direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan gemeente Hof van Twente Hoofdstuk 22a Gruttostraat 49 e.o.
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.GOxGruttostrt49eo-OP10

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'TAM-omgevingsplan gemeente Hof van Twente Hoofdstuk 22a Gruttostraat 49 e.o.' met identificatienummer NL.IMRO.1735.GOxGruttostrt49eo-OP10 van de gemeente Hof van Twente;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede nevenactiviteiten in de vorm van kappers, autorijscholen, assurantiekantoren, verzekeringskantoren, schoonheidsspecialistes, hondentrimsalons, kinderopvang, pedicures en naar de aard daarmee qua uitstraling op het woonmilieu vergelijkbare activiteiten en met uitzondering van detailhandel en webwinkels, maar inclusief internetverkoop, dat wordt uitgeoefend in (bijgebouwen bij) de eigen woning; waarbij ten hoogste 25% van de oppervlakte van de woning inclusief (bij)gebouwen wordt gebruikt met een maximum van 50 m2 en de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 achtererf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de bouwstrook;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

een in het plan aangeduid percentage, dat de grootte van het in de regels aangegeven bouwvlak of erf aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.9 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingaccommodatie bestaande uit maximaal vier bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het serveren van ontbijt, waarbij de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van bed & breakfast maximaal 50 m² mag zijn;

1.10 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.11 bedrijfswoning:

een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, van wie de huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.12 bestaand en legaal:

bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime, waarbij geldt dat voor zover het gebruik betrekking heeft op nevenactiviteiten, deze nevenactiviteiten mogen worden uitgeoefend in de vorm en omvang zoals toegestaan op grond van het voorheen geldend planologisch regime;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw, uitgezonderd kelders;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwstrook:

het maatvoeringsvlak op het bouwperceel dat grenst aan de voorgevelbouwgrens;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van uitsluitend afhaalmaaltijden en de bereiding daarvan;

1.25 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en ondergeschikte detailhandel;

1.26 erf:

de door kadastrale grenzen dan wel door herkenbare andere perceelsbegrenzing afgebakende gronden, die direct zijn gelegen bij een gebouw met een zelfde bestemming;

1.27 erker:

een ondergeschikte uitbouw aan een gebouw met een beperkte omvang waardoor het aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.30 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 internetverkoop:

het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;

1.32 nevenactiviteit:

een activiteit die wordt verricht naast de hoofdactiviteit;

1.33 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, bergbezinkbassins, telefooncellen, zendmasten en centrale voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling;

1.34 openbare ruimte:

rijwegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;

1.35 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven (hieronder mede begrepen carports). Een overkapping is geen overig bouwwerk;

1.37 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.38 primaire woonfunctie:

functies ten behoeve van het wonen zoals een woonkamer, keuken of slaapkamer. Het gebruik ten behoeve van een bijkeuken, garage of atelier wordt hier niet onder verstaan;

1.39 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 voorgevel:

de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;

1.41 voorgevelbouwgrens:

het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens, voorzover niet in de verbeelding aangegeven als gevellijn;

1.42 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die de voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt;

1.43 webwinkel:

het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er tevens sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;

1.44 woning:

een complex van ruimten, als een zelfstandig gedeelte van een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;

1.45 woonoppervlak:

zowel de oppervlakte van de woning zelf als de bij de woning begrepen (bij)gebouwen;

1.46 zijerf:

het deel of de delen van de bouwstrook dat is of die zijn gelegen tussen de bouwgrens en de zijdelingse bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken van dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

vanaf de zijdelingse grens van een bouwperceel tot enig punt van een gebouw;

2.7 peil:

Indien ter plaatse geen aanduiding in een bouwvlak is aangegeven: het niveau van 15 cm tot 35 cm boven de hoogte van de aansluitende bestaande openbare ruimte, dan wel de bestaande afwijking tot de mate waarin een bouwwerk van het in de aanhef genoemde niveau afwijkt.

