.V.

Historie

HEBO Kozijnen vindt zijn roots in een heel andere tak van sport, namelijk de vervaardiging van bruidsmode. In 1964 is Marinus Kuipers, de grondlegger van Tres Chic Bruidsmode, begonnen met het industrieel vervaardigen van bruidsjurken. Een aantal jaren later begon Marinus ook een bouwbedrijf, genaamd Hengevelds Bouwbedrijf (HEBO). Aanvankelijk begon dit bouwbedrijf met traditionele woningbouw, maar al snel kreeg men het idee om woningen te prefabriceren door middel van houtskeletbouw. Sinds 1980 produceert HEBO alleen nog maar prefab gevelelementen. Voor 2007 lag de nadruk van de productie op houten gevelelementen. In 2007 is het bedrijf op kleinschalige wijze gestart met de fabricage van kunststof gevelelementen. Sindsdien is de vraag naar en productie van kunstgevelelementen flink gegroeid wat heeft geresulteerd in een uitbreiding van de productielocatie aan 't Wegdam 1 in 2014.

Missie en visie

HEBO Kozijnen wil een flexibele partner in houten, kunststof en aluminium kozijnen zijn voor zowel de zakelijke als particuliere markt. Ze leveren een hoogwaardig en compleet prefab product voor nieuwbouw, verbouw of renovatieprojecten.

Gezien de nog steeds toenemende vraag naar kunststof gevelelementen en de wens om ook in de vraag naar aluminium gevelelementen te kunnen voorzien heeft het bedrijf dringend behoefte aan meer ruimte in Hengevelde. Dit vanwege de diepe geworteldheid en betrokkenheid bij de Hengeveldse samenleving. De beoogde uitbreiding zal de werkgelegenheid in het dorp laten groeien en de leefbaarheid en saamhorigheid in het dorp continueren.

2.3.2 Bakkerij Nollen

Historie

Bakkerij Nollen is een familiebedrijf dat bijna 100 jaar bestaat. Wat begon als een dorpsbakker met kruidenierswaren is uitgegroeid tot een regionale ambachtelijke bakkerij met een aantal eigen winkels in Twente en de Achterhoek. Daarnaast behoren diverse horeca gelegenheden en enkele regionale supermarkten tot de klantenkring van Bakkerij Nollen. De bakkerswinkel en achterliggende brood- en banketbakkerij zijn in de loop der jaren verbouwd en vergroot om aan de toenemende vraag te voldoen. Om het bedrijf klaar te maken voor expansie is in 2012 aan Het Wegdam 3a een nieuwe broodbakkerij gerealiseerd. Op dit moment heeft het bedrijf circa 80 FTE aan medewerkers.

Missie en visie

Doordat de productie van brood en banket op twee verschillende locaties plaatsvindt komen er logistieke problemen naar boven. Enerzijds worden hierdoor onnodig veel kosten worden gemaakt, maar de vele verkeersbewegingen komen ook de drukte en veiligheidssituatie van de Goorstestraat niet ten goede. Vanuit het oogpunt van bedrijfsefficiëntie, duurzamer omgaan met energie en het verbeteren van de verkeersveiligheid van de Goorsestraat wil het bedrijf haar productie weer centraliseren. Vanwege de geworteldheid en betrokkenheid bij het dorp wil Bakkerij Nollen deze centralisering in Hengevelde realiseren

2.3.3 Tres Chic Hengevelde B.V.en So Nice Light en Show Equipment B.V.

Historie

Tres Chic Hengevelde B.V. is in 1964 gestart met het industriële vervaardiging van bruidsmode. In de loop der jaren heeft het bedrijf zich naast producent ontwikkeld als groothandelaar en detaillist in bruidsmode en bruidsmode gerelateerde accessoires. Verder heeft het bedrijf ten behoeve van bruid shows in de loop der jaren steeds meer licht- en geluidsapparatuur aangekocht. Hiervoor is in 2004 een afzonderlijk bedrijf opgericht “So Nice Light en Show Equipment B.V”. So Nice is zich in de loop der jaren verder gaan ontwikkelen en verzorgd complete geluids- en lichtshows op uiteenlopende evenementen in binnen- en buitenland.

Missie en visie

Tres Chic staat voor constante kwaliteit van bruidsmode en een betrouwbare leverancier voor bruidsmodezaken. De kracht van het bedrijf zit in service en snelle levertijden. Daarnaast ondersteund het bedrijf bruidsmodezaken op het gebied van online en offline marketing.

De afgelopen jaren heeft Tres Chic een stormachtige groei doorgemaakt. Hierdoor is de huidige locatie te klein geworden om het assortiment wat wereldwijd wordt verkocht representatief te showen aan detaillisten en consumenten. Daarnaast wil het bedrijf graag permanente bruidshows verzorgen op de locatie in Hengevelde.

Ook So Nice wil haar activiteiten op het gebied van licht, video en geluid bij feesten, shows, beurzen en evenementen verder continueren en uitbouwen. De apparatuur en materialen zijn momenteel echter op diverse plaatsen opgeslagen wat concurrerend en logistiek werken bemoeilijkt.

Beide bedrijven zijn op zoek naar een uitbreidingslocatie waar permanent bruid shows georganiseerd kunnen worden en alle apparatuur gestald kan worden. Omdat Zowel Tres Chic als So Nice door dezelfde directie worden aangestuurd is het wenselijk dat deze locatie in Hengevelde ligt.

Hoofdstuk 3 De gewenste situatie

3.1 Inleiding

In paragraaf 2.3 is de bedrijfsvoering en binding van de drie bedrijven met het dorp Hengevelde reeds beschreven. Om enerzijds deze binding met dorp qua werkgelegenheid, leefbaarheid en saamhorigheid te behouden en versterken en anderzijds vanuit bedrijfseconomisch oogpunt de bedrijfsvoering gecentraliseerd moet blijven/worden zijn de ondernemers op zoek gegaan naar uitbreidingsmogelijkheden in Hengevelde. Een verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten naar een ander bedrijventerrein in de omgeving is om deze reden geen reële optie. Een dergelijke verplaatsing zal naast negatieve effecten op de bedrijfsefficientie ten koste gaan van de werkgelegenheid en betrokkenheid bij het dorp met mogelijke gevolgen voor de leefbaarheid vanwege op voorhand moeilijk oplosbare aanzienlijke en waarschijnlijk langdurige leegstand van bedrijfsgebouwen. Vanwege bovenstaande locatiewens hebben de bedrijven het initiatief genomen de gronden ten westen van het bestaande bedrijventerrein 't Wegdam te verwerven. Het gaat op de volgende kadastrale percelen:

  • Ambt Delden, sectie K, nummer 1681 (agrarisch 15.700 m2)
  • Ambt Delden, sectie K, nummer 1682 (agrarisch 2.442 m2)
  • Ambt Delden, sectie K, nummer 242 (woonperceel Goorsestraat 38/38a 1220 m2)

Verder wordt strook grond (eigendom gemeente) tussen het bestaande en nieuwe bedrijventerrein ook overgenomen en wordt ten zuidwesten van het plangebied een waterbergende voorziening gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0008.png"

Afbeelding 3.1: percelen t.b.v. uitbreiding bedrijventerrein

3.2 De ontwikkeling

3.2.1 Inleiding

Belangrijke voorwaarde om de gewenste plannen mogelijk te maken op de gewenste locatie, is een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het geheel. De inpassing van de ontwikkeling in het landschap is door Eelerwoude uitgewerkt in Inrichtingsplan Het Wegdam Hengevelde , dat is bijgevoegd als bijlage bij de regels. Verder is door de gemeente Hof van Twente voor de ontwikkeling een Beeldkwaliteitsplan bedrijventerrein 't Wegdam, uitbreiding 2018 opgesteld. In de volgende subparagrafen wordt hier nader op ingegaan.

3.2.2 Gebouwen, terreininrichting en landschappelijke inpassing
3.2.2.1 Algemeen

Bij de situering van de nieuwe bedrijfsgebouwen wordt aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwing op het bestaande bedrijventerrein 't Wegdam. Zowel HEBO Kozijnen als Bakkerij Nollen situeren de nieuwbouw direct aansluitend op de bestaande bedrijfsbebouwing. De bedrijfsgebouwen van So Nice worden het meest westelijk in het plangebied gesitueerd nabij de woning aan Goorsestraat 38/38a die bestemd wordt en gaat fungeren als bedrijfswoning bij de bedrijfsbebouwing van So Nice. Ten behoeve van waterberging en infiltratie wordt ten noordwesten van het plangebied een waterberging van 3000 m2 gerealiseerd. De landschappelijke inrichtingstekening (afbeelding 3.2) geeft de situering van de bebouwing in relatie tot het groen weer.

Het landschappelijk inrichtingsplan is tot stand gekomen door middel van een beleidsanalyse van het provinciaal (o.a. Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving KGO) en gemeentelijk beleid en landschapsanalyse van geomorfologie en bodem, ecologie en beplanting en de historie van het landschap. In paragraaf 4.2 en 4.3 wordt het provinciale en gemeentelijk beleid behandeld.

De ontwikkeling van uitbreiding 't Wegdam is tot stand gekomen vanuit een aantal basisprincipes uit het overheidsbeleid en vanuit ondernemers zelf:

Basisprincipes beleid:

  • Vormgeven van een kwalitatief hoogwaardige dorpsrand, door de ontwikkeling te laten bijdragen aan de versterking van het landschap;
  • Ontwikkelingen in het agrarisch ontginningenlandschap dragen bij aan het behoud en versterken van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen (uit Omgevingsvisie Overijssel)
  • Rekening houden met de strekkingsrichting van het landschap (uit Omgevingsvisie Overijssel)
  • Behoud van de openheid en grootschaligheid, waarbij bospercelen en wegbeplanting de ruimte begrenzen (Structuurvisie Hof van Twente)
  • Realiseren recreatieve route Hengevelde west (uit Groenstructuurplan);
  • Cultuurhistorische structuren herstellen of benadrukken (uit Omgevingsvisie en Groenstructuurplan)
  • Het groen aankleden van de rand van het bedrijventerrein heeft prioriteit, omdat deze de hoofdentree van Hengevelde bepalen en een overgang naar het landelijk gebied vormen (uit Groenstructuurplan)
  • Realisatie van een plas-draszone (waterberging) aan de westzijde van het bedrijventerrein.

Basisprincipes ondernemers:

  • Groeninvestering en waterberging aan de rand van de uitbreiding realiseren;
  • Verzachten harde contouren gebouwen, maar niet onzichtbaar maken;
  • Grenzen tussen de drie ondernemers inplanten, zodat het bedrijventerrein een groenere identiteit krijgt (in de huidige situatie is er sprake van een 'stenig' beeld door tekort aan beplanting)

Naast de basisinspanning en KGO op en rondom het nieuwe bedrijventerrein wordt ter verdere invulling van het KGO een extra kwaliteitsimpuls gedaan op landgoed 't Lintel. Twee bankjes worden langs de beek aangelegd, zodat de landschapsbeleving van het landgoed door de recreanten wordt verhoogd. Afbeelding 3.3 geeft inzage in de locatie van de bankjes.

3.2.2.2 Ontwerp landschap

Het ontginningenlandschap rondom de uitbreidingslocatie vraagt om lineaire ingrepen. Alle landschappelijke investeringen zijn daarom lijnvormige elementen. De eikenrij aan Het Assink (ventweg van de Goorsestraat) wordt doorgetrokken aan de zuidkant van de projectlocatie. De Goorsestraat is een dorpsoverstijgende groenstructuur. In het beleid van de gemeente wordt deze groenstructuur aangewezen als groenstructuur die aangesterkt dient te worden. In het ontwerp wordt dit gestalte gegeven.

Nieuwe houtwal

Vanaf de westhoek naar de noordhoek van de projectlocatie wordt een houtwal ingepland. Deze wordt kort onderbroken door een haag ter plaatse van de parkeerplaatsen. Hierdoor wordt het bedrijventerrein deels zichtbaar en ontstaat geen massieve rand van schaamgroen. De houtwal bestaat uit inheems plantmateriaal en kent drie zones: een kruidenzone, een heesterzone en een boomzone. De houtwal staat op een grondlichaam van 1 meter hoog en heeft een breedte van 5 meter. Met de inplant wordt de historische situatie, het groenelement tussen de Goorsestraat en de Wethouder Goselinkstraat, hersteld. Door de houtwal loopt een recreatiepad. Dit pad loopt van Het Assink naar het noorden weer terug naar Het Wegdam. Het pad bestaat uit halfverharding en ligt aan de westkant van de houtwal.

