Plan: | Buitengebied Hof van Twente, herziening Erve Lankheet te Bentelo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1735.BGxLankheet2018-VS10 |
Voor de locatie Bentelosestraat 38 in Bentelo is een plan ontwikkeld ten behoeve van de bouw van één woning op het reeds ontwikkelde erf 'Erve Lankheet'. In het verleden heeft de locatie deelgenomen aan de rood-voor-rood regeling waarbij het agrarische bedrijf is gestaakt waarbij de aspegeteelt is voortgezet, de agrarische bedrijfsbebouwing is gesloopt en een compensatiewoning ter plaatse van de Bentelosestraat 38 is gebouwd. Het perceel aan de Bentelosestraat 38 is toen der tijd tevens aangewezen als een ontwikkellocatie voor derden om eventueel ook nog een derde en vierde compensatiewoning te realiseren. Inmiddels zijn 3 woningen ontwikkeld. De initiatiefnemers willen de vierde woning, gedeeltelijk buiten de daarvoor opgenomen aanduiding in het vigerende bestemmingsplan, realiseren ter compensatie van de sloop van agrarische bebouwing ter plaatse van de Beldsweg 16 te Ambt Delden en het gebruik van een sloopvoucher van de Bentelosestraat 22 te Hengevelde.
Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan, waardoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
Ligging
Het plangebied bestaat uit het erf aan de Bentelosestraat in Bentelo en de Beldsweg 16 in Ambt Delden. Het perceel aan de Bentelosestraat ligt net ten westen van de kern Bentelo. Aan de noordwestzijde wordt het perceel begrensd door de Bentelosestraat, aan de oostzijde door het sportpark De Pol en aan de zuid- en zuidwestzijde door bos en onbebouwde agrarische gronden. Het perceel aan de Beldsweg 16 ligt op circa twee kilometer ten westen van de kern Bentelo. Dit perceel wordt aan de zuid-westkant begrenst door de Dorreweg en de overige zijden zijn omringd door onbebouwde agrarische gronden. Op onderstaande afbeeldingen zijn beide locaties globaal weergegeven.
Figuur 1.1: ligging plangebied Beldsweg links, Bentelosestraat rechts (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Begrenzing
De begrenzing van het plangebied is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). De locatie aan de Bentelosestraat wordt begrenst door het vergrootte bouwvlak. Op de locatie Beldsweg 16 is de begrenzing gebaseerd op het voormalige agrarische bouwvlak. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.
Figuur 1.2: globale begrenzing plangebied met links de Beldsweg en rechts de Bentelosestraat (bron: atlasvanoverijssel.nl)
Beide locaties liggen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeente Hof van Twente op 9 december 2015.
Tevens is het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, herziening regels beleid KGO' van toepassing. Met deze herziening is het mogelijk om de regeling Rood voor Rood in Landbouwontwikkelingsgebieden, zoals de Beldsweg 16 te Ambt Delden, toe te passen.
In figuur 1.3 is een fragment uit de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente' opgenomen.
Figuur 1.3: uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente' met links de Beldsweg en rechts de Bentelosestraat (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Aan het plangebied aan de Beldsweg is de enkelbestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie verwachting 2' toegekend met een bouwvlak en de gebiedsaanduidingen luchtvaartverkeerszone, reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied en vrijwaringszone - radar. De gronden zijn daarmee in eerste instantie bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en een b&b met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.
Aan het plangebied aan de Bentelosestraat is de enkelbestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie verwachting 1' toegekend met een specifieke bouwaanduiding nieuwe woning. Daarnaast bestaan er de gebiedsanduidingen luchtvaartverkeerzone, reconstructiewetzone - verwevingsgebied en vrijwaringszone - radar. De gronden zijn daarmee in eerste instantie bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf en de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf als deze zodoende is aangeduid.
Beide planlocaties zijn tevens bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden en worden beschermd middels een vergunningsplicht voor werken geen bouwwerken en werkzaamheden.
De beoogde ontwikkelingen passen niet in het vigerende bestemmingsplan. Een herziening is dan ook noodzakelijk. Voorliggend plan voorziet hierin.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, herziening Erve Lankheet te Bentelo' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
De initiatiefnemers van onderhavig plan zijn eigenaar van het perceel aan de Bentelosestraat 38. De planlocatie is gelegen op 'Erve Lankheet' waarop reeds enkele woningen zijn gerealiseerd. De planlocatie ligt tegen de kern van Bentelo aan. De omgeving kenmerkt zich als het oude lichtglooiende kampenlandschap welke gedeeltelijk is omgeven door houtwallen en bosjes. De plattelandswegen in de kampen slingeren veelal door de velden en bosschages. De boerenerven bestaan meestal uit een oude boerderij, een stal en een schuur. Genoemde gebouwen staan veelal losjes rond een centraal pleintje gegroepeerd. Op en rond het erf staan groepjes eiken. De kern Bentelo ligt te midden van bosschages en velden en is ontstaan vanuit een agrarische nederzetting. Vanaf de jaren ‘50 van de vorige eeuw is het buurtschap uitgegroeid tot een dorp.
De beoogde slooplocatie betreft een agrarische onderneming aan de Beldsweg 16 te Ambt Delden. De bewoners zijn van plan om in de nabije toekomst te gaan staken met de de agrarische onderneming. Het gaat om de met rood omkaderde schuren (zie figuur 2.1) op dit perceel, met een oppervlakte van in totaal 566 m². Op het erf zijn naast deze sloopschuren twee bijgebouwen en een woonhuis aanwezig. De planlocatie ligt ca. 2 kilometer ten westen van de kern Bentelo in het landbouwontginningslandschap. Het erf ligt als blok geschakeld aan de weg welk onderdeel is van een planmatige en rechtlijnige structuur. In de omgeving zijn meerdere agrarische bedrijven, evenals woonerven te vinden.
