direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Delden Zuid 2015, wijzigingsplan kade Delden
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Twentekanalen (totale lengte 65 kilometer) vormen een belangrijke scheepvaartverbinding tussen de IJssel in Gelderland en watergebonden bedrijven en havens in de regio Twente. De hoofdtak begint bij de IJssel bij het dorpje Eefde ten noorden van Zutphen en loopt langs de plaatsen Almen, Lochem, Goor, Delden en Hengelo naar Enschede. Ten westen van Delden loopt een zijtak naar Almelo. De ligging en indeling zijn weergegeven in navolgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Indeling en ligging Twentekanalen (bron: Ruimtelijke onderbouwing kade Delden, d.d. 18 april 2016) 

Als zodanig vormen deze kanalen een belangrijke scheepvaartverbinding tussen de IJssel met watergebonden bedrijven en havens in Twente. Momenteel zijn de Twentekanalen een klasse IV vaarweg (laadcapaciteit tot 1.500 ton). Gelet op de ontwikkelingen in het achterland en de inzet van grotere schepen, voldoet de huidige diepte niet meer, waardoor schepen slechts beperkt kunnen afladen. Verruiming van de Twentekanalen tot klasse Va maakt dat bedrijven in Twente beter bereikbaar worden voor grotere scheepvaart (laadcapaciteit tot 3.000 ton). Hiermee wordt de concurrentiepositie van de binnenvaart versterkt als milieuvriendelijk alternatief voor andere vormen van transport.

Het project ‘Verruiming Twentekanalen fase 2’ behelst het integraal bevaarbaar maken van het Twentekanaal voor schepen van klasse Va (maximaal tonnage 1.500 - 3.000 ton, maximale schiplengte 110 meter). Rijkswaterstaat heeft, als fase 1, enkele jaren geleden het traject van Eefde tot aan Delden verruimd. Momenteel wordt Fase 2 van de verruiming voorbereid.

De verruiming van het Twentekanaal betreft 4 trajecten (ook wel “panden” genoemd):

  • 1. het voorpand: het kanaal tussen de IJssel en de Eefdese beek.
  • 2. kanaaltak Delden - Hengelo: het hoofdkanaal tussen sluis Delden en sluis Hengelo.
  • 3. kanaaltak Hengelo – Enschede: het hoofdkanaal tussen sluis Hengelo en de havens van Enschede.
  • 4. de zijtak: het zijkanaal vanaf het splitsingspunt tot en met Almelo.

Aangezien het ter plaatse van de haven Delden (kade), hierna plangebied, niet mogelijk is om binnen de bestaande beschoeiing de beoogde breedte te verkrijgen, dient het vigerend bestemmingsplan "Delden Zuid 2015" gewijzigd te worden. In dit kader is door Arcadis op 18 april 2016 een ruimtelijke onderbouwing opgesteld voor het inkassen van de kade te Delden. Deze ruimtelijke onderbouwing is ten grondslag gelegd aan voorliggende toelichting.

1.2 Het plangebied

Het plangebied is gelegen ten zuidwesten van de kern Delden, grenzend aan het bedrijventerrein Schneidersbos. Navolgende afbeelding geeft de huidige (los)kade weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: Huidige loskade (bron: Google)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan "Delden Zuid 2015", welke op 6 oktober 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld. Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart van voornoemd bestemmingsplan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0003.jpg"

Afbeelding 1.3: Uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron: bestemmingsplan Delden Zuid 2015)

Op grond van dit bestemmingsplan is aan het plangebied de bestemming "bedrijventerrein" en de dubbelbestemming "waterstaat-bebouwingsvrij" toegekend. Tevens voorziet het vigerend bestemmingsplan in een wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de kade. Op grond hiervan is het mogelijk de bestemming "bedrijventerrein" te wijzigen in "water". In dit kader dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

  • het gaat om de verbreding van het Twentekanaal ten behoeve van de toegankelijkheid en het laden en lossen van categorie 5a schepen;
  • na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 ("water") van toepassing zijn.

Op grond van het vorenstaande is het mogelijk om de bestemming van de kade te wijzigen in "water". Voorliggend wijzigingsplan voorziet hierin.

1.4 Leeswijzer

Dit wijzigingsplan bestaat uit de toelichting en de juridische bindende regels en verbeelding. De toelichting is opgebouwd uit 8 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plangebied en de huidige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het voor de ontwikkeling relevante beleid. In hoofdstuk 4 wordt de milieuplanologische haalbaarheid van de ontwikkeling onderzocht. Hier komen aspecten als milieu, flora en fauna en archeologie aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 6 wordt de opzet van het plan en de wijze van bestemmen behandeld. In de hoofdstukken 7 en 8 komt ten slotte de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan aan bod.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein Schneidersbos en grenst aan het Twentekanaal. Het kanaal wordt gebruikt voor het vervoer van zand, grind, zout, veevoer en containers. Daarnaast vervult het kanaal een functie voor de recreatie (pleziervaart, sportvisserij) en afwatering. Ter plaatse van het plangebied vindt overslag van diverse (bulk)goederen plaats.