2.8 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- dan wel bestemmingsgrens met maximaal 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied

3.1 Toepassingsbereik

In aanvulling op het gestelde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen, gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in 3.3 de nadere regels.

3.2 Functieomschrijving

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Woongebied' zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. het bestaande aantal woningen;
  • b. het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep;
  • c. een bed & breakfastvoorziening;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • g. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. openbare nutsvoorzieningen.
3.3 Beoordelingsregels

In aanvulling op het gestelde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van gebouwen tevens de volgende regels:

Het bouwen op de gronden met de functie 'Woongebied' is aan een aantal regels gebonden.

3.3.1 Gebouwen ten behoeve van het wonen
  • a. per bouwvlak is één woning toegestaan;
  • b. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak waarbij voor de voorgevelbouwgrens van een op de begane grond gelegen woning een erker is toegestaan mits:
    • 1. de bouwdiepte maximaal 1,2 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
    • 3. de breedte maximaal 60% bedraagt van de voorgevelbreedte van het gebouw waartoe hij behoort;
    • 4. de afstand tot aan de weg gelegen bouwperceelgrens minimaal 3,5 m bedraagt.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' wordt de voorgevel van een woning gebouwd in de gevellijn;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte, of de bestaande goot- en bouwhoogte als deze hoger is;
  • e. het bebouwingspercentage van het erf bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage, waarvan de bebouwde oppervlakte van het achtererf maximaal 150 m² bedraagt;
  • f. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 m, of de bestaande afstand als deze minder is;
  • g. in afwijking van het gestelde onder f geldt dat op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse perceelgrens het bouwen van gebouwen is toegestaan, mits:
    • 1. de goot- en bouwhoogte maximaal de toegestane goot- en bouwhoogte van het bijbehorende achtererf bedragen, of de bestaande goot- en bouwhoogte van het achtererf als deze meer beuitgesloten - bedrijfsgebouw dragen;
    • 2. de bijgebouwen minimaal 2,5 m achter de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden geplaatst;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - woondoeleinden' is het niet toegestaan gebouwen te bouwen ten behoeve van verblijfsfuncties.
3.3.2 Overkappingen ten behoeve van het wonen
  • a. overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. overkappingen worden op minimaal 1 m achter de voorgevelbouwgrens gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 m.
3.3.3 Gebouwen en overkappingen voor verkeers- of verblijfsdoeleinden of voor openbare nutsdoeleinden
  • a. de inhoud bedraagt per gebouw maximaal 50 m³;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
3.3.4 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m en daarachter maximaal 3 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 6 m;
  • c. per erf of terrein mag maximaal één vlaggenmast worden geplaatst met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m
3.4 Specifieke functieregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de functie 'Woongebied' is aan een aantal maatwerkvoorschriften gebonden.

3.4.1 Aan huis verbonden beroep

Het gebruik van (bijgebouwen bij) de eigen woning voor een aan huis verbonden beroep is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • b. maximaal 25% van de bestaande oppervlakte van de woning inclusief (bij)gebouwen mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep, met een maximum van 50 m²;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die het aan huis verbonden beroep, al dan niet met medewerkers, uitoefent;
  • d. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met de omringende woonomgeving;
  • e. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
3.4.2 Bed & breakfastvoorziening

Het gebruik van de hoofdgebouwen voor een bed & breakfastvoorziening is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. er mogen maximaal vier bedden gebruikt worden voor bed & breakfast;
  • b. de vestiging van een bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw;
  • c. een bed & breakfast mag geen tekenen van een wooneenheid vertonen, zoals een keuken;
  • d. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • e. maximaal 30% van de bestaande vloeroppervlakte van de gebouwen mag worden gebruikt voor de bed & breakfastvoorziening, met een maximum van 50 m2;
  • f. degene die de gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die de bed & breakfast uitoefent;
  • g. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met de omringende woonomgeving;
  • h. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Toepassingsbereik

In aanvulling op het gestelde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen, gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in 4.3 de nadere regels.