Realisatie plas-dras zone (waterretentie)

Het hemelwater van het bedrijventerrein wordt door middel van een hemelwaterafvoer (HWA) richting een plas-dras zone gestuurd. De plas-dras zone bestaat uit een afgegraven stuk grond waarin bij (piek)buien het water tijdelijk opgeslagen kan worden, alvorens in de grond te infiltreren. De randen van de plas-dras zone bestaan uit flauwe taluds die zijn begroeid met vochtminnende plantensoorten, oftewel natuurvriendelijke oevers. Plas/dras gebiedjes kwamen veel voor in de voormalige heidegebieden (voordat deze ontgonnen werden). De natuurlijke inrichting van de waterberging (retentie) zorgt ervoor dat de waterberging een natuurlijk onderdeel van het landschap vormt en geen strak rechtlijnig uiterlijk heeft.

Gelet op de bodemeigenschappen (matige doorlatendheid en grondwaterstanden) van het plangebied dient onderzocht te worden hoe de ondergrond van de plas-dras zone het beste ingericht kan worden. Bij een matige tot slechte doorlatendheid van de bodem kan de plas-dras zone het beste bestaan uit een toplaag (mulden) die het water filtert en een grintbak van 20 centimeter hoogte. In de plas-dras zone is daarboven ruimte met een hoogte van 60 centimeter voor de piekopslag van oppervlaktewater.

Realisatie heesterrand

Aan de noordkant wordt een bestaande heesterrand verlengd, zodat de overgang naar het landschap geleidelijk aan verloopt. Ook het zicht vanaf de Wethouder Goselinkstraat op de bedrijfshallen wordt hierdoor verzacht. De heesterrand bestaat uit inheemse heesters. In het bestaande gedeelte worden uitheemse heestersoorten vervangen voor inheemse soorten. Ook de bestaande heesterrand wordt aangepakt. Uitheemse soorten worden hierin vervangen door inheemse soorten. Heesters zoals hulst, hazelaar, meidoorn, taxus, kamperfoelie, hondsroos en haagbeuk worden hier aangeplant. Op afbeelding 3.2 wordt de voorgestelde landschappelijke inpassing weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0009.png"

Afbeelding 3.2: Landschappelijke inrichting uitbreiding 't Wegdam (bron: Eelerwoude)

Versterken bomenstructuur langs de Goorsestraat

De eikenrij tussen Het Assink (ventweg) en de Goorsestraat wordt doorgetrokken aan de zuidkant van de projectlocatie. De Goorsestraat is een dorpsoverstijgende groenstructuur. In het beleid van de gemeente wordt deze groenstructuur aangewezen als groenstructuur die aangesterkt dient te worden. In het ontwerp wordt dit gestalte gegeven, door de bomenrij aan te vullen met 18 bomen.


Verankering plas-dras zone aan groenstructuur

De plas-draszone gaat een zichtbaar element worden in de beleving van de dorpsrand van Hengevelde. Deze rand krijgt een sterkere groenblauwe uitstraling door het toevoegen van beplanting langs de rand van het bedrijventerrein en de tijdelijke waterberging bij (piek)buien in de plas-dras zone. De randen van de plas-draszone blijven bestaan uit lage vegetatie, zodat het open karakter van het landschap behouden blijft. De bomen aan de voorzijde aan de Goorsestraat ontnemen enigszins het zicht op het bedrijventerrein en biedt een fraaie voorgrond voor de plas-dras zone.


Meerwaarde voor de ecologie

Naast het versterken van het contrast tussen de landschapstypen, namelijk laag en nat (de plas-dras zone) en hoog en droog (de houtwal en heesterrand), draagt de plas-dras zone ook bij aan het verrijken van de biodiversiteit. Op de flauwe taluds komen diverse planten tot ontwikkeling en in het midden van de plas-dras zone is sprake van een dichte houtsingel die kan dienen als nest- en foerageergelegenheid.


Versterken groene identiteit bedrijventerrein

Tussen de nieuwe bedrijfspanden en de te realiseren parkeerplaatsen wordt nieuw groen toegevoegd. Hierdoor is het stenige beeld van het bedrijventerrein niet overheersend en krijgt het bedrijventerrein een vriendelijkere uitstraling. De nieuwe aanplant bestaat met name uit lage hagen en kleine bomen (zuileiken). Ter hoogte van de overkapping is sprake van een keerwand om het hoogteverschil op te vangen. Deze keerwand wordt begroeid met klimop. Aan de noordzijde van Nollen wordt de bestaande sfeer van sierheesters doorgezet bij de nieuw te ontwikkelen bebouwing.


Realisatie recreatief pad

Door de houtwal loopt een recreatiepad. Dit pad loopt van Het Assink naar het noorden weer terug naar Het wegdam. Het pad bestaat uit halfverharding en ligt aan de westkant van de houtwal. Het pad wordt door middel van houten paaltjes begeleidt en gescheiden van de agrarische percelen.


Toevoegen bankjes op landgoed ‘t Lintel

Twee bankjes worden langs de beek aangelegd als aangename (kortstondige) verblijfsplek voor recreanten. Afbeelding 3.3. geeft weer waar deze bankjes worden geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0010.png"

Afbeelding 3.3: te plaatsen bankjes op Landgoed 't Lintel (bron: Eelerwoude)

3.2.3 Beeldkwaliteit
3.2.3.1 Algemeen

Het Beeldkwaliteitsplan bedrijventerrein 't Wegdam, uitbreiding 2018 heeft betrekking op de stedenbouwkundige opzet, architectuur en terreininrichting van het plangebied. Het plangebied wordt opgedeeld in twee deelgebieden/identiteiten. Dit in tegenstelling tot het bestemmingsplan, waar een onderverdeling wordt gemaakt ten aanzien van de milieucategorieen. De terreinverharding, het groen en het water is in particulier beheer (en eigendom). De inrichting van het plangebied is opgenomen in het Inrichtingsplan Het Wegdam Hengevelde. Hieronder worden de deelgebieden en de daaraan verbonden kwaliteitscriteria toegelicht.

3.2.3.2 Deelgebied 1: Kantoren Hengevelde (entreegebied)

Het eerste deelgebied vormt de entree van het bedrijventerrein (vanuit de richting Goor) en daarmee het gezicht van Hengevelde. Het is de bebouwing die zichtbaar is vanaf de Goorseweg. Op grond van het bestemmingsplan worden hier ten behoeve van twee bedrijven kantoren opgericht. Ten aanzien van deze kantoren worden specifieke kwaliteitscriteria opgenomen. De uitstraling van de gebouwen aan de zuidkant van het plangebied bepalen het beeld. Ten aanzien van de kantoren worden verscherpte kwaliteitseisen gesteld. Hieronder wordt eerst het deelgebied met blauwe omlijning aangeduid op de kaart. Vervolgens komen de kwaliteitscriteria aan bod.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0011.png"

Afbeelding 3.4: Deelgebied 1 Beeldkwaliteitsplan (bron: gemeente Hof van Twente)

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0012.png"

Afbeelding 3.5: Kwaliteitscriteria Deelgebied 1 Beeldkwaliteitsplan (bron: gemeente Hof van Twente)

3.2.3.3 Deelgebied 2: Overig bedrijventerrein

Mede door de groene inpassing wordt deelgebied 2, het overige gebied, grotendeels aan het zicht onttrokken. Om deze reden heeft functionaliteit/bedrijvigheid hier de voorkeur boven representativiteit. Hieronder worden de kwaliteitscriteria van deelgebied 2 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0013.png"

Afbeelding 3.6: Kwaliteitscriteria Deelgebied 2 Beeldkwaliteitsplan (bron: gemeente Hof van Twente)

3.3 Verkeer en parkeren

3.3.1 Verkeersgeneratie
3.3.1.1 Algemeen

Op basis van de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (publicatie 317, oktober 2012) van het CROW kan de geschatte verkeersgeneratie van de ontwikkeling berekend worden. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis op onder andere het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' opgesteld. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.

3.3.1.2 Uitgangspunten en berekening verkeersgeneratie

Hieronder worden per bedrijf eerst de gehanteerde uitgangspunten benoemd om vervolgende de verkeersgeneratie te berekenen

Hebo

  • Type: bedrijf gematigd arbeidsintensief en bezoekersextensief
  • Verstedelijkingsgraad: weinig stedelijk (bron: nota parkeernormen Hof van Twente)
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom

De verkeersgeneratie per 100 m2 bvo (gemiddeld) op basis van opgesomde uitgangspunten is: 1,7 vervoersbewegingen.

De uitbreiding van Hebo bedraagt in totaal 4034 m2, dit resulteert in een extra verkeersgeneratie van 68 vervoersbewegingen.

Bakkerij Nollen

  • Type: bedrijf gematigd arbeidsintensief en bezoekersextensief
  • Verstedelijkingsgraad: weinig stedelijk (bron: nota parkeernormen Hof van Twente)
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom

De verkeersgeneratie per 100 m2 bvo (gemiddeld) op basis van opgesomde uitgangspunten is: 1,7 vervoersbewegingen.

De uitbreiding van Bakkerij Nollen bedraagt in totaal 2515 m2, dit resulteert in een extra verkeersgeneratie van 43 vervoersbewegingen.

Tres Chic/So Nice

  • Type: bedrijf arbeidsextensief en bezoekersextensief
  • Verstedelijkingsgraad: weinig stedelijk (bron: nota parkeernormen Hof van Twente)
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom

De verkeersgeneratie per 100 m2 bvo (gemiddeld) op basis van opgesomde uitgangspunten is: 1,05 vervoersbewegingen.

De nieuwbouw van Tres Chic/So Nice bedraagt in totaal 2641 m2, dit resulteert in een extra verkeersgeneratie van 28 vervoersbewegingen.

De gezamenlijk extra verkeersgeneratie door de voorliggende uitbreiding van bedrijventerrein 't Wegdam bedraagt zo'n 139 vervoersbewegingen per etmaal. De bestaande wegenstructuur rondom het plangebied die ontsluit op de provinciale weg N347 is dusdanig van aard dat het de toekomstige verkeersstroom kan verwerken.

3.3.2 Ontsluiting en routing op de kavel

De ontsluiting van de bedrijfslocaties geschiedt via twee zijden. Bakkerij Nollen en HEBO Kozijnen maken gebruik van de bestaande ontsluiting aan Het Wegdam. Het nieuwe kantoor van Hebo en nieuwe bedrijfspand van Tres Chic/So Nice worden ontsloten via Het Assink, evenwijdig aan de Goorsestraat. Op afbeelding 3.7 wordt dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0014.png"

Afbeelding 3.7: Ontsluiting nieuwe bedrijfskavels (bron: Building Design)

3.3.3 Parkeren

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de extra parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. De gemeente Hof van Twente heeft eigen parkeernormen vastgesteld. De parkeernormen maken onderscheid in functie, verstedelijkingsgraad en stedelijke zone.

Uitgegaan kan worden van de volgende uitgangspunten:

  • Verstedelijkingsgraad: weinig stedelijk (bron: nota parkeernormen Hof van Twente)
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom.

Omdat het uiteenlopende typen bedrijven betreffen wordt hieronder per bedrijf de parkeerbehoefte in kaart gebracht.

Hebo

Dit betreft kan worden getypeerd als een gematigd arbeidsintensief en bezoekersextensief bedrijf. In de nota parkeernormen van Hof van Twente worden de volgende bedrijfstypen onderscheiden:

  • arbeidsintensieve / bezoekersextensieve bedrijven: parkeernorm 2,65 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo.
  • arbeidsextensieve / bezoekersextensieve bedrijven: parkeernorm 0,85 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo.

Omdat Hebo niet volledig onder in één van bovengenoemde functies te plaatsen is, wordt in voorliggende situatie uitgegaan van het gemiddelde tussen beide bedrijftypen en een parkeernorm van 1,75 per 100 m2 bvo gehanteerd. De uitbreiding van Hebo bedraagt in totaal 4034 m2 wat resulteert in een parkeerbehoefte van 70 parkeerplaatsen.

Bakkerij Nollen

Dit betreft kan net als Hebo worden getypeerd als een gematigd arbeidsintensief en bezoekersextensief bedrijf. Omdat Bakkerij Nollen net als Hebo niet volledig onder in één van bovengenoemde functies te plaatsen is, wordt in voorliggende situatie uitgegaan van het gemiddelde tussen beide bedrijftypen en een parkeernorm van 1,75 per 100 m2 bvo gehanteerd. De uitbreiding van Bakkerij Nollen bedraagt in totaal 2515 m2 wat resulteert in een parkeerbehoefte van 44 parkeerplaatsen.

Tres Chic/So Nice

Dit bedrijf kan getypeerd worden als een arbeidsextensief en bezoekersextensief bedrijf met een parkeernorm van 0,85 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. De nieuwbouw van Tres Chic/So Nice bedraagt 2641 m2 wat resulteert in een parkeerbehoefte van 22 parkeerplaatsen.

De gezamenlijke parkeerbehoefte van de op het nieuwe bedrijventerrein te vestigen bedrijven bedraagt 136 parkeerplaatsen. Op de erfinrichtingstekening in het KGO-plan zijn circa 115 parkeerplaatsen aangegeven. Dit levert een verschil van 21 parkeerplaatsen op. Hierbij wordt opgemerkt dat het lokaal gewortelde bedrijven betreffen, waarvan de werknemers over het algemeen in Hengevelde of in de directe omgeving van Hengevelde wonen en met de fiets naar het werk komen.