Figuur 2.1: sloopopgave Beldsweg 16 Ambt Delden (bron: Atlas van Overijssel)
In de huidige situatie zijn rond het plangebied aan de Bentelosestraat drie woningen gerealiseerd. Dit bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid een vierde woning te ontwikkelen op het erf. De locatie ligt in een overgangszone van stedelijk naar landelijk gebied als entree van Bentelo. Door het toevoegen van nieuwe woningen ontstaat een bebouwingscluster in de landschappelijke setting van het kampenlandschap.
Inrichtingsplan
Om de ruimtelijke kwaliteit ter plekke te behouden en versterken is een inrichtingsplan opgesteld. In het inrichtingsplan wordt de bestaande waardevolle beplanting, zoals de groensingels rondom de sportvelden en de bomenrijen op en rondom het erf, gehandhaafd. Ook blijven de weilanden rondom de huidige bebouwing zoveel mogelijk behouden. Nieuwe beplanting wordt toegevoegd in de vorm van streekeigen solitaire bomen en beukenhagen als het erfgrens tussen het landschap en de kavels.
Figuur 2.2: toekomstige situatie Bentelosestraat (bron: Eelerwoude)
Sloop
Het agrarische bedrijf aan de Beldsweg 16 wordt beëindigd. De toekomstige situatie voor het erf aan de Beldsweg bestaat uit het slopen van de voormalige agrarische bebouwing in het kader van de rood-voor-rood regeling van de gemeente Hof van Twente. Op het perceel staat een bedrijfswoning en staan meerdere opstallen ten behoeve van het agrarische bedrijf en de woning. De landschapsontsierende opstallen zullen worden gesloopt welke een gezamelijk oppervlak hebben van 566m² . Het slopen van minimaal 850 m² aan landschapsontsierende bedrijfsbebouwing is een nadrukkelijke voorwaarde om gebruik te kunnen maken van de rood-voor-rood-regeling. De genoemde sloopmeters zullen worden aangevuld met een sloopvoucher met een oppervlakte van 563m² van de Bentelosestraat 22 te Hengevelde.
Inrichtingsplan
De compensatiewoning wordt niet gerealiseerd op het erf aan de Beldsweg, maar aan de Bentelosestraat. Om de ruimtelijke kwaliteit ter plekke te behouden en versterken is een inrichtingsplan ontwikkeld. Het erf zal zijn bestaande structuur behouden en zal met inheemse beplanting ingepast worden in het landschap. Zo zal het erf omzoomd worden met een ligusterhaag. Daarnaast worden er langs de oprit fruitbomen geplaatst.
Figuur 2.2: toekomstige situatie Beldsweg (bron: gemeente Hof van Twente)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit deze Structuurvisie heeft het Rijk op basis van de Wet ruimtelijke ordening, twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van elkaar in aard (beleidsmatig versus procesmatig):
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met de nationale belangen zoals deze benoemd zijn in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Artikel 3.1.6, leden 2 t/m 4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijven voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
Uit jurisprudentie is inmiddels gebleken dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is voor kleinschalige ontwikkelingen.
De compensatiewoning wordt gerealiseerd op een bestaand erf. In ruil daarvoor wordt elders landschapsontsierende bebouwing gesloopt, waardoor op dit erf sprake is van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Er wordt elders bebouwd gebied (voormalige agrarische opstallen) gesaneerd, waardoor deze bebouwing verdwijnt uit het gebied.
Uit jurisprudentie is inmiddels gebleken dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is voor zeer kleinschalige ontwikkelingen. Uit de uitspraken (ECLI:RVS:2013:2471 & ECLI:NL:RVS:2014:4720) blijkt namelijk dat de ontwikkeling van respectievelijk drie en acht woningen niet wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Onderhavig plan betreft de realisatie van één woning en is daarmee nog kleinschaliger. Een toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking is daarom niet van noodzakelijk voor het voorliggende plan.
De Omgevingsvisie Overijssel 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling nodig of mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Hierbij is onder andere het principe van 'zuinig en zorgvulig ruimtegebruik' (artikel 2.1.3) van belang die er voor staat dat in eerste instantie bestaande bebouwing en stedelijk gebied wordt benut, voordat er nieuwbouw in de groene omgeving plaatsvindt.
De bestaande (agrarische) bebouwing op het erf aan de Beldsweg 16 te Ambt Delden heeft geen toekomstperspectief en de eigenaren zijn voornemens het agrarische bedrijf te beëindigen. Om te voorkomen dat de bebouwing in verval treedt en een ongewenste situatie ontstaat, wordt ervoor gekozen de bebouwing te saneren. In het kader van rood voor rood mag op basis hiervan één compensatiewoning gerealiseerd worden.
In de voorgenomen ontwikkeling is er sprake van een rood-voor-rood ontwikkeling waarbij de te slopen opstallen in een landbouwontwikkelingsgebied liggen. De compensatie woning wordt niet op deze locatie ontwikkeld, maar wordt beoogd op een bestaand woonerf naast de kern van de Bentelo zodat het voornemen aansluit bij bestaande bebouwing in een omgeving waarin enige verdichting mogelijk is. Het voornemen draagt bij aan zorgvuldig ruimtegebruik en zorgt ervoor dat voormalig agrarische bebouwing gesloopt wordt. In ruil hiervoor mag een woonfunctie worden opgericht. Het voornemen is daarmee passend binnen de generieke beleidskeuzes.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is omlijnd met links de Beldsweg en rechts de Bentelosestraat (bron: provincie Overijssel)
De Beldsweg valt binnen het ontwikkelingsperspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalige landschap' en de Bentelosestraat in 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. In het ontwikkelingsperspectief voor agrarisch ondernemen ligt de nadruk met name op de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw. Op deze locatie worden de agrarische schuren gesloopt en krijgt de voormalige bedrijfswoning de bestemming wonen. Deze ontwikkeling levert geen extra belemmeringen op voor omliggende functies.