4.2 Functieomschrijving

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Bedrijventerrein' zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage Staat van bedrijven;
  • b. dienstverlening;
  • c. per bedrijf één bedrijfswoning met bijgebouwen;
  • d. groenvoorzieningen en water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • e. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • f. in de bestemming seksinrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn begrepen;
  • g. onder water doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater worden begrepen;
  • h. bedrijven wat betreft parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad of losruimte dienen te voorzien op eigen terrein.
4.3 Beoordelingsregels

In aanvulling op het gestelde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van gebouwen tevens de volgende regels:

Het bouwen op de gronden met de functie 'Bedrijventerrein' is aan een aantal regels gebonden.

4.3.1 Bedrijfsgebouwen

In aanvulling op het gestelde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van bedrijfsgebouwen tevens de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. bedrijfsgebouwen mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bedrijfsgebouw';
4.3.2 Bedrijfswoning
  • a. per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de voorgevels van de bedrijfswoningen dienen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;
  • c. de diepte van bedrijfswoningen maximaal 14 m bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedraagt;
  • e. bijgebouwen hebben een maximale goot/bouwhoogte van respectievelijk 3 en 6 meter en dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • f. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • g. in afwijking van het gestelde onder f geldt dat op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse perceelgrens het bouwen van gebouwen is toegestaan, mits:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
    • 3. de afstand tot de voorgevelbouwgrens minimaal 2,5 meter bedraagt.
4.3.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van verkeers en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
4.4 Specifieke functieregels
4.4.1 Ander soort bedrijf

Tot een gebruik, strijdig met deze functie, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. detailhandel met uitzondering van:
    • 1. ondergeschikte productiegebonden detailhandel;
  • b. webwinkels;
  • c. bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2 of de bijlage Lijst van bedrijven Goor.
4.5 Omgevingsplanactiviteit
4.5.1 Vergunningsplicht

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 sub c in die zin dat tevens bedrijven zijn toegestaan die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2 mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 3, maar die qua aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in bijlage Staat van bedrijven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Planologische gebruiksactiviteiten

6.1 Algemeen

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten. Hieronder wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het (zelfstandig) bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde (bedrijfs)woningen;
  • b. seksinrichtingen.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 milieuzone - intrekgebied
7.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende functies, mede voor de bescherming van de bodem- en de (grond)waterkwaliteit ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

7.1.2 Beoordelingsregels

Ter plaatse van deze aanduiding mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, ten behoeve van drinkwatervoorzieningen tot een maximale bouwhoogte van 2 m.

7.1.3 Specifieke functieregels

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de onbebouwde grond en de opstallen op een zodanige wijze, dat daardoor de kwaliteit van de bodem en de kwaliteit van het (grond)water in gevaar kan komen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in het plan in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. het bepaalde in het plan in die zin dat functie- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de functieregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 45,00 m;
  • d. de functieregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 15,00 m;
  • e. de functieregels in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. deze vergroting maximaal 10 m² per plaatselijke verhoging zal bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak zal bedragen;
    • 3. de vergroting leidt tot een bouwhoogte van maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
8.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals genoemd in 8.1 kan alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de brandveiligheid;
  • c. het bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de woonsituatie;
  • g. stedenbouwkundige karakteristieke gebouwen.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

9.2 Parkeren en laden en lossen
  • a. Indien de (wijziging van de) omvang, het bouwen van en/of de bestemming van een gebouw danwel het terrein daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht, conform Bijlage 1 Parkeernormen Hof van Twente) op eigen terrein in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw danwel die functie behoort. Deze ruimte dient op een verkeersveilige en afdoende wijze bereikbaar te zijn voor auto's en/of vrachtauto's.
  • b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten minimaal 2,50 m bij 5 m en maximaal 3,25 m bij 6 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - minimaal 3,50 m bij 5 m bedragen.
  • c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte dient op een verkeersveilige en afdoende wijze bereikbaar te zijn voor auto's en/of vrachtauto's.
  • d. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en c:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimten, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietspecifieke bouwaanduiding uitgesloten - bedrijfsgebouw gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende TAM-omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.