Navolgende afbeelding geeft de huidige situatie ter plaatse van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0004.jpg"

Afbeelding 2.1: Huidige situatie plangebied (bron: Google)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft het relevante rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen.

3.2 Rijksbeleid

MIRT staat voor Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport. Het programma is bedoeld om een regionaal of landelijk integrale afweging van infrastructuurprojecten te kunnen maken. Het programma bevordert bovendien de samenwerking tussen het Rijk en de regio. Met de voorkeurs-beslissing wordt een eenduidige scope (voorkeursalternatief) afgesproken. Daarnaast wordt door het ministerie van Infrastructuur en Milieu het daarvoor benodigde budget gereserveerd.

Op 28 november 2013 heeft minister Schultz van Haegen de zogeheten voorkeursbeslissing over de tweede fase van de verruiming van de Twentekanalen bekend gemaakt. In haar brief aan de Tweede Kamer (kenmerk IENM/BSK-2013/242732) geeft de Minister aan dat het voorkeursalternatief vastgelegd is. Het voorkeursalternatief betreft het integraal onderhouden en verruimen van het voorpand van het kanaal tot een krap profiel voor schepen met 3,5 meter aflaaddiepte en het integraal onderhouden en verruimen van de kanaalpanden Delden-Hengelo, Hengelo-Enschede en de zijtak naar Almelo tot een krap Va profiel voor schepen met 2,80 meter aflaaddiepte. Ook worden wachtplaatsen, opstelplaatsen (kades) en zwaaikommen geschikt gemaakt voor klasse Va-schepen".

Conclusie

De in te kassen kade geldt als één van de noodzakelijke activiteiten om invulling te geven aan de beslissing van de Minister. Er is geen sprake van strijdigheid met rijksbeleid.

3.3 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie en bijbehorende –verordening van de Provincie Overijssel (2009) is vastgelegd (paragraaf 2.6.2.3) dat voor economische ontwikkeling goede verbindingen, waaronder vaarwegen, van en naar stedelijke netwerken en streekcentra heel belangrijk zijn. Tevens is de ambitie vastgelegd (paragraaf 4.5.4 en 5.5.4) om de kwaliteit en het aandeel goederenvervoer over water (en spoor) te versterken, tegenover het faciliteren over de weg. Dit om de congestie op de hoofdinfrastructuur voor autoverkeer te beperken en het leefmilieu in stedelijk gebied te verbeteren (geluid, lucht).

De Twentekanalen worden benoemd als onderdeel van de 'Hoofdinfrastructuur', met een voorgenomen investering ten behoeve van het verbreden en verdiepen van verbindingen en vaargeulen. Specifiek wordt "het goed bevaarbaar zijn voor 3-laagscontainervaart" als ambitie genoemd (paragraaf 5.5.4) voor de Twentekanalen.

In de Waterbijlage, behorend bij genoemde visie, wordt nogmaals onderstreept dat "het belang van het oppervlaktewater voor de scheepvaart zwaarwegend is, en veiliggesteld dient te worden, qua waterdiepte, breedte en omvang van kunstwerken/sluizen."

Conclusie

De in te kassen kade kan worden opgevat als een invulling van de Provinciale ambitie om de Twentekanalen te versterken op gewenst niveau. Er is geen sprake van strijdigheid met Provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

Het plangebied ligt in de gemeente Hof van Twente, binnen het vigerende bestemmingsplan "Delden Zuid 2015" (NL.IMRO.1735.Deldenzuid2015-VS10, vastgesteld op 25 augustus 2015). De ligging van de in te kassen kade is indicatief weergegeven in navolgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0005.jpg"

Afbeelding 3.1: Indicatieve weergave kadelijn

Op grond van het bestemmingsplan "Delden Zuid 2015" is het plangebied bestemd als "bedrijventerrein" en "waterstaat" (dubbelbestemming). Ter plaatse geldt de gebiedsaanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 2".

Gronden met de bestemming "bedrijventerrein" zijn - voor zover relevant - bestemd voor bedrijven tot en met categorie 4.1 en water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater. Tevens is het bedrijfsmatig laden en lossen van goederen vanaf het water toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding "laad- en losplaats". De diepere inkassing is geprojecteerd op gronden met de bestemming "bedrijventerrein" waardoor deze bestemming aangepast dient te worden in een passende bestemming.

De bestemming "waterstaat - bebouwingsvrij" betreft een dubbelbestemming voor de bescherming van waterschapsbelangen ter voorkoming van belemmeringen voor het vaarverkeer. Deze dubbelbestemming voorziet in een bebouwingsvrije zone. Binnen deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming en ten behoeve van vervanging en verbouw van de bestaande bebouwing. Verbreding van het Twentekanaal en daarmee de diepere inkassing is niet van invloed op de breedte van de bebouwingsvrije zone. Het landgedeelte waarop deze bebouwingsvrije zone van toepassing is, wordt alleen iets smaller.