In het ontwikkelingsperspectief voor 'mixlandschap' wordt ruimte geboden aan een mix/verweving van verschillende functies. De plannen van initiatiefnemers doen geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied en leveren geen extra belemmeringen op voor omliggende functies in de omgeving. Binnen dit perspectief is ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrijetijd, wonen en overige bedrijvigheid. Het onderhavig plan geeft invulling aan dit perspectief; landschapsontsierende bebouwing wordt elders gesloopt en er mag in ruil hiervoor één compensatiewoning met bijbehorende bouwwerken worden teruggebouwd. Het geheel wordt landschappelijk ingepast en levert zodoende een bijdrage aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Gebiedskenmerken
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag geeft aan het gebied het kenmerk 'dekzandvlakte en ruggen' en 'beekdalen en natte laagtes' (zie figuur 3.3).
Figuur 3.3: Natuurlijke laag, omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Beide locaties liggen deels in het natuurlijke gebiedstype ‘dekzandvlakte en ruggen’ en deels in het type ‘beekdalen en natte laagtes’. Voor de dekzandvlaktes van Overijssel geldt dat deze gekenmerkt worden door een afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen. In het geval dat er ontwikkelingen plaats vinden, dan moeten deze bijdragen aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. De beekdalen en natte laagtes zijn belangrijke ruimtelijke en functionele dragers van de zandgebieden. De beken voeren het water af naar lager gelegen delen, maar vormen ook belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier. Samenhang en dynamiek zijn belangrijk voor het functioneren van het watersysteem.
Het onderhavig plan betreft de sloop van (agrarische) opstallen ter plaatse van de Beldsweg. De compensatiekavel wordt gesitueerd op het bestaande erf aan de Bentelosestraat 38 in Bentelo. Door het voornemen wordt fors geïnvesteerd op het gebied door een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Door het saneren van de agrarische opstallen ontstaat aldaar weer meer openheid, een kenmerk van de natuurlijke laag. Aan de Bentelosestraat is daarentegen reeds sprake van een locatie in nabijheid van bebouwing door de situering op een bestaand erf 'Erve Lankheet'. De vroegere zichtlijnen en hoogteverschillen in het landschap zijn niet meer dergelijke mate beleefbaar. Hier is het toevoegen van één woning dan ook als acceptabel te beschouwen. De landschappelijke inpassing is daarbij vormgegeven om zo veel mogelijk de waardevolle kenmerken te behouden. Geconcludeerd wordt dan ook dat de 'Natuurlijke laag' geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'oude hoevenlandschap' en 'Jong heide- en broekontginningslandschap' toe aan respectievelijk de gronden van de Bentelosestraat en de Beldsweg. In figuur 3.4 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.
Figuur 3.4: Laag van het agrarische cultuurlandschap, omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Beldsweg
Kenmerkend voor het jonge heide- en broekontginningslandschap waren oorspronkelijk de grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden. Deze waren functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemestte plaggen dienden als structuur verbeteraar en bemesting voor de akker gronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. Vanaf 1750 zijn vanuit de landgoederen en buitens ook veel van de voormalige heidegronden voor de jacht en houtproductie bebost.
De ontwikkeling ten behoeve van een Rood voor Rood woning elders met de Beldsweg als slooplocatie in het onderhavig plan doet geen afbreuk aan de kenmerken van het jonge heide- en broekontginningslandschap. Met het voornemen wordt de rechtlijnige landschappelijke structuur versterkt en waar nodig hersteld. Door de landschappelijke inpassing wordt recht gedaan aan de bestaande structuren en opbouw van het landschap. Het onderhavig plan is daarmee passend binnen het gebiedskenmerk.
Bentelosestraat
Ten aanzien van het agrarisch cultuurlandschap ligt de locatie aan de Bentelosestraat in het ‘oude hoevenlandschap’. Dit landschap heeft in essentie hetzelfde patroon en dezelfde kwaliteiten als het essenlandschap, maar is jonger, ontstaan op een kleinschaliger patroon in de ondergrond (kleine dekzandkopjes), opgebouwd vanuit individuele erven en daardoor kleiner van schaal. Het landschapstype kenmerkt zich door karakteristieke openheid, de bijzondere bodemkwaliteit met archeologische waarden en het huidige reliëf. Op de flanken ligt een kleinschalig landschappelijk raamwerk van landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimtes daartussen.
De ontwikkeling ten behoeve van de bouw van de compensatiewoning doet geen afbreuk aan de kenmerken van het oude hoevenlandschap. Met het voornemen wordt een reeds opgenomen mogelijke locatie voor een nieuwe woning als zodanig bestemd, zodat de bouw mogelijk is op de gewenste locatie binnen de bestaande bestemming 'wonen'. De ontwikkeling past binnen de huidige landschappelijke structuur.
De 'Stedelijke laag' en de 'Laag van de beleving' hebben binnen het plangebied geen specifieke kenmerken en blijven daarom verder buiten beschouwing.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente" omvat de juridisch-planologische regeling voor het landelijk gebied van de gemeente Hof van Twente. Het bestemmingsplan biedt, binnen de randvoorwaarden die gelden vanuit onder meer het landschap, milieu, water, archeologie en cultuurhistorie, ontwikkelingsruimte aan bestaande functies en speelt daarnaast in op toekomstige of mogelijk gewenste ontwikkelingen. Deze ontwikkelingsmogelijkheden zijn onder andere opgenomen in afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de toepassing van de volgende wijzigingsbevoegdheid.