Hoofdstuk 4 Inventarisatie van relevant beleid

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
4.1.1.1 Algemeen

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

4.1.1.2 Rijksdoelen en regionale opgaven

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Voor de drie rijksdoelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigt en geoptimaliseerd instrument.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

4.1.3 Nationaal Waterplan

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).

4.1.4 Toetsing initiatief aan het rijksbeleid
4.1.4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is het noodzakelijk inzicht te geven in de in afbeelding 4.1 genoemde begrippen. Hierna wordt achtereenvolgend ingegaan op de begrippen regio, behoefte en bestaand stedelijk gebied.

Regio

Het begrip 'regio' is niet nader gedefinieerd in het Bro. Het gaat hierbij om – gebaseerd op de Handreiking van het Rijk en uitspraken van de Raad van State – om de marktregio, die bepaald wordt door de relevante reikwijdte c.q. het verzorgingsgebied van de beoogde functie.

Behoefte

Er moet aangetoond kunnen worden dat er een actuele behoefte is voor de nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij wordt actueel gezien als een aangetoonde behoefte binnen de planperiode. Behoefte wordt gezien als vraag minus (harde) plancapaciteit.

Bestaand stedelijk gebied

De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Op basis van gebiedsspecifieke situatie dient bepaald te worden wat wordt ervaren als stedelijk gebied. In de Bro is in artikel 1.1.1 de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

De drie treden (behoefte, bestaand stedelijk gebied en bouwen buiten stedelijk gebied) van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' zijn van toepassing bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Allereerst is het dan ook van belang om te bepalen of er sprake is van een 'nieuwe stedelijk ontwikkeling'. Daarvoor wordt hierna eerst bekeken of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling, om daarna te beoordelen of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Stedelijke ontwikkeling

In artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro wordt onder stedelijke ontwikkeling verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Gelet op de functie kan gesteld worden dat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Vervolgens is het van belang te bepalen of het gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Gelet op de omvang van de ontwikkeling kan gesteld worden dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro, zodat de Laddertoets doorlopen dient te worden.

Toetsing aan de Ladder

Ad trede 1: In trede 1 wordt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen bepaald. De vraag is gelijk aan de behoefte minus het aanbod (in plannen én in de bestaande voorraad met eenzelfde kwaliteit als de gevraagde kwaliteit). Wanneer de regionale ruimtevraag in beeld is, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

Zoals hiervoor reeds beschreven hebben de drie Hengeveldse bedrijven vanwege de groei die ze doormaken en om logistieke en efficiencyredenen een aantoonbare behoefte aan gezamenlijk 1.9 hectare extra bedrijventerrein in Hengevelde. Het huidige bedrijventerrein 't Wegdam - bedoeld voor de vestiging van lokale Hengeveldse bedrijvigheid - is voltooid en kent ten tijde van inwerkingtreding van dit plan geringe leegstand. De leegstaande bedrijfslocaties in Hengevelde voldoen niet aan de randvoorwaarden van de bedrijven met betrekking tot kavelafmetingen en bedrijfsefficiency. Het huidige bedrijventerrein biedt daarom geen ruimte voor uitbreiding van de bedrijven. Geconcludeerd kan worden dat er een regionale behoefte is.

Ad trede 2: De drie bedrijven zijn regionaal en internationaal (Tres Chic en So Nice) opererend. Vanuit het verleden is er een sterke band met de regio's Twente en de Achterhoek, maar vooral met het dorp Hengevelde. Dit uit zich naast werkgelegenheid voor het dorp in sterke sociale betrokkenheid bij de Hengeveldse samenleving en bijbehorend verenigingsleven. Om bedrijfseconomische redenen en ter behoud van deze sociale betrokkenheid zijn de bedrijven op zoek naar een uitbreidingslocatie in het dorp Hengevelde.

De toets aan trede 1 van de ladder (opvang actuele regionale behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied) laat zien dat de realisatie van de noodzakelijke uitbreidingen op het huidige bedrijventerrein van Hengevelde niet mogelijk is. Theoretisch gezien is de regionale behoefte in het bestaand stedelijk gebied in regio wel op te vangen. Binnen de gemeente Hof van Twente ligt in Goor namelijk het regionale bedrijvenpark Zenkeldamshoek. Dit bedrijvenpark biedt in principe ruimte voor de uitbreidingsplannen van de Hengeveldse bedrijven. Echter omdat ieder bedrijf zijn bedrijfsvoering gecentraliseerd wil houden om aansturings-, logistieke- en praktische redenen en zal dit inhouden dat de drie bedrijven in zijn geheel naar Goor moeten verhuizen. Dit zal tot gevolg hebben kapitaalvernietiging van achterblijvende bedrijfspanden, een forse afname van de werkgelegenheid en een forse toename van leegstand van bedrijfsvloeroppervlak in Hengevelde en een verminderde betrokkenheid bij de Hengeveldse samenleving. Kortom met een verplaatsing van de bedrijven naar een ander bedrijventerrein zal de leefbaarheid en saamhorigheid in het dorp Hengevelde onder druk komen te staan. Verplaatsing van de bedrijven naar het bestaande bedrijvenpark Zenkeldamshoek in Goor is om die reden zeer onwenselijk.

De beoogde uitbreiding van 't Wegdam is op 29 maart 2017 besproken in het Bestuurlijk Regionaal Overleg Werklocaties. 13 van de 14 deelnemende gemeenten hebben getekend voor het afsprakendocument werklocaties. In dit document is beschreven waar ruimte is voor bedrijvigheid en waar bedrijventerrein wordt afgeboekt. Besloten is dat 't Wegdam kan uitbreiden op de voorgestelde wijze.

Ad trede 3: De beoogde uitbreidingslocatie ten oosten van het bestaande bedrijventerrein 't Wegdam biedt de drie bedrijven voldoende ruimte om de noodzakelijke uitbreidingen en centralisatie van bedrijfstakken in Hengevelde te realiseren. De locatie kan via de bestaande ontsluiting 't Wegdam goed ontsloten worden op de N347.

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende uitbreidingsplan in regionaal verband is afgestemd en goedgekeurd, voldoet aan de uitgangspunten van goede ruimtelijke ordening en ervoor zorgt dat de werkgelegenheid en leefbaarheid in de kern Hengevelde geborgd blijft. Hiermee wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

4.1.4.2 Toetsing overig rijksbeleid

Kijkend naar het initiatief kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling geen rijksbelangen zoals vastgelegd in het Barro en het Nationaal Waterplan schaadt.

4.1.4.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

Geconcludeerd kan worden dat het rijksbeleid de ontwikkeling niet in de weg staat.

4.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel, welke is verankerd in de Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden.

4.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.


Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • Duurzaamheid;
  • Ruimtelijke kwaliteit.


Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.

4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  • Of – generieke beleidskeuzes
  • Waar – ontwikkelingsperspectieven
  • Hoe – gebiedskenmerken


Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.


De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.


Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.


In figuur 3.2 is het uitvoeringsmodel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0015.png"

Afbeelding 4.2: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) 

4.2.3.1 Of - Generieke beleidskeuzes (normstellend)

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen. Allereerst is er de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door de generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.


De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

4.2.3.2 Waar - Ontwikkelingsperspectieven (richtinggevend)

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. De Omgevingsvisie onderscheid zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden


De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

4.2.3.3 Hoe - Gebiedskenmerken (normstellend, richtinggevend of inspirerend

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype verstaan. Voor alle gebiedstypen in Overijssel beschrijft de Catalogus Gebiedskenmerken welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.


De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.

4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Toetsing van dit bestemmingsplan aan het uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel geeft globaal het volgende beeld:

4.2.4.1 Of - Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” zijn artikel 2.1.3 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), artikel 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit), artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) en artikel 2.3.2 (Nieuwe bedrijventerreinlocaties) van de Omgevingsverordening van belang.

Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “groene omgeving” nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.

Toetsing aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening

Het initiatief betreft de uitbreiding van lokaal gevestigde bedrijven. Weliswaar buiten de stedelijke netwerken, maar direct naast bestaande (eigen) locaties gelegen. Hiermee voldoet het initiatief aan het provinciale uitgangspunt dat er ruimte wordt geboden voor lokaal gewortelde bedrijven op lokale bedrijventerreinen. Het bedrijventerrein wordt hierbij niet ‘voor de leegstand’ ontwikkeld, maar wordt direct benut. Voor de gevestigde bedrijven betekent dit dat zij kunnen blijven doorgroeien waardoor een duurzame toekomst voor het bedrijf wordt gewaarborgd. Daarmee zijn ze van toegevoegde waarde voor de sociaaleconomische structuur/ het voorzieningenniveau.

Het huidige bedrijventerrein 't Wegdam - bedoelt voor de vestiging van lokale Hengeveldse bedrijvigheid - is voltooid en kent geringe leegstand. De leegstaande bedrijfslocaties in Hengevelde voldoen niet aan de randvoorwaarden van de bedrijven met betrekking tot kavelafmetingen. Het huidige bedrijventerrein biedt daarom geen ruimte voor uitbreiding van de bedrijven. In theorie is de uitbreidingswens van de bedrijven in het bestaand bebouwd gebied in regio wel op te vangen. Binnen de gemeente Hof van Twente ligt in Goor namelijk het regionale bedrijvenpark Zenkeldamshoek. Dit bedrijvenpark biedt in principe ruimte voor de uitbreidingsplannen van de Hengeveldse bedrijven. Echter omdat ieder bedrijf zijn bedrijfsvoering bij gecentraliseerd wil houden om aansturings-, logistieke- en praktische redenen zal dit inhouden dat de drie bedrijven in zijn geheel naar Goor moeten verhuizen. Dit zal tot gevolg hebben een forse afname van de werkgelegenheid en een forse toename van leegstand van bedrijfsvloeroppervlak in Hengevelde en een verminderde betrokkenheid bij de Hengeveldse samenleving. Kortom met een verplaatsing van de bedrijven naar een ander bedrijventerrein zal de leefbaarheid en saamhorigheid in het dorp Hengevelde onder druk komen te staan. Verplaatsing van de bedrijven naar het bestaande bedrijvenpark Zenkeldamshoek in Goor is om die reden zeer onwenselijk.

De beoogde uitbreiding van 't Wegdam is op 29 maart 2017 besproken in het Bestuurlijk Regionaal Overleg Werklocaties. 13 van de 14 deelnemende gemeenten hebben getekend voor het afsprakendocument werklocaties. In dit document is beschreven waar ruimte is voor bedrijvigheid en waar bedrijventerrein wordt afgeboekt. Besloten is dat 't Wegdam kan uitbreiden op de voorgestelde wijze.

Artikel 2.1.5: Ruimtelijke kwaliteit

Nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen kunnen mogelijk worden gemaakt indien deze de ruimtelijke kwaliteit versterken en wordt gemotiveerd dat de ontwikkeling past binnen het geldende ontwikkelingsperspectief. De mogelijkheid bestaat om van het ontwikkelingsperspectief af te wijken indien er sprake is van een sociaaleconomische en/of maatschappelijk belang en voldoende verzekerd is dat er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening

De gewenste ontwikkeling zal gepaard gaan met investeringen in de ruimtelijke kwaliteit vanwege de ligging van de locatie in het buitengebied. Dit is beschreven in Hoofdstuk 3 in combinatie met het Inrichtingsplan Het Wegdam Hengevelde. In dit landschappelijk inrichtingsplan wordt beschreven welke landschapsinspanning er wordt getroffen en welke onderdelen van de landschapsmaatregelen als investering in KGO worden gezien.

Artikel 2.1.6: Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Bestemmingsplannen kunnen voorzien in een grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving om sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving eist een extra investering in ruimtelijke kwaliteit als een bestemmingsplan voorziet in een nieuwvestiging of grootschalige uitbreiding van bestaande functies in de groene omgeving. Aangetoond moet worden dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening

De gewenste ontwikkeling wordt landschappelijk ingepast, waarbij wordt aangesloten op de bestaande groenstructuur en deze wordt versterkt. Verder wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied versterkt door realisatie groene elementen tussen de bedrijfsgebouwen en de waterberging centraal in het plangebied. Door de houtwal die het bedrijventerrein camoufleerd wordt tevens een recreatieve wandelroute aangelegd. Ten slotte wordt naast de landschappelijke inpassing van de uitbreiding in het kader van KGO een extra kwaliteitsimpuls gedaan op landgoed 't Lintel. De twee bankjes worden langs de beek aangelegd, zodat de landschapsbeleving van het landgoed door de recreaten wordt verhoogd.