Voor gronden met de "gebiedsaanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 2" geldt dat burgemeester en wethouders de bestemming kunnen wijzigen in de bestemming "water", mits:

  • a. het gaat om de verbreding van het Twentekanaal ten behoeve van de toegankelijkheid en het laden en lossen van categorie 5a schepen;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 ("Water") van het bestemmingsplan Delden Zuid 2015 van toepassing zijn.

De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de brandveiligheid;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de woonsituatie.

Conclusie

De verbreding van het Twentekanaal en daarmee de diepere inkassing is geprojecteerd op gronden met de bestemming "bedrijventerrein". De bestemming van deze gronden is niet toereikend voor de beoogde ontwikkeling. Middels de wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming ter plaatse worden gewijzigd in "water" om zodoende het Twentekanaal te kunnen verbreden. Van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, brandveiligheid, verkeersveiligheid, de milieusituatie en de woonsituatie is geen sprake. Kortheidshalve wordt verwezen naar de uitgevoerde onderzoeken, zoals weergegeven in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.

4.1 Natuur

De diepere inkassing van de kade betekent dat een deel van het bedrijventerrein daarvoor plaats moet maken. Dit betreft gebied zonder natuurwaarde.

4.1.1 Beleidsbeschrijving

In het kader van planontwikkeling dient onderzocht te worden of de uitvoering van het plan vergunbaar is op grond van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Het deelrapport van het uitgevoerde onderzoek is opgenomen als bijlage 1.

Met de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet zijn de Europees rechtelijke verplichtingen vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn in ons nationale recht geïmplementeerd. De Vogel- en Habitatrichtlijn richt zich op het behouden van de Europese biodiversiteit. Dit doel wordt enerzijds nagestreefd door het beschermen van soorten en anderzijds door de bescherming van gebieden die een samenhangend netwerk (Natura 2000) vormen. De soortbeschermende verplichtingen zijn door Nederland overgenomen in de Flora- en faunawet; de gebiedsbeschermende bepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998. In deze wet is tevens de bescherming van de beschermde (staats)natuurmonumenten vastgelegd.

Naast voorgaande twee wetten is er ook nog het Natuurbeleidsplan van 1990. In dit plan werd de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd als middel om natuur en landschap duurzaam te behouden. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van aaneengesloten natuurgebieden in Nederland (NNN). De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden, een aantal bestaande wateren en nieuwe natuur op landbouwgrond.

Het rijksbeleid ten aanzien van de begrenzing en de bescherming van de EHS is vastgelegd in de Nota Ruimte. Het beleid is vertaald in regelgeving in de Ontwerp-Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte (AMvB Ruimte) en per provincie uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening.

4.1.2 Toets Flora- en Faunawet

De voorgenomen werkzaamheden kunnen een effect hebben op de volgende diersoortgroepen:

  • Vleermuizen. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek kan de aanwezigheid van verblijfplaatsen in voornoemde bomen/struiken uitgesloten worden. Boven het water en de oevers foeragerende vleermuizen kunnen door werkzaamheden verstoord worden.
  • Broedvogels. De bomen/struiken bevatten geen holten of jaarrond beschermde nesten. Algemene broedvogels (bijvoorbeeld heggenmus, mezen, etc.) kunnen hier wel broeden. Door de inkassing van de kade alsmede door de aanpassingen aan de oevers gaan deze broedlocaties mogelijk verloren.
  • Grondgebonden zoogdieren. De oevers zijn het leefgebied van algemene zoogdiersoorten (Tabel 1 FF-wet). Er worden geen streng beschermde grondgebonden zoogdiersoorten verwacht. Langs het kanaal kunnen algemene zoogdiersoorten door werkzaamheden verstoord worden.
  • Vissen. Het Twentekanaal is een kunstmatig waterlichaam, dat door de harde beschoeiingen (geen natuurlijke overgangen van land naar water), de diepte (onvoldoende ondiepe oeverzones) en de hoge turbiditeit door scheepvaart een beperkt ontwikkelde onderwatervegetatie kent. In Overijssel komen de bittervoorn en de kleine en de grote modderkruiper met name in het noordwestelijke deel (laagveenplassen) en de rivier de IJssel voor. Schone wateren met voldoende gevarieerde plantengroei en goed begroeide oevers zijn belangrijk als leef- en voortplantingsgebied van deze soorten. Door bovengenoemde factoren heeft het Twentekanaal maar een zeer beperkt leef- en voortplantingsgebied en is daardoor niet erg geschikt als leefgebied voor de bittervoorn en de kleine en grote modderkruiper; deze soorten zullen wel in het kanaal voorkomen, maar alleen in lage aantallen.
  • Amfibieën en reptielen. Door eerdergenoemde omgevingsfactoren (kunstmatig waterlichaam, harde beschoeiingen, de diepte en de hoge turbiditeit) is het Twentekanaal ongeschikt als leefgebied voor beschermde amfibieën en reptielen (ringslang). Op de oevers van het kanaal kunnen incidenteel algemeen voorkomende amfibieën (Tabel 1 FF-wet) voorkomen. Door het inkassen van de kade kunnen deze mogelijk verstoord of gedood worden.
  • Vaatplanten. Uit een inventarisatie blijkt dat ter plaatse geen beschermde soorten aanwezig zijn.