In het artikel 'Wonen' van het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente" is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om te voorzien in één extra woning bij sloop van voormalige agrarische bebouwing. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 25.5.1. Daarnaast zijn in artikel 48 algemene procedureregels opgenomen met betrekking tot het toepassen van wijzigingsbevoegdheden. Deze artikelen staan hieronder uitgeschreven waarna voorliggend initiatief hieraan zal worden getoetst.
Artikel 25.5.1 Extra woning bij sloop van voormalige agrarische bebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor de bouw van één extra woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwe woning', in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Toetsing van het initiatief aan artikel 25.5.1
Hierna wordt het initiatief puntsgewijs getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Uitgaande van de huidige kwaliteiten van het landschap is een landschapsontwikkelingsvisie opgesteld. Per landschapstype is aangegeven welke kenmerken dienen te worden behouden en/of versterkt. De uitwerking is gebaseerd op vier thema’s:
behoud, herstel, aanleg en onderhoud van een samenhangend patroon van landschapselementen (beplantingen inclusief lanen, historische elementen met name in het kampenlandschap, open essen en erfbeplantingen) is het speerpunt;
dit doel uit zich met name in het behouden van relicten van het voormalige kampenlandschap, zonder de patronen te willen herstellen;
Deze thema’s worden vertaald naar concrete maatregelen, variërend van aanpassing van waterlopen tot verbrede landbouw en onderhoud van bestaande landschapselementen.
In het LOP worden drie geomorfologische delen onderscheiden: het plateau, het dekzandgebied en het stuwwal- en verzamelgebied.
Beide locaties liggen gedeeltelijk in het dekzandlandschap en tevens gedeeltelijk in het beekdalen en natte laagtes landschap. Daarbinnen liggen de planlocaties gedeeltelijk in het landschapstype 'oude hoevenlandschap', ook wel ‘kampenlandschap’ genoemd, en het 'jonge heide- en broekontginningslandschap.
Het dekzandgebied is het lager gelegen vrij vlakke gebied tussen het plateau en de stuwwal bij Markelo. Het wordt doorsneden met beken die min of meer parallel in noordwestelijke richting afstromen, richting de Regge in het verzamelgebied. Door het intensieve landbouwkundige gebruik en ruilverkavelingen zijn delen van het oorspronkelijk gevarieerde en kleinschalige landschap met natte laagtes gecreëerd door de beken nauwelijks meer herkenbaar. Dit gebied wordt thans gekenmerkt als agrarisch werklandschap: een half open landbouwgebied. De linten van beken en wegen zorgen nog enigszins voor oriëntatie en ordening. Hier komen relicten voor zoals oud bouwland, houtwallen, singels, bosjes en erfbeplanting. De samenhang tussen de landschapselementen is er beperkt.
Daar waar het kampenlandschap is uiteengevallen geldt naast erfinrichting, alleen behoud van landschapselementen en in principe geen actief herstel van het landschapspatroon om de landbouwfunctie voldoende ruimte te bieden. De wegbeplanting volgt historische wegen en paden met eiken. De erfinrichting in het kampenlandschap wordt bepaald door een open achterkant en besloten voorkant bij het woonhuis met een onregelmatige structuur van bebouwing en dichte beplanting en kleine bospercelen rondom paden en lanen. De ligging is meestal iets van de doorgaande weg af met een slingerende toegangslaan naar de losse achterkant. Het “voor” is meer besloten en formeler aangelegd met een haagomheining waarbinnen de nuts- en siertuin is aangelegd. Naast fruitbomen markeert veelal een solitaire boom het voorhuis.
Ten opzichte van het omliggende hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Strakke ordening van de bebouwing en beplanting, gesloten beplantingen op de erfgrenzen kenmerken de erfinriching. De Beldsweg kenmerkt zich met de genoemde structuur.
Toets
Aan de Beldsweg worden door het behoud van karakteristieke schuren en een inrichtingsplan dat aansluit bij het landschapstype de kwaliteiten van het erf versterkt. Aan de Bentelosestraat zijn de aanwezige landschapselementen reeds behouden en versterkt. Bij het inrichtingsplan voor het perceel is aangesloten bij de cultuurhistorische kenmerken van het gebied. De ontwikkelingen op beide locaties passen daarmee binnen het beleid uit het LOP.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggende plan en plangebieden van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Het plan betreft de bouw van een nieuwe woning ter compensatie voor de sloop van landschapsontsierende opstallen. Het onderhavige project wordt niet gezien als een m.e.r.- plichtige activiteit omdat deze pas geldt bij een stedelijke ontwikkeling van 100 hectare of meer, 2000 woningen of meer en bij een ontwikkeling met een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Het milieubelang is in dit bestemmingsplan zorgvuldig afgewogen in de plantoelichting (zie dit hoofdstuk).
De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden, waar het onderhavige project onder blijft. Het ruimtebeslag van het onderhavige project ligt ruimschoots beneden de drempelwaarde. Conclusie die op grond hiervan getrokken kan worden is dat het onderhavige project niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is. Dit betekent dat volstaan kan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoeksresultaten vormvrije m.e.r.-beoordeling
Binnen deze beoordeling moet aandacht worden besteed aan twee onderdelen:
1. Een beschrijving van de activiteit, met in het bijzonder een beschrijving van de fysieke kenmerken van de gehele activiteit en een beschrijving van de locatie van de activiteit, met bijzondere aandacht voor de kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de activiteit van invloed kan zijn;
2. Een beschrijving van de waarschijnlijk belangrijke gevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebben, voor zover er informatie over deze gevolgen beschikbaar is.