Artikel 2.3.2: Nieuwe bedrijventerreinlocaties

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in de totstandkoming van nieuwe bedrijventerreinlocaties, wanneer een nieuw bedrijventerrein naar aard, omvang en locatie in overeenstemming zijn met de gemeentelijke bedrijventerreinvisie waarover overeenstemming is bereikt met de buurgemeenten en met Gedeputeerde Staten van Overijssel. In de ontwerp omgevingsverordening Overijssel 2017 wordt deze beleidslijn gecontinueerd.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.3.2 van de Omgevingsverordening

De gewenste ontwikkeling is passend binnen de gemeentelijke bedrijventerreinvisie. Voor dorpen als Hengevelde geldt dat deze in eerste instantie bedoelt zijn voor de opvang van lokale aan de kern gebonden bedrijvigheid. Dit geldt ook voor lokaal gewortelde bedrijven. Daarbij probeert de gemeente zo veel mogelijk in te breiden op de bestaande locaties in de kernen, staat kleinschaligheid voorop en wordt ruimte geboden aan lokale ondernemers. In Hengevelde was inbreiding geen optie. Over de gewenste uitbreiding is in het Bestuurlijk Regionaal Overleg Werklocaties op 29 maart 2017 overeenstemming bereikt met de buurgemeenten.13 van de 14 deelnemende gemeenten hebben getekend voor het afsprakendocument werklocaties. In dit document is beschreven waar ruimte is voor bedrijvigheid en waar bedrijventerrein wordt afgeboekt. Besloten is dat 't Wegdam kan uitbreiden op de voorgestelde wijze.

4.2.4.2 Ontwikkelingsperspectieven

Het projectgebied ligt in het zogenaamde ‘mixlandschap’ (zie afbeelding 4.3). In het kleinschalige mixlandschap is er sprake van een verweving van functies. Enerzijds ligt de nadruk op landbouw, maar anderzijds zijn ook landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid belangrijke functies. Uitgangspunten voor ontwikkelingen binnen deze zone zijn;

  • De ontwikkeling dient gericht te zijn op het versterken van de vitaliteit van het stelsel aan natuurgebieden
  • De ontwikkeling dient bij te dragen aan de versterking van het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0016.png"

Afbeelding: 4.3: Omgevingsvisie, ontwikkelperspectief: De locatie ligt in het kleinschale mixlandschap (bron: Provincie Overijssel)

Een belangrijk aandachtspunt in deze zone is en blijft de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Vanuit provincie zijn met name de gebiedskenmerken in de vier lagen belangrijk om inzichtelijk te maken wat ruimtelijke kwaliteit is. Wat ruimtelijke kwaliteit inhoudt op de planlocatie wordt inzichtelijk gemaakt op basis van de gebiedskenmerken in vier lagen. Deze lagen met hun eigen waarden worden hieronder inzichtelijk gemaakt.

4.2.4.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag (afbeelding 4.4) geeft aan hoe het gebied is gevormd door abiotische en biotische processen. Hoe deze inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er in deze laag een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag een betekenis gekregen in het menselijke occupatieproces. Lange tijd was de ondergrond sturend voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd op goed doorwaadbare plekken in de rivier. Pas de laatste eeuw is deze koppeling door technische mogelijkheden en mechanisatie steeds losser geworden en is door menselijke ingrijpen de kwaliteit van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan er voor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden, temeer omdat ook het beleid van de Kaderrichtlijn Water deze gedachte volgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0017.png"

Afbeelding 4.4: Omgevingsvisie, natuurlijke laag: De locatie ligt op een dekzandvlakte (bron: Provincie Overijssel)

De projectlocatie ligt op een dekzandvlakte. Dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijdert. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Toetsing initiatief aan uitgangspunten natuurlijke laag

De gewenste ontwikkeling houdt rekening met de strekkingsrichting van het landschap. Het nieuwe groen sluit aan bij de bestaande groenstructuur en laat ook een oude houtwal weer terugkomen.

Laag van het agrarische cultuurlandschap

In de laag van het agrarisch cultuurlandschap (afbeelding 4.5) gaat het erom dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden. Er zijn grote verschillen in leeftijd van de verschillende landschappen. Afhankelijk van voorbeeld techniek en de beschikbaarheid van meststoffen is er door de jaren heen een geschakeld patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing gegroeid. Structuur, maatvoering en landschapselementen werden keer op keer aan de veranderende omstandigheden aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0018.png"

Afbeelding 4.5: Omgevingsvisie, Laag van agrarisch cultuurlandschap: De locatie ligt in jonge heide- en broekontginningslandschap (bron: Provincie Overijssel)

De projectlocatie ligt in het jonge heide- en broekontginningslandschap, aan de rand van het oude hoevenlandschap. Kenmerkend voor het jonge heide- en broekontginningslandschap waren oorspronkelijk de grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden. Deze waren functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidings'landschappen met rommelige driehoekstructuren als resultaat. Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Toetsing initiatief aan uitgangspunten laag van agrarisch cultuurlandschap

De gewenste locatie en bijbehorende landschappelijke inrichting sluit aan op de bestaande structuren van bosstroken in het gebied, hersteld en versterkt deze. Verder wordt door de houtwal aan de westzijde van het plangebied een recreatief wandelpad aangelegd.

Stedelijke laag

Elke kern ontwikkelt zijn eigen identiteit en bouwt voor op haar karakteristieke structuur en ligging aan het landschap. Bereikbaarheid en voorzieningenniveau zijn belangrijke kwaliteitsaspecten. Bij de transformatie van het landelijk gebied vervalt vaak de vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap. De ambitie is de samenhang te behouden.

Toetsing initiatief aan uitgangspunten stedelijke laag

De beoogde uitbreiding van bedrijventerrein 't Wegdam in westelijke richting sluit logischerwijs aan op het bestaande bedrijventerrein en biedt lokaal gewortelde bedrijven de noodzakelijke groeimogelijkheden. Door toepassing van nieuwe landschapselementen rondom en tussen de nieuwe bebouwing wordt de samenhang met het landschap behouden. Het plangebied heeft verder een goede bereikbaarheid d.m.v. ligging nabij de provinciale weg.

Lust- en leisure laag

In deze laag kan ruimtelijke kwaliteit worden toegevoegd door het toevoegen van recreatie en beleving. Deze laag stelt aan het project geen randvoorwaarden. De locatie ligt niet in een specifiek aangewezen gebied, het betreft een dorpsrand. In de dorpsrand komen dorp en land elkaar tegen. De randen zijn bepalend voor de identiteit van zowel de steden en dorpen als het landschap daaromheen. In de dorpsranden sluiten recreatieve en utilitaire routes van buiten de stad/ het dorp aan op de binnenstedelijke/dorpsstructuur. In deze gebieden komen veel opgaven en belangen samen zoals dorps- en stadsuitbreidingen, infrastructuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur.

Toetsing initiatief aan uitgangspunten lust- en leisure laag

Door de houtwal aan de westzijde van het plangebied wordt een recreatieve wandelroute aangelegd. Deze nieuwe voorziening zorgt voor beleving van overgang tussen dorp en buitengebied.

4.2.4.4 Waterbeleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

4.2.5 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening Overijssel verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Hof van Twente "Zicht op 2030"
4.3.1.1 Algemeen

De gemeente Hof van Twente heeft in juni 2010 de toekomstvisie 'Hof van Twente, zicht op 2030' vastgesteld. Het doel van deze toekomstvisie is het schetsen van de grote lijnen: wat kenmerkt de gemeente nu en straks.

Globaal kan de gemeente Hof van Twente omschreven worden als een gemeente met meerdere kernen, die een eenheid in verscheidenheid vormt. De kernen zijn allen uniek en voor een groot deel zelfvoorzienend. Wonen, werken, voorzieningen, scholing, recreëren is vaak binnen de eigen of naburige kern mogelijk.

4.3.1.2 Streefbeeld

De toekomstvisie geeft een mogelijk toekomstperspectief voor de gemeente, met vernieuwende ideeën en kansrijke oplossingsrichtingen. In voorliggend geval is streefbeeld 15 van belang:

Streefbeeld 15 : Werkgelegenheid in kernen, concentraties technische en productiebedrijven in grotere kernen. Hof van Twente beschikt in 2030 over een uitstekende bereikbaarheid over spoor, weg en water. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor het vestigen van bedrijven in de gemeente. Binnen de gemeente is een grote diversiteit aan locaties ten behoeve van bedrijven. Voor grotere bedrijven is er het bedrijventerrein Zenkeldamshoek in Goor.

Wat de behoefte aan nieuwe bedrijfsterreinen betreft: door revitalisering en in hoogte bouwen (efficiënter ruimtegebruik) is de behoefte aan nieuwe terreinen beperkt. Bedrijventerreinen en bedrijfsverzamelgebouwen zullen in belangrijke mate centraal worden gecreëerd en gerevitaliseerd. Maar ook voor die centrale bedrijventerreinen geldt, dat ze voor lokale bedrijvigheid van binnen de gemeente bedoeld blijven en géén regionale functie bezitten.

In de kleine kernen beperkt zich dit tot werkelijk lokaal gebonden bedrijvigheid. Niet sociaal economisch gebonden bedrijven zijn aangewezen op de centrale kernen. Ook in industrieeleconomisch opzicht biedt de demografische krimp kansen om de focus te verleggen van expansie naar kwaliteit en duurzaamheid van bedrijventerreinen.

De directe nabijheid van de zich sterk ontwikkelende kenniseconomie in de regio Twente en de Euregio is een voordeel voor kleinere bedrijven en vooral voor kennis- en netwerkeconomie. Dit zorgt er voor dat ook jongeren hun kennis kunnen aanwenden in bedrijven gevestigd in onze gemeente.

Goede netwerken in de regio en actieve ondersteuning van al gevestigde ondernemers in de regio bieden de beste kans om onze aantrekkelijkheid om te zetten in economische activiteit."

4.3.1.3 Situatie plangebied

In voorliggend geval wordt ruimte geboden aan de uitbreiding van drie regionaal en internationaal opererende bedrijven die bijdragen aan versterking van de werkgelegenheid en economische structuur van de gemeente Hof van Twente en met name de kern Hengevelde. Met de ontwikkeling vindt een uitbreiding in oppervlakte bedrijventerrein te Hengevelde plaats met circa 1,8 hectare. Planologisch wordt dit geregeld middels het bestemmen van agrarische gronden naar een bedrijfsbestemming. De ontwikkeling wordt in overeenstemming geacht met de toekomstvisie.

4.3.2 Structuurvisie Hengevelde
4.3.2.1 Algemeen

De Structuurvisie Hengevelde bevat de gemeentelijke visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Hengevelde voor de periode tot ongeveer 2020. De ambities ten aanzien van meerdere onderwerpen (zoals wonen, economie, verkeer en infrastructuur en cultuurhistorie) zijn samengebracht in de structuurvisie, voor zover deze betrekking hebben op de ruimtelijke structuur van Hengevelde. Met name het gebrek aan woningbouwmogelijkheden en bedrijfskavels in Hengevelde is aanleiding geweest voor het opstellen van de structuurvisie. Het biedt een basis voor uitwerking in bestemmingsplannen en een toetsingskader voor particuliere initiatieven.

In dit kader zijn met name de onderdelen Ruimtelijke kwaliteit en Toekomstige ruimtebehoefte bedrijven van belang.

4.3.2.2 Ruimtelijke kwaliteit

Voor wat betreft de toekomstige woon-, werk- en leefomgeving staat ruimtelijke kwaliteit hoog in het vaandel. De ruimtelijke kwaliteit van Hengevelde wordt bepaald door diverse waardevolle groene elementen en de vele doorkijken naar het waardevolle omliggende landschap. Dit zorgt voor een goede woonkwaliteit van het dorp. Hier staat tegenover dat het dorp enerzijds gezegend is met het huisvesten van grote bedrijven, maar dat deze bedrijfsbebouwing anderzijds zijn invloed heeft op het dorpsbeeld. De bedrijfsgebouwen op bedrijventerrein 't Wegdam staan min of meer bloot in het landschap, de landschappelijke inpassing hiervan kan beter.

Verder is de drukke Goorsestraat een knelpunt in de dorpskern. Het doorgaande verkeer veroorzaakt barrièrewerking en gevaar en tast hierdoor de leefbaarheid aan.

4.3.2.3 Toekomstige ruimtebehoefte bedrijven

In november 2007 heeft de Hengeveldse ondernemersvereniging SIO (Samen In Ondernemen) de behoefte aan nieuwe bedrijfsgrond geïnventariseerd. Hieruit blijkt dat er een opmerkelijk grote belangstelling (5 ha) is voor nieuwe bedrijfsgronden in Hengevelde. Deze behoefte komt voornamelijk uit Hengevelde zelf, maar in kleinere mate ook uit naburige kernen (ca. 1 ha). In de structuurvisie komt ook de locatiekeuze voor de benoemde uitbreidingsbehoefte aan de orde. Voor nieuwe bedrijfsgronden is het gebied ten noord-oosten van het bestaande bedrijventerrein 't Wegdam gekozen. De locatiekeuze is vanuit een landschappelijke invalshoek gemaakt. Het uitgangspunt is om het relatief waardevolle kampenlandschap te ontzien en de uitbreiding in principe in het visueel-ruimtelijk minder waardevolle ontginningenlandschap te projecteren. De locatiekeuze vormt daarnaast een logische voortzetting van al in gang gezette ontwikkelingen, zorgt voor concentratie van bedrijfsfuncties en is door de ligging goed te ontsluiten. Wel is goede landschappelijke inpassing een vereiste.