Negatieve effecten die kunnen optreden worden gemitigeerd door maatregelen in een ecologisch werkprotocol. Hiermee wordt geborgd dat de werkzaamheden plaatsvinden binnen de regels van de vigerende wetgeving.

4.1.3 Toets Natuurbeschermingswet 1998

Voor de voorgenomen ingreep is voor het gehele project "Verruiming Twentekanalen Fase 2" een voortoets uitgevoerd (Grontmij, 2012 GM-0074580, revisie 3.0). Uit de voortoets blijkt dat door de voorgenomen ontwikkeling er significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden kunnen optreden, evenals effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Beschermd Natuurmonument.

Ten opzichte van de getoetste ontwikkelingen door Grontmij zijn minieme wijzigingen in het ontwerp opgenomen. Deze ontwerpwijzigingen hebben geen invloed op de mogelijke effecten in de gebruiksfase. Voor de realisatiefase is het voorgenomen ontwerp apart getoetst in een voortoets. Ook hieruit volgen significante effecten, waardoor er een NB-wetvergunning aangevraagd dient te worden.

Per 1 juli treedt het Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking. Aangezien de reguliere procedure voor NB-wet-aanvraag nog niet is gestart, valt het project Verruiming Twentekanalen Fase 2 hier automatisch onder. Voornoemd project is verder een zogenaamd 'MIRT-project' (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) van het ministerie van IenM (Infrastructuur en Milieu). MIRT-projecten staan op prioritaire projectenlijst van de PAS.

Voor elk project op deze lijst is al ontwikkelingsruimte gereserveerd, gebaseerd op specifieke projectkenmerken van een project zoals de precieze locatie en de omvang van de stikstofdepositie. Het uitvoeren van een separate passende beoordeling is hierdoor niet noodzakelijk.

4.1.4 Ecologische hoofdstructuur

De locatie maakt geen deel uit van de EHS. De wijzigingen hebben geen negatieve uitwerking op beschermde natuurgebieden binnen de EHS, aangezien deze niet binnen het beoogde plangebied aanwezig zijn.

4.1.5 Conclusie

Negatieve effecten kunnen optreden, maar kunnen tegelijkertijd worden gemitigeerd door maatregelen vast te leggen in een ecologisch werkprotocol. Hiermee is geborgd dat de werkzaamheden plaatsvinden binnen de regels van de vigerende wetgeving. Vanwege hun beschermde status, is een ontheffing Ff-wet vereist voor het tijdelijk verstoren van het leefgebied voor de bittervoorn en modderkruiper.

De effecten op beschermde natuurgebieden zijn reeds opgenomen in de PAS, waartoe een NBwet-vergunning is aangevraagd.

Met inachtneming hiervan vormt natuur geen beperking voor de voorgenomen ontwikkeling van bedrijfsbestemming naar water.

4.2 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2.

De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het relevant toetsingskader voor archeologie bestaat uit de Monumentenwet 1988, Verdrag van Malta 1992, Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007 (WAMz), Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2), Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), provinciaal beleid, gemeentelijk beleid.

Het archeologisch bureauonderzoek richt zich op archeologische bronnen als de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de archeologische database Archis2 van de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE), het provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid. Ook wordt gebruik gemaakt van de topografische kaart, de geomorfologische kaart, de hoogtekaart (AHN) en de bodemkaart. Ten slotte is historisch kaartmateriaal gebruikt om de bestemming van het plangebied in het verleden vast te stellen.

4.2.1 Landschap

Het Twentekanaal doorsnijdt veelal het typische kampenlandschap, nog goed zichtbaar in deze tijd als typisch cultuurlandschap. Dit landschap wordt gekenmerkt door vlakken, terrassen, lage ruggen en heuvels en welvingen. Deze hoogteverschillen zijn in de ijstijden maar ook in de laatste eeuwen ontstaan door gebruik van de gronden. Daarbij behoren ook de omwalde akkertjes en weilanden, landgoederen en buitenplaatsen.

Het gebied ten westen van het plangebied maakt onderdeel uit van dit landschappelijk waardevol gebied. De inkassing zelf niet. Bij de totstandkoming van de verruiming is het vanuit landschappelijk oogpunt wenselijk dat er aandacht wordt besteed aan toegankelijkheid en bereikbaarheid, ook voor de recreant.

Alle bruggen en sluizen, dus ook brug Europalaan, zijn landschappelijk specifiek ingepast met behulp van bosschages. Bij de uitwerking dient ter hoogte van de brug voldoende groen over te blijven zodat deze bruggen herkenbaar blijven in het landschap.