Hieronder wordt kort ingegaan op de bovengenoemde onderdelen:
1. Het project dat voorziet in een rood voor rood voornemen binnen de gemeente Hof van Twente staat reeds afdoende beschreven in Hoofdstuk 2 van deze bestemmingsplantoelichting.
2. Het voornemen heeft geen belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu. Het toevoegen van één woning heeft geen grote verkeersaantrekkende werking. Er wordt een geruime hoeveelheid bebouwing gesloopt aan de Beldsweg in Ambt Delden. Deze ontwikkeling op zich zelf heeft reeds een positieve uitwerking voor wat betreft milieu. Hiervoor mag, ter compensatie aansluitend aan de kern Bentelo één extra woning gerealiseerd worden, welke landschappelijk ingepast wordt.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat er geen sprake is van nadelige effecten. Dit volgt uit de uitkomsten van de onderzoeken waarvoor wordt verwezen naar Hoofdstuk 4. Het in dit hoofdstuk beschreven onderzoek geeft een voldoende goed beeld van de (milieu)situatie en de effecten van het plan daarop.
Conclusie
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het milieubelang van de ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen. Gelet op de kenmerken van het onderhavige project (zoals het feit dat de omvang ruimschoots onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. ligt), de plaats van het onderhavige project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen er geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Alternatieven hoeven dan ook niet te worden afgewogen; het onderhavige project is niet m.e.r.-plichtig. Bij de beoordeling is rekening gehouden met de in de bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling aangegeven criteria.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Bentelosestraat
Met het toevoegen van een extra woning aan de Bentelosestraat op Erve Lankheet in Bentelo is er ook sprake van het toevoegen van een extra milieugevoelige functie binnen het gebied. Zodoende is een toetsing verricht voor bedrijven en milieuzonering. De locatie voor de compensatiekavel is gesitueerd binnen een gebied met diverse woonfuncties op het bestaande erf. In de nabije omgeving is een agrarische bedrijf aanwezig welke zich op een minimale afstand bevindt van 100 meter. Het betreft een intensieve veehouderij wat betekent dat er een milieucategorie van 4.1 met een richtafstand van 200 meter geldt. De nieuwe woning valt binnen deze afstand. Echter voor ruimte-voor-ruimte woningen geldt een vaste afstandsmaat van 50 meter in het buitengebied.
Op het perceel aan de Bentelosestraat bevindt zich een bedrijf dat asperges verwerkt en verkoopt. Ten oosten van de locatie ligt het sportpark de Pol. Volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ dient voor een akkerbouwbedrijf tot milieugevoelige functies een richtafstand van 30 meter in acht te worden genomen vanwege het aspect geluid. Voor een veldsportcomplex met verlichting dient een richtafstand van 50 meter in acht te worden genomen, ook vanwege het aspect geluid. De nieuw te bouwen woning ligt binnen deze richtafstanden ten opzichte van het veldsportcomplex. In paragraaf 4.5 wordt echter aangetoond dat het aspect geluid geen problemen oplevert voor voorliggend plan. Daarnaast geldt dat niet bij alle velden op het sportpark verlichting aanwezig is; het dichtstbijzijnde sportveld met verlichting ligt op een afstand van meer dan 50 meter van de compensatiewoning.
Op het perceel aan de Bentelosestraat bevindt zich een timmerbedrijf. Door de bedrijfsvoering geldt voor dit bedrijf een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. De gevel van de compensatiewoning wordt op een afstand van minimaal 50 meter van het bedrijfsperceel gerealiseerd, waardoor voldaan wordt aan de genoemde richtafstanden voor deze aspecten.
Beldsweg
De slooplocatie zal worden omgezet naar een woonbestemming. Hiermee is er sprake van het toevoegen van een milieugevoelige functie binnen het gebied. Ter plaatse van de Beldsweg 23B, tegenover de Beldsweg 16, ligt een intensieve veehouderij. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid en 30 meter voor het aspect stof. Het bedrijfsperceel van het bedrijf Beldsweg 23B valt binnen de richtafstand van 50 meter. In onderhavig geval betreft het echter de omzetting van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere woning. De onderlinge afstand wordt daarbij niet verkleind, waardoor er als gevolg van het plan geen extra belemmeringen ontstaan voor het agrarisch bedrijf aan de Beldsweg 23B. Het aspect stof voldoet aan de richtafstand.
Voor wat betreft het aspect geur gelden wettelijke normen. In paragraaf 4.3 wordt daarom voor dit aspect een nadere onderbouwing verschaft.
Met inachtneming van vorenstaande voldoet het voornemen voor wat betreft milieuzonering.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Toets
Bentelosestraat
Voor de Bentelosestraat geldt dat een agrarisch bedrijf op een afstand van circa 100 meter ligt. Echter voor woningen en andere geurgevoelige objecten bij andere veehouderijen of bij andere voormalige veehouderijen (die op of na 1 maart 1990 zijn opgehouden onderdeel uit te maken van een andere veehouderij) is artikel 3, eerste lid niet van toepassing. Voor deze geurgevoelige objecten geldt een minimumafstand tussen het emissiepunt van een dierenverblijf en de gevel van het geurgevoelig object (artikel 3, tweede lid van de Wgv). Deze minimumafstand is 50 meter, waar de locatie aan voldoet.