4.3.2.4 Situatie plangebied

Conform de beleidsambities zoals verwoord in de Structuurvisie Hengevelde is met voorliggende ontwikkeling sprake van een versterking van de werkgelegenheid, waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan een goede landschappelijke inpassing en overgang naar het landelijk gebied (ruimtelijke kwaliteit). De uitbreiding van bedrijventerrein 't Wegdam wordt in overeenstemming geacht met de uitgangspunten van de Structuurvisie Hengevelde. Hieronder wordt het plangebied geprojecteerd weergegeven op de structuurvisiekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0019.png"

Afbeelding 4.7: Plangebied geprojecteerd op structuurvisiekaart Hengevelde (bron: Gemeente Hof van Twente)

4.3.3 Sociaal-economische visie en actieprogramma Hof van Twente
4.3.3.1 Algemeen

De 'Sociaal-economische visie en actieprogramma Hof van Twente' (Daadkrachtige kernen verbonden door ambitie) vastgesteld op 15 september 2015 door de gemeenteraad van Hof van Twente is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen gemeente Hof van Twente en het lokale bedrijfsleven. Een sociaal-economische visie en actieprogramma die een beeld geeft over de economische profilering, waar inzet op gepleegd moet worden en hoe deze inzet uitgevoerd wordt. In deze sociaal-economische visie is het doel aangegeven waar inzet, tijd en geld op gepleegd wordt. Door het huidige economisch profiel te schetsen, zowel gemeentebreed als per kern, zijn doelen gesteld die de economie en de werkgelegenheid versterken. Daarbij is het belangrijk dat Hof van Twente zich kan onderscheiden van andere gebieden. De missie voor Hof van Twente is daarom als volgt geformuleerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0020.png"

4.3.3.2 De Visie: Hoogwaardige bedrijventerreinen

De gemeente Hof van Twente heeft verschillende bedrijventerreinen die aan of in de kernen zijn gelegen. Zenkeldamshoek is daarbij aangemerkt als het bedrijventerrein voor de hele gemeente en voor de vestiging van bedrijven van buiten Hof van Twente waar grootschalige bedrijvigheid, al dan niet met een zwaardere milieucategorie, plaats kan vinden. De andere lokale bedrijventerreinen hebben over het algemeen een goede ontsluiting, waardoor er kansen liggen voor zittende ondernemers voor uitbreiding.

4.3.3.3 Situatie plangebied

Met de uitbreiding van HEBO Kozijnen, Bakkerij Nollen en Tres Chic/So Nice op de beoogde locatie wordt bijgedragen aan behoud en versterking van het economisch klimaat / werkgelegenheid op een passend geachte locatie. Zittende ondernemers krijgen immers kansen voor uitbreiding op lokale bedrijventerrein zoals 't Wegdam. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling aansluit bij de visie zoals verwoord in de sociaal-economische visie.

4.3.4 Archeologiebeleid
4.3.4.1 Algemeen

Op 1 januari 2010 is het gemeentelijke archeologiebeleid in werking getreden. Op de bijbehorende archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart is aangegeven welke gebieden een lage, een middelhoge en een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Verder zijn ook de terreinen met bekende archeologische waarden in beeld gebracht (de archeologische monumenten). Afhankelijk van de verwachtingswaarde dient bij bouwplannen en ingrepen in de grond met een bepaalde omvang en diepte archeologisch vooronderzoek plaats te vinden.

  • Historische kern: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 50 m2 of meer;
  • Hoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 2.500 m2 of meer;
  • Middelhoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 5.000 m2 of meer;
  • Lage verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 10 ha of meer.

Dit beleid dient vertaald te worden in de planregels van de bestemmingsplannen die in procedure worden gebracht.

4.3.4.2 Situatie plangebied

In paragraaf 5.8.1 wordt nader ingegaan op de wijze waarop in dit bestemmingsplan wordt omgegaan met archeologische verwachtingswaarden in het plangebied.

4.3.5 Bodembeleid
4.3.5.1 Algemeen

De ambitie van de gemeente is om bodemverontreiniging te voorkomen en de goede kwaliteit van de bodem te behouden. De gemeente wil bodemaspecten tijdig meenemen in de planvorming. Bij het beoordelen van bestemmingsplannen wordt beoordeeld of de kwaliteit van de bodem voldoende geschikt is voor het nieuwe beoogde gebruik.

De gemeente geeft prioriteit aan het opheffen van bodemverontreinigingsgevallen die risico’s opleveren voor mens en milieu. De gemeente gaat bij de uitvoering van bodemonderzoek uit van de landelijk geldende onderzoeknormen. De gemeente besteedt in het bijzonder aandacht aan de aanwezigheid van asbest in bodem.

4.3.5.2 Situatie plangebied

In paragraaf 5.2 wordt nader ingegaan op het aspect bodemkwaliteit in relatie tot dit bestemmingsplan.

4.3.6 Bedrijventerreinenvisie
4.3.6.1 Algemeen

In februari 2011 heeft de gemeente de bedrijventerreinenvisie vastgesteld. De gemeente heeft ambities om de kwaliteit op bedrijventerreinen te garanderen. Kort samengevat hanteert de gemeente de volgende kwaliteitsopgaven en doelen:

  • Het versterken van het ondernemersklimaat in alle kernen;
  • Het verduurzamen van het ondernemerschap, de gebouwde omgeving, de verkeersstructuur en de openbare ruimte;
  • Een goede landschappelijke inpassing van bedrijventerreinen;
  • Het tegengaan van veroudering;
  • Het – waar mogelijk – intensiveren van arbeid op het terrein;
  • Het opstellen van een uitgifte en vestigingsprotocol.
4.3.6.2 Ambitie

De ambitie van de gemeente is om alle bedrijvigheid die zich aandient zo goed mogelijk te accommoderen. Daarom wil de gemeente een gevarieerd en compleet aanbod aan bedrijventerreinen aanbieden. Het juiste bedrijf op de juiste plek is de doelstelling. Actieve uitbreiding van bedrijventerreinen vindt binnen de gemeente vooral plaats in Goor op Zenkeldamshoek. Voor de overige kernen geldt dat deze in eerste instantie bedoeld zijn voor de opvang van lokale aan de kern gebonden bedrijvigheid. Dit geldt ook voor lokaal gewortelde bedrijven. Daarbij probeert de gemeente zo veel mogelijk in te breiden op de bestaande locaties in de kernen, staat kleinschaligheid voorop en wordt ruimte geboden aan lokale ondernemers.

In maart 2014 heeft de gemeenteraad ingestemd met de aanvulling op de bedrijventerreinenvisie. Het doel van de aanvulling is het in relatie te brengen van het aanbod van bedrijventerreinen en de vraag vanuit de markt. Hiertoe is kritisch gekeken naar de bedrijfsbestemmingen en uitbreidingsmogelijkheden van bedrijventerreinen.

4.3.6.3 Situatie plangebied

De gewenste ontwikkeling is passend binnen de gemeentelijke bedrijventerreinvisie. Voor dorpen als Hengevelde geldt dat deze in eerste instantie bedoelt zijn voor de opvang van lokale aan de kern gebonden bedrijvigheid. Dit geldt ook voor lokaal gewortelde bedrijven. Daarbij probeert de gemeente zo veel mogelijk in te breiden op de bestaande locaties in de kernen, staat kleinschaligheid voorop en wordt ruimte geboden aan lokale ondernemers. In Hengevelde was inbreiding geen optie. Over de gewenste uitbreiding in Hengevelde is in het Bestuurlijk Regionaal Overleg Werklocaties op 29 maart 2017 overeenstemming bereikt met de buurgemeenten.13 van de 14 deelnemende gemeenten hebben getekend voor het afsprakendocument werklocaties. In dit document is beschreven waar ruimte is voor bedrijvigheid en waar bedrijventerrein wordt afgeboekt. Besloten is dat 't Wegdam kan uitbreiden op de voorgestelde wijze.

4.3.7 Groenstructuurplan Hof van Twente
4.3.7.1 Algemeen

Het Groenstructuurplan geeft een lange termijn visie voor de inrichting en beheer van het groen en de openbare ruimte. De groene elementen in de openbare ruimte hebben een onderlinge samenhang en vormen zo een groenstructuur. Deze groenstructuur hangt nauw samen met de stedenbouwkundige en ruimtelijke opbouw van het dorp en zorgt voor aankleding of accentuering van bebouwing.

4.3.7.2 Situatie plangebied

Dorpsrand

Voor de randen van de kern Hengevelde geldt dat de relatie tussen dorp en landelijk gebied kan worden versterkt. Dit betekent voor de bestaande wijken het vrijmaken van zichtlijnen naar het buitengebied. Nieuwe woonwijken dienen meer te worden ingepast in de omgeving door onder andere meer zichtlijnen te creëren naar het buitengebied.

Bij het uitbreiden van Hengevelde dient ook aandacht te worden besteed aan recreatieve aspecten. Mensen willen graag een ommetje kunnen maken en daar ontbreken nu nog de mogelijkheden voor. Aan de westkant van de kern, waar uitbreidingsplannen liggen, kan zo’n wandelroute gerealiseerd worden.

De verschillende kenmerken van het gebied rond de kern Hengevelde zijn door de jaren heen hun variatie kwijtgeraakt. Daarom is het wenselijk de verschillende landschapstypen meer herkenbaar te maken. Dit geldt voor de volgende gebieden:

  • Herstellen kleinschaligheid van het kampenlandschap rond de Bentelosestraat en rond de Diepenheimsestraat aan de westkant, beplanting langs de Kerkstraat realiseren.
  • Openheid van de heideontginning behouden.
  • Zicht langs de entree rond de Goorsestraat en aan de zuidkant vanaf de Needestraat, Wethouder Goselinkstraat en Slotweg open houden.

Omdat Hengevelde van oorsprong een agrarisch dorp is, dient dit karakter ook duidelijk zichtbaar te zijn en verbeterd te worden. Hiervoor bieden de overgangen van de kern naar het landelijk gebied nog mogelijkheden. De verspreide bebouwing langs de wegen en de kleine open ruimten creëren een landschappelijke sfeer die nog versterkt kan worden door losse beplanting aan te brengen, bijvoorbeeld boomgroepen of solitairen langs de wegen. De kleine ruimten tussen de erven dienen zoveel mogelijk open te blijven om het doorzicht op het landschap te waarborgen.

Hoofdgroenstructuur

In Hengevelde kunnen de hoofdwegen nog duidelijker geaccentueerd worden door middel van groen. Dit geldt voornamelijk voor de Goorsestraat waaraan de kern is ontstaan. Het realiseren van een historische sfeer vormt daarbij het uitgangspunt. Dit betekent dat het groen hier een strak uiterlijk moet krijgen ten opzichte van de rest van de as.

Bedrijventerrein

Een aandachtspunt voor de toekomstig is het inpassen van bedrijventerreinen in Hengevelde. De kleine kern heeft opvallend veel bedrijven aan de noordzijde. Het is gewenst deze groen aan te kleden, mede omdat deze de hoofdentree van Hengevelde bepalen en een overgang naar het landelijk gebied vormen. Ook bij uitbreiding van de terreinen is dit een aandachtspunt voor de toekomst. De bedrijventerreinen zelf bevatten zeer weinig openbaar groen en hebben daardoor geen duidelijke groene identiteit. Een aankleding langs de randen heeft de eerste prioriteit. Vervolgens kan ook aandacht aan groen op het terrein zelf worden besteed.

4.3.8 Milieubeleidsplan
4.3.8.1 Algemeen

Het gemeentelijk milieubeleidsplan schetst de kaders, de hoofdlijnen en de richting van het te voeren samenhangend beleid voor diverse milieuthema’s, de aanpak van doelgroepen en de samenhang met het economisch-ruimtelijk beleid. De beleidsnota kent een visie deel tot 2020 en ambities tot 2015. Centraal staat het streven naar milieuduurzaamheid. Dit vindt plaats doordat milieuaspecten en -normen vroegtijdig in de voorbereiding van besluitvorming worden mee- en afgewogen met het oog op ontwikkeling en behoud van een goed woon- en leefklimaat.

4.3.8.2 Situatie plangebied

In Hoofdstuk 5 wordt uitgebreid ingegaan op alle milieu- en overige omgevingsaspecten in relatie tot de uitbreiding van bedrijventerrein 't Wegdam. Verwezen wordt naar dit hoofdstuk.