4.2.2 Cultuurhistorie

Twente, van oudsher een agrarisch gebied met karakteristieke esdorpen en kleine steden, ontwikkelde zich in de 19e eeuw tot een industriestreek van steeds grotere betekenis. De aanleg van de Twentekanalen behoort zeker tot deze ontwikkeling. Het vernieuwende van de Twentekanalen is niet alleen de technische innovatie, maar ook de ruimtelijke kwaliteit. Zoals blijkt uit de rapportage, opgenomen in bijlage 2, is er veel aandacht besteed aan de esthetische en landschappelijke vormgeving. Met de wijze waarop het kanaal aangelegd is (deels met de hand gegraven), in een tijd waarin werkloosheid voor veel mensen in de regio dagelijkse realiteit was, vertelt het Twentekanaal haar eigen verhaal in de geschiedenis van dit gebied. Het plangebied maakt, behalve als onderdeel van het Twentekanaal zelf, geen onderdeel uit van waardevolle cultuurhistorische objecten.

4.2.3 Archeologie

De kade is gesitueerd in een overgangsgebied van lagere gronden naar hogere. De bodem wordt gekenmerkt door podzolgronden. Op de verwachtingskaart van de gemeente valt dit deelgebied in een zone met een hoge archeologische verwachting. De vondsten in de directe omgeving van het plangebied uit de Middeleeuwen en de Steentijd bevestigen deze verwachting. Hoewel de Steentijd-vondst administratief geplaatst is, toont het wel de lange bewoningsgeschiedenis van de omgeving aan. De hoge verwachting geldt dan ook voor resten van bewoning uit de Steentijd tot en met de Middeleeuwen.

Tijdens de werkzaamheden zal minimaal 10 meter grond vergraven worden. Echter gezien de huidige situatie van het plangebied waarin de ingreeplocatie bestraat en bebouwd is, is de kans dat er nog onverstoorde archeologische resten op deze plaats liggen zeer onwaarschijnlijk.

4.2.4 Conclusie

Het inkassen van de kade heeft minimaal effect op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Bij de inpassing van de inkassing verdient de bosschage bij de Europaweg-brug aandacht. Er is wel sprake van een hoge archeologische verwachting. Echter vanwege de ligging van de bestaande kade is de kans klein dat hier archeologische waarden worden aangetast

4.3 Bodem

Er dient aangetoond te worden of de huidige milieuhygiënische bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde toekomstige bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Een optimale afstemming tussen bodemkwaliteit en functie is belangrijk om het opleggen van gebruiksbeperkingen te voorkomen.

Om te toetsen in hoeverre de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming, is een bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5740. Aansluitend op het vooronderzoek is voor de hele locatie ook een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Tevens is voor de aanwezige waterpartijen een waterbodemonderzoek uitgevoerd.

De huidige aanwezige damwand wordt verwijderd, een deel van de oever/het land direct achter de damwand wordt vergraven, en voorzien van een nieuwe damwand.

De bodemsituatie ter plaatse is beoordeeld aan de hand van informatie afkomstig uit de volgende rapporten (respectievelijk opgenomen als bijlage 3 en 4):

  • CSO, Twentekanalen (fase 2) Vooronderzoek, kenmerk 13M1100.R002.RP.GL, d.d. 3 september 2013;
  • ARCADIS, Historisch onderzoek verruiming Twentekanalen, kenmerk C03021.000207.00113, d.d. 18 april 2014.

Op basis van historisch onderzoek geldt dat er binnen het plangebied geen (ernstige) bodemverontreinigingen verwacht worden. Het resultaat van het uitgevoerde bodemonderzoek bevestigt deze aanname: alleen in de bovengrond is (plaatselijk) een licht verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond (indicatief weergegeven in navolgende afbeelding). De gepresenteerde resultaten worden representatief bevonden voor de gehele onderzoekslocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0006.jpg"

Afbeelding 4.1: Kaartfragment uit verkennend bodemonderzoek met daarop weergegeven de verontreinigingssituatie: geel betekent licht verontreinigd, groen niet verontreinigd (bron: verkennend bodemonderzoek)

4.3.1 Conclusie

De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Water

Voor een gedetailleerde beschrijving van de Watertoets wordt verwezen naar hoofdstukken 2 en 3 van het Effectendossier, opgenomen in bijlage 5.

4.4.1 Waterkwaliteit

Ter plaatse van de nieuw in te kassen kade bevindt zich momenteel geen water. In algemene zin wordt wel opgemerkt dat, als gevolg van de verruiming van de Twentekanalen, er sprake zal zijn van een lichte verbetering. Dit aangezien er (sterk) verontreinigd slib uit het kanaal wordt verwijderd. Door te baggeren worden nutriënten die in het slib zitten, uit het watersysteem verwijderd. Met het verwijderen van het slib is er ook minder bodemmateriaal dat opwervelt en het water vertroebelt.

4.4.2 Waterkwantiteit

De verkassing van de kade, alsmede de gehele verruiming van de Twentekanalen, is niet van invloed op de (gereguleerde) waterstand in het kanaal, deze blijft ongewijzigd ten opzichte van de huidige situatie. Na het bereiken van de gewenste diepte voor de kade, dient de hydraulische weerstand van de waterbodem gelijk te zijn aan de rest van het kanaal (na uitvoering van de verruiming).