Beldsweg
Voor de Beldsweg geldt dat er een agrarisch bouwvlak binnen de 50 meter van de gevel van het woonhuis ligt. Aan de Beldsweg wordt de agrarische bestemming omgezet in een woonbestemming. Tegenover de woning is een intensief agrarische bedrijf aan de Beldsweg 23B aanwezig. Op grond van de Wgv geldt voor woningen die onderdeel hebben uitgemaakt van een veehouderij een vaste afstand van ten minste 50 m tot andere veehouderijen. Het bedrijfsperceel van het bedrijf Beldsweg 23B valt binnen deze afstand. In onderhavig geval betreft het echter de omzetting van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere woning. De onderlinge afstand wordt daarbij niet verkleind, waardoor er als gevolg van het plan geen extra belemmeringen ontstaan voor het agrarisch bedrijf aan de Beldsweg 23B. Voor het overige zijn er nabij het plangebied aan de Beldsweg geen veehouderijen aanwezig op een afstand kleiner dan 50 m.
Voor wat betreft het aspect geur blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Beldsweg
Aan de Beldsweg wordt geen bebouwing toegevoegd waardoor bodemonderzoek achterwege kan blijven.
Bentelosestraat
Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een verkennend bodemonderzoek door Kruse Milieu BV, projectcode 17061410, d.d. 25-10-2017, om ter plaatse de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen (zie Bijlage 1).
Het terrein is beschouwd als niet verdacht. In totaal zijn er 4 boringen verricht, waarvan er één is doorgezet in de ondergrond en afgewerkt tot peilbuis. De bodem op de onderzoekslocatie bestaat vanaf het maaiveld is tot circa 1.0 m-mv zeer fijn tot matig fijn, zwak siltig, zwak humeus zand aangetroffen waaronder tot einde boordiepte (3.2 mmv) matig fijn, zwak siltig zand is opgeboord. In de ondergrond zijn plaatselijk sporen oer aangetroffen. Er zijn geen bodemvreemde materialen waargenomen. Door de veldwerker zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld of in de bodem. Het grondwater is in de peilbuis aangetroffen op een diepte van 1.10 m-mv.
Resultaten chemische analyses
Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
Conclusies en aanbevelingen
De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, aangezien er een lichte overschrijding van de streefwaarde is aangetoond. In het grondwater is een lichte verontreiniging aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4. Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren. De boven- en ondergrond zijn niet verontreinigd.
Op basis van het historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld of in de bodem.
Slotconclusie
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreiniging geen risico voor de volksgezondheid oplevert. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Alcedo heeft een onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de nieuwbouw aan de Bentelosestraat. Het doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Bentelosestraat en de Kieftenweg. Omdat er in het plangebied een aspergebedrijf aanwezig is en er nabij het plangebied een sportcomplex ligt, heeft er aanvullend onderzoek plaatsgevonden om na te gaan in hoeverre hierdoor akoestische knelpunten bij de nieuwe woningen kunnen ontstaan.
Wegverkeerslawaai
Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:
Deze zonering geldt niet:
In onderhavig plan gaat het om de geluidszone van de Bentelosestraat en de Kieftenweg. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege wegverkeer bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting hoger is, kan door het bevoegd gezag een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Aan deze hogere grenswaarde is echter een plafond verbonden. Het plangebied ligt in buitenstedelijk gebied en de hoogst toelaatbare grenswaarde bedraagt daarom 53 dB.
De overdrachtsberekening voor de wegen is uitgevoerd overeenkomstig Standaard Reken Methode 2 van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting op de woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Bentelosestraat en de Kieftenweg, gecorrigeerd conform artikel 110g van de Wgh, niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De optredende geluidsbelasting bedraagt maximaal 48 dB.
De geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Bentelosestraat en de Kieftenweg geen akoestische belemmeringen geeft met betrekking tot de Wgh voor voorliggend plan.
In onderhavig geval ter plaatse van de Beldsweg vindt er een omzetting van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere woning plaats. De onderlinge afstand tussen de om te vormen bedrijfswoning en het dichtsbijzijnde bedrijf wordt daarbij niet verkleind. Akoestisch onderzoek wordt daarmee als niet noodzakelijk geacht.
Railverkeerslawaai en industrielawaai
Aspergebedrijf
Het aspergebedrijf in het plangebied aan de Bentelosestraat bestaat uit een winkel en een bedrijfshal waarin was- en sorteerwerkzaamheden plaatsvinden. In de omgeving van de inrichting is de nieuwe woning in onderhavig plan geprojecteerd en zijn meerdere bestaande woningen aanwezig. De afstand tussen de grens van de inrichting en de dichtstbij gelegen gevel van de nieuwe woning bedraagt minder dan de richtafstand van 10 meter voor een bedrijf met detailhandel.
Volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ dient voor een akkerbouwbedrijf tot milieugevoelige functies een richtafstand van 30 meter in acht te worden genomen vanwege het aspect geluid. Omdat de nieuwe woningen zich binnen de richtafstand van 30 meter van de inrichting bevinden en de inrichting daarom akoestische belemmering naar de omgeving kan geven is er een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Op grond van het onderzoek blijkt dat:
Timmerwerkplaats
Nabij het plangebied heeft Bouwbedrijf Buschers een werkplaats waarin machinale werkzaamheden kunnen plaatsvinden. In de omgeving van de inrichting is de nieuwe woning geprojecteerd en zijn bestaande woningen aanwezig. De afstand tussen de grens van de inrichting en de dichtst bij gelegen gevel van de nieuwe woning bedraagt circa 50 meter. Door Alcedo is een notitie opgesteld waarin de geluidsbelasting van de timmerwerkplaats om de nieuwe woningen is onderzocht.