4.3.9 Nota geluidbeleid
4.3.9.1 Algemeen

De Nota gemeentelijk geluidbeleid 2013 – 2020 bevat voor 7 verschillende gebiedstypen beleid met betrekking tot wegverkeerslawaai en industrielawaai. De geluidnota bevat ook beleid voor onder andere cumulatie en compensatie van geluid. Het beleid is gericht op behoud van stilte waar het stil is. Dit geldt voor zowel het buitengebied als voor de kern.

Waar van nature al meer geluid is, bijvoorbeeld door verkeer op drukke doorgangswegen, is de gemeentelijke ambitie minder hoog.

4.3.9.2 Situatie plangebied

Op het aspect geluid wordt in paragraaf 5.1 nader ingegaan. Kortheidshalve wordt naar deze paragraaf verwezen.

4.3.10 Geurvisie en geurverordening Hengevelde
4.3.10.1 Algemeen

Met de Geurverordening Hengevelde, plangebied Het Wegdam 1e en 2e fase, plangebied Goorden en plangebied De Marke III/Ter Doest beoogde de gemeente op een zorgvuldige wijze medewerking te verlenen aan het realiseren van concrete plannen in delen van de kern van Hengevelde. 
De basis voor de Geurverordening is de Geurgebiedsvisie d.d. 26 april 2011 voor dezelfde plangebieden. Met de geurverordening worden voor de betreffende plangebieden minder strenge geurnormen en / of afstandseisen vastgesteld en kan medewerking worden verleend aan realisatie van de bouwplannen.  

4.3.10.2 Situatie plangebied

Op het aspect geur wordt in paragraaf 5.6 nader ingegaan. Kortheidshalve wordt naar deze paragraaf verwezen.

4.3.11 Nota Externe Veiligheid
4.3.11.1 Algemeen

Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid staat verwoord in de Nota externe veiligheidsbeleid 2012 – 2015 “Veiligheid zonder absolute zekerheid”. Binnen de gemeente bevinden zich enkele risicovolle bedrijven. Naast opslag van gevaarlijke stoffen vindt vervoer daarvan plaats via weg, water, spoor en buisleidingen. Op de site www.risicokaart.nl staan de risicovolle bedrijven vermeld. Ten aanzien van nieuw vestiging van zwaardere en risicovolle bedrijvigheid stelt de gemeente zich terughoudend op. Kern van het te voeren beleid is dat wordt voldaan aan de minimale wettelijke eisen en verantwoord gebruik wordt gemaakt van bevoegdheden.

4.3.11.2 Situatie plangebied

In paragraaf 5.4 wordt nader ingegaan op de binnen en rondom het plangebied aanwezige risicobronnen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de vestiging van zwaardere en meer risicovolle bedrijvigheid.

4.3.12 Gemeentelijk Rioleringsplan
4.3.12.1 Algemeen

In de Waterwet en de Wet milieubeheer zijn de gemeentelijke watertaken geregeld. Deze taken hebben betrekking op de gemeentelijke zorgplicht voor:

  • inzameling en transport van stedelijk afvalwater.
  • het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater.
  • grondwater(maatregelen).

De doelmatige uitvoering van deze zorgplichten is in het GRP vastgelegd en gaat uit van de volgende principes:

De trits "vasthouden - bergen - afvoeren" houdt in dat in eerste instantie getracht wordt het (gebiedseigen) water in de bodem te infiltreren. Indien dit niet mogelijk is dient het afstromend regenwater lokaal te worden geborgen in vijvers en watergangen. Pas in de laatste instantie kan overwogen worden het water (zo traag mogelijk) af te voeren naar de omgeving.

De trits "schoonhouden - scheiden - schoonmaken" omvat ten eerste het niet toelaten dat de kwaliteit van water verslechtert (schoon houden), vervolgens het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen en als laatste het zuiveren (schoonmaken) van verontreinigd water. Door water schoon te houden en vuile waterstromen zoveel mogelijk gescheiden te houden kan de omvang van te zuiveren water worden beperkt en tevens het zuiveringsrendement worden verhoogd.

Het GRP beschrijft de beleidskaders en de activiteiten voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afval, hemel- en grondwater in de gemeente Hof van Twente en geeft de visie op de gemeentelijke watertaken voor de lange termijn (2030).

Bij nieuwbouw is de aanleg van een gemeentelijk hemelwaterstelsel (riool of watergang) gebruikelijk, waar de particulier het hemelwater naartoe kan afvoeren. De infrastructuur wordt in principe zodanig ingericht dat de particulier in staat wordt gesteld het hemelwater (voor een deel) op eigen terrein te verwerken (lozen op aangrenzende sloot en/of infiltratie in de bodem). Is verwerking op eigen terrein niet mogelijk dan kan de particulier het hemelwater bovengronds afvoeren naar het gemeentelijk hemelwaterstelsel. Wat betreft de verwerking van overtollig hemelwater in riolen geldt dat het bewust inrichten van de bovengrond als waterberging c.q. waterafvoer de voorkeur heeft om eventuele inspanningen betaalbaar te houden.

Bij de grondwaterzorgplicht hebben perceeleigenaren nadrukkelijk een eigen verantwoordelijkheid bij het voorkomen van grondwaterproblemen. Als de grondwaterstand echter te zeer wordt bepaald door factoren buiten het perceel van de grondeigenaar dan zal de gemeente, in samenspraak met waterbeheerder en provincie, maatregelen treffen om structurele grondwaterproblemen te voorkomen of te beperken. Ten aanzien van de verwerking van grondwater bij nieuwbouw kan worden gesteld dat dit voldoende wordt ondervangen in het 'watertoets proces'. Hierbij worden vooraf de waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze meegewogen bij de ontwikkeling van nieuwbouwlocaties.

Hitte, droogte, watertekort en wateroverlast zijn aspecten die van wezenlijke invloed zijn bij het ontwerpen en bij de realisatie van plannen voor zowel inbreidings- als uitbreidingslocaties. Met deze aspecten wordt rekening gehouden door het principe van de meerlaagsveiligheid als bouwsteen van wezenlijk belang te hanteren bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen. Bestaande en nieuwe blauwe en groene elementen ondersteunen de klimaatadaptatie in het binnenstedelijk gebied en op bedrijven- en industrieterreinen. Afkoppelen van verhard oppervlak is niet een doel op zich. Doelmatigheid, haalbaarheid en betaalbaarheid van afkoppelmaatregelen worden meegewogen in ruimtelijke plannen. De samenhang met het beleid over klimaatadaptatie en overstromingsrisico wordt integraal beoordeeld.

Waterlopen met een beschermde status (Kaderrichtlijn water) staan vermeld op de verbeelding behorende bij een ruimtelijk plan. Informatie over de status van een KRW- lichaam en beoogde maatregelen verwoord in zogenaamde 'factsheets', wordt beschouwd als zwaarwegend belang waar slechts gemotiveerd van kan worden afgeweken door het treffen van mitigerende of compenserende maatregelen.

4.3.12.2 Situatie plangebied

Voor een nadere toelichting op het aspect water in relatie tot dit bestemmingsplan wordt verwezen naar de waterparagraaf welke in paragraaf 5.9 is opgenomen.

4.3.13 Conclusie toetsing aan gemeentelijk beleid

Zoals blijkt uit paragraaf 5.9 is de ontwikkeling passend binnen de gemeentelijke beleidsambities zoals verwoord in de hiervoor behandelde gemeentelijke beleidsstukken.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheidsaspecten/onderzoek

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven.

5.1 Geluid

5.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

5.1.2 Situatie plangebied

Voor de uitbreiding van bedrijventerrein 't Wegdam in Hengevelde heeft Alcedo B.V. in het kader van de Wet Milieubeheer een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting ten gevolge van de bedrijven op de omliggende woningen. Om de bedrijven Hebo (via de westzijde) en Tres Chic / So Nice te kunnen bereiken, dient de weg 'Het Assink' in noordwestelijke richting doorgetrokken te worden. Het doortrekken van deze weg is beoordeeld als de aanleg van een nieuwe weg naar analogie van de Wet geluidhinder. Hieronder wordt beknopt ingegaan op de onderzoeksresultaten met betrekking tot de Wet milieubeheer en Wet geluidhinder, voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 2.

5.1.2.1 Wet milieubeheer

Uit het onderzoek is gebleken dat op enkele punten na wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit en het gemeentelijk geluidsbeleid.

Er is sprake van overschrijdingen van de voorschriften van het maximale geluidsniveau ten gevolge van Hebo en Très Chic / So Nice. Het treffen van maatregelen om te kunnen voldoen is redelijkerwijs niet mogelijk. De gemeente Hof van Twente heeft de mogelijkheid om maatwerkvoorschriften op te stellen die hoger zijn dan de standaard geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. Voorwaarde hierbij is dat er in de betreffende woningen voldaan wordt het ten hoogste toelaatbare maximale geluidsniveau. Hieronder wordt hier nader op ingegaan op de geluidswering van de woningen aan de Goorsestraat 38, 41 en 43 en Het Wegdam 5.

Langtijdgemiddelde geluid

So Nice en Hebo hebben in de avond en nachtperiode 1 dB overschrijding op de gevels van de Goorsestraat 41 en 43. Het gaat het hier om een overschrijding ten opzichte van de ambitiewaarde van 35 dB die in het gemeentelijk geluidbeleid staat, omdat de betreffende woningen (wel of niet terecht gelet op de plek aan de Goorestraat) in verwevingsgebied zijn gepositioneerd. Ten opzichte van het langtijdgemiddelde hoeven geen maatwerkvoorschriften te worden opgesteld, omdat de geluidsbelasting binnen de toegestane 40 dB van het Activiteitenbesluit blijft. Gelet op de geringe overschrijding van het gemeentelijk ambitieniveau en de plek van de woningen aan de provinciale weg wordt dit aanvaardbaar geacht.


Piekbelasting

Hebo en So Nice veroorzaken met heftrucks/vrachtwagens in de avond en nachtperiode een geringe overschrijding van de geluidsnormen ten opzichte van de Goorsestraat 41, 43, 38 en Wegdam 5. Goorsestraat 38 betreft de bedrijfswoning van de eigenaar van Hebo, Wegdam 5 is een bedrijfswoning op een bedrijventerrein (met de nodige geluidsbelasting). De Goorsestraat 41 en 43 betreffende woningen aan de provinciale weg. Het is te onderbouwen dat hiervoor maatwerkvoorschriften worden opgesteld in de vergunningen van de bedrijven. In de onderbouwing hiervan wordt de geluidsbelasting op de woningen als gevolg van de provinciale weg waaraan deze liggen meegenomen.


Cumulatie

Normaliter moeten in het kader van cumulatie (het totaal van de geluidsbelasting vanwege alle bedrijven gezamenlijk) eigenlijk alle bedrijven onderzocht worden. In voorliggende geval wordt hier vanaf afgezien, omdat de drie bedrijven gelet op langtijdgemiddelde onder de wettelijke normen blijven, de drie bedrijven kunnen daarom qua cumulatie voldoen.

5.1.2.2 Wet geluidhinder

Uit het onderzoek blijkt dat het doortrekken van de weg Het Assink geen probleem is, indien de elementen verharding op het nieuwe weggedeelte én het bestaande weggedeelte ter hoogte van de woning aan Het Assink 8 in keperverband gelegd wordt.

5.1.3 Conclusie

Vanuit het oogpunt van geluid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.

5.2 Bodemkwaliteit

5.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740. Om te onderzoeken of de bodemkwaliteit geschikt is voor het toekomstige gebruik, is door Kruse Groep voor het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het volledige verkennend bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 3 Bodemonderzoek. Hierna wordt ingegaan op de resultaten van dit onderzoek.

5.2.2 Situatie plangebied

Uit het onderzoek is gebleken dat de bodem tot circa 1.1 meter beneden het maaiveld bestaat uit zeer fijn zand dat in de bovengrond tevens zwak humeus en zwak siltig is. Hieronder is tot 2.0 meter beneden maaiveld fijn tot zeer fijn zand aangetroffen waaronder tot einde boordiepte (3.7 meter beneden maaiveld) zeer fijn tot uiterst fijn zand is aangetroffen. In de boringen zijn roest- en/of oerhoudende lagen aangetoond. Er zijn geen bodemvreemde materialen waargenomen. Door de veldwerker zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld of in de boringen. Het grondwater is aangetroffen op een diepte van gemiddeld 1.95 meter minus maaiveld.

Er zijn in de grond geen verontreinigingen aangetoond. In het grondwater zijn enkele (zeer) lichte tot matige verontreinigingen (barium, cadmium, kobalt, koper, zink, naftaleen en nikkel) aangetoond. Nader onderzoek wordt in overleg met de gemeente Hof van Twente niet nodig geacht. De boven- en ondergrondmengmonsters zijn niet verontreinigd.