Uitgangspunt voor het ontwerp is hierbij dat er netto geen verslechtering optreedt in de geohydrologische situatie voor de regio ten opzichte van de huidige situatie.

4.4.3 Conclusie

Uit de watertoets blijkt dat het aspect water geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Akoestiek

De verkassing van de bestaande kade is niet in betekenende mate van invloed op de akoestische situatie. De bedrijfsmatige activiteiten die plaatsvinden, als gevolg van laden en lossen, vormen onderdeel van de voorschriften (o.a. gevelbelasting) uit de milieuvergunningen van de desbetreffende inrichtingen die gebruik maken van deze faciliteiten. Het feit dat de exacte locatie van laden en lossen circa 10 meter opschuift, is hier niet van invloed op. Anders gezegd: in de huidige situatie dient aan de geldende voorschriften voldaan te worden, en aan diezelfde voorschriften zal ook in de toekomstige situatie voldaan moeten worden.

4.5.1 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Luchtkwaliteit en verkeer

Voor het aspect luchtkwaliteit zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Voor deze componenten geldt dat de achtergrondconcentraties in Nederland vaak dicht tegen de grenswaarden aan kunnen liggen. Op basis van de scheepvaartprognoses worden voor NO2 en PM10 totale emissies berekend voor een aantal trajecten. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt per traject in vaarintensiteit, type vaarweg, scheepstype, beladingsgraad en de vaarrichting.

Door het verdiepen en verruimen van de Twentekanalen zal de beladingsgraad van bulkschepen toenemen. Na de planrealisatie zal de beladingsgraad van schepen in klasse IV en Va beter worden benut. Er is dus niet zozeer sprake van een toename in schepen, als wel in omvang goederen. De beladingsgraad van de containerschepen zal niet wijzigen ten opzichte van de autonome situatie. Derhalve heeft dit onderzoek alleen betrekking op de bulkschepen. Onderhavige informatie is afkomstig van de m.e.r.-beoordeling, opgenomen in bijlage 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0007.jpg"

Afbeelding 4.2: Concentratie NOx, ligging kade indicatief weergegeven (bron: M.e.r. beoordeling)

Zoals blijkt uit vorenstaande afbeelding, bedraagt de achtergrondconcentratie NO2 direct langs het Twentekanaal nergens meer dan 21 µg/m³. Alle achtergrondconcentraties in de huidige situatie nabij het plangebied liggen ver onder de grenswaarde van 40 µg/m³ voor de jaargemiddelde concentratie NO2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0008.jpg"

Afbeelding 4.3: Concentratie PM10, ligging kade indicatief weergegeven (bron: M.e.r. beoordeling)

In de huidige situatie liggen de achtergrondconcentraties PM10 direct langs het Twentekanaal niet hoger dan 22 µg/m3, zoals blijkt uit vorenstaande afbeelding. Op circa 2,4 km naar het zuiden vanaf het Twentekanaal is er een locatie waar de achtergrondconcentratie meer dan 25 µg/m3 bedraagt, de concentratie is hier 25,04 µg/m3. Alle achtergrondconcentraties in de huidige situatie nabij het plangebied liggen ver onder de grenswaarde van 40 µ/m3 voor de jaargemiddelde concentratie PM10.

4.6.1 Conclusie

Uit de emissieberekeningen blijkt dat als gevolg van een afname in scheepvaart intensiteiten, de emissies NO2 en PM10 in de plansituatie afnemen. Deze afname in emissies treedt op alle vaarroutes op en wordt voornamelijk veroorzaakt door een afname in schepen in de CEMT-klassen IV en Va in de gebruiksfase. Doordat de emissies afnemen zal ook de bijdrage aan de concentraties NO2 en PM10 afnemen. Voor het aspect luchtkwaliteit kan worden geconcludeerd dat er naar verwachting sprake is van een positief effect en er zodoende geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Verkeer

4.7.1 Scheepvaart

De verkeersveiligheid wordt als gevolg van het verkassen vergroot. Dit, doordat hiermee een nautisch knelpunt wordt opgelost en er betere zichtlijnen op het water worden gecreëerd.

4.7.2 Wegverkeer

Het inkassen (versmallen) van de kade met circa 12 meter is van invloed op het kadegebruik door vrachtwagens (en op te stellen kraan) die gebruik willen maken van de gemeentekade. Er blijft echter nog voldoende ruimte over om aangepaste rijroutes voor het wegverkeer in te stellen. De kade zelf maakt geen onderdeel uit van het netwerk van openbare wegen, en is dus niet van invloed op de algemene verkeersveiligheid.

4.7.3 Conclusie

Het aspect verkeer levert geen belemmering op ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Externe veiligheid

Het Twentekanaal is een vaarweg waar incidenteel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (één schip per dag of minder). Het is geen aangewezen route onder het Basisnet Water.