Volgens de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering dient voor een bedrijfsgebouw bouwnijverheid (algemeen) een afstand tot milieugevoelige functies van 50 meter in acht te worden genomen vanwege het aspect geluid. Geconcludeerd wordt dat de nieuwe woningen zich binnen de richtafstand van 50 meter van de inrichting bevinden en de inrichting daarom akoestische belemmering voor de inrichting kan geven. Aanvullend akoestisch onderzoek is noodzakelijk.
Uit het onderzoek van Alcedo blijkt dat er bij de nieuwbouw en de bestaande woningen wordt voldaan aan de geluidsvoorschriften zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het hoogst optredende maximaal geluidsniveau wordt veroorzaakt door een personenauto tijdens werkzaamheden in de werkplaats en bedraagt bij beoordelingspunt 012 in de dag en avondperiode maximaal respectievelijk 67 en 65 dB(A). In de nachtperiode wordt het maximale geluidsniveau veroorzaakt door de bestelauto en bedraagt 57 dB(A). Er wordt bij de nieuwbouw en de bestaande woningen voldaan aan de geluidsvoorschriften zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit.
Sportcomplex
Ten oosten van het plangebied is het sportcomplex de Pol gelegen. Binnen de inrichtingsgrenzen van het sportcomplex zijn onder andere voetbalvelden (waarvan één verlicht), twee tennisbanen, sportzalen, een buitenschoolse opvang en een kantine aanwezig. Direct grenzend aan het plangebied ligt het hoofdvoetbalveld. De afstand tussen de grens van de inrichting en de dichtstbij gelegen gevel van de nieuwe woningen bedraagt circa 30 meter.
Volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ dient voor een veldsportcomplex met verlichting een richtafstand tot milieugevoelige functies van 50 meter in acht te worden genomen vanwege het aspect geluid. Omdat de nieuwe woningen zich binnen de richtafstand van 50 meter van de inrichting bevinden en de inrichting daarom akoestische belemmering naar de omgeving kan geven is er een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Het sportcomplex valt onder het Activiteitenbesluit en de maximale geluidsniveaus zijn hetzelfde als hierboven bij het aspergebedrijf beschreven. Dit geldt ook voor de bepaling van de bronsterktes van de geluidsbronnen
Op grond van het onderzoek blijkt dat:
De conclusie is dat:
In de nabijheid van de locatie aan de Beldsweg en de Bentelosestraat liggen geen spoorwegen of industrieterreinen.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Beldsweg
Ter plaatse van de slooplocatie aan de Beldsweg 16 te Ambt Delden zal als gevolg van onderhavig plan het aantal verkeersbewegingen afnemen. Het agrarische bedrijf wordt gestaakt. Zodoende zullen ook de verkeersbewegingen die voort komen uit deze bedrijvigheid verdwijnen. Daarmee heeft het voornemen een positieve invloed op de luchtkwaliteit.
Bentelosestraat
In de toekomstige situatie is er sprake van één extra woning aan de Bentelosestraat in Bentelo. Verkeersbewegingen bestaan enkel uit het af en aanrijden van de bewoners. Hierdoor zullen de verkeersbewegingen door het voornemen nauwelijks toenemen. Voor zover er sprake zal zijn van een toename aan verkeersbewegingen, zal deze zeer beperkt zijn. Als wordt uitgegaan van een worst-case scenario kan het aantal verkeersbewegingen op 10 per dag gesteld worden. Er zal geen of nauwelijks sprake zijn van vrachtverkeer, waardoor het percentage vrachtverkeer op 0 gezet kan worden. In figuur 4.2 is de worst-case berekening weergegeven met 10 extra voertuigbewegingen.
Figuur 4.2: Worst-case berekening voor bijdrage van extra verkeer (bron: infomil.nl)
Uit deze berekening volgt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig. Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt bovendien dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Toets
Figuur 4.3: uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl).
Uit de inventarisatie blijkt dat binnen een straal van minimaal 3.5km van de plangebieden geen risico's op basis van de externe veiligheid zijn gelegen, derhalve geldt dat het plangebied:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Waterbeheerplan 2016-2021
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het moppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Watertoetsproces
Op 31-01-2018 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht voor de locatie aan de Beldsweg en de Bentelosestraat, zie respectievelijk Bijlage 2 en Bijlage 3. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toets
Door SAB is een quick scan uitgevoerd, d.d. 21-08-2009, waarin op basis van een gebiedsanalyse (ruimtelijk-ecologisch), beschikbare soortgegevens en een eenmalige veldverkenning uitspraken zijn gedaan over de mogelijke aanwezigheid van beschermde planten en dieren in het plangebied. De locatie aan de Bentelosestraat is beoordeeld op geschiktheid voor beschermde planten en diersoorten en de verwachte effecten op deze soorten.
Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS))
Op ongeveer 500 meter ten oosten van het plangebied ligt een gebied dat aangewezen is als nog te realiseren nieuwe natuur binnen de NNN. Verder ligt op ongeveer 700 meter ten zuidoosten van het plangebied bos dat aangewezen is als NNN (bestaande natuur). Gezien de afstand en lokale ingrepen in het plangebied, zijn negatieve effecten op de NNN niet te verwachten.
Beschermde gebieden
De plangebieden liggen niet in- of direct grenzend aan beschermd natuurgebied zoals een Natura 2000-gebied of beschermd natuurmonument. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied ligt op meer dan 10km afstand van het plangebied. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal. Dat wil zeggen dat er geen negatief effect op natuurgebied buiten het onderzoeksgebied op treedt. Gelet op de invloedsfeer en de ligging op enige afstand van Natura 2000-gebied, wordt gesteld dat de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied niet negatief beïnvloed wordt. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd te worden.