5.2.3 Conclusie

De (zeer) lichte tot matige verontreinigingen in het grondwater vormen geen risico's voor de volksgezondheid. De bodem wordt geschikt geacht voor het beoogde toekomstig gebruik. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
5.3.1.1 Besluit en de Regeling niet in betekende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

5.3.1.2 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

5.3.2 Situatie plangebied

In dit geval wordt een bestaand bedrijventerrein uitgebreid met circa 1,8 hectare. In paragraaf 5.3.1.1 is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van dit project in vergelijking met de voorgenoemde categorieën, mag worden aangenomen dat het project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. ter bevestiging is met toepassing van de NIBM-rekentool de bijdrage van de ontwikkeling aan de luchtkwaliteit bepaald. Als uitgangspunten zijn 139 is extra voertuigbewegingen per weekdaggemiddelde (zie ook paragraaf 3.3) en een aandeel vrachtverkeer van 15% gehateerd. In figuur 5.1 is de berekening weergeven.

Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt tevens dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Tevens wordt opgemerkt dat de functie niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0021.png"

Figuur 5.1: Berekening bijdrage ontwikkeling aan luchtkwaliteit door middel van de NIBM-tool (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt tevens dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Tevens wordt opgemerkt dat de functie niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.

5.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgesteld in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

5.4.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de figuur 5.2 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0022.png"

Figuur 5.2: Uitsnede Risicokaart (Bron: Risicokaart.nl)

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
5.4.3 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

5.5 Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.

5.5.2 Gebiedstypen

Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een ‘rustige woonwijk’ of een ‘gemengd gebied’.

Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype ‘rustige woonwijk’.

Een ‘gemengd gebied’ is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Het plangebied is gelegen in het buitengebied, maar wel direct aansluitend aan de N347 en het bestaande bedrijventerrein 't Wegdam waardoor hier sprake is van een matige of sterke functiemenging. Derhalve wordt in dit geval uitgegaan van een gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0023.png"

5.5.3 Situatie plangebied
5.5.3.1 Algemeen

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. Hierbij spelen twee vragen en rol:

  • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

5.5.3.2 Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast of de realisatie van het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.

In voorliggende situatie gaat het om de uitbreiding van drie verschillende typen bedrijven met bijbehorende milieucategorieën en richtafstanden op basis van omgevingstype gemengd gebied. Hieronder een overzicht daarvan:

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0024.png"

De huidige woonfunctie aan Goorsestraat 38/38a wordt in het plan betrokken en krijgt de functie van bedrijfswoning bij de bedrijfsbebouwing van So Nice/Tres Chic. Rondom het plangebied liggen de volgende functies:

  • Woonfunctie Goorsestraat 41 op ca. 35 meter
  • Grondgebonden veehouderij Wethouder Goselinkstraat 3 op ca. 65 meter

De afstand van de woning Goorsestraat 41 tot de grens van het plangebied bedraagt circa 35 meter. Deze afstand voldoet niet aan de richtafstanden zoals aangegeven in bovenstaande tabel. Hierbij moet opgemerkt worden dat in het gedeelte aan de Goorsestraat de kantoren van Tres Chic/So Nice en HEBO Kozijnen worden gepositioneerd. De afstand tot de zwaardere bedrijfsactiviteiten van So Nice/Tres Chic en HEBO Kozijnen bedragen meer dan 50 meter. In het bestemmingsplan wordt door middel van functieaanduidingen de toelaatbare milieucategorie geregeld.

De afstand van grondgebonden veehouderij Wethouder Goselinkstraat 3 tot het plangebied is circa 65 meter. Deze afstand voldoet niet aan de richtafstanden geldende voor omgevingstype gemengd gebied uit de bovenstaande tabel. In paragraaf 5.6 Geur wordt nog nader ingegaan op de passendheid van de ontwikkeling in de omgeving als het gaat om geurhinder en het leefklimaat.

5.5.3.3 Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. In voorliggend plan worden bedrijfsgebouwen toegevoegd. Gebouwen bestemd en geschikt voor permanent of daarmee vergelijkbaar gebruik. Het gaat dan om gebouwen waar mensen structureel verblijven. In voorliggende situatie worden delen van de bedrijfsgebouwen structureel gebruikt voor menselijk verblijf, die waarschijnlijk permanent of daarmee vergelijkbaar gebruikt gaan worden. In paragraaf 5.6 wordt verder hierdoor ingegaan op het geuraspect.

5.5.4 Conclusie

Vanuit het oogpunt van milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.

5.6 Geur

5.6.1 Wet geurhinder en veehouderij & Activiteitenbesluit

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.

De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.

5.6.2 Geurvisie en geurverordening Hengevelde

Met de Geurverordening Hengevelde, plangebied Het Wegdam 1e en 2e fase, plangebied Goorden en plangebied De Marke III/Ter Doest wil de gemeente Hof van Twente op een zorgvuldige wijze medewerking verlenen aan het realiseren van concrete plannen in delen van de kern van Hengevelde. De basis voor de Geurverordening is de Geurgebiedsvisie d.d. 26 april 2011 voor dezelfde plangebieden. Met de geurverordening worden voor de betreffende plangebieden minder strenge geurnormen en / of afstandseisen vastgesteld en kan medewerking worden verleend aan realisatie van de bouwplannen.

5.6.3 Situatie plangebied

In de omgeving van het plangebied bevindt zich één grondgebonden veehouderij aan de Wethouder Goselinkstraat 3. Met dit plan worden meerdere geurgevoelige objecten gerealiseerd, de bedrijfspanden. Een bedrijfspand dient als geurgevoelig object te worden aangemerkt, omdat er langdurig door personen verbleven wordt.

De afstand tussen het agrarisch bedrijf (grondgebonden veehouderij, Wethouder Goselinkstraat 3) en het plangebied waar de bedrijfsgebouwen worden opgericht bedraagt circa 65 meter. Het plangebied en de betreffende grondgebonden veehouderij liggen binnen het gebied van de Geurverordening Hengevelde waarvoor een vaste afstand van 50 meter geldt (zie ook afbeelding 5.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0025.png"

Afbeelding 5.3: Fragment overzichtskaart Geurverordening Hengevelde (bron: Gemeente Hof van Twente)

Gelet op deze afstand zal ter plaatse van de nieuwe bedrijfsbebouwing geen sprake zijn van geurhinder als gevolg van het voorgenoemde agrarische bedrijf. De veehouderij wordt tevens niet in de bedrijfsvoering belemmerd omdat de afstand van het geurgevoelig object tot de bouwvlakgrens van het agrarisch bedrijf groter is dan 50 meter.

5.6.4 Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor dit plan.

5.7 Ecologie

5.7.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Nederlands Natuurnetwerk (voorheen EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet. Met ingang van 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming inwerking getreden. Deze wet vervangt drie wetten, te weten de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.

Natuurbank Overijssel is gevraagd om te onderzoeken of de voorgenomen activiteit in overeenstemming is met de Wet Natuurbescherming en Omgevingsverordening Overijssel. Het volledige onderzoek Quickscan natuurwaardenonderzoek is bijgevoegd in Bijlage 4 Quickscan Natuurwaardenonderzoek. Hierna wordt samengevat ingegaan op de resultaten van dit onderzoek.

5.7.1.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG).

Provincies zijn verantwoordelijk voor de veiligstelling en ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (verder NNN genoemd, voorheen EHS genoemd). De beoordeling of de voorgenomen activiteit past in het NNN dient met name uitgevoerd te worden in de afweging van een ‘goede ruimtelijke ordening’ als onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing. De aanwezigheid van beschermde planten en dieren is daarbij niet direct van belang.

5.7.1.2 Soortenbescherming

Wat betreft de soortbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

5.7.2 Situatie plangebied
5.7.2.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden zijn gelegen op ruime afstand van het plangebied. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, bedraagt minimaal 10 kilometer (zie afbeelding 5.4). Ook de concreet begrensde NNN is gelegen op grote afstand van het plangebied (zie afbeelding 5.5) en vormt dus geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0026.png"

Afbeelding 5.4: Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 gebieden (bron: Altas van Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0027.png"

Afbeelding 5.5 Ligging plangebied ten opzichte van NNN gebieden (bron: Atlas van Overijssel)

5.7.2.2 Soortenbescherming

Op basis van bronnenonderzoek, landschappelijke karakteristieken, beheer, omvang en gebruik van het plangebied is het aannemelijk dat de volgende soortgroepen in het gebied voorkomen:

  • Grondgebonden zoogdieren
  • Amfibieën
  • Vogels
  • Vleermuizen

Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied mogelijk behoort tot het functionele leefgebied van sommige grondgebonden zoogdieren, vogelsoorten, en amfibieën. Mogelijk nestelen er vogels in het plangebied. Van deze soorten zijn uitsluitend de bezette nesten beschermd, niet de oude nesten of de nestplaatsen. Voor het verstoren/vernielen van bezette nesten (eieren) en het verwonden/doden van vogels kan geen ontheffing van de verbodsbepalingen verkregen worden omdat de voorgenomen activiteit niet als een in de wet genoemd 'belang' wordt beschouwd. De meest geschikte periode om beplanting te rooien, de bebouwing te slopen en het terrein bouwrijp te maken is augustus-februari.

Mogelijk bezetten sommige weinig kritische amfibieënsoorten grondgebonden zoogdiersoorten een vaste rust- of voortplantingslocatie in het plangebied of benutten het plangebied als foerageergebied. Vanwege de beperkte betekenis geldt voor deze soorten een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet Natuurbescherming (vangen, doden, verwonden en het opzettelijk beschadigen en vernielen van vaste voortplantings- en rustplaatsen) als gevolg van handelingen de in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied worden uitgevoerd. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequenties voor die soorten. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.

Mits rekening wordt gehouden met de bescherming van bezette vogelnesten, heeft de voorgenomen activiteit geen wettelijke consequenties in het kader van de Wet Natuurbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.

5.7.3 Conclusie

Ecologische aspecten vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.8 Archeologie & Cultuurhistorie

5.8.1 Archeologie
5.8.1.1 Algemeen

Op grond van de Monumentenwet en de Bro is de gemeente verantwoordelijk voor de archeologische monumentenzorg in haar gebied. De gemeente heeft een archeologische zorgplicht en dient in ruimtelijke plannen te borgen dat bij ontwikkelingen die leiden tot grondwerken er voldoende aandacht is voor de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.

Initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, kunnen verplicht zijn om archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

5.8.1.2 Situatie plangebied

Daar waar de bodemingrepen plaatsvinden ter plaatse van bebouwing is de locatie op basis van het bestemmingsplan “Buitengebied Hof van Twente” zijn de volgende dubbelbestemmingen van toepassing:

  • Waarde – Archeologische verwachting 1 (hoge verwachting - dekzandrug, onderzoeksplicht bij ingrepen dieper dan 40 cm en met oppervlakte groter dan 2500 m2) .
  • Waarde – Archeologische verwachting 2 (middelhoge verwachting, onderzoeksplicht bij ingrepen dieper dan 40 cm en met oppervlakte groter dan 5000 m2)
  • Waarde – Archeologische verwachting 3 (lage verwachting, onderzoeksplicht bij ingrepen dieper dan 40 cm en met oppervlakte groter dan 10 hectare).

De ingrepen in de bodem ter plaatse van de hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde zullen groter zijn dan de gestelde 2500 m2 respectievelijk 5000 m2. Laagland Archeologisch advies heeft daarom een Verkennend en karterend archeologisch onderzoek verricht in het plangebied. Uit het onderzoek komt naar voren dat zich in het noordoostelijke deel op dekzandrug een zone met een plaggendek bevind. In het overige deel van het plangebied is de bodem gedeeltelijk diep geroerd en ligt deze grotendeels op de flank van de dekzandrug (het middeldeel van het plangebied) of in de laagte (het zuidelijk deel van het plangebied). De archeologische verwachting is in detail aangegeven op onderstaande verwachtingskaart. Hierin heeft het noordoostelijke deel een hoge archeologische verwachting en het overige deel een lage archeologische verwachting. De hoge archeologische verwachting geldt voor vindplaatsen uit de periode van de bronstijd tot en met de late middeleeuwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExWegdam2018-VS10_0028.png"

Afbeelding 5.6: Verwachtingszones archeologische waarden op basis van karterende boringen (bron: Laagland Advies)

Op basis van de vaststelling van de zone met een hoge archeologische verwachting is er een aanvullend booronderzoek uitgevoerd. Het betrof een karterend booronderzoek. Bij dit onderzoek zijn er echter geen archeologische indicatoren aangetroffen. Daarmee kan worden geconcludeerd dat er waarschijnlijk geen archeologische vindplaats aanwezig is. Laagland Archeologie adviseert daarom om geen verder onderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven ten aanzien van het omgevingsaspect archeologische waarden.Voor het onderzochte deel is op de verbeelding om die reden geen dubbelbestemming waarde - archeologie opgenomen. Het volledig onderzoek is opgenomen in Bijlage 5 Verkennend en karterend archeologisch onderzoek .