De bevaarbaarheidsklasse in het gehele pand Delden-Hengelo verandert in de toekomstige situatie van klasse IV naar Va. Op basis van de uitkomsten van risicoberekeningen voor de jaren 2013 en 2023 leidt de aanpassing van het Twentekanaal niet tot externe veiligheidsrisico’s en dus ook niet tot een toename van externe veiligheidsrisico’s. Er is in de huidige, autonome en toekomstige situatie geen PR10-6 contour (plaatsgebonden risico) voorzien voor de vaarwegdelen van het Twentekanaal. Daarmee voldoen de onderzochte vaarwegdelen aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico zoals vermeld in artikel 41 van de Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten. Aangezien het groepsrisico in de huidige, autonome en toekomstige situatie niet aanwezig is (nihil), hoeft geen verdere verantwoording van het risico plaats te vinden.

4.8.1 Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Conventionele explosieven

Uit bureauonderzoek (Bombs Away, Rapportage actualisatie OCE-onderzoeken Twentekanalen Fase 2, kenmerk 13P035, d.d. 15 april 2014) blijkt dat het deel van de Twentekanalen waar het inkassen van de kade voorzien is, verdacht is op de aanwezigheid van geschutsmunitie. Een uitsnede van dit onderzoek is navolgend weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0010.jpg"

Afbeelding 4.4: Verdachte gebieden NGE (bron: Bombs Away, Rapportage actualisatie OCE-onderzoeken Twentekanalen Fase 2)

Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is het noodzakelijk om de veiligheid voor medewerkers en de omgeving te waarborgen. De WSCS-OCE 2012 vermeldt voorschriften om deze veiligheid te waarborgen. De Opdrachtnemer kan gebruik maken van beschermende maatregelen op water en op land.

De beschermende maatregelen op land:

  • Containers met zand/stro.
  • Aardewallen.
  • Big-bags met zand.
  • Scherfwerende dekens.
  • Scheiden van de munitiescheidingsinstallatie in geografie van risicovolle omgevingselementen.

Dit betekent dat de installatie op een locatie (op land) buiten de bewoonde wereld met een veiligheidszone er omheen (afhankelijk van het aan te treffen CE-soort) wordt neergezet.

De beschermende maatregelen op water:

  • De munitiescheidingsinstallatie op het water wordt beschermd door afschermingen van bijvoorbeeld scherfwerende dekens en/of hardhouten afschermingen op pontons om geen veiligheidszone aan te hoeven houden. Hierdoor kan in bijv. stedelijk gebied beveiligd gebaggerd worden.
4.9.1 Conclusie

Het aspect "conventionele explosieven" levert, bij het treffen van genoemde passende maatregelen, geen belemmering op ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Licht en zicht

4.10.1 Licht

Door het verdiepen en verruimen van de Twentekanalen zal de beladingsgraad van bulkschepen toenemen. Na de planrealisatie zal de beladingsgraad van schepen in klasse IV en Va beter worden benut. Het aantal schepen in klasse IV en Va neemt daardoor in de plansituatie af ten opzichte van de autonome ontwikkeling vanwege de hogere beladingsgraad na de planrealisatie. Ook zullen de schepen hierdoor dieper liggen, met verminderde lichthinder tot gevolg.

4.10.2 Zicht

Er is geen sprake van zichtsverlies voor nabijgelegen woningen of andere functies, of wijzigingen hierin ten opzichte van de huidige situatie.

4.10.3 Conclusie

De aspecten licht en zicht leveren geen belemmering op ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling.

4.11 M.e.r. beoordeling

Ten behoeve van de effectbeschrijving van onderhavige toelichting is voor bepaalde aspecten reeds verwezen naar en geciteerd uit, de m.e.r.-beoordeling die als onderdeel van het gehele project "Verruiming Twentekanalen" is opgesteld (zie bijlage 6.Hieronder is de conclusie van die beoordeling overgenomen.

Het Twentekanaal is een belangrijke vervoersader van en naar Twente. Om dit zo te houden, moet een aantal knelpunten opgelost worden. Voor de economische ontwikkeling van de regio Twente is het belangrijk dat grotere schepen de havens in Hengelo, Enschede en Almelo kunnen bereiken. Daarnaast moet er een oplossing worden gevonden voor de te lange wachttijden voor schepen bij Sluis Eefde, de belangrijkste toegang tot het kanaal.

Gelet op de bevindingen in hoofdstuk 3 wordt geconcludeerd dat de verruiming van de Twentekanalen (fase 2) geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu met zich meebrengt. Wanneer er geen 'belangrijke nadelige gevolgen' zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet nodig om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen. Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er geen relevante effecten zijn die het doorlopen van de m.e.r.-procedure zinvol maken. Gelet op het 'nee, tenzij'-principe heeft het bevoegd gezag besloten af te zien van een MER.