Bentelosestraat
Beschermde soorten
In het kader van de Wet natuurberscherming dient te worden nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt) en of dieren opzettelijk worden verontrust. De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben. Invloeden die leiden tot een verminderde geschiktheid van het plangebied als bijvoorbeeld foerageergebied zijn niet ontheffingsplichtig, tenzij het een zodanig belang betreft dat bij het wegvallen van deze functie ook de vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten niet langer kunnen functioneren.
Algemeen voorkomende soorten
Door de sloop, de grondbewerking en de nieuwbouw, zullen alle aanwezige soorten negatieve effecten ondervinden van de ingreep. Voor de meeste soorten is dit tijdelijk van aard. In de toekomst zijn de tuinen waarschijnlijk ook weer geschikt als leefgebied. De meeste van de aanwezige soorten als bijvoorbeeld de egel, huisspitsmuis en mol zijn beschermd en vallen onder het lichte beschermingsregime van de Wet natuurberscherming . Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een ontheffing mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties.
Strikt beschermde soorten
Op basis van de verspreidingsgegevens, de aanwezige habitattypen en biotoopeisen van de mogelijk in de omgeving voorkomende soorten worden er geen vaste rust- en verblijfplaatsen van strikt beschermde planten- en/of diersoorten als eekhoorn, steenmarter, das en wild zwijn verwacht in het plangebied. Zoals al eerder vermeld kunnen nesten van vogels worden verstoord als in het broedseizoen wordt gestart met werkzaamheden.
Wel kan de aan de oostzijde van het plangebied gelegen bomenrij als belangrijke vliegroute voor vleermuizen dienen. Om deze reden dient de toekomstige bebouwing op meer dan tien meter afstand van deze bomen gerealiseerd te worden, zodat de potentiële vliegroute niet wordt aangetast.
Conclusie
Een vergunning of ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming wordt met de plannen niet noodzakelijk geacht, indien voldaan wordt aan de hierboven genoemde tien meter afstand. De woning in onderhavig plan valt buiten de zone van 10 m van de bomenrij.
Beldsweg
Op de locatie aan de Beldsweg zijn de voormalige agrarische opstallen reeds gesloopt. Daarmee kan aanvullend onderzoek achterwege blijven.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
Bentelosestraat
Door RAAP is een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd aan de Bentelosestraat voor alle geprojecteerde woningen, zo ook voor de woning in onderhavig plan. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold bij de aanvang van het veldonderzoek voor deze locatie een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische overblijfselen uit de periode van de Steentijd tot en met de Nieuwe tijd. Gezien het grondgebruik en de egalisatie van de aanwezige dekzandrug in het verleden zou de bodem mogelijk zodanig diep geroerd kunnen zijn dat eventueel aanwezige archeologische waarden sterk aangetast of volledig verstoord zouden kunnen zijn.
Tijdens het veldonderzoek is gebleken dat deze laatste veronderstelling inderdaad correct was: mogelijk aanwezige archeologische resten mogen daardoor als verloren worden beschouwd. Daarnaast hebben de boringen en oppervlaktekarteringen geen archeologische indicatoren opgeleverd. Aangenomen mag worden dat de kans op (nog intacte) archeologische resten in dit deel van het plangebied verwaarloosbaar klein is. Door onderhavig plan zullen naar alle waarschijnlijkheid dan ook geen archeologische waarden worden verstoord. Archeologisch vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.
Beldsweg
De locatie aan de Beldsweg heeft een middelhoge verwachting. Bij ingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 5000 m² is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Omdat op deze locatie de bodem in het verleden al verstoord is en de te slopen oppervlakte kleiner is dan 5000m² , wordt een archeologisch onderzoek hier niet noodzakelijk geacht.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat in de nabije omgeving van de plangebieden geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
Het plangebied voor de compensatiewoning wordt ontsloten via de Bentelosestraat. Dit betreft een 60 km/u weg in de nabijheid van het dorp Bentelo. De weg vormt geen hoofdontsluitingsweg en de verkeersintensiteiten zijn zodoende relatief beperkt. Deze weg kan de (zeer beperkte) toename van verkeersbewegingen als gevolg van de realisatie van één Rood voor Rood-woning eenvoudig afwikkelen. Het aspect 'verkeer' levert geen belemmeringen op voor dit plan.
Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, waar voldoende ruimte is om in parkeerplaatsen te voorzien. Het aspect 'parkeren' levert derhalve geen belemmeringen op voor dit plan. Aan de situatie aan de Beldsweg in Ambt Delden vinden geen significante wijzigingen plaats. De ontsluiting blijft conform huidige situatie en het aantal verkeersbewegingen neemt naar verwachting slechts af. Hiermee blijft sprake van een aanvaardbare situatie voor wat betreft verkeer en parkeren.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
In een bestemmingsplan mag worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen nadere eisen kan stellen;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen.
Middels de bevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan wijzigen.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Enkelbestemmingen
'Agrarisch'
De gronden binnen de bestemming ‘Agrarisch’ bestaan uit een combinatie aan functies. Deze gronden zijn voornamelijk bestemd voor het agrarisch gebruik en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
'Wonen'
De als 'Wonen' bestemde gronden zijn bestemd voor het wonen met bijbehorende bouwwerken en daaronder begrepen wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en nutsvoorzieningen. Het te herbouwen landhuis mag alleen binnen het bouwvlak worden gesitueerd. Per bouwvlak is één (nieuwe) woning toegelaten.
Dubbelbestemmingen
'Waarde - Archeologische verwachting 2'
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening 2008 (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie B onder 4, waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Op 31-01-2018 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap Vechstromen een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 29 maart 2018 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.