Locatie waterberging

Ter plaatse van de geplande waterberging van 3000 m2 geldt voor een groot gedeelte dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische verwachting 2'. Dit houdt in een middelhoge verwachting met een onderzoeksplicht bij ingrepen dieper dan 40 cm en met oppervlakte groter dan 5000 m2. Voor een klein gedeelte van de gronden geldt dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische verwachting 3'. Hier geldt een lage verwachting en geldt een onderzoeksplicht bij ingrepen dieper dan 40 cm en met oppervlakte groter dan 10 hectare. Geldt op de omvang van 3000 m2 is voor de met de watrberging gepaard gaande bodemingrepen geen archeologische onderzoek vereist.

5.8.1.3 Conclusie

Met de hiervoor beschreven wijze van regeling is de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden voldoende geregeld. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.8.2 Cultuurhistorie
5.8.2.1 Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

5.8.2.2 Situatie plangebied

Er bevinden zich ter plaatse van de locatie zelf of in de directe nabijheid hiervan geen rijks- danwel gemeentelijke monumenten of andere cultuurhistorische waarden.

5.8.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.9 Waterparagraaf

5.9.1 Algemeen

Zoals in diverse paragrafen in Hoofdstuk 4 uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

5.9.2 Situatie plangebied

Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording hiervan heeft er toe geleid dat de zogenaamde 'normale procedure' van toepassing is. Op 4 april 2017 heeft er een kort gesprek met Wim Geerdink van het Waterschap Vechtstromen plaatsgevonden over deze ontwikkeling. Gelet op de omvang van het plangebied en de functiewijziging is afgesproken met het waterschap dat er een verplicht vooroverleg over dit bestemmingsplan moet worden gevoerd. Gelet op het aantal van belang zijnde waterthema’s is geadviseerd een waterhuishoudingsplan op te stellen, waarin in ieder geval de thema’s grondwater (drooglegging/ontwatering), afvalwater, rioolsysteem, waterberging, beheer/onderhoud/eigendom zijn uitgewerkt. Goedkeuring van het nog af te ronden waterhuishoudkundig plan is een voorwaarde voor de aanleg van het nieuwe bedrijventerrein.

Voor een duurzame inrichting en behoud is het wenselijk de groene en blauwe aspecten te combineren. De voorkeur gaat ernaar uit dat aan de noordwestzijde van het plangebied te realiseren en deze zone als openbaar gebied aan te merken.

De bij deze 'normale procedure' behorende uitgangspuntennotitie is opgenomen als Bijlage 6 Watertoetsresultaat bij deze toelichting.

Afvalwater

Bij het bouwrijp wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd, dat is afgestemd op het toekomstige plan en benodigde capaciteit. Het nieuwe stelsel zal worden aangelegd conform het ‘Gemeentelijk Rioleringsplan’ van de gemeente Hof van Twente.

Hemelwater en oppervlaktewater

De hemelwaterafvoer in voorliggend plan wordt volledig gescheiden van afvalwater. Het hemelwater van het bedrijventerrein wordt door middel van een hemelwaterafvoer (HWA) richting de plas-dras zone ten noordwesten van het plangebied gestuurd. Deze plas-dras zone bestaat uit een afgegraven stuk grond waarin bij (piek)buien het water tijdelijk opgeslagen kan worden, alvorens in de grond te infiltreren. De randen van de plas-dras zone bestaan uit flauwe taluds die zijn begroeid met vochtminnende plantensoorten, oftwel natuurvriendelijke oevers. Hierdoor oogt de plas-dras zone als een plas/dras gebiedje, zoals deze veelal voorkwamen in de voormalige heidegebieden (voordat deze ontgonnen werden). De natuurlijke inrichting van de waterberging (retentie)nzorgt ervoor dat de waterberging een natuurlijk onderdeel van het landschap vormt en geen strak rechtlijnig uiterlijk heeft.

Gelet op de bodemeigenschappen (matige doorlatendheid en grondwaterstanden) van het plangebied dient onderzocht te worden hoe de ondergrond van de plas-dras zone het beste ingericht kan worden. Bij een matige tot slechte doorlatendheid van de bodem kan de plas-dras zone het beste bestaan uit een toplaag (mulden) die het water filtert en een grintbak van 20 centimeter hoogte. In de plas-dras zone is daarboven ruimte met een hoogte van 60 centimeter voor de piekopslag van oppervlaktewater.

Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Daarnaast is er in de huidige situatie geen sprake van grondwateroverlast. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.

5.9.3 Conclusie

Wateraspecten vormen op voorhand geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.10 Besluit milieueffectrapportage

5.10.1 Algemeen

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r.

Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:

  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien een passende beoordeling op basis van artikel 2.8, lid 1 Wet Natuurbescherming noodzakelijk is;
  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit de onderdelen C en D overschrijden en waarbij het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 3 (plannen).
  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn indien het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 4 (besluiten) en er sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit onderdeel C en D overschrijden. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C is in dit geval sprake van een m.e.r.-plicht. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D is het plan m.e.r.-beoordlingsplichtig.

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.

Het komt er op neer dat voor bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.
5.10.2 Situatie plangebied
5.10.2.1 Artikel 2.8, lid 1 Wet Natuurbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op een afstand van minimaal 10 kilometer van het plangebied. Zoals in paragraaf 5.7.2.1 en 5.7.2.2 al is geconcludeerd heeft de vaststelling van dit bestemmingsplan geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden tot gevolg.

Een passende beoordeling op basis van artikel 2.8, lid 1 van de Wet Natuurbescherming is dan ook niet noodzakelijk. Daarom is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.

5.10.2.2 Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Activiteiten met een waarde van minder dan 0,05 mol per hectare per jaar worden als verwaarloosbaar beschouwd; deze activiteiten hoeven niet te worden gemeld (ook al niet onder de ontwerp Regeling). Ook cumulatief beschouwd zorgen deze activiteiten voor geen effecten voor de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden, aldus de toelichting van de PAS. Gelet op de aard van het voornemen en de ruime afstand tot Natura 2000-gebieden, kan worden geconcludeerd dat sprake is van een activiteit die als verwaarloosbaar kan worden beschouwd. Nader onderzoek naar de stikstofdepositie is niet noodzakelijk.

5.10.2.3 Drempelwaarden Besluit m.e.r.

In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Dit bestemmingsplan is daarom niet direct m.e.r.-plichtig. Op basis van onderdeel D kan de in dit plan besloten ontwikkeling worden aangemerkt als:

  • De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein;
  • De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.

Hierbij wordt 'het bestemmingsplan' zowel genoemd in kolom 3 (plannen) als kolom 4 (besluiten). Doordat dit bestemmingsplan voorziet in eindbestemmingen voor wat betreft de binnen het plangebied geplande ontwikkeling, wordt voldaan aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

Zoals in het voorgaande aangegeven is in dit geval sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Dit bestemmingsplan is daarom niet direct m.e.r.-plichtig. De ontwikkeling in dit bestemmingsplan is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien de volgende drempelwaarden worden overschreden:

  • Een activiteit die betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer.
  • Een activiteit met een bedrijfsvloeroppervlakte van 20 hectare of meer.

Gezien de drempelwaarden kan worden geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan (toename bedrijventerrein oppervlakte 1,8 hectare) geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht aangezien de drempelwaarden niet worden overschreden. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Indien de mogelijkheden van dit plan worden vergeleken met de drempelwaarden uit onderdeel D van het Besluit m.e.r. kan worden geconcludeerd dat er dat sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleinschaliger is. Zo voorziet dit bestemmingsplan in uitbreiding van 1,8 hectare bedrijventerrein terwijl pas bij 20 hectare bedrijfsvloeroppervlakte of meer sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Daarnaast blijkt uit dit hoofdstuk dat dit bestemmingsplan geen belangrijk nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

5.10.3 Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.(beoordelings)-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de uitvoerbaarheidsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

6.2 Opbouw van de regels

6.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
  • 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

Dit artikel geeft onder meer aan hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De bestemmingregels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: 

Hierin is de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.

  • Bouwregels:

In deze regels zijn eisen opgenomen waaraan de binnen de bestemming voorkomende bebouwing aan moet voldoen. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd is hierin vastgelegd.

  • Specifieke gebruiksregels:

In de specifiek gebruiksregels is bepaald welk gebruik van gronden en opstallen in elk geval strijdig is met of wordt toegestaan binnen deze bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd.

  • Afwijken van de bouwregels:

Op basis van deze regels hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de bouwregels in het plan.

  • Afwijken van de gebruiksregels:

Deze afwijking geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om met omgevingsvergunning af te wijken van functies die in eerste aanleg strijdig zijn met de bestemmingsomschrijving of de specifieke gebruiksregels.

  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat door werken of werkzaamheden (bijvoorbeeld werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd) gronden minder geschikt kunnen worden voor het beoogde gebruik en/of hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden.

  • Wijzigingsbevoegdheid:

Deze regel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om, onder voorwaarden, bestemmingen te wijzigen. Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor wijzigen die niet meer als ondergeschikt aan de bestemming kunnen worden aangemerkt (zoals een afwijking van de bouw- en gebruiksregels).

6.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

In dit artikel wordt aangegeven wel gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval als strijd met de bestemming wordt aangemerkt. Deze gebruiksregels gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om, onder voorwaarden, op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

Dit artikel omvat enkele aanvullende regels met betrekking tot het parkeren en het laden en lossen van goederen.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

6.3 Bestemmingen

Hoofdstuk 2 van de regels omvat alle binnen het plangebied voorkomende bestemmingen. Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Voor het leggen van bestemmingen is zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige (planologische) situatie. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

Agrarisch met waarden (Artikel 3)

De agrarische gronden ten westen van het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden' gekregen en zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, waterberging in de vorm van een plas-dras zone voor het aangrenzende bedrijventerrein, het behoud en het herstel van de op deze gronden voorkomende landschappelijke waarden, groenvoorzieningen, verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen.

Voor deze gronden is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze houdt in dat tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden voor waterberging voor het naastgelegen bedrijventerrein zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen en waterberging conform het Inrichtingsplan Het Wegdam Hengevelde teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en waterhuishouding;

Bedrijventerrein (Artikel 4)

Aan de toekomstige bedrijfskavels is de bestemming 'Bedrijventerrein' toegekend. Er wordt gebruikt gemaakt van milieucategorisering. Inrichtingen als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder en/of risicovolle inrichtingen worden niet toegestaan binnen deze bestemming. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat ondergeschikte productiegebonden detailhandel bij bedrijven is toegestaan. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning aan Goorsestraat 38/38a.

In de bouwregels is bepaald dat de gebouwen en overkappingen, opgericht moeten worden binnen het bouwvlak. Hierbij dient de op de verbeelding weergegeven aanduidingen voor de maximale bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage in acht te worden genomen.

Ook binnen deze bestemming worden overige bouwwerken binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan.

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning een bedrijf toestaan die qua aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de reeds toegestane categorieën van bedrijvigheid.

Voor deze gronden is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze houdt in dat tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen en waterberging conform het Inrichtingsplan Het Wegdam Hengevelde teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en waterhuishouding;

Groen (Artikel 5)

Het aan te leggen beeldbepalend-, structureel- en begeleidend groen is in dit bestemmingsplan bestemd als 'Groen'. Het gaat hierbij om de gesloten streekeigen houtsingel aan de zuid-, west- en noordzijde. Deze bestemming is onder andere bedoeld voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen en speelvoorzieningen. Er zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Waarde - Archeologische verwachting 1, 2 en 3 (Artikel 6, 7 en 8)

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1, 2 en 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk.

In het voorliggende geval is een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente Hof van Twente. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg

8.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

8.1.2 Provincie Overijssel

Er heeft vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Overijssel ex. artikel 3.3.1 Bro. De provincie is akkoord.

8.1.3 Waterschap Vechtstromen

Er heeft vooroverleg plaatsgevonden met waterschap Vechtstromen ex. artikel 3.3.1 Bro. Het waterschap is akkoord

8.1.4 Omliggende gemeenten

Het initiatief is op 29 maart 2017 besproken in het Bestuurlijk Regionaal Overleg Werklocaties. 13 van de 14 deelnemende gemeenten hebben getekend voor het afsprakendocument werklocaties. In dit document is beschreven waar ruimte is voor bedrijvigheid en waar bedrijventerrein wordt afgeboekt. Besloten is dat 't Wegdam kan uitbreiden op de voorgestelde wijze

8.2 Inspraak

Op maandag 24 oktober hebben de ondernemers van Bakkerij Nollen, Hebo Kozijnen en Tres Chic/So Nice een informatieavond over de uitbreidingsplannen gegeven voor de buurt. De avond vondt plaats in de ontvangstruimte van Bakkerij Nollen. Door middel van een algemene presentatie en presentatiewanden per bedrijf is de gewenste situatie inzichtelijk gemaakt en was er tijd om vragen te stellen. Op de avond waren circa 35 personen aanwezig, de algemene opinie was positief.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft met ingang van 30 november 2017 gedurende 6 weken (tot en met 10 januari 2018) voor eenieder ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is één zienswijze naar voren gebracht. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. De zienswijzennotitie is opgenomen in Bijlage 7 van deze toelichting.