4.11.1 Conclusie

Voor het aspect MER kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling, als onderdeel van de gehele Verruiming Twentekanalen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

Het profiel dat wordt gerealiseerd bij de verruiming Twentekanalen fase 2 voldoet bij de reguliere waterstanden in het kanaal aan de eisen van een tweestrooks vaarweg in krap profiel zoals omschreven in de Richtlijn vaarwegen 2011. Om de gewenste diepgang te verkrijgen, wordt het gehele tracé gebaggerd. Voor het verkrijgen van voldoende breedte van het profiel, in verband met de nautische veiligheid, dient de bestaande beschoeiing ter plaatse van de haven Delden (kade) te worden verruimd (diepere inkassing). Dit omdat de kade in een flauwe bocht ligt en direct na de haven van Delden een brug ligt waar het kanaal een nog geringere breedte heeft. De grotere klasse Va schepen kunnen deze bocht in het kanaal niet op een voldoende veilige wijze nemen.

Naast de ontoereikende diepgang wordt een tweede belemmerend aspect gevormd door de bredere schepen die de route gaan bevaren en dus ook gaan aanleggen in de haven van Delden. In de huidige situatie en met de huidige regelgeving, zoals vastgelegd in het ligplaatsenbeleidsplan Oost Nederland, gelden bredere veiligheidszones dan waarin in de huidige situatie kan worden voorzien.

Voorgaande twee aspecten zijn van invloed op de passeerbaarheid van klasse Va schepen in dit deel van het Twentekanaal. Om een optimale veilige situatie te krijgen, dient daarom een verbreding in de buitenbocht te worden uitgevoerd. Echter, in de buitenbocht bevindt zich de haven van Delden (kade en wachtplaats). De enige manier om hier meer breedte te verkrijgen, is om de haven dieper "in te kassen", dat wil zeggen landinwaarts te vergroten met circa 12 meter.

Een kaart van het toekomstig ontwerp van de kade is opgenomen in bijlage 7. De gehele maatregelenkaart voor het Pand Delden – Hengelo is opgenomen in bijlage 8. In navolgende afbeelding is inzichtelijk gemaakt hoeveel "groter" de kade wordt gemaakt met het inkassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.DExKadeDelden-VS10_0011.jpg"

Afbeelding 5.1: Huidige sitautie (blauwe lijn) en toekomstige situatie (rode lijn) na inkassing (bron: Ruimtelijke onderbouwing Kade Delden, d.d. 18 april 2016, nr. C03021.000207.5010)

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het juridische deel van het wijzigingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel.

6.2 Opzet van de regels

6.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit wijzigingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012 en het vigerend bestemmingsplan Delden Zuid 2015, welke eveneens voldoet aan de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het wijzigingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1: Inleidende regels;
  • hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3: Algemene regels;
  • hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.
6.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

6.2.2.1 Begrippen

In artikel 1 zijn omschrijvingen gegeven van de in het wijzigingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. De bepalingen zijn overgenomen uit het bestemmingsplan "Delden Zuid 2015".

6.2.2.2 Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten (artikel 2) uitleg gegeven wat onder de diverse meetvoorschriften wordt verstaan.

6.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De bestemmingen zijn overgenomen uit het bestemmingsplan "Delden Zuid 2015".

6.2.3.1 Artikel 3: Water

Het Twentekanaal is bestemd voor water, verkeer in en over het water, groenvoorzieningen, verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen. Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. De bouwhoogte van overige bouwwerken, is vastgelegd in de regels van het wijzigingsplan.

6.2.3.2 Artikel 4: Waterstaat - Bebouwingsvrij

De bestemming "Waterstaat - Bebouwingsvrij" betreft een dubbelbestemming voor de bescherming van waterschapsbelangen ter voorkoming van belemmeringen voor het vaarverkeer. Deze dubbelbestemming voorziet in een bebouwingsvrije zone.

Binnen deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming en ten behoeve van vervanging en verbouw van de bestaande bebouwing.

Door middel van een afwijking in de regels is het mogelijk om binnen deze dubbelbestemming te bouwen nadat advies is ingewonnen van de beheerder van de watergang en nadat kan worden geconcludeerd dat de bouw niet tot grotere veiligheidsrisico's of belemmeringen ten aanzien van het verkeer op het Twentekanaal zal leiden.

6.2.4 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 5): deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een plan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene gebruiksregels (artikel 6): in deze regel is aangegeven wat onder verboden gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.

Algemene afwijkingsregels (artikel 7): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het wijzigingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit wijzigingsplan. In de slotregel is aangegeven hoe het wijzigingsplan wordt genoemd.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

De kosten voor de uitvoering van het project worden gedragen door Rijkswaterstaat, die hiervoor reeds budget heeft gereserveerd. De gronden die noodzakelijk zijn voor de inkassing, zijn reeds in eigendom van De Staat, deze worden momenteel in pacht aan de gemeente verhuurd. Tussen beide partijen worden afspraken gemaakt over het toekomstig eigenaarschap van de gronden.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Algemeen

Dit wijzigingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2a van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook zal ten aanzien van het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd worden met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van deze procedure en overleggen worden behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan zullen worden toegevoegd aan dit hoofdstuk.

8.2 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vanaf 28 juli 2016 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.